Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
De heer Bex heeft het woord.
Minister, driejaarlijks analyseert het Planbureau de vooruitzichten van de transportvraag. Volgens het rapport dat recent is uitgekomen, zitten we totaal niet op schema om uw ambities uit het regeerakkoord om een modal shift van 60/40 in Vlaanderen en 50/50 in de drie grootstedelijke gebieden waar te maken. Bovendien is er ook de ambitie uit het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) om het aantal gereden kilometers over de weg te verminderen tot maximaal 38,4 miljard autokilometers in 2030 ten opzichte van 45,3 miljard in 2015. Volgens het Planbureau zou het aantal autokilometers, in tegenstelling tot die ambitie voor een sterke daling, zelfs verder toenemen. Er zal dus bijkomend beleid nodig zijn om de ambities van de Vlaamse Regering alsnog waar te maken.
Uit de analyse van het Planbureau blijkt dat het gemiddelde aantal afgelegde kilometers per persoon in België nog licht zal stijgen tot 2030 en daarna min of meer zal stabiliseren tot 2040. En hoewel er voor het woon-werkverkeer wel een lichte daling voorspeld wordt, mede dankzij de opmars van telewerk, zal het aantal verplaatsingen voor onder meer studies, vrije tijd of diensten wel sterk toenemen.
De verdeling van transportmodi zou hierbij licht veranderen. Het is positief dat het aantal verplaatsingen met de fiets of te voet volgens de prognoses sterk zou toenemen, met zo’n 35 procent. Mensen die telewerken zouden in de eerste plaats minder de trein gebruiken, terwijl het aandeel bus-, metro- of tramgebruikers stabiel zou blijven. De veranderingen die dat teweegbrengt in de modal split blijven echter bescheiden door de grote dominantie van de auto. Die blijft een aandeel hebben van meer dan 82 procent, zowel in 2030 als in 2040. Het aantal vervoerskilometers met de wagen zou in totaal nog bijna 6 procent toenemen.
De groei van het totale vervoer over de weg, dus ook het goederenvervoer, zal zonder bijkomende maatregelen volgens het Planbureau leiden tot meer filevorming dan vandaag en tot een daling van de snelheid op het wegennet. Tijdens de spitsuren zou de snelheid op de belangrijkste assen in en rondom Gent en Antwerpen 10 tot 15 procent dalen. Ook in de zone rond Brussel zou de gemiddelde snelheid tijdens de spits met zo'n 6 procent afnemen.
Dankzij verschillende maatregelen, zoals de inwerkingtreding van de nieuwe euronormen, de vergroening van de autofiscaliteit en de progressieve ban op auto's met verbrandingsmotor in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zou de CO2-uitstoot van het transport wel met 38 procent afnemen tussen 2019 en 2040.
Minister, volgens de prognose van het Planbureau zullen we bij een gelijkblijvend beleid dus totaal geen modal shift zien en zullen het autogebruik en de bijbehorende files nog verder toenemen. Volgens mobiliteitsexperten komt dit ook door het feit dat verkeerswetmatigheden zoals de ‘wet van de latente vraag’ genegeerd werden bij het opstellen van de plannen voor grote infrastructuurwerken zoals de Ring rond Brussel of Oosterweel. Dat betekent dat extra rijstroken de filedruk niet zullen doen afnemen, omdat de bijkomende plaats op de wegen wordt ingevuld door bijkomend autoverkeer. De eventuele positieve impact van deze verbredingen zou op amper tien jaar tijd verdampen en ons in dezelfde staat van files brengen. Groen denkt dan ook dat het meer dan ooit tijd is om echt na te denken over structurele oplossingen voor het fileprobleem. Alle collega’s hier willen de vaststellingen van het Planbureau ter harte nemen om de ambities die de Vlaamse Regering terecht heeft, waar te maken.
Minister, welke conclusies haalt u uit het rapport van het Planbureau?
