Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over het aanvechten van het Erkenningsdecreet lokale geloofsgemeenschappen door Diyanet bij het Grondwettelijk Hof
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, vorige week raakte bekend dat het nieuwe decreet op het toezicht en de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen dat vorig jaar in het Vlaams Parlement werd goedgekeurd, wordt aangevochten voor het Grondwettelijk Hof. Uit de eerste mediaberichten bleek dat het ging om Diyanet, uit latere berichten heb ik begrepen dat het uit een bredere organisatie komt, vanuit de Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België, een overkoepeld orgaan van islamitische organisaties waaronder de grootste Turkse en Marokkaanse moskeeën verenigd zijn. Milli Görüs, Diyanet maar ook een aantal Marokkaanse en zelfs Albanese moskeeën zouden daarbij betrokken zijn.
In theorie moest dat decreet de greep van buitenlandse regimes op de moskeeën in Vlaanderen tegengaan. Mijn vrees is echter dat allerlei nuanceringen en uitzonderingsbepalingen ertoe leiden dat het nieuwe decreet weliswaar een hele reeks bureaucratische verplichtingen oplegt aan heel wat geloofsgemeenschappen waar in de regel bijna nooit problemen mee zijn, zoals heel wat kerken hier in Vlaanderen, maar dat de buitenlandse invloed op moskeeën allicht niet of nauwelijks zal worden teruggedrongen.
U hebt zelf ook al herhaaldelijk gezegd dat die Diyanetmoskeeën hier in Vlaanderen erkend kunnen blijven en dat er zelfs nieuwe kunnen worden erkend. Er zitten er heel wat in de wachtrij. U hebt gezegd dat elke moskee apart wordt beoordeeld en dat u elke moskee die onder die koepel ressorteert, op haar eigen merites zult beoordelen. Het gaat nochtans over één groot orgaan, een vanuit Ankara aangestuurde organisatie met allemaal discipelen die hier onder de Diyanetkoepel actief zijn. Nochtans weet iedereen wat er aan de hand is in die Diyanetmoskeeën, die eigenlijk gewoon worden aangestuurd vanuit het Turkse regime en waarvan de Staatsveiligheid al herhaaldelijk heeft gezegd dat daar een probleem zit, dat Diyanet in Vlaanderen gewoon de lange arm van Erdogan is.
Maar zelfs die mijns inziens brave en minimale verstrakkingen die nu in het decreet staan – in de eerste plaats dat moskeeën niet meer erkend en gefinancierd kunnen worden wanneer de imams die er preken op de payroll staan van een buitenlands regime – worden nu blijkbaar aangevochten door een aantal islamitische organisaties. Het lijdt wellicht geen twijfel dat ook de opdracht van deze procedure wordt gestuurd of minstens wordt goedgekeurd vanuit het buitenland. Ik denk dat deze charge vanuit de islamitische gemeenschap in Vlaanderen vooral toont dat de appeasementpolitiek die de regeringen tot op heden in dit land hebben nagestreefd tegenover Diyanet, Milli Görüs en andere islamitische koepels faalt. Vanuit die organisaties reageert en chargeert men zeer onwillig en arrogant.
Minister, hoe reageert u op het feit dat islamitische organisaties naar het Grondwettelijk Hof stappen om uw decreet aan te vechten? Kunt u toelichten welke bepalingen van het decreet concreet worden aangevochten? Welke conclusies trekt u hieruit voor de organisaties die daarin betrokken zijn zoals Diyanet, Milli Görüs en dergelijke meer? Bent u nog altijd van oordeel dat Diyanet, Milli Görüs enzovoort te goeder trouw zijn en voldoende loyaal aan onze samenleving en dat de daaronder ressorterende moskeeën dus erkend kunnen worden en blijven? Overweegt u nog steeds geen stappen te zetten om in samenwerking met de Federale Regering Diyanet, Milli Görüs en andere radicale islamitische verenigingen tot ongewenste organisaties te laten verklaren die geen plaats hebben in Vlaanderen?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Zoals ze in Engeland zeggen: ‘I beg to differ.’ Ik ben het niet helemaal eens met mijn collega. Hij zegt dat het nieuwe Erkenningsdecreet gaat over brave en minimale regels. Hij spreekt van een ‘appeasement’ tegenover sommige organisaties. Ik ga daar uiteraard helemaal niet akkoord mee. We hebben dat in het parlement besproken, bediscussieerd en ook een beetje aangepast. Ik denk dat in het Erkenningsdecreet, zoals het past in een democratie, heel duidelijke regels afgesproken zijn. Dat is zeker ook nodig. Het gaat over geloof en de plaats die geloof kan hebben in onze samenleving, met de democratische regels die daarop van toepassing moeten zijn. Ik wil dus heel duidelijk zeggen dat ik denk dat er net wel heel duidelijke regels zijn afgesproken om die geloofsgemeenschappen te kunnen erkennen. Er wordt ook heel duidelijk omschreven van welke regels we verwachten dat ze in onze samenleving worden nageleefd. Er zijn ook overheidsmaatregelen; dat past ook in een democratie. En er werd een informatie- en screeningdienst opgericht, specifiek bedoeld om dat allemaal na te gaan.
Het feit dat Diyanet en andere organisaties aangeven dat ze naar het Grondwettelijk Hof zullen stappen, roept natuurlijk vragen op. Het is uiteraard in een democratie, met een scheiding tussen kerk en staat, ieders recht om dingen aan te vechten voor een rechtbank. Maar deze uitspraken roepen toch enkele vragen op, die ik aan u wil voorleggen, minister.
Werd u hiervan op de hoogte gesteld, en zo ja, wanneer? Hebben Diyanet en aanverwante organisaties hierover contact opgenomen met u? Werd er aangegeven welke elementen van het decreet men wil aanvechten of welke problemen men daarin ziet?
