Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de resultaten van de Digimeter van imec wat digitalisering betreft
Report
De heer Coel heeft het woord.
Minister-president, onlangs publiceerde het digitaal kennisinstituut, het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec), voor de veertiende keer de Digimeter, die de digitale transformatie bij de Vlaamse burger in kaart brengt. De Digimeter monitort het bezit en gebruik van media en informatie- en communicatietechnologie (ICT) in Vlaanderen, en peilt naar de attitude van de bevolking ten opzichte van technologische ontwikkelingen. Het jaarlijkse onderzoek bestaat uit een representatieve bevraging van minstens 1.500 Vlamingen van 16 jaar en ouder. Voor de editie 2021 van de Digimeter werden uiteindelijk 2.972 respondenten gevonden over leeftijd, opleidingsniveau en geslacht heen.
Het is een zeer omstandig onderzoek, waarbij er onder andere gepeild wordt naar de toegang tot en het bezit van verbindingen en toestellen, maar ook het gebruik van media, sociale media, nieuws, digitale economie en artificiële intelligentie. Ook naar de attitude ten aanzien van privacy en het vertrouwen in de digitale overheid werd gepeild.
Zo kan er uit de Digimeter 2021 afgeleid worden dat Vlamingen ziekenhuizen en banken het meest vertrouwen met hun persoonsgegevens. Daarna volgen in de rangschikking de lokale, Vlaamse en federale overheden op de derde tot vijfde plaats, met elk 54 tot 55 procent van de Vlamingen die hen vertrouwen met hun persoonlijke gegevens.
Wat betreft de attitude over de digitale overheid kunnen er ook een aantal opmerkelijke conclusies getrokken worden. Maar liefst 80 procent van de Vlamingen wil één centrale online plaats waar men alle formulieren en documenten van en voor de overheid kan beheren en consulteren. Maar 21 procent van hen geeft echter aan dat ze vinden dat de overheid transparant is met wat ze met de persoonlijke gegevens doet. Dat is toch wel een opmerkelijke paradox. Verder zien we de sterkste stijging in procentpunten ten opzichte van de vorige editie bij respondenten die vinden dat ze vaak dezelfde gegevens doorgeven, namelijk van 26 naar 35 procent. Daartegenover staat wel dat meer Vlamingen vinden dat de websites van de overheid duidelijk en toegankelijk zijn in vergelijking met 2020, een stijging van 4 procentpunten. Tot slot vindt een toenemend deel van de Vlamingen dat de overheid te veel over hen weet en prefereren steeds minder Vlamingen een loket in plaats van hun zaken online te regelen.
Ik heb de volgende vragen voor u.
Hoe evalueert u de resultaten van de Digimeter 2021 wat betreft het onderdeel digitale overheid? Wat zijn volgens u de opvallende vaststellingen of evoluties?
Welke conclusies trekt u uit het feit dat de Vlaming veeleer veel vertrouwen heeft in de overheid als bezitter van zijn of haar persoonlijke gegevens in vergelijking met andere organisaties, maar dat weinig Vlamingen vinden dat de overheid transparant is met wat ze met die persoonlijke gegevens doet?
Wat onderneemt u deze legislatuur nog verder om de overheidswebsites te verbeteren op het vlak van toegankelijkheid en centralisatie?
Hoe wordt er ingezet op het ‘only once’-principe voor de digitale toepassingen van de Vlaamse overheid?
De heer De Roo heeft het woord.
Mijn vraag gaat ook over de Digimeter, die op 19 april 2022 is verschenen. Van september tot december 2021 werden net geen drieduizend mensen bevraagd. Die meter omvat enkele belangrijke onderdelen met betrekking tot de digitalisering.
De overheid zette de afgelopen jaren belangrijke stappen op het vlak van de digitalisering. Positief is dat dat zich vertaalt in een stijgende perceptie dat overheidswebsites toegankelijker en duidelijker zijn geworden. Het aantal Vlamingen dat zegt liever langs te gaan bij het loket daalt van 32 naar 27 procent.