Gaat u ermee akkoord dat er bijkomende maatregelen nodig zijn om uw ambities rond modal shift en het terugdringen van het aantal autokilometers te bereiken? Welk bijkomend beleid overweegt u daarvoor?
Hebt u een duidelijk traject voor ogen om de modal shift van 60/40 in Vlaanderen en 50/50 in grootstedelijke gebieden te bereiken? Welk streefdoel wordt er daarbij concreet vooropgesteld voor elke transportmodus? U mag daarbij ook verwijzen naar een schriftelijk antwoord, mocht het te complex worden.
In het jaarrapport van De Lijn werd er een prognose gemaakt van de toename van het aantal reizigersritten door de invoering van basisbereikbaarheid en de nieuwe openbaarvervoerplannen. Op welke manier zou het aantal reizigerskilometers evolueren volgens deze prognose?
Het Planbureau voorspelt vooral een forse toename van het vrijetijdsverkeer, dat in 2040 bijna dubbel zo veel vervoerskilometers zal uitmaken dan het woon-werkverkeer. Bent u van mening dat u de sterke focus op het woon-werkverkeer in uw ambities in verband met modal shift moet verbreden?
Het Planbureau voorspelt wel een grote toename van het fietsverkeer. Is het fietswegennet in Vlaanderen robuust genoeg om deze stijging op te vangen?
Tot slot, wat is de stand van zaken betreffende het onderzoek naar sturende verkeersfiscaliteit, dat werd aangekondigd in het kader van de visienota van de Vlaamse Regering betreffende ‘Fit for 55’?
Voorzitter, dit zijn heel wat uitvoerige vragen. Maar dit raakt volgens mij essentieel de kern van ons openbaarvervoerbeleid. Want als het Planbureau zegt dat het alleen maar erger wordt, ondanks alles wat we aan het doen zijn, dan is het toch wel heel belangrijk dat we ons daarover buigen in de commissie en dat de minister met aanvullende maatregelen komt om die vaststellingen van het Planbureau te counteren.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank voor de zeer interessante vraag. Ik heb een week geleden zelf nog gewag gemaakt van het rapport van het Federaal Planbureau met de vooruitzichten tegen 2040. De conclusies die daarin staan, uiteraard bij ongewijzigd beleid, zijn zeer interessant om ter harte te nemen. Zeker als ik kijk naar het personenvervoer, geeft men aan het begin van de projectie aan dat voor de meeste verplaatsingen de auto het bevoorrechte transportmiddel blijft. Dat overwicht blijft gehandhaafd, ondanks een sterke groei inzake wandelen en fietsen. Daar is er een stijging van 35,2 procent, en in mindere mate bus, tram en metro, met een stijging van 8,8 procent. Het reizen met de trein daarentegen daalt met 2,8 procent. Dat is zowat de conclusie inzake het personenvervoer die het Planbureau naar voren schuift. Het is dus positief inzake de duurzame verplaatsingen wandelen en fietsen, de actieve weggebruiker, ook positief voor bus, tram en metro maar minder voor het treinvervoer. Als we de conclusie nemen dat de auto sowieso zeer belangrijk blijft en dat er eigenlijk geen significante veranderingen teweeg gebracht worden, dan noopt dat tot nadenken en moeten we kijken in welke mate we daar een kentering kunnen krijgen.
We hebben inderdaad de ambitieuze doelstelling om naar een modal shift van 40/60 te gaan, waarbij ruim 40 procent van de verplaatsingen op duurzame wijze moeten gebeuren. Daarbij denken we aan de actieve weggebruiker, de fietser en de voetganger, maar ook de steppers en dergelijke meer. Daarnaast is er uiteraard ook het collectieve vervoer, namelijk het openbaar vervoer maar ook de taxidiensten en de deelmobiliteit en dergelijke, dat nog altijd zorgt voor minder autoverplaatsingen dan het private autobezit.
