Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, om het lerarentekort op te vangen worden er vanuit verschillende hoeken voorstellen gedaan en initiatieven opgericht. We hebben er hier in de commissie dan ook al veel over gediscussieerd, ook gisteren een klein beetje. Onlangs in de plenaire vergadering werden er ook vragen over gesteld. Dit maar om aan te tonen dat dit debat niet nieuw is. Toen duidde de minister nogmaals verschillende initiatieven die we reeds namen. Hij stelde dat er geen ‘silver bullet’ is. Die is er niet, dat hebben we al regelmatig gezegd. Ik citeer de minister: “Er is niet één maatregel die het lerarentekort zal oplossen. Vandaar dat ik, samen met deze regering, al een hele tijd bezig ben om een plejade van maatregelen, initiatieven en concrete acties te ondernemen. Dat gaat over het aanpakken van taboes zoals bijvoorbeeld de vaste benoeming. Zo zeggen we dat we ervoor gaan zorgen dat we startende leerkrachten beter bij ons kunnen houden; we gaan die sneller zekerheid, een vast loon en urenschema geven. We gaan er ook voor zorgen dat ze beter worden begeleid. We gaan ervoor zorgen dat er meer middelen worden vrijgemaakt – 50 miljoen euro – om de leerkrachten toe te staan zich veel meer te concentreren op hun kerntaak, en minder op administratieve taken, op toezicht, op niet-kerntaken.”
Tijdens het werkbezoek van de commissie onderwijs aan Nederland, mochten we kennis nemen van de verschillende initiatieven die daar werden genomen. In Nederland zijn er nu 134 routes om leerkracht te worden, en meer dan 300 opleidingsmogelijkheden. Die veelheid heeft echter niet tot gevolg dat de instroom daadwerkelijk aantrekt. Met 134 routes moet je blijkbaar al een stevige gps hebben om te weten langs welke route je er geraakt. Het is dus niet omdat er veel routes zijn, dat dit ook veel volk aantrekt. In Nederland was er toen een eenmalige investering naar aanleiding van corona. Die investering is hier in de plenaire al een paar keer vernoemd, dat was 4,5 miljard euro, en ik heb hier toen partijen horen pleiten dat we hetzelfde moesten doen als Nederland. Maar, ten eerste, dat was wel eenmalig, en ze hebben nu gezegd dat het over twee jaar gespreid mag worden, want ze krijgen het niet op. Ten tweede: als ik die 4,5 miljard bij het basisbedrag in Nederland tel, dan komen ze niet eens aan ons structureel beleid. Dan zitten ze daaronder. Toen ik dat zei in Nederland zeiden ze ‘Amai, zoveel in Vlaanderen?’ En dat is structureel, niet extra, gewoon altijd. Daar stonden ze toch even van te kijken.
Maar wat stelt men nu vast in Nederland, met de 4,5 miljard die ze erbovenop gegooid hebben? Dat leerkrachten stoppen in het onderwijs en zelfstandig worden, en dat scholen hun diensten inkopen. Dat is dan de manier om dat geld op te krijgen. Wat mij betreft is dat volledig van de pot gerukt. En kun je dan die mensen later als zijinstroom opnieuw aantrekken? Tja, op die manier kun je natuurlijk veel zijinstromers genereren, maar dat is duidelijk niet de weg die we moeten gaan. Dat idee hebben ze nu in Nederland nu ook wel, dat het niet de juiste weg is.
Bij ons organiseert het Centrum Nascholing Onderwijs het initiatief ‘Pas voor de klas’, een meerdaags professionaliseringstraject voor beginnende leerkrachten die geen pedagogisch diploma hebben. Het gaat om een traject van vier dagen waarbij verschillende aspecten aangehaald worden, onder andere klasmanagement, eindtermen, werkvormen, casusses, enzovoort.
De opleiding past in de visie die de minister duidde in de plenaire vergadering van 4 mei 2022. Hij stelde toen dat we iets meer moeten kunnen faciliteren zodat ook mensen die niet beschikken over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs de overstap van de private sector naar het onderwijs kunnen maken. We kennen vandaag al de LIO-opleidingen (leraar in opleiding) waarbij je tot 30 studiepunten praktijk kunt invullen als leraar in opleiding.
Minister, ik heb de volgende vragen:
Bent u op de hoogte van het project bij het Centrum Nascholing Onderwijs?
Hoe sluit dit aan bij andere maatregelen die reeds genomen zijn om het lerarentekort aan te pakken? Het is een ‘plejade’, kan dit erbij in die plejade?
Vindt u het opportuun om een dergelijk ‘ingroei-traject’ – want dit is heel kortlopend, de LIO’s zijn veel langer – nog verder uit te breiden en te flexibiliseren om op die manier de drempel tot het behalen van een pedagogisch diploma te verlagen en meer mensen aan te trekken door te groeien in de job als leerkracht, terwijl men voor de klas staat?