Weet u of andere geloofsgemeenschappen plannen hebben om het Erkenningsdecreet aan te vechten?
Welke gevolgen heeft deze aanvechting voor de verdere invoering en toepassing van de voorwaarden die opgenomen zijn in het Erkenningsdecreet?
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil beide collega’s bedanken voor hun vragen. Het is inderdaad ongezien dat de Belgische tak van Diyanet, het Turkse ministerie voor Godsdienstzaken, naar het Belgisch Grondwettelijk Hof stapt om het nieuwe Vlaamse Erkenningsdecreet aan te vechten. Deze houding van Diyanet toont nog maar eens aan dat het nieuwe Erkenningsdecreet en het nieuwe toezichtsorgaan – de informatie- en screeningdienst – belangrijke hervormingen zijn. Ze zijn absoluut noodzakelijk om elke vorm van buitenlandse inmenging – via financiering of een andere vorm van ondersteuning – die afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van een lokale geloofsgemeenschap, grondig aan te pakken. Mocht dit een appeasementverhaal zijn of een verandering in de marge, dan denk ik niet dat Diyanet naar het Grondwettelijk Hof zou stappen.
Het is ook ongezien van Diyanet omdat het decreet net tot doel heeft om geloofsgemeenschappen – islamitische maar ook orthodoxe, protestantse en andere – die goed functioneren en voldoen aan alle regels, te kunnen erkennen. Door het feit dat Diyanet nu naar de rechtbank stapt, blokkeren ze eigenlijk de mogelijkheden of dreigen ze de mogelijkheden te blokkeren van lokale geloofsgemeenschappen om een erkenning te verkrijgen, wat dus toch onbegrijpelijk is. Ten tweede bewijzen ze dat de regels die we opstellen, regels zijn die ze als bedreigend ervaren, bedreigend voor de belangen en de positie die ze tot nu toe hadden. Ze beseffen dus dat ze zich naar dit nieuwe decreet zullen moeten schikken. Want als ze gewoon verder blijven werken zoals tot op heden, dan zal dat niet lukken.
Via deze nieuwe erkenningsregeling kunnen we als Vlaamse overheid bijvoorbeeld controleren of erkende en erkenningszoekende lokale geloofsgemeenschappen onder invloed staan van ongewenste buitenlandse inmenging door het bijvoorbeeld niet meer mogelijk te maken dat staatsimams bezoldigd, opgeleid en uitgestuurd worden om actief te zijn in onze Vlaamse lokale geloofsgemeenschappen.
Diyanet heeft het vernietigingsberoep ingesteld met nog een aantal partijen gelieerd aan buitenlandse bewegingen of overheden zoals de vzw Rassemblement des Muselmans de Belgique, die volgens de veiligheidsdiensten rechtstreeks gelinkt is aan het Marokkaanse Ministerie van Godsdienstzaken – zeg maar de Marokkaanse Diyanet. De huidige voorzitter van deze vzw is trouwens de vorige vicevoorzitter van het Executief van de Moslims van België (EMB), die ontslag heeft moeten nemen naar aanleiding van een rapport van de Staatsveiligheid, die hem bestempelde als een agent van de Marokkaanse overheid. In het verzoekschrift staat zelfs zijn naam vermeld als vertegenwoordiger van deze vzw.
Een andere vzw die naar het Grondwettelijke Hof is gestapt, is de vzw Belgische Islamitische Federatie, de Belgische tak van Milli Görüs. De Staatsveiligheid beoordeelt de ideologie van Milli Görüs als strijdig met de mensenrechten en de gelijkheid van man en vrouw, als antiwesters en antisemitisch.
Deze drie organisaties – Diyanet, Rassemblement en Milli Görüs – vormen trouwens ook de kern van de zogenaamde Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België, kortweg CIB. Dat is de schaduwconstructie binnen het EMB waarlangs, volgens de veiligheidsdiensten, buitenlandse actoren concrete invloed uitoefenen op de werking en besluitvormingsprocessen van het EMB als erkend representatief orgaan van de islam in België.
Ik heb meermaals in de commissie en in de plenaire vergadering mijn bezorgdheden geuit over dit CIB, dat sterke controle uitoefent op het EMB, waarbij zelfs officiële mededelingen van het EMB door het CIB medeondertekend werden door de directeur-generaal van Diyanet en een bestuurslid van Rassemblement vzw.
Het gegeven dat de vernieuwingsoperatie van het EMB in handen zat van dit CIB, vormt een van de redenen waarom minister Van Quickenborne de procedure tot intrekking van de erkenning heeft opgestart.
Ik kom tot uw tweede vraag, wanneer we op de hoogte gesteld werden. Noch Diyanet noch de andere actoren informeerden mij over hun voornemen om het Erkenningsdecreet bij het Grondwettelijk Hof aan te vechten. Iedere belanghebbende kon sowieso binnen zes maanden na de bekendmaking van het Erkenningsdecreet in het Belgisch Staatsblad, dus uiterlijk op 16 mei 2022, een vernietigingsberoep instellen tegen het Erkenningsdecreet bij het Grondwettelijk Hof. Mijn kabinet stelde op 17 mei 2022 via de website van het Grondwettelijk Hof vast dat er twee afzonderlijke vernietigingsprocedures werden ingesteld tegen het Erkenningsdecreet. Een eerste beroep gaat uit van Diyanet, Milli Görüs en de vzw Rassemblement. Een tweede beroep gaat uit van de provincie Antwerpen – die bevindt zich daardoor in een voor mij toch zeer merkwaardig gezelschap – tegen de verkorte erkenningsprocedure. Ook de provincie Antwerpen informeerde mij hierover voorafgaandelijk niet. Signalen waren er hier al wel omdat de gedeputeerde, de heer Lemmens, tijdens de hoorzitting in deze commissie over het ontwerp van Erkenningsdecreet aangaf dat hij wegens de financiële impact op de provincies bezwaren had tegen de verkorte erkenningsprocedure, die aanleiding kon geven tot een vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk Hof. Het verbijstert mij ook evenzeer dat zulke afwegingen leiden tot een procedure bij het Grondwettelijk Hof.