Zijn er dan bijkomende maatregelen nodig? Uiteraard, ik denk dat er altijd bijkomende maatregelen nodig zijn. Als we vanaf nu zouden achteroverleunen en geen maatregelen meer nemen, zou dat natuurlijk geen bijdrage leveren aan de modal shift. Wat dat betreft kan ik verwijzen naar wat wij in de Vlaamse Mobiliteitsvisie, die vorig jaar werd afgeklopt, hebben goedgekeurd en waarbij we zeggen dat we richting 2040 naar een slimme, multimodale en veilige mobiliteit willen gaan, naar nul verkeersslachtoffers, waarbij we sowieso gaan naar een vermindering van 60 procent van de materialenafdruk inzake mobiliteit. Daarbij zetten we zeker het woord combimobiliteit centraal, het combineren van verschillende vervoersmodi, om een kentering te krijgen inzake het aantal voertuigkilometers maar ook inzake het aantal duurzame verplaatsingen.
Uiteraard focussen wij ook op die samenwerking met het federale niveau, wat gisteren ook in de plenaire aan bod gekomen is. We weten dat minister Gilkinet recent zijn plannen voor de uitbreiding van de trein heeft goedgekeurd. Daarnaast zijn er ook de beheersovereenkomsten met Infrabel en de NMBS. Wat dat betreft willen we zeker met hen het overleg verder initiëren om een goede afstemming te doen over het verhogen van rijpadcapaciteit en bijkomend treinaanbod in de regio’s waar mogelijk. We hebben hier meermaals de vraag gehoord voor diverse uitbreidingen van de trein. Als we de studie van het Planbureau moeten geloven, dan zal reizen met de trein afnemen. Ik doe eens te meer een oproep om daar nog meer werk van te maken. Wij zullen het overleg hieromtrent met onze federale collega's zeker intensifiëren.
Ik kom tot de modal shift die we ambiëren, namelijk 60/40 en in Gent, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en Antwerpen zelfs 50/50. Het is een ambitieuze modal shift. We hoorden recent dat het aandeel fietsen in bijvoorbeeld het centrum van Hasselt enorm is toegenomen. Daar geeft men wel degelijk aan dat men een en ander verder wil faciliteren. Men wil daar ook volop inzetten op de versnelde modal shift om nog meer in te zetten en nog meer maatregelen op tafel te leggen om die modal shift te bereiken. Dat vraagt natuurlijk tal van investeringen. U weet dat wij onder meer met De Lijn tal van investeringen plannen inzake de uitbreiding van het openbaar vervoer. In Antwerpen willen we een aantal lijnen extra inzetten voor het tramvervoer. Maar ook voor het Gentse focussen we daarop, namelijk op tramlijn 4 en 7, om ook daar het aanbod te faciliteren en in te zetten op bijkomende openbaarvervoerlijnen. Daarnaast zijn er ook de talrijke investeringen inzake onze fietsinfrastructuur zodat nog meer mensen gebruik zullen maken van de duurzame alternatieven.
We kijken ook uit naar het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen dat binnenkort zal komen en dat we als beleidsinstrument zullen gebruiken om te bekijken welke bijkomende maatregelen moeten worden aangescherpt om de duurzame mobiliteit te vergroten.
U vraagt ook naar de toename van de reizigersritten bij De Lijn en hoe die prognoses evolueren. In het jaarverslag van 2020 zien we dat er een toename is van het aantal reizigerskilometers, met name het huidige netwerk zou goed zijn voor 2,520 miljoen kilometer. Als het gaat over die voertuigkilometers, zou de basisbereikbaarheidsprognose oplopen tot 2,629 miljoen kilometers. Dat is een toename met 4 procent. Als we de voertuigkilometers, de basisbereikbaarheid en de studie over het reizigerspotentieel die eerder daaromtrent is gemaakt bekijken, gaat het over ongeveer 7 procent. Het aantal reizigers is gedaald door de covidcrisis, maar we zijn volop aan het werk om die aantallen opnieuw te doen toenemen.
