Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de ontoereikende middelen van het Fietsfonds
Report
Aangezien collega Bex nog even vermist is, mag u als eerste uw vraag stellen, collega Lambrecht.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
We kennen het Fietsfonds allemaal, het wordt deels gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en deels door de provincies. Gemeenten hebben het graag, want ze kunnen dossiers indienen voor het verbeteren of aanleggen van hun fietsinfrastructuur. De provincie neemt dan de uitbetaling van zowel het voorschot als het saldo voor zich, daarna wordt het Vlaamse gedeelte teruggevorderd.
In 2021 trok u, minister, het budget voor Mobiliteit op van 10 naar 15 miljoen euro per jaar voor alle gemeenten en provincies, terwijl er in 2021 voor ruim 25 miljoen euro aan subsidiegerechtigde dossiers werden ingediend, waarvan er maar voor 14,5 miljoen euro door Vlaanderen werd uitbetaald.
De provincie Antwerpen trekt nu aan de alarmbel. Nogmaals, want in het verleden hebben we al gezien dat ook andere provincies aan de alarmbel trokken. De provincie Antwerpen trekt aan de alarmbel, want de Vlaamse overheid had op 1 januari 2022 een achterstand in terugbetaling aan de provincie Antwerpen van 5,2 miljoen euro. De deputatie gaat ervan uit dat dit tekort de komende jaren nog fors zal stijgen door de vele projecten. Door het uitblijven van Vlaamse subsidies is de provincie nu genoodzaakt om de volgende maatregelen te nemen.
Ze zullen gemeentelijke dossiers in Antwerpen op een wachtlijst zetten, waardoor pas tot toekenning van de subsidie of uitbetaling van het voorschot wordt overgaan zodra het provinciale budget het toelaat. De Antwerpse deputatie staat vanaf nu ook niet meer garant voor de uitbetaling van het saldo. Het saldo zal pas uitbetaald worden op het ogenblik dat de Vlaamse overheid haar gedeelte van het voorschot heeft terugbetaald aan de provincie. Daardoor zijn de gemeenten niet zeker van uitbetaling voor de middelen van hun lopende dossiers. Ten derde, zolang het Vlaamse voorgefinancierde bedrag van het saldo niet is terugbetaald, kunnen de Antwerpse gemeenten ook geen voorschot voor een ander fietsdossier meer aanvragen.
De Vlaamse overheid voorziet ook voor de volgende jaren slechts maximum 3 miljoen euro per jaar per provincie om haar aandeel in de fietsfondssubsidie te financieren. De voorbije twee jaar kaartten de provincies al aan bij u, minister, dat het Vlaamse aandeel budgettair eigenlijk ontoereikend is om alle projecten die een subsidie toegekend kregen, laat staan alle projecten die in de pijplijn zitten, te gaan financieren. Tot op heden bent u nog niet bereid bevonden om het Vlaamse budget voor het Fietsfonds verder te verhogen, zodat alle dossiers betaald kunnen worden.
Daarbovenop vraagt de Antwerpse deputatie nu aan haar lokale besturen om de Vlaamse overheid attent te maken op de gevolgen van het ontoereikende Vlaamse budget voor fietsinfrastructuurprojecten in hun gemeente.
De ontoereikende middelen van het Fietsfonds en het uitblijven van extra Vlaamse middelen zorgen ervoor dat noodzakelijke, lokale investeringen in fietsinfrastructuur uitgesteld of zelfs afgevoerd moeten worden.
Graag had ik de volgende vragen gesteld, minister.
Wat is uw reactie op het schrijven van de Antwerpse deputatie aan haar lokale besturen en de maatregelen die genomen worden door het uitblijven van extra Vlaamse middelen? Komen er soortgelijke signalen van andere provincies?
De voorbije twee jaar kaartten de provincies reeds meermaals aan dat het Vlaams aandeel budgettair ontoereikend is om alle projecten die een subsidie toegekend kregen of in de pijplijn zitten, te financieren. Bent u bereid om met de broodnodige extra budgetten over de brug te komen voor het Fietsfonds, zodat de provinciale besturen alsnog de nodige middelen zouden kunnen hebben om de gemeentelijke dossiers verder te ondersteunen?