Collega’s, ik voeg er nog even aan toe dat ik dan kijk naar mijn eigen loopbaan als leraar. Ik was dan afgestudeerd als pedagoog onderwijsbeleid en had de lerarenopleiding gevolgd, maar als ik dan bezig was had ik zelf noden die ik niet kende toen ik in de lerarenopleiding zat. Ik kende die niet als pedagoog, maar ik wou die dan wel aan iemand voorleggen. Nu, voor de toenmalige pedagogische begeleiders waren dat blijkbaar niet de juiste vragen, die ik stelde. Het ging over toetsen, en blijkbaar was het de bedoeling om geen toetsen meer te geven. Maar ik heb wel het geluk gehad om een aantal collega’s te hebben die wel op mijn vragen konden antwoorden, en die mij daarin wel konden begeleiden. Dus die vraag om, terwijl je begint te werken, ook nog met je echte vragen bijgestuurd te kunnen worden, lijkt me zeer interessant. Dat geldt zeker voor mensen met al enige maturiteit in de arbeidsmarkt, maar dan in een andere job.
Minister Weyts heeft het woord.
Het initiatief van het Centrum Nascholing Onderwijs is zeer lovenswaardig. Ik ben er ook van overtuigd dat die organisatie een breed bereik heeft en zelf via haar communicatiekanalen de juiste doelgroepen kan aanspreken. Maar wij stellen ook onze communicatiekanalen ter beschikking, met KlasCement en Klasse. Wij hebben de conceptnota ’herwaardering van de leraar’ goedgekeurd. Enkele elementen zijn daarin vervat. Ik ga niet het debat van gisteren in de plenaire vergadering heropenen over de anciënniteitsregelingen en de mogelijkheden die wij bieden. Zijinstromers die als leraar aan de slag gaan in een knelpuntvak zullen de ervaring die ze reeds in een ander beroep hebben opgebouwd tot een maximum van 10 jaar kunnen laten valideren in hun geldelijke anciënniteit voor de bepaling van hun salaris in onderwijs. Ik hoop dat wij voor die 10 jaar een positief advies krijgen van de Raad van State. Wij hadden al een positief advies voor 8 jaar. Meer proberen dan 10 jaar zou op een negatief advies van de Raad van State kunnen botsen.
Voorts wil ik een vorm van deeltijds educatief verlof, conform het Vlaams opleidingsverlof, introduceren voor zijinstromers zonder pedagogische bekwaamheid. Dergelijke zijinstromer zal a rato van zijn tewerkstelling enkele uren vrijstelling van opdracht kunnen opnemen om een lerarenopleiding te volgen. Voor de timing daarvan moet ik een beetje een slag om de arm houden want er is nogal wat werk aan. Ik had gehoopt op september maar ik weet niet of dat realistisch is. Er is ook begrotingstechnisch een moeilijkheid.
Zoals net aangehaald zet ik sterk in op het vergemakkelijken van de overstap van zijinstromers naar het onderwijs. Ik wil zeker onderzoeken of een uitbreiding van dergelijke ‘ingroeitrajecten’ zijinstromers een meerwaarde kan bieden. Een traject van enkele dagen zal uiteraard nooit volstaan om iemand ten volle voor te bereiden op het beroep van leraar en zal nooit een vervanging kunnen zijn van een echt lerarendiploma. Je moet ook altijd voor ogen houden dat alle maatregelen die worden genomen voor zijinstromers proportioneel moeten zijn ten opzichte van de bestaande leerkrachten. Je mag niet de indruk geven dat de lat onrechtvaardig lager ligt voor de zijinstromers dan voor de vroeger ingestroomde leerkrachten. Dan zou je nog meer uitstroom kunnen opwekken door aanleiding te geven tot frustratie. Dat geldt ook voor de discussie over de anciënniteit. Daarover krijg ik ook vaak e-mails van mensen die in tempore non suspecto zijn aangeworven. Mijn antwoord is dan dat ik hun gevoel van onrechtvaardige behandeling begrijp. Maar het is een conjunctureel gegeven en de arbeidskrapte was vroeger ook anders. Herinner u de tijden dat er een heel groot overschot van leraren was, dat er gewerkt werd met TBS-stelsels (terbeschikkingstelling), en dat er werk gecreëerd werd. Wat u voorstelt, kan mogelijk wel een hulpmiddel zijn voor zijinstromers die hun eerste stappen in het onderwijs zetten en kan het een opstap zijn naar het volgen van een lerarenopleiding.
Via onze cao zijn er ook nog belangrijke maatregelen genomen die focussen op de retentie van leraren. Dat gaat over mogelijkheden om leraren te kunnen vrijstellen van taken zoals toezicht en administratieve lasten en de focus op de kerntaak lesgeven. Voor elke starter in het onderwijs, ook met een pedagogisch diploma, is het belangrijk om een gepaste aanvangsbegeleiding te krijgen. Daarom ontvangt elke school extra middelen voor aanvangsbegeleiding, zodat startende leraren in de school meer dan vroeger de nodige ondersteuning en begeleiding kunnen krijgen om de praktijkschok beter te kunnen verwerken. Het gaat om een impuls van 10 miljoen euro.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Bedankt ook dat u dat wilt onderzoeken voor die ingroeitrajecten. Immers, langs de ene kant moeten we de job van leraar natuurlijk aantrekkelijk houden en maken, en zeggen wat er effectief geweldig is aan de job – en er zijn veel geweldige kanten aan. De zaken die het bemoeilijken, zoals planlast en andere, moeten we terugdringen. Maar we moeten er ook voor zorgen dat de opleiding ernaartoe aangepast is voor wie wil instromen.