Werd ik door Diyanet op de hoogte gesteld van de specifieke redenen? Het advocatenkantoor Eubelius, dat ik ondertussen heb aangesteld, heeft de verzoekschriften opgevraagd en mij inmiddels bezorgd. Het beroep van de provincie Antwerpen beperkt zich tot het aanvechten van de verkorte erkenningsprocedure die als overgangsmaatregel werd opgenomen in het Erkenningsdecreet. Volgens de provincie zou de verkorte erkenningsprocedure nefaste gevolgen hebben voor de taakstelling en de financiën van de provincie Antwerpen. De provincie gaat ervan uit dat de 36 mogelijke erkenningsaanvragen via de verkorte erkenningsprocedure voor een structurele en financiële last voor de provincie zorgen zonder dat de provincie hierrond een beleid heeft kunnen ontwikkelen en dat volgens de provincie hierdoor het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel geschonden is.
Wat betreft het beroep van de groep rond Diyanet wordt het volledige Erkenningsdecreet aangevochten, zowel de nieuwe criteria voor de reeds erkende als die voor de nieuw te erkennen lokale geloofsgemeenschappen. In het bijzonder worden de volgende bepalingen van het Erkenningsdecreet aangevochten – en dat zijn er wel wat. Eén: het verbod op rechtstreekse of onrechtstreekse financiering of ondersteuning die afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van een lokale geloofsgemeenschap of verband houdt met extremisme. Twee: het verbod op de tewerkstelling van bedienaars van de eredienst en hun vervangers die bezoldigd worden door een buitenlandse overheid. Drie: de verplichting om een inburgeringstraject te volgen door bedienaars van de eredienst en hun vervangers. U ziet dat het decreet nogal wat bepalingen bevat die een helder kader creëren dat buitenlandse inmenging moet verminderen. Vier: de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld tegen een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan. Vijf: de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en de werking van het voorlopig bestuursorgaan. Zes: de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen. Zeven: de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om de geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Acht: de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan. Negen: de verplichting om een wachtperiode van vier jaar te doorlopen en de hieraan gekoppelde verplichtingen na te leven. Tien: de oprichting en de bevoegdheden van de Vlaamse Informatie- en screeningsdienst werden eveneens aangevochten.
Volgens de groep rond Diyanet houden deze verplichtingen en verbodsbepalingen een schending in van de godsdienstvrijheid, de organisatorische autonomie van erediensten, het recht op bescherming van de privacy en de vrijheid van vereniging, het gelijkheids- en nondiscriminatiebeginsel zoals vervat in de Grondwet en het EVRM, en de bevoegdheidsverdelende regels, waarbij het Vlaams Parlement met het Erkenningsdecreet zijn bevoegdheden heeft overschreden. Volgens Diyanet behoren de bepalingen rond het vastleggen van voorwaarden en verbodsbepalingen aan eredienstbedienaars en de oprichting van en toekenning van controlebevoegdheden aan de screeningsdienst toe aan de federale wetgever.
Ik heb enkel weet van deze twee vernietigingsberoepen ingesteld door de groep rond Diyanet en de provincie Antwerpen. De andere erkende erediensten hebben geen beroep ingesteld bij het Grondwettelijk Hof tegen het Erkenningsdecreet. Het is evenwel altijd mogelijk dat een andere eredienst of een andere persoon of organisatie die van een belang doet blijken nog zal tussenkomen in het geding. Zij beschikken immers over een termijn van dertig dagen om daartoe een memorie in te dienen, nadat het Grondwettelijk Hof in het Belgisch Staatsblad een bericht heeft bekendgemaakt waarin de vernietigingsberoepen worden bekendgemaakt.
Aangezien geen schorsingsberoep werd ingesteld blijft het Erkenningsdecreet ten volle zijn uitwerking hebben tot op moment van het arrest van het Grondwettelijk Hof. De erkenningsaanvragen die worden ingediend op basis van de verkorte erkenningsprocedure, moeten decretaal gezien verder worden behandeld. Ook de al erkende lokale geloofsgemeenschappen moeten zich binnen het jaar blijven conformeren aan de nieuwe erkenningscriteria.
Wanneer het Grondwettelijk Hof een of meerdere bepalingen van het Erkenningsdecreet vernietigt, dan worden die retroactief vernietigd, wat betekent dat ze worden geacht nooit te hebben bestaan. Het Grondwettelijk Hof kan wel de terugwerkende kracht van de vernietiging verzachten door de gevolgen van de vernietiging voor de toekomst niet te laten spelen. Wanneer het hof dat niet doet, blijven de administratieve beslissingen die op de vernietigde bepaling zijn gesteund, rechtsgeldig, maar kunnen ze wel nog binnen zes maanden na de bekendmaking van het arrest van het Hof in het Belgisch Staatsblad worden aangevochten door belanghebbende derden bij de Raad van State.
Dat betekent concreet dat een ministerieel besluit tot erkenning van een lokale geloofsgemeenschap genomen op basis van de verkorte erkenningsprocedure, artikel 67, alsnog binnen zes maanden kan worden bestreden bij de Raad van State wanneer het Grondwettelijk Hof de verkorte erkenningsprocedure vernietigt. Wanneer het Hof de gevolgen van de vernietigde verkorte erkenningsprocedure voor de toekomst toch handhaaft, dan behouden de via de verkorte erkenningsprocedure erkende lokale geloofsgemeenschappen sowieso hun erkenning.