Collega Bex had hier ook een vraag over, maar is verdwenen. Ik stel voor dat minister Peeters toch al antwoordt op de vragen van mevrouw Lambrecht.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Lambrecht, voor uw vragen. U weet dat we veel middelen investeren in onze fietsinfrastructuur. Dat hebben we ook vanaf het begin aangekondigd. U kent de bedragen. Vorig jaar, in 2021, hadden we een bedrag van 329 miljoen euro vastgelegd. Voor dit jaar hebben we een bedrag van 328 miljoen euro voorzien. Deze middelen zijn opgenomen in het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP), waarmee we heel wat fietsinfrastructuur uitrollen, niet alleen fietssnelwegen maar ook tal van andere soorten fietsinfrastructuur, zoals fietsbruggen, fietstunnels, fietspaden langs gewestwegen, jaagpaden en fietsroutes van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF).
Zoals ik al meermaals in deze commissie heb aangegeven, werden er in de periode van 2007 tot 2020 nooit meer aanvragen ingediend om Fietsfondssubsidies te ontvangen dan wat voorzien was. Alleen in 2019 was er een kleine overschrijding. Ik wil daarmee aangeven dat er altijd een sterke onderbenutting was.
Bij de opmaak van de beleidsnota was er de vraag om de middelen van het Fietsfonds op te trekken. Dat hebben we ook gedaan. We hebben die met 50 procent verhoogd: van 10 miljoen euro naar 15 miljoen euro. Die 15 miljoen euro is bestemd voor heel Vlaanderen. Het is aan de provincies zelf om onderling een verdeelsleutel te maken. Maar omdat we grote discrepanties zagen tussen de provincies, werd op een van de vele overlegvergaderingen wel voorgesteld om die middelen pro rata over de provincies te verdelen.
Voor 2022 hebben we – en dat gebeurde in het verleden ook nooit – het restant van 2021 overgeheveld naar 2022. Dat betekent dat we voor 2022 een bedrag van 15,5 miljoen euro beschikbaar hebben, namelijk 15 miljoen euro plus de 500.000 euro die in 2021 niet benut werd. Toen werden projecten ingediend voor een totaal van 14,5 miljoen euro.
Een tijdje geleden vroeg de provincie Oost-Vlaanderen om meer middelen. Ik heb nu ook kennisgenomen van het schrijven van de Antwerpse deputatie aan de lokale besturen. We hebben dus weet van vragen naar meer middelen. We hebben ook altijd heel duidelijk gezegd dat we, naast de middelen voor fietsinfrastructuur ten behoeve van de lokale besturen, ook het budget hebben van het Kopenhagenplan. Het Kopenhagenplan werd in het voorjaar van 2021 aangekondigd, waarbij de lokale besturen trekkingsrechten hebben. Daarvoor is een bedrag van 150 miljoen euro voorzien. Het loopt tot september van dit jaar.
We hebben ook aan de provincies aangeraden om samen met de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) in overleg te gaan met de minister van Binnenlands Bestuur om te bekijken of, zodra die trekkingsrechten ten lopen, in principe in september van dit jaar, samen met de relancemiddelen, er dan eventueel middelen overgeheveld kunnen worden naar het Fietsfonds. Vandaag kunnen we daar nog niet op antwoorden.
Maar de boodschap die ik nu geef, heb ik ook telkens gegeven op de overlegvergaderingen met de verschillende gedeputeerden. Zij hebben daar kennis van genomen. Ik heb daar ook al tweets over zien verschijnen. Toen was er eigenlijk consensus over dat men zou wachten tot het najaar. De afspraak was toen ook wel om de eerste oproep zo snel mogelijk te lanceren. Die eerste oproep is er ook geweest en daar zijn projecten voor ingediend. De uitbetaling is ook goedgekeurd.
Ik wil ook meegeven dat ik die briefwisseling, maar ook vooral de eenzijdige communicatie van sommigen, ten zeerste betreur. We hadden niet langer dan deze week een persmoment in de stad Gent, waarbij ik dan achteraf moet lezen dat de Oost-Vlaamse gedeputeerde van Mobiliteit zonder meer zegt dat ik toekomstige projecten hypothekeer. Wel, ik heb eens gekeken naar de aanvragen van de gedeputeerde van Mobiliteit van Oost-Vlaanderen. Daar zitten gunningsprojecten in van 2016, 2017 en zelfs eentje van 2015 – weliswaar een kleintje. Dus wij zijn eigenlijk, wat dat betreft, nu nog geld ter beschikking aan het stellen voor projecten die al geruime tijd meegaan of die alleszins ruim vijf jaar geleden gegund zijn. Ik wil toch alles even in de juiste context plaatsen.