Uw vijfde vraag gaat over de voorspelling van het Federaal Planbureau over het toenemende vrijetijdsverkeer. We willen in de toekomst meer inzetten op vrijetijdsverplaatsingen op duurzame wijze. Naast tal van functionele fietspaden en fietssnelwegen investeren we natuurlijk ook in tal van recreatieve verplaatsingen. We bekijken met alle andere wegbeheerders en met de federale overheid hoe we de toeristische attractiepolen via duurzame verplaatsingen bereikbaarder kunnen maken. Hier is zeker een belangrijke rol weggelegd voor de trein.
In uw zesde vraag over de toename van het fietsverkeer dat het Planbureau voorspelt, vraagt u of ons fietsnetwerk robuust genoeg is. We blijven volop inzetten op ‘futureproof’ fietspaden. Getuige daarvan is de opmaak van het Vademecum Fietsvoorzieningen dat focust op fietspaden die voldoende breed moeten zijn om de massa aan fietsers in de toekomst aan te kunnen. Dat zal vooral voor de piekuren nodig zijn. Gisteren ben ik zelf mee gaan fietsen in de schoolomgeving in Genk. Het stemt ons op zich blij om te zien dat zoveel mensen zich op duurzame wijze verplaatsen. Maar dat betekent ook dat we onze weginfrastructuur moeten aanpassen. En dat doen we al. We investeren massaal in fietspaden en fietssnelwegen. Uiteraard moeten we ervoor zorgen dat ze met het oog op de toekomst breed genoeg zijn om nog meer fietsers te kunnen opvangen en we moeten in samenspraak met andere actoren oog hebben voor veiligere verbindingen, ondergrondse kruisingen en dergelijke meer. We blijven dat continu monitoren en opvolgen.
Over uw laatste vraag over de sturende verkeersfiscaliteit kan ik het volgende zeggen. Ik heb dat zelf op tafel gelegd tijdens de bespreking van de klimaatvisienota in november 2021. In december 2021 heeft de Vlaamse Regering voor elk van de aangekondigde maatregelen de verantwoordelijke beleidsentiteiten aangeduid. Specifiek wat betreft de studie rond verkeersfiscaliteit is naast het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken ook een verantwoordelijkheid weggelegd voor het Departement Financiën en Begroting. We hebben samen al heel wat overlegvergaderingen gehad om die studie zo snel mogelijk in de markt te kunnen plaatsen en tot een consensus te komen. Ik ga ervan uit dat die studie zo snel mogelijk naar buiten kan, zodat we ermee aan de slag kunnen, net zoals met de andere maatregelen die we in de klimaatnota van november 2021 hebben opgenomen.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We kunnen er niet omheen dat die doelstelling rond de modal shift uit het regeerakkoord stilaan te ambitieus lijkt en we die in de verste verte niet zullen halen. Dat is pijnlijk maar vooral spijtig, want dat is erg voor onze economie, dat is erg voor de mensen die in de file staan, dat is erg voor de mensen die hun kinderen niet met de fiets naar school durven laten gaan, zoals blijkt uit de enquête van Het Laatste Nieuws in het kader van VeloVeilig Vlaanderen.
Ik blijf wat op mijn honger zitten, minister. Ik zou denken dat op het moment dat een regering er niet in slaagt om haar ambities waar te maken, dat er wordt geschakeld en bijgestuurd. U verwijst eigenlijk naar plannen die we hier al vaak hebben gehoord, die veel tijd zullen vergen om in de praktijk te brengen, en waarvan het mij hoogst onduidelijk is of het Planbureau daar nu al mee rekening heeft gehouden in de bevindingen die ze nu gedaan hebben. Kunt u dat verduidelijken? Is er contact geweest met het Planbureau? Hebben zij informatie opgevraagd over uw plannen? Kunnen we afleiden dat de voorspellingen van het Planbureau te pessimistisch zijn omdat ze te weinig rekening houden met uw beleid? Of houden ze juist al wel rekening met uw beleid en is het dus des te erger?