Zodra ik op de hoogte was van de vernietigingsberoepen op 17 mei 2022 heb ik onmiddellijk het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) de opdracht gegeven om een advocatenkantoor aan te stellen. Dat is nog op dezelfde dag gebeurd. Eubelius is namens de Vlaamse Regering als advocatenkantoor aangesteld in deze zaak. Ondertussen onderneemt het advocatenkantoor de nodige stappen om de verzoekschriften op te vragen, te analyseren en de procedure bij het Grondwettelijk Hof nauw op te volgen.
Voor de werking van de Diyanetmoskeeën heeft het nieuwe Erkenningsdecreet een ingrijpende impact. Zij werken bijna uitsluitend met Turkse, door Turkije betaalde staatsimams. Dat zou met de nieuwe voorwaarden onmogelijk worden. Dat ze nu proberen om ons decreet te vernietigen, bewijst hoe belangrijk het nieuwe decreet is. Wanneer u daarnet in uw inleiding zei dat ik niet wil optreden tegen Diyanet in het algemeen, dan is dat omdat ik de moskeeën individueel bekijk. Moskeeën met buitenlandse invloed die de onafhankelijkheid aantast of waar imams werken die worden betaald door het buitenland, zullen geen erkenning krijgen. Ik zal de decretale bepalingen consequent toepassen Ik ben zelf de auteur van dit decreet, ik geloof in dit decreet en ik denk dat we dit op een consequente manier moeten toepassen.
De vorige Vlaamse Regering heeft het trouwens al onmogelijk gemaakt voor niet-erkende Diyanetmoskeeën om een imam uit het buitenland te laten overbrengen via een arbeidsvergunning. Met het nieuwe Erkenningsdecreet sluiten we ook de deur voor door buitenlandse overheden bezoldigde bedienaars in erkende lokale geloofsgemeenschappen. We mogen niet uit het oog verliezen dat de imams in de moskeeën die onder Diyanet ressorteren, werknemers van de Turkse staat zijn en niet alleen hun salaris en andere voordelen maar ook hun instructies via de Turkse ambassades rechtstreeks van de Turkse overheid ontvangen. We zitten in de krankzinnige situatie dat er een scheiding is van kerk en staat in ons land maar dat er blijkbaar geen scheiding is van kerk, in dit geval moskee, en buitenlandse staat, wat natuurlijk niet kan. Dat zou een a-fortiorionmogelijkheid moeten zijn en dat is sinds het nieuwe decreet ook het geval.
Ik wijs er ook op dat wat de aanpak betreft van buitenlandse inmenging door transnationaal georganiseerde overheidsinstanties een interfederale en zelfs een Europees gecoördineerde aanpak vereist is, aangezien ook de andere gewesten en Europese buurlanden daar problemen mee ervaren.
Diyanet is geen kleine organisatie maar een belangrijke Turkse staatsinstelling, die sterk is gegroeid sinds de partij van president Erdogan, de AKP, aan de macht kwam. In de meeste landen waar een Turkse minderheid woont, heeft Diyanet een afdeling.
Het Diyanetmodel is niet meer wenselijk noch houdbaar, want het probeert greep te houden op de Turkse diaspora, inmiddels personen van de tweede, derde en vierde generatie, en dat kan voor segregatie en politieke beïnvloeding zorgen, zoals we trouwens gezien hebben in de zaak van de Diyanetmoskee van Beringen, waarbij men naar aanleiding van de staatsgreep in Turkije Gülenaanhangers in Limburg intimideerde en aangaf bij de Turkse ambassade. Mijn voorgangster heeft de erkenning van deze moskee dan ook om die reden ingetrokken.
Afgelopen vrijdag heb ik trouwens een veiligheidsbriefing voorgezeten waarbij de Staatsveiligheid en het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) op mijn verzoek aan twintig burgemeesters en korpschefs een vertrouwelijke briefing hebben gegeven over bestaande dreigingsfenomenen: rechts-extremisme, religieus extremisme, buitenlandse inmenging, polarisering naar aanleiding van covid. Het is de eerste keer dat de veiligheidsdiensten een dergelijke briefing hebben gegeven aan lokale besturen. Ik heb dit georganiseerd omdat ik de afgelopen twee jaar heb vastgesteld dat burgemeesters, alhoewel ze bevoegd zijn voor het lokaal veiligheidsbeleid, niet worden geïnformeerd over rapporten van de Staatsveiligheid en het OCAD rond bepaalde fenomenen die een lokale impact kunnen hebben.
Een van de onderwerpen waar het OCAD en de Staatsveiligheid tijdens de veiligheidsbriefing in het bijzonder dieper op zijn ingegaan is de negatieve impact van buitenlandse inmenging in onze lokale geloofsgemeenschappen. Gelet op het vertrouwelijk karakter van de briefing ga ik daar niet dieper op in.
De heer Janssens heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord. Als ik het heb over de appeasementpolitiek die de Vlaamse Regering, en wat dat betreft ook de Federale Regering, hanteert ten aanzien van islamitische organisaties als Diyanet, Milli Görüs en dergelijke meer, dan heb ik het over het feit dat u altijd het signaal geeft dat u met hen wilt samenwerken. U wilt hun kansen geven en met hen onderhandelen, terwijl aan de andere kant van de onderhandelingstafel alleen maar de middelvinger wordt opgestoken. Of er wordt zelfs weggelopen van de onderhandelingstafel. Er is geen enkele bereidheid om constructief te zijn.
Als je ziet dat dergelijke organisaties er zelfs bezwaar tegen hebben dat er gewoon geen buitenlandse inmenging mag zijn in moskeeën in dit land – dat is iets waar de overgrote meerderheid van de Vlamingen het absoluut mee eens zal zijn, denk ik – en daar gewoon niet mee akkoord gaan, bewijst dat ten eerste dat het al jarenlang gebeurt, die buitenlandse inmenging. Daar is kennelijk nooit iets tegen ondernomen, en nu voelt men zich ‘in zijn gat gebeten’ door de minste verstrakkingen die decretaal ingevoerd worden.