Alleszins willen we een zo hoog mogelijke realisatiegraad bereiken. En ik blijf herhalen dat ik mijn engagement heb gegeven om, zodra we zien of de trekkingsrechten van het Kopenhagenfonds, waar 150 miljoen euro in zit, en waar vandaag nog altijd een bedrag van ruim 134 miljoen euro ter beschikking is … Wij kijken hoe dat verder evolueert, en of er daar een mogelijkheid is om die middelen over te dragen richting het Fietsfonds, om alleszins te voorkomen dat die middelen verloren gaan. Zo kunnen we daar in de toekomst ook bijkomende projecten realiseren.
Collega Bex vroeg ook naar de realisatiegraad van heel wat projecten. Zal ik daar ook al op antwoorden, voorzitter? (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik vind het wel vervelend, want ik had niet de bedoeling hem hier weg te willen hebben. Anders geef ik eerst mijn repliek, in de hoop dat hij daarna nog binnenkomt? (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik zal alvast op zijn vragen ingaan.
Collega Bex had specifiek nog vragen naar de realisatiegraad inzake het BFF. Het BFF bestaat uit verschillende tracés. Het gaat om in totaal ruim 12.000 kilometer aan fietspaden, waarvan ongeveer 4000 kilometer specifiek in beheer is bij het Vlaamse Gewest. En ruim 8000 kilometer is dus voornamelijk in beheer bij de steden en gemeenten. De realisatiegraad van het BFF vereist dus de inzet van vele partijen, telkens met eigen taken en verantwoordelijkheden. Ik kan vandaag dan ook geen specifieke einddatum geven van de realisatie van het BFF. U weet ook dat dat continu evolueert. Als er nieuwe ontwikkelingen komen, komt vaak de vraag om nieuwe overkoepelende of grensoverschrijdende fietspaden aan te leggen. Kortom, dat evolueert verder.
Een belangrijk onderdeel van dat BFF is ons fietssnelwegennetwerk. Er bestaat een volledige inventarisatie van de fietssnelwegen in Vlaanderen, en op basis van die inventarisatie kan dan de opdeling worden gemaakt of die fietssnelwegen conform de richtlijnen van het fietsvademecum zijn opgesteld. We hebben de administratie meermaals gevraagd om zo snel mogelijk werk te maken van het ontsluiten van al deze gegevens, en men heeft mij meegegeven dat men binnenkort op Geopunt.be al die data rond onze fietssnelwegen kan zien. Ook de realisatiegraad en de conformiteit van deze fietssnelwegen kan men daar dan checken.
Dat wordt opgemaakt met verschillende kleuren. Groen is het aantal reeds gerealiseerde kilometers dat ook volledig conform het fietsvademecum is. Oranje is een netwerk dat er is, maar soms niet volledig conform is. Daar zult u zien hoeveel er gerealiseerd is, maar ook dat er natuurlijk nog een deel dient te worden gerealiseerd. In totaal schommelt het aandeel gerealiseerd groen en oranje daar rond 60 procent. (Stijn Bex komt de zaal binnen.)
Ja, mijnheer Bex, ik was uw vraag aan het beantwoorden. Ik heb net gezegd dat we voor de fietssnelwegen op dit ogenblik ruim 60 procent gerealiseerd hebben.
Dan kom ik tot de conformiteit van de fietsinfrastructuur langs gewestwegen. U weet dat het Agentschap Wegen en Verkeer telkens een rapport opmaakt over onze fietspaden langs gewestwegen. Niet alle fietspaden zitten daar telkens in. Men maakt een screening en om het andere jaar zitten daar dan ook andere fietspaden in. Men berekent daar enerzijds het comfort van de fietspaden, met name de staat en de inrichting van de fietspaden, en anderzijds ook de conformiteit met het fietsvademecum. Het laatste rapport is van 2019. U weet – ik denk dat we dat hier in de commissie al besproken hebben – dat dat geen schitterend rapport was, maar dat dat toen ook de wake-upcall was voor ons allen om volop te investeren in de fietsinfrastructuur.