Een tweede punt is dat het absoluut nodig is, en dat zeggen we allang, om de mensen een alternatief te bieden voor de auto. We hebben nu de VeloVeilig-enquête van Het Laatste Nieuws. Het is jammer dat een krant zoiets moet doen en de overheid dat niet zelf kan organiseren. Er is duidelijk nood aan bijkomende investeringen in fietsen en ook in het veiliger maken ervan, maar ook in het openbaar vervoer. Daar hebben we u niets over horen zeggen. Tegelijk heb je een beweging nodig – naast het attractieve aanbod als alternatief voor de auto – waarmee je het autogebruik ontmoedigt, en dat zit nu in de sturende verkeersfiscaliteit, zoals u zegt.
Daar heb ik nog een vraag over. Het onderzoek zal in de markt geplaatst worden. Kunt u iets vertellen over de timing? Wanneer moet dat onderzoek er liggen zodat u daar in deze regeerperiode nog mee aan de slag kunt? Men kan een onderzoek bestellen dat dan nog twee jaar in beslag neemt, en dan is deze Vlaamse Regering er mooi vanaf. Is dat de bedoeling? Of wilt u met deze Vlaamse Regering nog tot beleid komen op dat vlak?
De heer Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de auto blijft het geprefereerde verplaatsingsmiddel. Dat is niet moeilijk. Mijn fractie heeft altijd duidelijk gezegd dat we een alternatief moeten aanbieden in plaats van de wagen. Er zullen verschuivingen moeten zijn. Wie naar de reportage van Terzake deze week keek, en ik hoop dat iedereen in deze vergadering met de neus op de feiten gedrukt is, is toch wel tot de vaststelling gekomen dat het openbaar vervoer ondermaats is en dat er zeker geen stimulans is om dat openbaar vervoer te gebruiken. De getuigenissen van de reizigers logen er niet om. Wij denken dat in de eerste plaats werk moet worden gemaakt van een modern, veilig en efficiënt openbaar vervoer. Dat is er nu niet.
Bovendien heeft het personenvervoer volgens het Planbureau een plafond. Ik vind het trouwens verkeerd dat men telkens naar die automobilist wijst, de collega van Groen verwijst nu ook naar het vrijetijdsverkeer. Dat gaat over de vrije tijd. Gaan we nu ook al bepalen hoe mensen zich moeten verplaatsen tijdens hun vrije tijd? De auto is de vrijheid van de mensen, neem die niet af. Onderhuids voel ik dat de collega van Groen daar ook maatregelen vraagt.
Nog een punt dat hier veel te weinig is aangehaald, is het vrachtvervoer. Dat zal vooral de oorzaak zijn van die verkeerscongestie. Het goederenvervoer neemt sterker toe dan het personenverkeer. Het wegvervoer blijft de belangrijkste transportmodus voor goederen met een aandeel van 77 procent in 2040. Het spoorvervoer is het meest dynamische en gaat naar een groei van meer dan 28 procent. Dus denken wij dat we daar meer op moeten inzetten. We moeten meer inzetten op het vrachtvervoer over het water en het spoor. Dat moeten we meer gaan faciliteren. We moeten een betere spreiding van het vrachtvervoer bekijken. Terminals en logistieke centra moeten 24/24 kunnen werken om het vrachtverkeer zoveel mogelijk uit het spitsuur te halen.
Er zijn ook nog de bestelwagens rond e-commerce. Ook dat zit in stijgende lijn.
