Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Volgende maand is het alweer twee jaar geleden dat ik hier voor het eerst een vraag heb gesteld over het Gravensteen. Ik vrees dat dat tijdens deze legislatuur ook niet de laatste keer zal zijn. Uw missie als bemiddelaar, na de hevige kritiek van actiegroepen, waarvan SOS Gravensteen de bekendste was, hebben we hier ook meermaals besproken.
Helaas moet ik vaststellen dat er nog steeds geen zicht is op een concrete oplossing. De Standaard van 11 mei 2022 benoemde het zelfs als: “Het steekspel rond het Gravensteen krijgt surrealistische trekjes.” Gent en de stadsbouwmeester, die hevig gekant zijn tegen het plan voor de ingang langs het water, zien dit voorstel nogmaals voorgelegd aan Vlaanderen voor advies.
Dit alles wordt nog eens overschaduwd door de miljoenen euro’s subsidies die bij uw collega-minister van Toerisme, Zuhal Demir, klaarliggen om de toegang tot het Gravensteen aantrekkelijker te maken en toegankelijker voor minder mobiele bezoekers. Die zouden nog deze legislatuur moeten worden besteed. Er beginnen in Gent zelfs stemmen op te gaan om dan gewoon maar niets te doen en alles bij het oude te laten.
We appreciëren uw poging om in deze zaak te bemiddelen en we vinden het dan ook op zijn minst jammer dat u nu ter zake door de stad Gent in het ongewisse wordt gelaten.
Hebt u zicht op wat er nu uiteindelijk zal worden beslist rond het Gravensteen?
Zullen de begindoelstelling en de daarmee samenhangende subsidies doorgevoerd worden? In welke vorm zou dat dan volgens u moeten gebeuren?
Zijn er plannen om ook de minister van Toerisme, Demir, in het overleg te betrekken?
Is de optie om niets te veranderen aan het Gravensteen volgens u een reële optie?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijn antwoorden zijn kort, omdat er eigenlijk weinig nieuwe ontwikkelingen zijn, maar u hoeft dat niet verkeerd op te nemen.
Als minister volg ik de voortgang op via mijn administratie en sta ik open voor overleg mocht Gent dit nodig achten. Er zijn al heel wat opties onderzocht en het agentschap heeft de gevraagde adviezen verleend. De uiteindelijke beslissing ligt bij de stad Gent. Op dit moment hebben wij daar geen formele rol in te vervullen. Wij moeten wachten tot opnieuw officieel de procedure van de vergunningsaanvragen en dergelijke begint te lopen. Pas dan krijgen wij opnieuw een rol. Op dit moment is dat dus niet zo.
Ik heb hierover geen bijkomende contacten meer gehad met de stad Gent. Ik ben hier dus niet van op de hoogte. Om het proces blijvend alle kansen te geven, doe ik dus ook geen voorafnames over wat er zou moeten gebeuren. We hebben, heel oprecht, echt geprobeerd om onze bemiddelingsrol te vervullen en om ons een beetje neutraal op te stellen, ook al zijn we dat in se niet helemaal, maar we hebben ons tegenover dat stukje wel zo opgesteld. Ik zal daar nu ook geen afbreuk aan doen.
Ik ben niet op de hoogte van plannen om minister Demir in het overleg te betrekken. Ik zal hier zelf ook geen initiatief rond nemen. We hebben indertijd wel met minister Demir contact opgenomen met de vraag of het mogelijk was om de timing, de periode van die subsidie te verlengen, en daar is zij mee akkoord gegaan. Dat bood net wat meer kansen om daar verder aan te werken, maar er is verder geen contact geweest.
U vraagt of het een reële optie is om niets aan het Gravensteen te veranderen. Dat lijkt mij onwaarschijnlijk. De plannen zijn een antwoord op een reële vraag, een vraag naar een betere toegankelijkheid en een aangenamere beleving als bezoeker. Ik ben overtuigd dat het Gravensteen erfgoed is waar we trots op mogen zijn en waar we ook mee moeten uitpakken.