Voor de jaagpaden, waar uiteraard ook heel wat fietsers gebruik van maken en waarvan er ook een aantal zijn opgenomen in het fietssnelwegennetwerk, is de inventaris ook lopende. Die zal in principe eind 2022 rond moeten zijn.
Wat betreft de tracés in het beheer van de lokale besturen: hier hebben we niet echt de bedoeling om al die tracés te inventariseren. Maar ik kan wel meegeven dat in een aantal provincies, met name Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Limburg, wel een initiatief loopt om al die tracés te inventariseren. Onze administratie is op dit ogenblik in overleg met die provincies om te kijken of we dat dan op een gezamenlijke wijze kunnen ontsluiten. Hoe meer mensen daar immers mee aan de slag kunnen gaan, hoe beter. We gaan dus kijken of ook deze data toekomstgericht open zullen zijn en er alleszins voor zorgen dat minstens Vlaanderen toegang krijgt tot deze data.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, minister. De uitleg die u geeft, daar valt natuurlijk geen speld tussen te krijgen. Dat klopt cijfermatig heel erg, dat er 15 miljoen euro is, en als er voor 25 miljoen euro projecten zijn, dat u dan 10 miljoen euro te weinig hebt.
Maar het straalt ook op u af als het overal beter is, met veilige en brede fietspaden. Dat is iets dat de gedeputeerden hebben ingediend. Dat gaat over projecten die volledig klaar zijn. We hebben daar eigenlijk geen werk meer aan buiten het lint dat u bij wijze van spreken kunt gaan doorknippen. Iedereen zal tevreden zijn, want het wordt verkeersveiliger.
We zitten daar nu met 10 miljoen euro te kort. Wat ik niet begrijp – technisch gaat u dat kunnen uitleggen en de boekhouders van de wereld gaan dat ook kunnen uitleggen – is dat, als je dus die 300 miljoen euro en dat Kopenhagenfonds hebt en je projecten hebt klaarliggen, u dan om de sector te kalmeren geen technische operatie kunt uitvoeren die 10 miljoen euro overhevelt, waardoor projecten die klaar zijn om veilig te kunnen fietsen, gewoon gemaakt kunnen worden. Dat is hier de hele tijd een technische uitleg en u zegt ook dat u moet wachten om te zien of het kan via het Kopenhagenfonds, terwijl ik denk – ik mag niet in uw plaats praten – dat u niet liever zou hebben dan dat u van die pot van 300 en zoveel miljoen euro of van dat Kopenhagenfonds 10 miljoen euro kunt nemen. Dat is niet veel als je ziet welke goede projecten het zijn. Die provincies staan immers heel dicht bij de gemeenten en de dorpen. Zij weten vaak veel beter dan wij hier in Brussel waar het over gaat. Ik vraag u echt nog eens, met al mijn mogelijkheden in mij: kunt u niet als minister gewoon eens boven die techniciteit staan en zeggen dat het niet zo moeilijk is om daar 10 miljoen van 300 miljoen euro te nemen voor projecten die er allemaal liggen? Ik denk dat dat voor een enorme rust zou zorgen. Als u ziet dat er zoveel projecten vanuit de provincies komen, denk ik ook dat u die 15 miljoen euro voor andere jaren ook op 25 miljoen euro moet proberen te zetten. Het is minder werk voor jullie vanuit Vlaanderen. Het werk wordt eigenlijk in de provincies gedaan. Als men mij vraagt waarom de provincies nut hebben, begin ik altijd over die fietspaden.
Ik heb dus twee vragen, minister. Wanneer gaat u de provincies zekerheid geven over het geld dat ofwel uit het Kopenhagenfonds ofwel uit uw grote pot – waarvoor we u dankbaar zijn, dat u aan zoveel geld geraakt bent – gaat komen? Ik denk dat u een duidelijke datum moet stellen, of een maand. Die slechte sfeer moet weg als we het over de positiviteit hebben van veilige fietspaden.