Want we zitten nu inderdaad toch ook wel in een krankzinnige situatie. U hebt ernaar verwezen: Milli Görüs is een antiwesterse organisatie die strijdig is met de mensenrechten. Tegelijkertijd worden vier moskeeën die tot de Milli Görüskoepel behoren, nog altijd erkend. En ze worden gefinancierd door de provinciale besturen waaronder zij ressorteren. Dat is toch een situatie die totaal onhoudbaar is, en waar ook een democratisch signaal moet worden gegeven vanuit het parlement. Ik denk dat er vanuit de bevolking geen twijfel over zal zijn: de Vlaming zal zeggen dat dit niet kan. Het gaat om antiwesterse organisaties die tegen de mensenrechten strijden en die vectoren zijn van niet-integratie, die mensen in de Turkse gemeenschap tegen elkaar opzetten, en die ervoor zorgen dat critici van Erdoganaanhangers zelfs hier, op honderden kilometers van Turkije, opgejaagd en opgespoord worden. En tegelijkertijd worden die wel door de overheid erkend, en zelfs door een andere overheid gefinancierd. Dat is toch totaal absurd en totaal onhoudbaar!
Ik hoop dat u dat signaal capteert, en dat u ook zegt dat het niet kan dat moskeeën van Diyanet en Milli Görüs die nu op de wachtlijst staan, een erkenning zullen krijgen. En ik hoop dat u de intrekking van de erkenningsprocedure voor diegenen die op dit moment nog erkend zijn, zult opstarten.
Ik was ook verrast dat u zei dat ook het provinciaal bestuur uit Antwerpen blijkbaar een procedure heeft opgestart. Ik ben daardoor verrast – niet zozeer door hun motivatie, maar wel door het feit dat diezelfde partijen die hier heel enthousiast zijn over dat decreet, daar blijkbaar heel anders over denken binnen het Antwerpse bestuur. Die zeggen dat zij die verkorte procedure helemaal geen goed idee vinden. Dat is iets wat ik hier in het parlement ook bepleit heb. We hebben zelfs amendementen ingediend op dat decreet om van die verkorte procedure af te stappen, omdat het onmogelijk is om een gefundeerd advies te geven binnen een dergelijk korte termijn.
En inderdaad, het provinciaal bestuur uit Antwerpen is het daarmee eens, en wil fatsoenlijk werk leveren om een ernstig advies te geven, omdat zij aan het einde van de rit ook de financiering moeten doen. Dus ik begrijp de provincie Antwerpen als ze daar bezwaar tegen willen indienen. Maar het is wel een schizofrene houding van de partijen die hier enthousiast zijn over dat decreet.
Minister, ik krijg teken van de voorzitter dat ik moet afronden. Ik heb misschien nog één bijkomend vraagje. Heeft de procedure die nu ook wordt opgestart vanuit de verschillende instanties, ook effect op de lopende erkenningen? Of zal dat gewoon zijn gang blijven gaan?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Ik moet zeggen dat het evenveel vragen oproept als dat het antwoorden gegeven heeft, maar het gaat toch over belangrijke materie. Het is inderdaad verrassend. Er zijn de twee verzoekschriften van de provincie Antwerpen. Het is speciaal, en dan druk ik mij zacht uit. Ik denk dat we daar misschien toch eens een gesprek over moeten hebben.
Ten tweede, als u nu opsomt wat de redenen zijn waarom men het verzoekschrift indient, dan lijkt dat uiteraard onaanvaardbaar. De voorwaarden die in het decreet gesteld zijn, zijn basisvoorwaarden in onze democratie, denk ik. Het gaat om het volgen van een inburgeringstraject voor de bedienaar van de eredienst. En ook het niet aanzetten tot haat, geweld en discriminatie lijkt mij toch een elementaire voorwaarde. Als men zich tegen die voorwaarde verzet, dan is er toch wel een ernstig probleem. Dat toont, zoals u zegt, des te meer aan dat het een goed decreet is, dat helemaal niet slap is of streeft naar appeasement. Integendeel, het zet heel duidelijk de lijnen uit van onze grondwettelijke democratie.
Ik heb nog een tweede punt. U hebt vermeld dat Eubelius werd aangesteld. Hebben zij ook inzage gegeven in de timing die voorzien is? Wanneer wordt er voorzien dat daar uitspraken over gegeven worden? En ik wil niet vooruitlopen op de feiten, maar zij hebben ongetwijfeld toch ook al een soort van appreciatie meegegeven aan uw kabinet, waarin zij aangeven welke elementen eventueel volgens hen steek zouden houden. Ik heb ook gehoord dat er verwezen is naar federale bevoegdheden. Welke appreciatie heeft Eubelius daar op korte termijn aan gegeven?
Het roept ook vragen op naar uw overleg met uw federale collega, minister Van Quickenborne. Want het feit dat hij de Moslimexecutieve ontbonden heeft, heeft ook gevolgen voor ons decreet, want er was wel degelijk een rol voorzien voor de executieve. En ook deze problematiek schijnt aan te geven dat een overleg met uw federale collega aangewezen is. De vraag is of u al overleg met uw federale collega hebt gehad.
Wat de gemeentebesturen betreft: ik heb er uiteraard begrip voor dat u zegt dat dat vertrouwelijk is. Dat is ook geen probleem, denk ik. Maar anderzijds is er ook wel de vraag waarop u zich baseert om met die gemeentebesturen in overleg te gaan. U hoeft niet te zeggen over welke gemeentebesturen het gaat, maar er moet dan toch een soort kader bestaan waardoor wij weten wat de aanleiding is om al dan niet met een gemeentebestuur en met de burgemeester in overleg te gaan. Maar het laatste woord is nog niet gezegd over deze zaak, denk ik, dus dat wordt ongetwijfeld vervolgd. Alvast bedankt voor de antwoorden op de bijkomende vragen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Het staat iedereen natuurlijk vrij om klacht in te dienen tegen bepaalde overheidsbeslissingen. Maar wij als commissie blijven natuurlijk pal achter dit decreet staan. Ik vind het dus ook goed dat de vorige spreker dat hier ook zo duidelijk zegt.
