Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
De heer Veys heeft het woord.
Minister, op maandag 9 en dinsdag 10 mei 2022 hebt u een zending naar Parijs ondernomen. Dat konden we zien in de mededelingen aan de Vlaamse Regering. Die zending sloot uiteraard aan bij uw bevoegdheden Wonen en Onroerend Erfgoed. In de toelichting bij de zending staat dat u op 9 mei ook een onderhoud hebt gehad met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over het woonbeleid. Binnen de organisatie zou er bijzondere aandacht zijn voor het belangrijke ‘Horizontal Housing Project’ en voor de opmerkingen en aanbevelingen die de OESO recent aan België formuleerde met betrekking tot huisvesting en woonbeleid, in het kader van het economisch landenrapport 2022 van de OESO voor ons land dat in juni in Brussel zal worden voorgesteld, in aanwezigheid van de secretaris-generaal van de OESO.
De OESO is een samenwerkingsverband waarbij de 37 aangesloten landen proberen gezamenlijke problemen op te lossen en internationaal beleid af te stemmen. De afgelopen jaren staat het thema wonen er wat hoger op de agenda. De aanbevelingen van de OESO en de vergelijking met andere landen, waar we echter nog niet altijd de regionale cijfers uit kunnen halen, kunnen dan ook interessante inzichten bieden voor ons huisvestingsbeleid.
Minister, hoe evalueert u het onderhoud met de OESO? Welke aanbevelingen heeft de OESO voor het huisvestingsbeleid in Vlaanderen?
Ziet u mogelijkheden voor bijkomende beleidsinitiatieven? Zijn er bepaalde quick wins? Komen er nog bijkomende plannen op de langere termijn?
Voorafgaand aan het bezoek aan de OESO had u overleg met uw Nederlandse collega en verwees u naar een bezoek aan Noordrijn-Westfalen. Welke conclusies trekt u uit die gesprekken en welke bijkomende initiatieven zult u nemen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega Veys, ik dank u voor uw vraag. Het bezoek aan Parijs was boeiend. Wij hebben daar ook wat erfgoed bezocht, onder meer UNESCO. Er waren ook andere onderwerpen die de volgende maanden nog ter sprake zullen komen. Ik wil ook absoluut wijzen op het beroep dat men net doet op soms Vlaamse kennis en knowhow voor renovaties in Frankrijk. Ik heb Les Invalides bezocht dat momenteel wordt gerenoveerd door een onderafdeling van een Vlaams bedrijf dat daar al jaren mee bezig is, en nog een aantal grotere projecten in Parijs waar echte Vlaamse knowhow en kennis aan te pas komen. Het is echt wel super om zulke projecten te kunnen bezoeken.
Het onderhoud met de OESO was uiterst interessant en uw vraag biedt me de gelegenheid om de daar verkregen feedback en inzichten met de leden van deze commissie te delen.
Het onderhoud vond plaats met twee vertegenwoordigers van het departement Werkgelegenheid, Arbeid en Sociale Zaken en drie vertegenwoordigers van het departement Economie van de OESO.
Zij hebben daar inzicht gegeven in de werkzaamheden die de OESO ontplooit inzake Wonen. Een bijzondere focus hierbij ging naar hun zogenaamd Horizontal Housing Project. Dat is een horizontaal programma dat loopt van 2019 tot 2022 en inzoomt op huisvestingsgerelateerde onderwerpen. Het project bracht de collectieve expertise en ervaring samen van een aantal OESO-comités, waardoor het onderwerp via verschillende invalshoeken kon worden benaderd. De voornaamste output van dat project tot nu toe is hun huisvestingstool, met een bijzondere focus op data – dashboards en country snapshots – en hun studie over huisvestingsbeleid, meer bepaald de publicatie ‘Brick by Brick’. Ik heb daar een kopie van voor het geval u dat interesseert, maar u kunt het uiteraard ook digitaal vinden.
Op basis van de gepresenteerde data en de vergelijkende dashboards hebben we een debat gevoerd over het woonbeleid en over de effecten van diverse beleidsinstrumenten. Een algemene belangrijke bevinding is dat Vlaanderen in OESO-perspectief erg goed scoort qua situatie op de woningmarkt. Op heel wat parameters zit Vlaanderen in de OESO-kopgroep. Globaal gezien zijn de woonomstandigheden in Vlaanderen erg goed.