Ten tweede: gaat u in de toekomst ook een pot van 25 miljoen euro aanbieden, aangezien u ziet dat dat heel gemakkelijk gebruikt kan worden voor veel meer veilige fietspaden?
De heer Bex heeft het woord.
Excuses dat ik er daarnet bij de vraagstelling niet was, ik had een dringend telefoongesprek en ik ging er eigenlijk van uit dat men wel een volgende vraag zou behandelen.
Mijn excuses, collega Bex, ik had eerst niet door dat u er niet was.
Het is niet erg, ik had er zelf moeten zijn.
Minister, uit de repliek van collega Lambrecht meen ik min of meer te kunnen afleiden wat u hebt geantwoord. Ik betreur het net als mijn collega dat u niet voorziet in een snelle beslissing. We zien nu dat provinciebesturen brieven beginnen te sturen naar de gemeentebesturen om te zeggen dat de projecten in de ijskast moeten, dat zij niet meer kunnen voorfinancieren zolang er geen duidelijkheid is van Vlaanderen, terwijl dit een grote beleidsdoelstelling is en u toch op een departement zit waar heel veel geld aanwezig is en waar middelen soms niet in het voorbestemde jaar kunnen worden uitgegeven. Ik ben eigenlijk van mening dat waar een wil is, een weg is in dezen. Als u het echt zou willen, zou u in die oplossing kunnen voorzien.
Ik betreur dat des te meer omdat uit de Brede Heroverweging naar voren is gekomen dat die subsidies via het Fietsfonds tot de meest efficiëntie subsidies behoren die binnen heel de Vlaamse overheid worden uitgekeerd. Ik snap het werkelijk niet. Ik vind dat dit compleet in tegenstelling is met alles wat u zegt en uitstraalt over fietspaden. Ik vind het ook totaal niet nodig om te wachten tot we zullen zien dat er wel degelijk voldoende middelen zijn in het Kopenhagenfonds om dat te doen. Als het u echt menens is met fietsinfrastructuur in Vlaanderen, als we met die fietsongevallencijfers worden geconfronteerd, als we weten dat bepaalde fietspaden te smal zijn om iedereen te laten passeren – we hebben het er gisteren nog over gehad – hoe is dat dan in godsnaam mogelijk? U haalt hiermee eigenlijk alles wat u zegt over fietsbeleid onderuit. Ik roep u op om het signaal te geven aan de provincies en de gemeentebesturen dat u hier toch een oplossing in hebt gevonden.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik volg volledig de twee pleidooien van de collega’s over het Fietsfonds. U hebt al meer middelen voorzien, van 10 naar 15 miljoen euro, wat goed is, maar blijkbaar is het nog niet genoeg. De dossiers liggen klaar bij de provincie, ze kunnen dus worden uitgevoerd. En dan zitten we anderzijds met het Kopenhagenplan. Collega Bex zei dat de provincies brieven sturen naar de gemeenten maar er is nog iemand die brieven stuurt naar de gemeenten, met bijna een smeekbede, namelijk de minister van Binnenlands Bestuur, om projecten in te sturen voor het Kopenhagenplan, omdat het geld voor het rapen ligt, als ik het zo mag zeggen. Hij vraagt dus projecten om dit plan te kunnen realiseren. Er zijn dossiers klaar van de provincie en er is geld bij Binnenlands Bestuur. Zoals mevrouw Lambrecht zegt, zullen wij hier de boekhoudkundige berekening niet maken. Ik denk dat er daarvoor voldoende slimme koppen zitten bij uw administratie en bij die van Binnenlands Bestuur.
Minister, ook vanuit de cd&v-fractie wil ik ervoor pleiten om aan te kloppen bij uw collega Somers, bovendien van dezelfde partij, om niet te wachten tot in september, maar om nu over die extra budgetten te kunnen beschikken om de dossiers van de provincie te kunnen realiseren.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, onze fractie wil zich ook aansluiten bij de vorige sprekers. De onwil om de middelen te voorzien voor het Fietsfonds staat eigenlijk toch haaks op de verklaringen van de Vlaamse Regering om prioritair in te zetten op het fietsbeleid. Laat ons eerlijk zijn: de veiligheid van de fietsers is een actueel item. We worden om de oren geslagen met slechte cijfers. De stijgende ongevallencijfers zijn gisteren nog in de media geweest. Als we hiermee achterblijven, dan zal het moeilijk zijn, zo vreest onze fractie, om de stijgende ongevallencijfers te keren.