Dat zij hier klacht tegen indienen, bewijst dat er wel degelijk een nieuwe wind waait in dat erkenningsbeleid. En ze maken daarmee ook heel duidelijk dat zij zich niet wensen te conformeren aan onze regels. En het enige wat ik daarover nog wil zeggen, is dat wij enkel willen samenwerken met zij die wel voor die openheid gaan, die zich wel willen inbedden in onze samenleving. En zij die vandaag die procedures aanspannen, willen dat niet. Zoveel is duidelijk.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank aan de collega's voor de vraag en aan de minister voor het uitvoerige antwoord.
Maar ook dank aan Diyanet om de procedure in te dienen, want daarmee bewijzen ze eigenlijk ons gelijk. Ze bewijzen het ongelijk van collega Janssens. Dit decreet is namelijk geen slappe koffie is. Het is een streng decreet met strenge regels. Ze hebben er duidelijk schrik van, anders zouden ze die procedure niet hebben ingeleid. Dat toont aan dat we de juiste weg bewandelen, zeker als je de reden hoort waarom ze dit decreet aanvechten. Ze verzetten zich tegen het verbod van buitenlandse inmenging. Ze verzetten zich tegen inburgeringsverplichting. Ze verzetten zich eigenlijk tegen het naleven van non-discriminatieregels, wat toch essentiële regels zijn van onze democratische samenleving. Dat toont aan dat het goed is dat het nieuwe decreet er is en dat we komaf maken met de invloed van Diyanet en andere regimes die niet willen dat de mensen hier integreren, maar de kloof groter willen maken. Het is goed, minister, dat u snel handelt. We kijken uit naar wat het Grondwettelijk Hof gaat zeggen.
Het moet me toch ook van het hart dat ik totaal niet begrijp waarom het provinciebestuur van Antwerpen zelf mee in het bankje gaat staan, naast de mensen van Diyanet, tegen dit decreet. Ik begrijp dat helemaal niet. Het is waanzin dat een overheid zelf belastinggeld gaat geven aan advocaten om zich te verzetten tegen een decreet van een hogere overheid. Ik begrijp ook helemaal de drijfveer niet. Ik zou zeggen: dank misschien ook aan de mensen van de provincie Antwerpen. Ze hebben een extra argument gegeven waarom we snel komaf moeten maken met het provinciale bestuursniveau.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, wat het laatste betreft maakt collega Ongena het mij gemakkelijk om gewoon te verwijzen naar zijn tussenkomst en te zeggen dat ik het daar volkomen mee eens ben.
De grond van de zaak is iets anders. Dat is het fundamentele meningsverschil dat wij hebben, mijnheer Janssens. Voor mij zijn Vlaamse moslims, net als alle andere burgers, 100 procent deel van de Vlaamse realiteit. Voor mij is de islam een onderdeel van de Vlaamse realiteit. Dat is iets dat Vlaanderen mee maakt, samen met alle andere Vlamingen. Er zijn ongeveer 300.000 mensen die minstens cultureel verbonden zijn met de islam. Vaak zijn niet al die mensen gelovig, maar ze zijn cultureel verbonden. Zij zijn voor mij geen vijanden. De islam is niet mijn tegenstander. De islam is voor mij ook geen monolitisch gegeven. De islam is voor mij een breed huis, waar heel veel verschillende stromingen, ideeën en opvattingen zijn. Ik zie heel veel mensen die zeggen: ‘Ik ben Vlaming, maar ik ben ook moslim. Ik leef in het Westen, ik ben deel van de westerse realiteit en ik maak voor mezelf de connectie tussen die zaken. Dat is voor mij de context waarbinnen ik mijn identiteiten opbouw.’ Dat is een fundamenteel ander uitgangspunt dan het uwe of dat van uw partij.
Uw collega Van Rooy ontzegt eigenlijk de islam het recht om zichzelf een religie te noemen, hij maakt er een totalitaire ideologie van. Hij vindt dat de erkenning van die godsdienst moet worden ingetrokken en eigenlijk in Vlaanderen zou moeten worden verboden. Daar ben ik het fundamenteel mee oneens. Ik maak een religie niet tot mijn vijand. Dat is fundamenteel. Ik wil met dit Erkenningsdecreet moskeeën erkennen. Ik wil dat absoluut doen. Omdat ik geloof wat de Staatsveiligheid erover zegt vanuit veiligheidsperspectief: dat een erkende moskee een moskee is waar je banden mee kunt aangaan. Er zijn al een aantal mooie voorbeelden van geweest de voorbije tijd. Er was zelfs in een bepaalde moskee een groot probleem, en dankzij de erkenning is men binnen de moskee een debat begonnen over verlichtingswaarden, grondwaarden en het belang daarvan. Dat is het voordeel van zo’n erkenning. Maar ik wil dat ook omdat ik een duidelijk signaal wil geven dat Vlaanderen geen eerste- en tweedeklasseburgers kent.