De Vlaming wordt voorzichtiger met het delen van zijn online data en wenst meer overzicht te hebben van wie welke persoonlijke gegevens over hem heeft. Het betreft 84 procent, en dat is dus een stijging met 5 procent. Ook cybersecurity krijgt meer aandacht bij de respondenten. De bezorgdheid over het veilig bewaren van online gegevens door websites en apps stijgt naar 65 procent, een stijging met 10 procent. Het rapport geeft aan dat nieuwe technologieën zoals SOLID, waarvoor de Vlaamse overheid mee aan de kar trekt en waarover we het al een aantal keren in deze commissie hebben gehad, alvast een te verkennen potentieel in hun mars te hebben.
Het vertrouwen in de Vlaamse overheid is gedaald van 59 naar 54 procent. Dat is dezelfde grootteorde als die van zowel de lokale besturen als de federale overheid.
Ondanks het werken met het 'only once'-principe ontstaat er een groeiende irritatie over het vaak dezelfde gegevens te moeten doorgeven aan de overheid. Dat is een stijging met 9 procent, tot 35 procent. Dat vertaalt zich eveneens in de ‘data- en privacyparadox’. De adoptie en het gebruik van de online dienstverlening neemt toe, maar ook de frustraties over het gebrek aan transparantie in wat overheden doen met die persoonlijke data, over het ongecontroleerd circuleren van diezelfde data en het herhaaldelijk moeten ingeven van bepaalde data. Dat resulteert in een stijgende haat-liefdeverhouding met de ‘dataficatie’ van de dienstverlening.
Minister-president, u stelde in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) van 2022 dat u de bewustwording over het delen van data bij de burgers wilt verhogen door hen opnieuw controle te geven over hun eigen data. Het Vlaams Datanutsbedrijf zou daarvoor in 2022 minstens twee ‘use cases’ uitwerken die gebruikmaken van zogenaamde datakluizen.
Ik heb de volgende vragen. Hoe evalueert u de resultaten van de Digimeter op het vlak van de digitalisering? Op welke manier wilt u de Vlaming beter informeren over de gemaakte keuzes van de Vlaamse overheid, bijvoorbeeld het ‘only once’-principe, de investeringen in cyberveiligheid en de SOLID-technologie, om het vertrouwen in de technologie te verhogen? Wat is de stand van zaken van de datakluizen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Wat mijn evaluatie van de Digimeter 2021 betreft: uit het onderzoek leer ik met betrekking tot de digitalisering van de overheid dat de privacyparadox weer wat scherper staat. Enerzijds zien we de adoptie en het gebruik van de online dienstverlening van de overheid opnieuw verder toenemen, maar anderzijds stijgen ook de frustraties van de burger omtrent het gebrek aan transparantie in wat wij als overheid doen met zijn persoonlijke data. Ik ben er dan ook van overtuigd dat we de burger meer controle over en inzicht in het gebruik van zijn persoonlijke gegevens moeten geven. In mijn antwoord op de tweede vraag ga ik daar dieper op in.
Volgens dit onderzoek worden vooral ziekenhuizen, banken en overheden door de burger vertrouwd om op een betrouwbare en veilige manier met hun persoonlijke data om te gaan. Ik ben wel wat verwonderd dat vooral de overheid, in tegenstelling tot vorig jaar, iets van dat vertrouwen ingeboet heeft. Misschien heeft de manier waarop de overheid intensief gebruik moest maken van persoonlijke data – bijvoorbeeld over sterfgevallen en vaccinaties – om de pandemie succesvol aan te pakken daar iets mee te maken. In elk geval is de Vlaming nu vaker bezorgd dat overheden te veel informatie vergaren, en is er blijkbaar een groeiende perceptie dat de overheid te veel over de burger weet. We dienen in elk geval actief tegen deze perceptie in te gaan, want ze klopt niet. Ze komt niet overeen met de werkelijkheid. Vooral de overheid is gebonden door allerlei wettelijke beperkingen, zoals de algemene verordening gegevensbescherming, wat betreft het gebruik van persoonlijke data. Wij zijn dus veel meer onderworpen aan beperkingen en controle dan eender welke andere instantie die data van burgers opvraagt.
Het verheugt me dat uit het onderzoek blijkt dat de digitaliseringsinspanningen die de Vlaamse overheid de afgelopen jaren gedaan heeft toch wel degelijk geapprecieerd worden door de Vlaamse burger. Dit vertaalt zich in een duidelijk dalende behoefte om nog een fysiek overheidsloket te willen gebruiken. Dat overheidswebsites veel toegankelijker en duidelijker geworden zijn, draagt hier volgens de burger toe bij; dus ik zal zeker onze inspanningen op dat vlak verder zetten. Ik kom daar in mijn antwoord op de derde vraag nog op terug.