We zijn natuurlijk ook dieper ingegaan op de verschillende deelsegmenten van de Vlaamse woningmarkt en hoe die zich internationaal verhouden.
Wat ten eerste de eigenaarsmarkt betreft, zien we dat de Vlaamse woningprijzen net als in de rest van de OESO-landen stijgen. De lage rentestand, ingegeven door het lage rentebeleid van de Europese Centrale Bank (ECB), was hier een dominante drijvende factor. Positief is wel dat comparatief gezien de prijsstijgingen in Vlaanderen veel minder snel gaan dan in andere landen. Ook op deze parameter scoren we in vergelijkend perspectief gezien goed. Belangrijk is eveneens dat het aandeel jongeren dat instroomt op onze eigenaarsmarkt al lang stabiel blijft. Jaarlijks is ongeveer 35 procent van de nieuwe eigenaars een jongere en die trend blijft, gelukkig zou ik zeggen, aangehouden.
Wat beleidsmaatregelen betreft, hebben we ingezoomd op de afschaffing van de woonbonus en de verlaging van de registratierechten. Beide maatregelen werden als positief en doordacht omschreven door de OESO, op basis van hun empirisch onderzoek en data.
Ze bevestigen dat instrumenten als de woonbonus op de middellange termijn een pervers en prijsopdrijvend genereren. Hun internationale bevindingen komen dus overeen met wat ons eigen Steunpunt Wonen nu ook aangeeft, namelijk dat het uitfaseren van de woonbonus verdere prijsstijging zal temperen. Ze onderschrijven de maatregel van de verlaging van de registratierechten als positief voor de toegankelijkheid van de eigenaarsmarkt alsook voor het verhogen van verhuisbewegingen in het kader van arbeidsmobiliteit.
Wat de private huurmarkt betreft, zien we qua prijsvorming internationaal een gelijkaardig fenomeen. De huurprijzen stijgen, maar in internationaal perspectief een pak minder dan in andere landen. Ook onze centrumsteden doen het in dit opzicht relatief goed, zeker als die afgezet worden tegen vergelijkbare steden in andere landen; dan kom je al snel bij de hoofdsteden terecht. Qua spanning tussen vraag en aanbod onderstrepen ze – en dat zeg ik hier ook altijd – dat er vooral op de aanbodzijde ingezet moet worden. Dat is volgens mij het beste wat je kunt doen, ‘by far’; meer aanbod creëren is de beste en minst marktverstorende maatregel.
Over andere potentiële maatregelen is men minder positief. Huurprijsreglementering, een algemeen plafond op huurprijzen instellen, creëert op langere termijn een uitval aan aanbodzijde. Verhuurders worden hierdoor negatief beïnvloed en beslissen minder tot investeren en verhuren, waardoor het aanbod opdroogt. Dit creëert dus net een tegenovergesteld effect, namelijk minder betaalbaar aanbod. Dat ondersteunt ons beleid.
Qua huurpremies onderstreept men het belang van voldoende selectiviteit bij de toekenning. Premies op grote schaal toekennen zorgt voor een opwaartse druk op de prijzen en zet op termijn de betaalbaarheid onder druk. Ook dat ondersteunt ons beleid.
Ten slotte is er de sociale woningmarkt. Wat dat betreft geven ze aan dat Vlaanderen enerzijds gekenmerkt wordt door een relatief laag percentage aan sociale huisvesting, ongeveer 7 procent – u hebt die internationale vergelijking ook al gemaakt –, anderzijds geven ze aan dat dit cijfer internationaal moeilijk vergelijkbaar is, gezien de fel uiteenlopende definities en methodieken inzake sociaal wonen. Belangrijk blijft hier om blijvend in te zetten op de creatie van bijkomend aanbod, ook in het sociale segment. Het wegwerken van de wachtlijsten is zeker een opdracht in dat opzicht.
Wat extra beleidsinitiatieven betreft, kan ik verwijzen naar wat de Vlaamse Regering op mijn initiatief gisteren nog maar goedkeurde: het dossier van Mijn VerbouwLening, dat samen met collega Demir vormgegeven wordt. Richting onze woningmarkt en vooral ook de private huurmarkt is dit een belangrijke maatregel. Ik licht even toe. Hiermee bieden we een renteloze lening tot 60.000 euro aan voor energetische renovaties en maatregelen inzake woningkwaliteit. In totaal maken we hiervoor 108 miljoen euro vrij. Dit wordt enerzijds voorzien voor eigenaars-bewoners die onder een bepaalde inkomensgrens vallen, de zogenaamde doelgroep 2 en 3 die ook in het kader van Mijn VerbouwPremie gehanteerd worden, en anderzijds ook voor verhuurders, voor de eerste keer, zowel voor verhuurders die via een sociaal verhuurkantoor (SVK) verhuren als voor verhuurders die privaat verhuren, maar zich engageren tot het geven van een korting op de huurprijs gedurende negen jaar.