Bovendien speelt de aanleg van de gemeentelijke fietspaden toch ook wel een cruciale rol in de beoogde modal shift. Dat is toch ook een van uw speerpunten. Ook onze fractie pleit er dus voor om zo snel mogelijk oplossingen te vinden voor de vragen van de gemeenten en de provincies.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik vrees dat het een beetje unisono is, maar ik denk dat we allemaal hetzelfde zeggen. U hebt dat inderdaad ook opgevraagd bij de gemeenten. Dat zit in het Kopenhagenfonds, dus dat gaat we pas in september zien. Ik dacht dat het pas eind september zal zijn vooraleer alles binnen is. De vraag is inderdaad of er ondertussen nog budgetten vrij zijn bij Binnenlands Bestuur om daar werk van te maken, want de projecten van de provincies staan klaar. Het probleem is acuut, en ook wij zouden het, van onze kant, aanmoedigen als er daarvoor extra budget naar de provincies zou kunnen gaan .
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen.
Voor alle duidelijkheid: het is zeker geen onwil, absoluut niet. Ik heb ook al meermaals gezegd dat we vaak met onze gedeputeerden van Mobiliteit in overleg zitten. Goede afspraken maken goede vrienden. En wij hebben afspraken gemaakt op het laatste overleg, half januari van dit jaar. Daar hebben we heel duidelijk de afspraak gemaakt dat we de projectoproep voor 2022 onmiddellijk zouden lanceren, en dat men daar projecten kan indienen tot 15 miljoen euro. Dat is het bedrag dat we hadden vrijgemaakt. Tegelijk hebben we afgesproken dat we kijken hoe het Kopenhagenplan verder evolueert.
Men kan het hier nu heel simpel en eenvoudig voorstellen en zeggen: dat geld zit daar toch bij collega Somers, dat is ter beschikking, neem dat daar gewoon even, en dan zijn we allemaal tevreden. Nu, we hebben een Kopenhagenplan, en ik nodig jullie uit om de stukken van de Vlaamse Regering toch nog even na te lezen. Dat zijn de dossiers die vastgelegd zijn op 26 februari 2021. Naast de nota van het Kopenhagenfonds, het subsidiereglement, zijn ook de trekkingsrechten van de lokale besturen vastgelegd. Mevrouw Lambrecht, voor Brugge werden er trekkingsrechten voorzien van 2.684.000 euro. Mevrouw Fournier, voor Menen: 758.000 euro. Jullie zeggen: ‘Neem gewoon geld van dat Kopenhagenplan, dan zijn we gered voor het Fietsfonds voor de provincies.’ Als dan die twee gemeentes, gelinkt aan de respectieve vraagstellers, bij ons subsidie komen vragen, dan gaan wij zeggen: ‘Sorry, uw trekkingsrechten hebben we al doorgesluisd naar anderen, jullie komen te laat.’ Dat kan natuurlijk niet. Daarom zeg ik opnieuw: ‘Goede afspraken maken goede vrienden.’
Wij hebben op het laatste overleg met de gedeputeerden van Mobiliteit van de vijf provincies heel duidelijk de afspraak gemaakt – die projectoproep gaan we nu lanceren – dat zij tot 15,5 miljoen euro subsidies kunnen indienen. Dat heeft men in het verleden niet gedaan. Ik heb in de eerste vragenronde al duidelijk meegegeven dat het integrale subsidiebedrag eigenlijk nooit werd opgenomen. De ene keer was het 3 miljoen euro, de andere keer 4 miljoen euro, terwijl er 10 miljoen euro voorzien was. Telkens wanneer die bedragen niet werden opgenomen, ging dat naar de onderbenuttingen. Dat werd niet opgestapeld. Vorig jaar hebben we wel de onderbenutting van een half miljoen euro overgeheveld naar 2022, waardoor we nu 15,5 miljoen euro hadden.