In de zorgsector hebben we een traject dat algemeen bekendstaat als ‘600’. Het is een samenwerking met VDAB, maar wordt ook gespijsd door sectorfondsen. Het zorgt er eigenlijk voor dat iemand die aan het werk is, zijn opleiding kan voltooien, en dat die daarvoor betaald blijft. Dat is een win-winsituatie, want je hebt iemand die nog een of twee dagen in de zorg op de werkvloer is, en drie dagen kan gaan studeren. Iedereen doet een duit in het zakje om dat rond te krijgen. Dat lijkt mij een interessante piste – het is ook een ingroeitraject terwijl je bezig bent – omdat – en daarin moeten we toch ook eerlijk zijn, collega’s – de flexibele trajecten in ons hoger onderwijs om een lerarenopleiding af te ronden nog niet zo sterk uitgebouwd zijn. Ik wil toch een oproep doen richting ons hoger onderwijs om daar ook op in te zetten, want dat is een hele interessante groep studenten. Dat zijn mensen met levenservaring die al eens gewerkt hebben en die zeggen: ik wil nu echt wel in onderwijs. Die kan je moeilijk tussen 18- en 19-jarigen zetten. Die hebben andere vragen, andere achtergronden, andere bekommernissen.
Het gaat inderdaad over vakkennis, vakdidactische vaardigheden en klasmanagement, maar ik wil daar nog een vierde aan toevoegen: hoe werkt dat onderwijs? Dat is een oproep die ik gisteren ook tijdens het actuadebat gedaan heb. Veel mensen in onderwijs zeggen: dat moet van Brussel. Dat zal dan wel. Maar Brussel is een stad, waar vele behoeders van het onderwijs zitten. We moeten aan toekomstige leerkrachten ook duidelijk aanleren wat een eindterm is, wat moet en wat niet moet, wat kan, wat mag en wie wat bepaalt. Dat lijkt me ook heel belangrijk.
Vandaar stel ik voor, minister, om te bekijken of zoiets als Vorming 600 mogelijk is in onderwijs.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag, minister, voor het antwoord. Het is een leuk initiatief van het Centrum Nascholing Onderwijs, zolang het maar niet ‘pas op voor de klas’ is, maar ‘pas op de klas’ of ‘pas voor de klas'. Het is leuk dat men onderwijs op die manier op een positieve manier voorstelt. Ik ga ervan uit, collega Daniëls, dat het traject niet in de plaats komt van een volwaardige opleiding om een pedagogisch diploma te halen, dat dat niet de bedoeling is, maar wel een vlotte opstap is. Ik denk dat we mensen echt via het proeven van onderwijs moeten overtuigen van de mooiste job die er is.
Maar ik herhaal mijn vraag die ik pas ook aanhaalde rond die aanvangsbegeleiding. Ik denk dat we daar, nog veel meer dan nu het geval is, de link moeten leggen met de hogescholen en de universiteiten die de lerarenopleidingen verzorgen. Wat ons betreft zijn dat echte kenniscentra. Hoe kunnen we die link nog meer bouwen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik vind het inderdaad een goed initiatief, met de bedoeling om mensen spreekwoordelijk in een ‘pateeke’ te laten bijten en ervoor te zorgen dat ze de smaak te pakken hebben.
Voor de aanvangsbegeleiding hebben we natuurlijk het budget verdubbeld, maar ik wil werken op die twee fronten. Ik wil dus enerzijds in de lerarenopleiding zelf beter voorbereiden op de praktijkschok en op de diversiteit van de klas van vandaag en op kinderen met verschillende achtergronden, thuistalen, maar soms ook wel wat beperkingen. Anderzijds wil ik ook dat, wanneer ze de stap zetten naar de praktijk zelf, ze daar ook beter worden begeleid. Zoals deze voormiddag ook gezegd in een antwoord, bekijk ik ook met de lerarenopleiding of we, in functie van de stage, de confrontatie met de praktijk een beetje vroeger ingang kunnen doen vinden binnen de opleiding zelf.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het belangrijk is om alle mogelijke manieren om leerkrachten warm te maken, aan te trekken en te helpen ondersteunen bij wat hun reële noden zijn om in de job te komen en in de job te blijven, te omarmen. Ik zou eigenlijk alle nascholingsinitiatieven, maar ook hogeronderwijsinstellingen, lerarenopleidingen, willen oproepen om daarover na te denken, over die flexibele trajecten, om de opleiding desgevallend op te splitsen, zodat je de opleiding kan volgen terwijl je de job al uitvoert, om op die manier die drempel zo laag mogelijk te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.