Als je het mij vraagt, is dat laatste eigenlijk een vorm van geconventioneerd verhuren, in die zin dat een verhuurder eigenlijk iemand is die een beleggingsproduct heeft, een huis als opbrengsteigendom – zo heet het ook: het gaat om een tweede woning die men verhuurt. Ik begrijp dat ook voor die woningen klimaat- en comfortmaatregelen nodig zijn, maar ik had het er moeilijk mee dat een overheid daar centen voor gaat geven. Dan zou je bijvoorbeeld evengoed subsidies kunnen geven aan iemand die verlies maakt op de beurs, want het is belangrijk dat er geld op de beurs gelegd wordt, zodat bedrijven kunnen ondernemen. (Opmerkingen van Maxim Veys)
Jawel, die vergelijking gaat op, mijnheer Veys. Ik neem aan dat jullie er niet voor pleiten om geld te geven voor een beleggingsproduct.
Wat hebben we er dus aan gekoppeld? Als men er een beroep op doet, wat fantastisch is, vragen we een verlaging van de huurprijs. Daarmee zeggen we eigenlijk dat men een renteloze lening kan krijgen van de overheid, maar dat de verhuurder zijn woning een aantal jaar goedkoper moet verhuren. Op die manier is dat overheidsgeld goed besteed, want zo wordt het een maatregel die niet enkel inzet op de energetische verbetering van ons patrimonium, maar ook op meer betaalbaarheid op de private huurmarkt. Dat gaat niet onmiddellijk een gigantisch groot effect hebben, maar dat zal de huurprijs toch in bepaalde mate drukken.
De korting die toegekend moet worden, stijgt met het ontleende bedrag: 20 euro voor een lening tot en met 15.000 euro, 40 euro voor een lening van 15.001 euro tot en met 30.000 euro, 60 euro voor een lening van 30.001 euro tot en met 45.000 euro en 80 euro voor een lening van 45.001 euro tot en met 60.000 euro. Voor verhuurders geldt geen inkomensvoorwaarde, maar om als verhuurder gebruik te kunnen maken van deze renteloze lening, mag de huurprijs niet boven 900 euro liggen, en in centrumsteden 1000 euro. Voor de veel duurdere woningen gaan we het ook niet toekennen. We mikken hiermee dus op het lage en middelsegment van de huurmarkt. Het totale voordeel voor de huurder kan zo oplopen tot 8640 euro. Dat komt dan neer op 80 euro korting per maand gedurende negen jaar.
Naast deze Mijn VerbouwLening wordt intussen ook verder gewerkt aan een breder initiatief inzake geconventioneerd verhuren, zoals ook vorige week in deze commissie besproken. Dat is dan voornamelijk gericht op het aanbod, terwijl het in dezen eerder over klimaatmaatregelen gaat.
Dan kom ik bij uw derde vraag. Ik had in Nederland inderdaad al een gesprek met mijn tegenhanger voor Begroting, minister Kaag. Die inzichten wil ik ook graag delen met u, mijnheer Veys, maar dat was volledig in het kader van Financiën en Begroting. Het ging over de Europese begrotingsregels.
Volgende maandag heb ik een ontmoeting met de Nederlands minister van Wonen Hugo De Jonge. Ik hoop met hem in debat te kunnen gaan over de situatie op de woningmarkt in zowel Nederland als Vlaanderen.
De ontmoeting met de voltallige regering van Noordrijn-Westfalen, ten slotte, had een brede agenda. Daar is minder in de diepte over woonbeleid gesproken.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor de toelichting.
Het is altijd interessant, als u op buitenlands bezoek gaat. Dat is verhelderend.