Oudere Vlamingen en mensen uit gezinnen met lagere inkomens blijven echter wel een beroep doen op fysieke overheidsloketten, dus daar moeten we aandacht voor blijven hebben. Ik heb dat hier al meermaals gezegd: we moeten zo ver mogelijk gaan in de digitalisering, maar we moeten ook altijd de analoge dienstverlening aanhouden op hetzelfde kwaliteitsniveau als de digitale dienstverlening.
Ik ben wel enigszins verbaasd dat uit het onderzoek ook blijkt dat de burger het gevoel heeft te ‘vaak dezelfde gegevens te moeten doorgeven aan de overheid’. Ik heb de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd om het ‘only once’-principe – het principe van ‘vraag niet wat je al weet’ – zoveel mogelijk ingang te doen vinden binnen de Vlaamse administratieve overheidsprocessen. Het succes van het snel toenemend gebruik van het MAGDA-gegevensdelingsplatform (maximale gegevensdeling tussen administraties) toont duidelijk aan dat we daar belangrijke vooruitgang in geboekt hebben. In mijn antwoord op de vierde vraag ga ik daar dieper op in.
Wat betreft digitalisering in de ruime zin leer ik uit dit onderzoek vooral dat de covidpandemie de afgelopen twee jaar een aantal evoluties beduidend heeft versneld en heeft geleid tot de segmentatie van Vlaamse burgers in vijf duidelijk onderscheiden digiprofielen. Deze tonen aan dat er nog veel werk op de plank ligt voor beleidsmakers, kennisinstellingen en bedrijven om de digitale kloof te dichten en verschillende andere technologieparadoxen het hoofd te bieden. Ik maak alvast van het verbeteren van digitale inclusie en het aanpakken van de privacyparadox een topprioriteit in mijn digitale overheidsbeleid.
Dan kom ik tot de tweede vraag van de heer Coel. Welke conclusies trek ik uit het feit dat de Vlaming eerder veel vertrouwen heeft in de overheid als bezitter van persoonlijke gegevens in vergelijking met andere organisaties, maar dat de Vlamingen wel vinden dat de overheid transparanter moet zijn? Het onderzoek Digimeter 2021 leert me dat de enorme digitale versnelling die Vlaamse burgers doormaakten gedurende de covidcrisis een blijver is. Corona deed ons versneld naar meer platformdiensten grijpen voor zowat alles: winkelen, bankieren, onderwijs, werk, gezondheid, media ... Maar in die shift is ook de bezorgdheid van de burgers sterk gestegen over wat de technologiebedrijven achter die platformen met onze data doen. Het klopt dat er ook in de publieke sector nog ruimte voor verbetering is inzake transparantie. Zowel de publieke als de private sector moeten stappen zetten om de burger meer controle te geven over zijn data en meer inzicht in het gebruik van die data. De Vlaamse overheid is, dankzij het vertrouwen dat de burger gelukkig nog heeft in die overheid, wel meer dan ooit goed geplaatst om het vertrouwen van de burger te verhogen en zo het pad te effenen voor de data-economie.
Ik wil dat Vlaanderen via het Vlaams Datanutsbedrijf kan voorzien in een sterk kader om veilig data te delen. De persoonlijke datakluis op basis van de Solid-technologie zal de privacy van de burger versterken en zal ertoe leiden dat hij zijn persoonsgegevens digitaal veiliger en met een grotere transparantie en bewustzijn zal kunnen delen. Anderzijds zullen bedrijven volop kunnen inzetten op nieuwe businessmodellen die op basis van de beschikbaarheid van die data mogelijk worden, terwijl ze toch blijven voldoen aan de wettelijke verplichtingen van de General Data Protection Regulation (GDPR). Ik wil met die nieuwe data-initiatieven de maatschappelijke welvaart in Vlaanderen stimuleren en ervoor zorgen dat Vlaanderen koploper wordt in de ontluikende Europese data-economie.