Minister, inzake het vervoer over het water, denk ik dat uw visie niet klopt. Bent u het met mij eens dat we daar ook nog een versnelling hoger moeten/kunnen schakelen? Hetzelfde voor het spoorvervoer, ook daar hebben we toch al vaak gehoord, bijvoorbeeld rond Oosterweel, dat er knelpunten zijn met de NMBS. Wilt u meer inzetten op het vrachtvervoer en de infrastructuur die we nodig hebben voor ons wegenverkeer? We moeten daar – ook economisch gezien – blijven op inzetten.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Mijnheer Bex, u herhaalt wat u ook in de plenaire gezegd hebt: dat we moeten wachten op een krant vooraleer we overgaan tot een grondige studie rond onze huidige fietsinfrastructuur. Ik ben het oneens met u. Ik heb toen in de plenaire ook al duidelijk gezegd dat wij zelf al initiatief genomen hebben. Begin 2020 hebben wij aan alle lokale besturen gevraagd om knelpunten op schoolroutes in kaart te brengen, zowel op gewestwegen als gemeentewegen. Op gewestwegen gaan wij daar dan zelf mee aan de slag. Wij kregen toen ruim 880 knelpunten aangeleverd door de lokale besturen, en we zijn daarmee aan de slag gegaan. Voor de gemeentewegen hebben we een subsidieregeling op tafel gelegd, waarbij we minstens 50 procent subsidiëren. Zo moedigen we ook gemeenten aan om te zorgen voor veiligere verkeersroutes.
Ik juich het initiatief van Het Laatste Nieuws, dat nu loopt, alleen maar toe. Dat maakt nog meer mensen ervan bewust dat het goed zou zijn als we ons massaal op een meer duurzame wijze gaan verplaatsen. Dat moet natuurlijk veilig gebeuren. Als veel mensen knelpunten in kaart brengen, dan is het ook goed om daar snel mee aan het werk te gaan. We doen dat, als Vlaamse overheid, niet alleen. We doen dat samen met alle lokale besturen. Alle lokale besturen zullen ook hun rapporten krijgen. Ook wij, als Vlaamse overheid, zullen een rapport krijgen. Ik denk dan ook dat het niet meer dan logisch is dat we daarmee van start gaan. Dat is één.
Ten tweede is er het verhaal van het Planbureau. Ik vind dat een heel interessante studie, maar ik wil ook wel zeggen dat het Planbureau zelf heeft aangegeven – lees daarvoor nog even de methodiek of de aanpak van het Planbureau – dat het gaat over ongewijzigd beleid, en over een studie voor heel België. Ik denk dus niet dat de percentages die ze op tafel leggen alle alarmbellen moeten laten rinkelen, en dat ze betekenen dat het huidige beleid in Vlaanderen, met de ambitieuze modal shift van 40/60 en 50/50, totaal onhaalbaar is. Dat lees ik niet in deze studie van het Planbureau. Integendeel, ik lees daarin dat het aantal duurzame verplaatsingen – fietsers en voetgangers – gaat stijgen met 34 procent. Ik lees daarin dat het openbaar vervoer met bus en tram gaat stijgen met 8,8 procent, en dat alleen het treinverkeer gaat verminderen.
Als er dus een alarmbel moet afgaan, dan is dat vooral de vraag hoe we het aantal treinverplaatsingen nog kunnen doen toenemen, niet alleen voor personenvervoer, maar ook voor goederentransport. Daarover zijn we in overleg met onze federale collega’s. Specifiek voor Antwerpen, mijnheer Verheyden – want u verwees ernaar – zijn we aan het kijken hoe we daar nog spooruitbreiding kunnen doen voor bijkomend goederentransport. Recent hebben we ook in de haven van Genk elektrificatie van het spoor voor goederentransport uitgevoerd. Er lopen dus een aantal initiatieven waarvan ik vermoed dat ze niet zijn opgenomen in deze studie, omdat die gaat over het ‘ongewijzigde beleid’, over de processen die men nu ziet.
Mijnheer Bex, u stelt dat ik niets heb gezegd over De Lijn en de bijkomende investeringen. Ik heb daarstraks al gezegd dat we wel degelijk investeren in extra tramlijnen, zowel in Antwerpen als in Gent. In Gent gaat het specifiek over lijn 4 en lijn 7. In Antwerpen zijn we onder andere bezig met de uitbreiding van de premetro. Tegelijk investeren we ook volop in De Lijn, zowel in de vergroening van de vloot als in de dienstverlening. In verband met de basisbereikbaarheid heb ik al gezegd dat er een groei van het reizigerspotentieel van 7 procent op tafel ligt.