Het treft dat u ook UNESCO bezocht hebt. Een tijdje geleden ging het onder andere over de volkshuizen, een voorstel van Denemarken in het kader van het lidmaatschap van Vlaanderen van een deel van de UNESCO-commissie. U had het over de Vlaamse knowhow die in Parijs wel populair is. Het eerste volkshuis, van Jean Jaurès, is gefinancierd met middelen vanuit de Vooruit. Dat gebeurt al een hele periode. Het is goed om te zien dat de traditie daar wordt verdergezet.
Ik pik meteen in op die nieuwe Mijn VerbouwLening. Het is een positieve zaak dat een renteloze lening nu ook ter beschikking wordt gesteld van verhuurders die willen investeren en die de ‘split incentive’ willen doorbreken, waarbij het de verhuurder is die investeert in de woning, maar de huurder die profiteert van de energetische renovaties. Dat is in deze tijden wel zeer belangrijk. Het doet mij ook wat denken aan de resolutie die wij hadden ingediend en is weggestemd, met dat verschil dat het bij ons om een premie ging, zoals in Kortrijk en andere steden. Het is goed dat er op dat vlak voortschrijdend inzicht is, want het is met die goede verhuurders dat we het zullen moeten doen.
Het werd ook tijd. Binnen renovaties was de kritiek altijd: hoe ondersteun je mensen die een renovatie niet kunnen betalen. Gisteren ging het nog over die gestuurde warmtepompen, een investering van meer dan 25.000 euro. Goed wetende dat de helft van de private huurmarkt niet in orde is, was het wel nodig om daar ook iets te doen. Ik kijk met bijzondere aandacht uit naar de effecten hiervan.
U sprak ook over de vergelijking met andere landen. Dit is inderdaad geen evident gegeven. We hebben een heel laag aantal sociale woningen. Met de Vooruitfractie blijven we ervan overtuigd dat meer en sneller sociale woningen bouwen essentieel is om de problemen op de private huurmarkt op te lossen.
U zei dat de aanbodstijging bij ons nog wat hoger ligt dan in Nederland, waar men echt met een groot probleem zit. Overweegt u nog bijkomende beleidsmaatregelen om die aanbodstijging nog te vergroten? Ik hoor heel vaak dat we dan het aantal bouwrechten moeten kunnen verhogen. Meer aanbod, graag. We hebben gehoord in de hoorzitting met de Nationale Bank dat er een aanbodstijging is, een grotere stijging dan de aangroei van gezinnen, in tegenstelling tot wat andere fracties hier soms durven te beweren, maar we hebben nog meer aanbod nodig. Wanneer mogen we op dat vlak een voorstel verwachten?
Ik ben blij dat u met de Nederlandse minister van Wonen gaat praten. Die is ook minister van Volkshuisvesting. Dat is ook heel interessant om te bekijken.
U zei ook nog dat we geen mensen gaan subsidiëren die verlies lijden op de beurs. Oké, maar er is ook niet zoiets als het grondwettelijk recht op aandelen of dividenden. Het recht op wonen is wel ingeschreven in de Vlaamse Wooncode. Wonen vergelijken met een belegging op de beurs, dat is een …
Dat is totaal fout. Het ging bij mij om een tweede woning. Dat is waar ik het mee vergeleek.
Mijnheer Veys, maakt u uw redenering af.
Welja, ik vind de vergelijking wat mank. Het gaat er in de commissie heel vaak over dat huurwoningen beleggingen zijn, maar die woningen zijn wel nodig om het recht op wonen te realiseren. Dat een-op-een met de aandelenmarkt vergelijken, dat vind ik toch een beetje te ver gaan.
Maar goed, concreet, die aanbodstijging, hoe zult u daar met uw beleid aan bijdragen?
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Mijnheer Veys, ik vond de vraag zeer interessant, maar het antwoord zowaar nog interessanter. Dat zal u niet verbazen. Misschien hebt u al spijt dat u de vraag gesteld hebt. Als de introductie van de minister is dat hij blij is dat u de vraag stelt, dan wist u al wat er ging komen. Maar alle gekheid op een stokje.
Er is zeer veel interessante informatie naar boven gekomen, in positieve zin, maar we mogen ook zelfkritisch zijn. Er zijn bedenkingen over geconventioneerde huur, huurpremies, het aantal sociale woningen in Vlaanderen. Ik maak nog niet de bedenking of dat te weinig is. Het is weinig, maar is het te weinig? De nuance is dat het zeer moeilijk is om dat te vergelijken, aangezien elk land een eigen beleid heeft op het vlak van sociaal wonen. Het OCMW-beleid hangt daar natuurlijk mee samen.