De eerste oproep is er geweest, en de vijf provinciebesturen hebben daarvoor de aanvragen ingediend. We kijken nu of we na september een tweede oproep kunnen doen, nadat we zicht hebben op de finale trekkingsrechten van het Kopenhagenplan. Dat geld daar nu zonder meer even weghalen, dat kan gewoon niet. Dan zou je al meteen de trekkingsrechten miskennen die je vorig jaar aan elke individuele gemeente, op basis van het inwonersaantal, hebt goedgekeurd in het Kopenhagenplan. Dan zou je dus de afspraken die gemaakt zijn, niet honoreren.
Ben ik in overleg met het kabinet van minister Somers? Ja. Ik denk dat de VVP dat ook al regelmatig heeft aangekaart. Alleszins zouden de gedeputeerden van Mobiliteit ook in dezen blijven kijken naar de middelen van het Kopenhagenfonds.
Tegelijkertijd wil ik opnieuw het volgende meegeven, want dat is iets wat mij enorm stoort en waarmee men ook maar recent is komen aanzetten. Men zegt hier dat wij projecten voor de toekomst hypothekeren. Ik heb de lijst van de specifieke projecten waarvoor nu, in 2022, subsidieaanvragen werden ingediend. Collega’s, daar zijn projecten bij die al zijn gegund in 2017, in 2019, in 2018. Dus projecten die vijf jaar geleden zijn gegund, daarvoor moeten wij nu geld op tafel leggen. Dat zijn geen nieuwe fietsinfrastructuurprojecten. We vinden dat misschien allemaal vreemd, maar het lijkt er bijna op dat men zegt: ‘We maken de kasten even leeg, we gaan heel veel projecten op tafel leggen, en we gaan dan klagen dat we geld te weinig hebben.’ Kortom, dit kan niet. Ik blijf er echter bij: hoe meer fietsinfrastructuur we realiseren, des te beter. Dat willen we allemaal. In ons GIP hebben wij voor niet minder dan 330 miljoen euro projecten nominatief aangeduid. Dat gaat over 458 projecten. Sommige zijn projecten van 500.000 euro, sommige van 1 miljoen euro, sommige van 3, 4 en zelfs 5 miljoen euro. Ik zou nu kunnen beslissen daar tien projecten te schrappen, die niet uit te voeren, zodat ik misschien ergens 10 miljoen euro kan vinden en die 10 miljoen euro even aan de provincies kan geven. Strikt genomen zou ik dat kunnen doen, maar dan weet ik ook wel dat al die lokale besturen ook aan onze deur komen kloppen, en al die lokale besturen die vandaag hun project op de reservelijst zien staan, gaan dan ook allemaal aan onze deur aankloppen. Is het dat wat we willen?
Opnieuw en afsluitend: goede afspraken maken goede vrienden. We hebben de deal dat we in september bekijken of we een tweede oproep kunnen doen en of er dan extra middelen ter beschikking zullen zijn. Hoe meer hoe liever, en hoe rapper dat men alles gerealiseerd krijgt, hoe beter. Ik hoop dat het dan vooral nieuwe projecten, extra projecten zijn. Zowel in het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk als qua fietssnelwegen moet er nog heel wat worden gerealiseerd. Met vereende krachten – de lokale besturen, de provinciale besturen en de diverse Vlaamse entiteiten binnen het Departement Mobiliteit en Openbare Werken – kunnen we veel meer realiseren. Opnieuw, ik hoop dat ik hier in september kan terugkomen met dit dossier. Ik denk dat iedereen hier dat wil. We zullen dan zien wat er overblijft van het Kopenhagenfonds. We zijn het er allemaal over eens dat de centen die er dan zijn, dan ook zouden kunnen worden overgeheveld. Dat is natuurlijk de volgende vraag: zullen we dan de regelgeving kunnen aanpassen zodat we die middelen die zijn vastgelegd voor andere items, dan toch kunnen doorsluizen naar het Fietsfonds, dat eigenlijk geldt voor lokale besturen, het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk en de provincies, die een deel van het fietssnelwegennetwerk uitrollen?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, dank u, maar het is geen wij-zijverhaal. U rechtvaardigt eerst helemaal waarom het misschien niet zal lukken, en u eindigt er dan mee dat u het toch wilt. Ik zal het nog eens zeggen: het is in uw voordeel. Men geeft het u op een plateau, allemaal mooie projecten die kunnen worden uitgevoerd. De uitspraak dat men de kasten leegmaakt ... Ik weet dat niet. Ik heb echt nog geen enkel fietspad gezien in mijn buurt dat er is gekomen en dat niet nuttig was. Wat Brugge en het Kopenhagenfonds betreft: ik ben hier niet voor Brugge aan het spreken. Nu, dat is fantastisch. Mijn lieve collega Van Volcem kent de weg en heeft van alles ingediend. Iedereen zou de weg zo goed moeten kennen en zou zo goed geïnformeerd moeten zijn.