Ook zorg ik er via Mijn Burgerprofiel voor dat er meer transparantie is over het gebruik van persoonlijke gegevens door de Vlaamse overheid. Mijn Burgerprofiel geeft burgers immers vandaag al meer inzage in de persoonlijke data die de overheid over hen heeft. Het geeft ook een overzicht van de voortgang en de resultaten van de interacties die de burger heeft met de verschillende administraties in het kader van de publieke dienstverlening. Dat draagt bij tot een verhoogde transparantie voor de burger.
Ik heb aan Digitaal Vlaanderen meegegeven dat we Mijn Burgerprofiel achter de website van de gemeenten moeten zetten. Iedere burger woont in een gemeente. Idealiter zouden via de gemeentelijke website … Als je niet weet of je bij de gemeente, bij Vlaanderen of de federale overheid moet zijn – laten we hopen dat we dat niveau daarin ook kunnen integreren evenals het Europese niveau als de burger of een bedrijf bij Europa moet aankloppen –, dan zou dat allemaal door die ene deur moeten gaan.
Heel af en toe heb ik eens een snelheidsboete. Ik krijg die aangeboden via Mijn Burgerprofiel, via E-gov van de federale overheid en ook nog eens op papier. Ik zal hier of daar een parameter kunnen wijzigen om dat … Maar dat maakt het toch allemaal ingewikkeld. Dat moeten we zelf voor de burger doen. De burger moet vooral geen snelheidsboetes meer krijgen, maar dat gebeurt af en toe eens. De overheid spreekt over het ‘only once’-principe en dan biedt ze drie keer dezelfde boete aan. Je moet die gegevens ingeven, maar het gaat over communicatie met de overheid. Daar is nog ‘room for improvement’.
Wat betreft de vraag van de heer Coel over wat ik deze legislatuur nog zal doen, onderneemt het agentschap Digitaal Vlaanderen gerichte inspanningen op het vlak van de verbetering van de toegankelijkheid. Bij de verdere ontwikkeling van het Webplatform Vlaanderen, dat in steeds toenemende mate gebruikt wordt om de Vlaamse overheidswebsites in op te zetten, wordt nauw samengewerkt met een expert in webtoegankelijkheid. Die voert op regelmatige basis testen uit op dit platform en de andere oplossingen van het agentschap, en houdt het agentschap op de hoogte van nieuwe adviezen en richtlijnen, zoals de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) 2.2, de webtoegankelijkheidsstandaard. De nodige verbeteringen worden dan telkens mee opgenomen in de planning. Daarnaast wordt die expert ook betrokken bij elke nieuwe ontwikkeling of optimalisatie zodat die van bij het begin voldoet aan de richtlijnen.
Digitaal Vlaanderen organiseert kennisdelingsmomenten over de webtoegankelijkheid, bijvoorbeeld via sessies op de Trefdag Digitaal Vlaanderen of de gebruikersdag, en het wijst entiteiten op hun verantwoordelijkheden ter zake, bijvoorbeeld bij het gebruik van het Webplatform Vlaanderen of de portaalsite Vlaanderen.be. Het agentschap raadt de entiteiten ook aan om bij de bouw van hun websites gebruik te maken van de digitale huisstijl van de Vlaamse overheid omdat in die richtlijnen expliciet rekening gehouden wordt met de webtoegankelijkheid. Digitaal Vlaanderen neemt ook zelf deel aan netwerken binnen de overheid waar toegankelijkheid geregeld aan bod komt, zoals het lerend netwerk e-inclusie van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het ambtelijk overleg e-inclusie van de Vlaamse overheid.
De centrale redactie die entiteiten begeleidt bij het gebruik van Vlaanderen.be krijgt een opleiding over webtoegankelijkheid, zodat die entiteiten die kennis ook verder kunnen delen met hun decentrale webredacteurs. Zo wordt de inhoud op de Vlaamse overheidswebsites zo toegankelijk mogelijk gemaakt.
Daarnaast onderneemt de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, Bart Somers, meerdere acties om de toegankelijkheid van de dienstverlening van de lokale besturen te verbeteren. Voor meer informatie daarover verwijs ik u door naar mijn collega-minister.