Misschien is het een idee – en dan kijk ik ook eens naar de voorzitter – om een delegatie van de OESO naar de commissie Wonen uit te nodigen want er zitten toch heel veel goede en interessante aspecten in waarmee we met deze commissie wel aan de slag kunnen. Ik stel voor dat we dit in de regeling van de werkzaamheden bespreken, kwestie van ons werk hier, namelijk het beleid ondersteunen of mee sturen waar wij dat als parlementsleden kunnen doen, te doen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoord. Er zijn verschillende werven en dat is op zich goed. Er is heel wat, maar het totaaloverzicht ontbreekt soms voor mensen die op zoek zijn en in de problemen zitten om een betaalbare woning te vinden. Ik heb daar ook geen mirakeloplossing voor, maar ik wil dat gevoel delen.
Het is niet dat er niets gebeurt want er is van alles in beweging, maar toch merken we dat de woningnood zo groot is en dat zoveel mensen radeloos op zoek zijn. We moeten daar echt stappen vooruitzetten om mensen meer wegwijs te maken en te ontzorgen. Daar ligt nog een grote werf waar we samen werk van moeten maken.
Ik ben het ermee eens dat we ook eens onze horizon kunnen verruimen en kijken naar de OESO, naar Nederland. Ik vind dat allemaal heel interessant, maar we zullen wel concrete maatregelen moeten nemen. Er zijn er al, maar we moeten nog stappen zetten om het betaalbare aanbod te vergroten om de crisis op de woningmarkt aan te pakken.
Ik kan me vinden in het voorstel. De OESO kan naar ons komen of wij kunnen naar daar gaan, maar ik ben het ermee eens dat we daarover verder van gedachten moeten wisselen. Er zal wel ‘gedelivered’ moeten worden. Dat is mijn aanvoelen. Ik wilde het sentiment delen dat ik voel dat er heel veel mensen zoekende zijn en de weg niet vinden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, ik kom nog even terug op die vergelijking. U kunt natuurlijk geloven dat mensen een tweede of een derde woning verhuren uit goede bedoelingen en om anderen hun grondwettelijk recht te laten beleven, maar dat is natuurlijk niet de realiteit. Mensen die een woning verhuren, doen dat in de eerste plaats – en dat lijkt me ook perfect logisch en het is op geen enkele manier een veroordeling of een verwijt, integendeel – om daar een rendement van te krijgen. Dat is de vergelijking die ik heb gemaakt. Voor de huurder die erin komt, is dat inderdaad de beleving van zijn grondwettelijk recht, maar niet voor de verhuurder. Die doet dat voor dat rendement.
Als we hen vanuit de overheid subsidies – het zijn geen subsidies maar een nulprocentlening – geven, dan is het alsof we een belegging subsidiëren en dat vond ik niet correct. Ik begrijp wel dat er ook in die woningen, vooral in dat segment trouwens, energetische en andere maatregelen moeten worden genomen. Daarom hebben we dat gekoppeld aan een tweede aspect – en dat lijkt mij een goede vondst – om de prijzen wat te drukken, namelijk dat men iets goedkoper moet verhuren.
Zo realiseren we twee zaken. We zullen de kwaliteit van de huurmarkt verbeteren want daar zit wel degelijk een probleem. Alle studies tonen aan dat het dat segment is dat op het vlak van kwaliteit achterop blijft. We helpen de eigenaars nu om die te verbeteren. Tegelijkertijd gebruiken we het als instrument om de prijzen lichtjes – er zal geen gigantisch effect zijn – te temperen en de prijzen wat laag te houden, specifiek in dat segment onder 900 euro huur of 1000 euro in centrumsteden. Dat zit volgens mij heel goed in elkaar.
Wat zijn daar dan de voordelen van? Voor de huurder is de kwaliteit beter, betaalt hij een lagere prijs en heeft hij natuurlijk ook een lagere energiefactuur. Dat is ook zijn grote voordeel daarbij. Voor de verhuurder, de eigenaar van de woning, is het voordeel dat hij nu wel plots de middelen heeft. Dikwijls gaat het om iemand die een huis heeft geërfd of misschien lang heeft gespaard, dan een huisje koopt om te verhuren om er een centje per maand voor te krijgen, maar niet het budget heeft om daar renovatiewerken in te doen. Die zal hij nu wel kunnen doen aan een nulprocentlening. Daarnaast – minstens even belangrijk – stijgt ook de waarde van de woning. Door die maatregel, door die renovatie gaat de waarde van de woning omhoog. Dat zijn de voordelen. Het systeem zit op die manier evenwichtig en goed in elkaar.