Om de vele bezoekers goed te kunnen ontvangen, is nog altijd een zekere vorm van herinrichting nodig. Laat mij u daar iets meer over vertellen. Ik ben er echt van overtuigd – en dat sluit wat aan bij wat collega Veys daarnet zei – dat ons erfgoed een manier is om onze trots op ons verleden te tonen. Er zijn natuurlijk ook delen van onze geschiedenis die minder mooi waren, daar niet van, maar we moeten elementen uit ons verleden koesteren omdat ze ons gemaakt hebben tot de samenleving, de natie die we vandaag zijn. Daarom vind ik het wel belangrijk dat we daar ook mee uitpakken. Uitpakken met iets is soms heel moeilijk te combineren met het in stand houden zoals het is. Het is misschien een beetje een vergezocht voorbeeld, maar als je Brugge echt in zijn glorie wilt tonen, dan zou je daar al het gemotoriseerd vervoer moeten weren. Dan bots je echter op een hedendaagse invulling van hoe we dat erfgoed willen tentoonstellen. Ik denk dat er daarvan in het buitenland heel mooie voorbeelden zijn. Denk bijvoorbeeld aan hoe op de Mont Saint-Michel of in Carcassonne de Franse identiteit wordt tentoongespreid. Dat is iets wat wij ook moeten kunnen, ook met het Gravensteen. Dat betekent dat wij die ingreep moeten doen. Je moet altijd een evenwicht zoeken tussen het erfgoed op zijn mooist of zijn sterkst bewaren zoals het is en dat erfgoed aan de wereld, en in de eerste plaats aan de Vlaming zelf, tonen. Je moet daarin een duidelijk evenwicht vinden.
Niets doen met het Gravensteen zou ik dus persoonlijk heel jammer vinden, omdat ik vind dat dat, echt waar, een belangrijk stukje erfgoed is, waarmee we meer moeten uitpakken en waarvan we de toegankelijkheid en uitstraling moeten vergroten. Daarvoor moeten we een juist evenwicht vinden. We wachten op de stad Gent om daar verder aan bij te dragen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik zou dat zeker niet verkeerd durven op te nemen. Ik sluit mij ook volledig aan bij uw mening dat ons erfgoed iets is waarmee we onze trots kunnen tonen en waarmee we kunnen uitpakken. Ik volg u daar volledig in, maar ons erfgoed volledig ontsieren kan natuurlijk ook niet de bedoeling zijn. Het lijkt dat in het dossier van het Gravensteen momenteel het evenwicht een beetje zoek is.
Begin vorige maand heb ik de bevoegde schepen in Gent daarover ondervraagd. In Gent is er momenteel een gigantische schuldenput. Men heeft 200.000 euro uitgetrokken om nieuwe plannen te maken, die dan nauwelijks beter bleken te zijn dan de vorige plannen. Wat ons betreft heeft het schepencollege maar twee opties als het agentschap voet bij stuk houdt: ofwel gaat het hele project op de schop, ofwel luistert men naar de bezorgde Gentenaars en actievoerders en zorgt men voor een project dat ons historisch erfgoed zal respecteren.
U geeft ook duidelijk aan dat u wacht op de stad Gent om de hand te reiken en om met u contact op te nemen. Er zijn dus geen bijkomende contacten geweest. Lijkt het u alsnog niet opportuun om zelf contact op te nemen met het stadsbestuur? Ik denk immers dat het overduidelijk is dat het momenteel in Gent gewoon niet lukt en dat men niet goed weet waar men staat. Dan lijkt het mij toch goed dat u, als minister van Erfgoed, op de voorgrond treedt. Is het een optie dat u Gent eventueel de hand reikt zodat u de rol als bemiddelaar opneemt, zoals u in het verleden reeds heel goed hebt gedaan?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik begrijp uw suggestie wel, maar onze hand is voortdurend uitgestoken. Op elke vraag die er over advies of wat dan ook wordt gesteld, zullen wij met veel plezier antwoorden en wij zullen ons beste beentje voorzetten om Gent te helpen. Er is natuurlijk wel een verschil. U hebt het over naar voren treden, maar ik kan niet in de plaats treden. Ik wil mij trouwens ook niet opdringen. We moeten de lokale besturen in hun eer, in hun bevoegdheid laten. Dat wil ik dus niet doen. Laat het echter duidelijk zijn dat er wel de bereidwilligheid is om op elke mogelijke manier mee te werken of te helpen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dank u, minister, voor die bereidwilligheid. Ik zal er in de gemeenteraad in Gent op aansturen om die uitgestoken hand aan te nemen. Ik veronderstel dat het dus ook niet de laatste keer zal zijn dat ik hier tijdens deze legislatuur een vraag over stel. Tot binnenkort. (Opmerkingen van minister Matthias Diependaele)
De vraag om uitleg is afgehandeld.