Mijn punt is dat ik natuurlijk niet wil dat er dingen van andere steden niet worden uitgevoerd. U zegt echter altijd dat u die grote pot van meer dan 300 miljoen euro hebt. We zien ieder jaar dat we het geld niet op krijgen. Ik vraag dus gewoon aan u, zonder die hele technische uitleg, gewoon opdat de mensen in de straat het zouden begrijpen, dat u uit die grote pot van meer dan 300 miljoen euro 10 miljoen euro zou halen om aan die 25 miljoen euro te komen. Stop met die technische uitleg en dat wachten. U zou veel beter zeggen: ‘Ik ga daarvoor zorgen, en in september heb ik die 10 miljoen euro.’ 10 miljoen euro op 300 miljoen euro, dat moet u toch vinden. Dan praten wij niet meer over dat Kopenhagenfonds. Wij praten enkel over dat Kopenhagenfonds omdat we niet weten waar we bij u aan 10 miljoen euro kunnen geraken. De projecten van de gedeputeerden liggen er. Laat hun die toch uitvoeren. Leg desnoods zeer zware boetes op als er projecten zouden gebeuren die niet goed zijn voor de zwakke weggebruiker. Wij pleiten hier immers niet voor investeringen die niet nodig zijn. Laat dat zeer duidelijk zijn. In dezen hebben de gedeputeerden echter al mijn steun, en naar ik denk van veel collega’s, om die 10 miljoen euro van om het even waar te krijgen, om naast de andere investeringen toch die noodzakelijke brede, veilige fietspaden aan te leggen.
Minister, ik zal eindigen met een hoop uit te spreken. Uiteindelijk is dat vervoer voor kinderen die moeilijk op school geraken er ook, zij het laattijdig, gekomen. Ik hoop dat u het in september toch in orde kunt brengen. Wij zullen heel blij zijn. Wij zullen u dan feliciteren, maar stop alstublieft met die technische uitleg waarom dit niet kan. Er is geld.
De heer Bex heeft het woord.
Ik ben het naar de geest eens met het pleidooi van collega Lambrecht, maar ik wil een paar bedenkingen maken bij de inhoud.
Minister, ik vind dat u niet bij die 300 miljoen euro voor fietsinfrastructuur moet gaan zoeken om die 10 miljoen euro te vinden die de provincies nu vragen. Ik denk dat er voldoende middelen zullen overblijven na een analyse van het Kopenhagenfonds. Er zou ongeveer 10 procent van de gemeenten – nu even geen rekening houdend met hun relatieve aandeel – geen gebruik maken van het aanbod van minister Somers. Mijn gok is dat het er iets meer zullen zijn. Dat geld zal er dus zijn. Ik vind trouwens dat u alle middelen van het Kopenhagenfonds die niet aangewend worden zoals minister Somers voorzien heeft, moet opeisen in de Vlaamse Regering en daarmee fietsinfrastructuur realiseren.
Ik betreur dat u intussen, wetende dat die middelen zullen komen – ik vertrouw erop dat u dat gevecht in de regering zult winnen –, nog geen oplossing vindt en wilt wachten tot september. Dat zorgt nu voor heel veel onduidelijkheid op het terrein. Ik ben geen begrotingsspecialist, maar als die middelen allebei in uw portefeuille zouden zitten – zoals dat bij goed bestuur zou moeten gaan – u zou het Kopenhagenfonds moeten beheren, het is onzin dat de minister van Binnenlands Bestuur dat moet doen –, dan zou u gemakkelijker met budgetten kunnen schuiven binnen uw portefeuille, dan was dit allang geregeld. Ik roep u op om dat snel te doen en geen vier maand te verliezen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.