Wat die volkshuizen betreft, zou het heel fijn zijn dat ik nog zou kunnen meewerken aan het beschermen van de volkshuizen in Vlaanderen. Dat zou een mooi ding zijn. Als u dat wilt weten, moet u maar eens vragen wat daar de stand van zaken is. Dat weet ik niet uit het hoofd.
Er is verwezen naar dat geconventioneerd verhuren. Dat is het exact. Mevrouw Schauvliege, je kunt zeer veel doen en aan allemaal kleine knopjes draaien, maar er is één grote knop waar je aan moet draaien en dat is die aanbodstijging. Dat is ook wat ons bevestigd is door de OESO. Als je die markt wil laten draaien, moet je het aanbod vergroten. We nemen daar voortdurend initiatieven voor. Het voorstel van geconventioneerd verhuren is om in een bepaald segment waar de druk het grootst is – en dat is de onderste kant van de private huurmarkt –, in te grijpen en ontwikkelaars of hier particulieren aan te zetten om daarop in te zetten. Dat is net het voorstel dat we willen doen. Ik ben ervan overtuigd dat we daarmee met een uitdeinend effect over de hele huurmarkt resultaat zullen boeken en dat overal de prijs wat zal dalen, trouwens ook richting koopmarkt. Het is een beetje zoals een fietsband: er zit maar één ventiel op, maar als je daar lost, verslapt de band niet enkel daar, maar volledig. Dat is een beetje hetzelfde met de druk op de woningmarkt.
Mevrouw Smeyers, het was uw voorstel om de OESO uit te nodigen. Die mensen zullen dat met veel plezier, heel omstandig en wetenschappelijk onderbouwd doen op een interessante en boeiende manier. Dat was toch onze ervaring tijdens de twee à drie uur dat we daar zijn geweest. Ik zou jullie dus zeker die goede raad geven. Ze zullen op al jullie vragen kunnen antwoorden en onderbouwing geven.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, dank dat u de ambitie hebt om de volkshuizen te steunen, maar u doet dat al deels. De Vooruit krijgt in het kader van onroerend erfgoed Vlaamse middelen en dat is een goede zaak.
Ik sta er gerust voor open om de OESO uit te nodigen. Dat mag wat mij betreft ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn. Ik betreur het dan toch dat de Vlaamse Woonraad aan het begin van de legislatuur is afgeschaft. Dat vloekt dan een beetje, vind ik. Maar goed.
Ik kijk uit naar de uitwisseling in de toekomst na uw bezoek aan Nederland aan de minister van Volkshuisvesting, die vooral – ik heb het net nog eens opgezocht – meer regie in de sociale woningbouw wil. We hebben het daar al een paar keer over gehad. Ik hoop dat u daar wat interessante inzichten kunt opdoen. We zullen het daar zeker later nog eens over hebben.
Ik ben daarnet vergeten te vragen of er al meer zicht is op meer regionale cijfers vanuit de OESO omdat de Belgische cijfers wat minder duidelijk zijn. Ik zal daarover een nieuwe vraag indienen.
U stelt dat verhuurders dat in de eerste plaats doen om rendement te krijgen. Dat klopt wel, maar het is toch een bijzonder beleggingsproduct. Het is een economische transactie, maar die moet vooral billijk zijn en dat is waarvoor wij wekelijks in deze commissie strijden, namelijk de betaalbaarheid van de private huurmarkt die al jaren achteruitgaat. We zien dat in de indicatoren, vanuit huurderszijde dan. Voldoende betaalbaar aanbod realiseren is een taak van de overheid, zij het dan via regulering van de huurmarkt. Wij hebben niets tegen een rendement voor verhuurders, zolang het billijk is en de woning van goede kwaliteit. Maar goed, de cijfers geven aan dat dit geen realiteit is in Vlaanderen. Er is nog heel veel werk aan de winkel, zeker op het vlak van kwaliteit. Die markt faalt al een tijd en we vinden het uw taak om daarop in te grijpen zodat die wel voor betaalbaar wonen zorgt. Wordt vervolgd in de komende weken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.