Wat ik niet aanvaard, is dat religie geïnstrumentaliseerd wordt door buitenlandse mogendheden. Ik duld ook niet dat religie misbruikt wordt om haatboodschappen te verspreiden, dat het gebruikt wordt om buiten de bedding te treden van onze verlichtingswaarden en buiten de bedding van onze grondwaarden te gaan staan. Dat aanvaard ik niet. Dat is voor mij de lijn. En die trek ik heel duidelijk. Ik reik, met andere woorden, heel expliciet – al twintig jaar doe ik dat, in telkens een andere hoedanigheid – de hand naar die mensen in onze samenleving die zeggen: ‘Ik ben moslim en ik ben daar fier op, maar ik ben ook Vlaming en daar ben ik ook fier op. Ik verbind beide en ik ben mee deel van onze samenleving, die stoelt op een aantal fundamentele grondwaarden die ik erken en respecteer.’ Aan die mensen reik ik de hand. Mensen die zeggen: ‘Neen, ik bestrijd die grondwaarden, ik sta daarbuiten en moet daar niet van weten’, dat zijn mensen die in mij een tegenstander zullen vinden. Dat is voor mij de duidelijke lijn.
Dit Erkenningsdecreet is daarin een ongelooflijk belangrijk instrument, want dat laat mij toe om onderbouwd, met kennis van zaken – en ongetwijfeld zullen er hier en daar nog incidenten gebeuren – moskeeën en andere lokale geloofsgemeenschappen te erkennen. Diegenen die onder invloed staan van het buitenland en die werken met ambtenaren die door het buitenland worden betaald en die afhankelijk zijn van het buitenland of die extremistische ideeën omarmen of het EVRM niet respecteren, zullen we niet erkennen.
Dat probleem stelt zich vandaag heel scherp, gelet op de internationale context, naar de islam. Maar dat probleem doemt ook op binnen andere geloofsgemeenschappen. Ik denk dat de orthodoxe geloofsgemeenschappen ook een uitdaging hebben om zich niet te laten instrumentaliseren door Moskou en door Poetin en die patriarch die eigenlijk niet meer is dan ook een ideoloog die mee het regime van Poetin blijkt te ondersteunen. Dat is voor mij heel duidelijk.
De volgende maanden gaan we dat decreet ook op een heel duidelijke en consequente manier toepassen. Dat is voor mij het essentiële. En dat is een ander kader dan het uwe, denk ik. Daar botsen we, zonder dat we elkaar daarbij moeten uitmaken voor rotte vis. Maar daarover verschillen we fundamenteel van mening. Want ik denk dat het spoor dat wij bewandelen, een spoor is dat veel meer kansen biedt op een samenleving die op het vlak van fundamentele waarden en verlichting vooruitgang kan bieden, eerder dan een confrontatie met mensen. Want daar geloof ik niet in.
Ik ga dan wat concreter in op de vragen. U hebt gevraagd naar de lopende procedures. Ik wil nog even stellen dat het decreet mij hiertoe verplicht. Ik voer dat decreet uit. Mijn situatie is anders dan die van toenmalig minister Homans. Zij werkte op het besluit van de Vlaamse Regering, en dus had zij meer ruimte om te handelen, en om op een zeker moment te zeggen dat ze stopte met te erkennen. Vanwege de decretale context moet ik de procedures respecteren. Ik kan als minister niet zeggen dat ik een decreet dat goedgekeurd is, niet ga toepassen. Ik kan dat niet. Ik moet dat decreet toepassen. Dat betekent dat, zelfs wanneer er een procedure aanhangig is bij het Grondwettelijk Hof, het decreet gewoon voluit blijft bestaan, en ik met andere woorden zowel binnen de verkorte als binnen de langere procedure eigenlijk alle erkenningsaanvragen moet afhandelen zoals afgesproken. Er is dus een verkorte procedure, er komen adviezen van Staatsveiligheid bij, en ik ga elk dossier bekijken op zijn merites, en ze aftoetsen aan de erkenningsvoorwaarden die zijn beschreven. Als die strijdig zijn met die erkenningsvoorwaarden, dan kan die moskee of geloofsgemeenschap niet worden erkend. Zijn ze wel conform de erkenningsvoorwaarden, dan worden ze erkend.
Blijkt nadien dat het Grondwettelijk Hof zou zeggen dat dat decreet wordt vernietigd, dan heeft het Grondwettelijk Hof twee mogelijkheden. Men kan met terugwerkende kracht werken, en dan vervalt die erkenning. Dan heeft die nooit bestaan. Ofwel kan men zeggen dat hetgeen ondertussen al erkend is, blijft bestaan, en dat men daar in de toekomst verder mee kan werken. Dan blijven de op dat moment erkende geloofsgemeenschappen ook bestaan.
U verwijst naar bestaande moskeeën. U zegt daarvan dat die tot een netwerk behoren, en dat netwerk is antiwesters, dus daaruit leidt men af dat die moskeeën ook antiwesters zijn. Ik zeg altijd dat we dat moskee per moskee bekijken, en dat is niet een versoepelingstechniek of appeasementtechniek die ik zou willen gebruiken. Ik moet dat zo doen, want ik heb geen andere decretale grond. Ik moet dat individueel bekijken.
Maar als binnen een moskee ofwel het EVRM niet wordt erkend of gerespecteerd, of als er een grote afhankelijkheid is van het buitenland of men werkt met een imam die door het buitenland wordt betaald, dan zal die moskee niet erkend worden. Ik ga dat niet zelf vaststellen of onderzoeken, dat zullen de politiediensten en veiligheidsdiensten doen. En die zullen mij daarover een rapport overmaken.
Alle bestaande geloofsgemeenschappen moeten ook opnieuw een erkenning vragen, mijnheer Janssens. Dat betekent dat die ook allemaal in diezelfde verkorte procedure zitten. De 23 erkende moskeeën zullen dus ook allemaal, een voor een, op dezelfde basis beoordeeld worden. En die kunnen dus ook allemaal hun erkenning verkrijgen of verliezen, naargelang ze al dan niet voldoen aan de spelregels.
Mevrouw Partyka vroeg hoelang die procedure normaal duurt. Een procedure bij het Grondwettelijk Hof duurt gemiddeld een jaar en drie maanden. Dat kan dus net zo goed twee jaar of negen maanden zijn.