Op het vlak van de verbetering van de centralisatie van de overheidswebsites zet ik volop in op de verdere uitbouw van Mijn Burgerprofiel, zoals ik zonet al aangegeven heb. Dit digitale platform waarop Vlamingen kunnen inloggen voor al hun overheidszaken is immers bereikbaar via verschillende kanalen: websites van Vlaamse administraties, steden en gemeenten, later in het jaar ook via een mobiele app. Het zorgt voor de realisatie van het ‘no wrong door’-principe waarbij, los van de bestuursniveaus, doorverwezen wordt naar een en hetzelfde loket. In 2021 groeide Mijn Burgerprofiel al van 50 naar 225 aangesloten overheidsdiensten. In het kader van het Vlaams relanceplan Vlaamse Veerkracht zal ik hierop nog meer overheidsprocessen aansluiten zodat Mijn Burgerprofiel nog meer evolueert naar die ‘ene centrale online plaats waar ik al mijn formulieren en documenten van en voor de overheid kan beheren en consulteren’, waar de burger zo nadrukkelijk om vraagt in het onderzoek Digimeter 2021.
Mijnheer Coel, u vraagt hoe er wordt ingezet op het ‘only once’-principe. Het maximale hergebruik van gegevens wordt in stijgende mate toegepast binnen de digitale toepassingen van de Vlaamse overheid. Dat wordt onder andere mogelijk gemaakt dankzij het MAGDA-gegevensdelingsplatform, beheerd door het agentschap Digitaal Vlaanderen.
Dat platform maakt het mogelijk om de meest actuele, accurate en volledige gegevens uit verschillende federale, Vlaamse en lokale authentieke gegevensbronnen te raadplegen en te integreren in de verschillende processen van alle overheidsinstanties, op een eenvoudige manier, met een eenduidige administratieve en technische koppeling. Bijkomend worden, bij wijziging, deze gewijzigde gegevens doorgeduwd naar de verschillende toepassingen zodat deze steeds over de meest actuele informatie beschikken. Op die manier laat de Vlaamse overheid de data en niet de burger lopen.
Ik blijf inzetten op de uitbouw en de groei van dat MAGDA-platform, zowel qua aangesloten entiteiten als qua beschikbare gegevensstromen en het aantal transacties via deze stromen, wat ook jaar na jaar duidelijk naar voren komt in de cijfers. Zo waren er eind 2021 3090 doeltoepassingen bij lokale en Vlaamse overheden die via MAGDA gegevens ophaalden. Dat zijn er 29 procent meer dan in 2020. Ook de elektronische gegevensuitwisselingen naar deze toepassingen stegen exponentieel in 2021, met een totaal van 1,1 miljard transacties. Deze transacties kunnen synchroon en asynchroon verlopen, en vooral de synchrone bevragingen – in real time dus – kenden de grootste groei met bijna een verdubbeling van het aantal transacties: van 293 miljoen in 2020 naar 585 miljoen in 2021. Bijkomend werden er 7 nieuwe MAGDA-gegevensstromen opgezet in 2021 en werden 26 bestaande stromen vernieuwd en uitgebreid.
Ook in de toekomst blijf ik de verdere groei van het MAGDA-platform stimuleren. Zo wordt er momenteel gewerkt aan een verbetering van de technische en juridische ondersteuning met betrekking tot het gebruik van persoonsgegevens van de MAGDA-klanten bij de aansluiting op MAGDA-diensten, en is er een specifiek team opgericht om meer algemene vragen van klanten te vertalen naar specifieke MAGDA-oplossingen. Ook het bestaande data-aanbod ter ondersteuning van de operationele werking van de MAGDA-klanten wordt nog verder uitgebreid. In 2022 werden er reeds twee nieuwe gegevensstromen opgezet. Er zijn er momenteel negen bijkomende in ontwikkeling. Bijkomend wordt nu ook ingezet op het uitbouwen van de capaciteit voor artificiële intelligentie en data-analyse om meer inzichten en voorspellingen te kunnen halen uit het bestaande MAGDA-data-aanbod, ter ondersteuning van beleidsvoorbereidend werk.
Mijnheer De Roo, ik kom bij uw vragen over op welke manier we het vertrouwen in de technologie willen verhogen.