De heer Verheyden haalde ook de tevredenheid bij De Lijn aan. Daar wordt iedere dag aan gewerkt. We leggen de laatste hand aan ons openbaredienstcontract. De Lijn heeft ruim achtduizend werknemers, en velen zijn trots op de uitoefening van hun job. Ik verwijs graag naar de laatste tevredenheidsenquête, die door een onafhankelijk bureau uitgevoerd werd. Die toont aan dat de tevredenheid van de reiziger bij De Lijn voor het eerst in vijf jaar gestegen is. Driekwart van de reizigers geeft De Lijn een score tussen de zeven en tien op tien op het vlak van tevredenheid. Het gaat dan in de eerste plaats over de dienstverlening en de stiptheid. Zijn daarmee alle problemen van de baan? Verre van, we moeten daar op blijven werken, maar De Lijn is ook wel een belangrijke partner inzake de modal shift.
Verder wil ik opnieuw herhalen dat er zowel in Antwerpen als in heel Vlaanderen volop werk wordt gemaakt van de versnelling van de modal shift, in Antwerpen specifiek met Route 2030 en een aantal maatregelen die ook zijn opgenomen in het kader van het Toekomstverbond, om daar een upgrade te doen. Tegelijkertijd heeft het Departement Mobiliteit en Openbare Werken een aantal projectoproepen inzake goederentransport lopende voor een versnelling van de modal shift.
Kortom, we nemen heel wat concrete maatregelen. Ik denk niet dat we nu louter op basis van het standpunt van het Planbureau, dat eigenlijk ook nauw aansluit bij onze Mobiliteitsvisie 2040, plots moeten gaan zeggen dat heel het beleid dat we tot nu toe hebben uitgestippeld, op de schop gaat en wij met volledig nieuwe plannen komen, integendeel. We investeren in fietsinfrastructuur. We investeren in het openbaar vervoer. Wat in deze voorspellingen al op tafel ligt, is bij ongewijzigd beleid. Ik denk dat het gewijzigde beleid dat we nu voeren, alleen maar een bijdrage kan leveren om toch die noodzakelijke modal shift te bereiken.
Wat watertransport betreft, ga ik niet herhalen wat we allemaal continu zeggen. We willen meer transport via onze waterwegen, en niet alleen via het spoor. Maar ook daar is er volop beleid rond duurzame verplaatsingen.
De heer Bex heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral de collega van de partij van de auto geruststellen: Groen wil absoluut niet controleren waarom mensen in hun auto zitten. We willen vooral dat wie de auto nodig heeft, vlot ter bestemming raakt. En dat lukt alleen maar als minder mensen de auto nemen. Dus misschien delen we wel dezelfde doelstelling, wie weet.
Ik wil ook u geruststellen, minister. Ik heb zeker niet gezegd dat u niets doet. U hebt inderdaad de schoolroutes en zo verder aangepakt, maar we kunnen niet ontkennen dat het Planbureau zegt dat de modal split nog altijd 82 procent auto is, zelfs over x-aantal jaren, terwijl het uw doelstelling was om naar een 60/40-verdeling te gaan. Trams rijden op dit moment 10 kilometer per uur in Gent en Antwerpen. En het fietsen is voor veel mensen nog altijd te onveilig en te onaangenaam.
Ik roep u dus inderdaad op om een tandje bij te steken, net zoals trouwens collega Gilkinet dat zal doen voor de trein. Want hij beseft dat er iets moet gebeuren om toch nog altijd meer mensen op de trein te krijgen.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag over de timing van het onderzoek naar de sturende verkeersfiscaliteit. Kunt u daar toch iets meer over zeggen? Het is niet uw gewoonte om niet op onze vragen te antwoorden. Of is het nog totaal onbekend?
Minister Peeters heeft het woord.
Sorry dat ik die vraag nog niet beantwoord heb. Neen, ik heb nog geen duidelijk zicht op die timing. Het bestek voor de studie moet nu in de markt geplaatst worden. Maar we zullen er zeker over waken dat die er zo snel mogelijk zal zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.