Wat is onze positie? Wij krijgen binnenkort een uitgebreide analyse van Eubelius. Die zal ons helemaal doorgesproken worden. Maar we weten dat we heel nauw en heel dicht bij de adviezen van de Raad van State zijn gebleven met de meerderheid, op het moment dat we dat decreet maakten. We hebben dus eigenlijk alle fundamentele opmerkingen die de Raad van State heeft gemaakt, gevolgd. Daar kun je dus impliciet uit afleiden dat we eigenlijk een sterke wettelijke basis hebben voor ons decreet.
Mevrouw Partyka heeft één fout gemaakt in haar betoog. Ze heeft gezegd dat minister Van Quickenborne het EMB heeft ontbonden. Dat klopt niet, maar hij heeft wel de intentie geuit om die te ontbinden, en hij moet daarbij een juridische procedure volgen, en kan daar het best ook geen fouten bij maken. Want het is evident dat een ontbinding van het EMB ook kan worden aangevochten bij de rechtbank. We leven nu eenmaal in een rechtstaat, en die beslissing van de minister is onderhevig aan een rechtelijke toetsing wanneer die wordt uitgelokt.
Een laatste element dat nog gegeven is, is de vraag van mevrouw Partyka over die twintig burgemeesters. Die zijn geselecteerd op basis van het plan radicalisering, het Plan Samenleven, de bestaande moskeeën en informatie van de veiligheidsdiensten. Voor alle duidelijkheid: daar is nergens sprake van een acute terreurdreiging en dergelijke meer. We willen hen wel beter informeren over de algemene rapporten die de Staatsveiligheid maakt. En we zijn ook van plan om dat ook nog met een volgende groep gemeenten te doen, die daar ook belang bij hebben. Dat kan zijn omdat er moskeeën of andere geloofsgemeenschappen op hun grondgebied liggen waar zich mogelijk problemen kunnen voordoen. Of misschien zijn er andere elementen die interessant kunnen zijn voor de burgemeester, en waarvan men het best op de hoogte is. Ik vind dat we dat gestructureerd en systematisch moeten doen. Trouwens, dat gebeurde met de medewerking van de federale minister van Justitie, die ook met zijn kabinet op die briefing aanwezig was.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende antwoorden. Ik heb daarstraks gezegd dat het Antwerpse provinciebestuur een zekere schizofrene houding aanneemt, of althans de partijen die daar deel van uitmaken, door hier enthousiast te zijn over een decreet, dat men dan op provinciaal niveau gaat bestrijden via gerechtelijke weg. Maar in een aantal elementen van uw betoog zit ook een zekere schizofrene houding, minister. U zegt dat u van alle moskeeën die onderdeel uitmaken van het Diaynetnetwerk of van het Milli Görüsnetwerk individueel zult bekijken of ze de erkenningsvoorwaarden al dan niet naleven.
Alleen al door het feit dat die moskeeën deel uitmaken van een organisatie zoals Diyanet of Milli Görüs zou u zich de vraag moeten stellen aan wie die moskeeën en lokale geloofsgemeenschappen volgens u loyaal zijn. Aan u? Aan de Vlaamse overheid? Aan het decreet waarover hier wordt gestemd? Of zijn die loyaal aan Erdogan, aan Turkije? Ik denk dat het nogal evident is dat dat laatste het geval is en dat dus per definitie die organisaties, die moskeeën, die lokale geloofsgemeenschappen hier niet meer mogen worden erkend. Die mogen niet worden gefaciliteerd, erkend en gesubsidieerd. En ik hoop dat u onder andere door de chantage die nu via gerechtelijke weg op uw bord komt, ook een stapje verder durft te gaan en dat u samen met uw collega’s in de Federale Regering zegt dat dergelijke organisaties hier niet alleen niet mogen worden erkend en gefinancierd maar eigenlijk moeten worden verboden in Vlaanderen. Diyanet, Milli Görüs en dergelijke meer, die organisaties die een rem zijn op de integratie en waarvan veiligheidsinstanties bevestigen dat ze een gevaar zijn voor de veiligheid in onze samenleving, moeten wij gewoon op droog zaad zetten. Niet erkennen, niet subsidiëren, niet faciliteren maar op droog zaad zetten en die subsidies op zijn minst intrekken.
U zegt dat u het verhaal van die islam anders bekijkt dan ik, en dat is inderdaad zo, maar ik voel me gesterkt door wat we hier alweer zien: een totale afwijzing van de bereidheid om enige integratie in Vlaanderen te realiseren. Er is inderdaad geen gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, geen scheiding tussen kerk en staat. We zien dat hier eens te meer bevestigd. Men wil zelfs geen scheiding tussen moskee in Vlaanderen en Turkse of Marokkaanse staat. Wat ons betreft, geven die zaken maar ook veel andere aan dat het een historische vergissing was om de islam hier in België als religie te erkennen. Vrijheid van religie, uiteraard ook voor moslims, maar we hoeven dat als overheid niet te faciliteren en te subsidiëren, en dat is wat ons betreft inderdaad een historische vergissing.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Het zal u niet verbazen wanneer ik zeg dat ik het niet eens ben met collega Janssens. Niet erkennen en de kop in het zand steken maakt het probleem erger. Met die laatste opmerking ben ik het dus niet eens.
Minister, ik ben het uiteraard wel met u eens wanneer u zegt dat men ofwel voldoet aan de voorwaarden in het decreet en dat men kan worden erkend, ofwel niet voldoet en niet erkend kan worden. Wat het Grondwettelijk Hof daarover zegt, zullen we dan zien. Ook daar is het geruststellend dat we dicht bij de aanwijzingen van de Raad van State zijn gebleven. We moeten vertrouwen hebben in het grondige werk dat daar is gebeurd. En als het nodig is, bestaat uiteraard altijd de mogelijkheid om het decreet aan te passen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.