Ik zorg ervoor dat de Vlaamse overheid in haar communicatie actief werkt aan het verhogen van het vertrouwen in de digitale overheid en hoe de overheid met digitale technologie omgaat. Het grote succes van Mijn Burgerprofiel is daar een overtuigend bewijs van. Vorig jaar is er 16 miljoen keer aangemeld op Mijn Burgerprofiel, bijvoorbeeld om een diploma of attest op te vragen of om een dossier zoals een omgevingsvergunning op te volgen. Ook dit jaar zullen we Mijn Burgerprofiel verder alomtegenwoordig maken en naar voren schuiven als dé plek waar je al je overheidszaken kunt regelen. Ik zal dat doen door ervoor te zorgen dat Mijn Burgerprofiel beschikbaar is op de websteks van zoveel mogelijk, en bij voorkeur alle, lokale besturen. Vandaag zijn er al meer dan 230 lokale besturen die Mijn Burgerprofiel aanbieden op hun site. Dat is dus al een uitstekend startpunt om de brede bevolking in Vlaanderen met onze digitale dienstverlening te bereiken daar waar ze het eerst naartoe gaan: naar de eigen gemeente. 230 van de bijna 300 gemeenten dus. Ik had als doelstelling gesteld om ze op het einde van dit jaar allemaal aangesloten te hebben. Dat gaat dus in de goede richting.
In het najaar zal ik dan ook een brede communicatiecampagne lanceren omtrent Mijn Burgerprofiel en alle voordelen die dit biedt voor de burger. Mijn Burgerprofiel ontsluit heel wat zaken naar burgers, inclusief documenten uit hun digitale postbus eBox, en je kunt er bijvoorbeeld ook je groeipakket in raadplegen, een dienstverlening die voor de meeste burgers intussen volledig automatisch verloopt. Op die manier is Mijn Burgerprofiel een sluitstuk van de vele digitaliseringsinitiatieven die de Vlaamse overheid de voorbije jaren genomen heeft voor de Vlaamse burger.
Daarnaast werk ik ook aan de oprichting – dat weet u – van het Vlaams Datanutsbedrijf later dit jaar, en in het kader daarvan het aanbieden van persoonlijke datakluizen aan de Vlaamse burgers. Daaromtrent hebben we vorige week donderdag een samenwerkingsakkoord met Doccle, het grootste platform voor digitale administratie in ons land, bekendgemaakt. Dat is uitgebreid in de Vlaamse media aan bod gekomen, zoals u waarschijnlijk zelf ook gemerkt hebt.
Ik geloof dat we als Vlaanderen ook trots moeten zijn op de pioniersrol die we vervullen met onder meer het gebruik van de Solid-technologie en de persoonlijke datakluizen die deze technologie mogelijk maakt. Het is er dus nog niet, dat zal in de loop van dit jaar uitgerold worden. In die vorige enquête kon daar natuurlijk nog niet naar verwezen worden. Deze initiatieven zetten Vlaanderen echt op de kaart als een absolute pionier in datatech en dit biedt een opportuniteit om een grotere beweging te starten in Vlaanderen omtrent innovatieve data- en technologietoepassingen. We moeten dit naar onze burgers toe brengen, maar evenzeer naar onze bedrijven en hun zo de mogelijkheid aanbieden om hun innovatiebereidheid en -vermogen te tonen en te valoriseren, ook in het buitenland.
U vroeg wat de stand van zaken was van de datakluizen. De persoonlijke datakluis op basis van Solid-technologie versterkt de privacy van de burger en zal ertoe leiden dat hij zijn persoonsgegevens digitaal veiliger en met een grotere transparantie en bewustzijn kan delen. Anderzijds zullen bedrijven volop kunnen inzetten op nieuwe businessmodellen die op basis van de beschikbaarheid van deze data mogelijk worden, terwijl ze aan de GDPR-richtlijn blijven voldoen. Vanaf het najaar 2022 zal elke Vlaamse burger over een gratis persoonlijke datakluis kunnen beschikken.
Een eerste toepassing van de persoonlijke datakluis is My Professional Data, die aan burgers toelaat om op een veilige wijze hun diploma en competenties te delen met derden. Hierbij ontzorgen we zowel de burger, overheid als ondernemingen. Ondernemingen hebben immers nood aan een authentiek diploma, wat hen nu tijd kost om in te zamelen, en de burger kan soms een diploma verliezen. Deze diploma’s zullen nu steeds teruggevonden kunnen worden in de persoonlijke datakluis. Ook de overheid kan op deze wijze een belangrijke administratieve vereenvoudiging doorvoeren.
Het project persoonlijke datakluis bepaalt eveneens de gepaste regels en afspraken voor de deelnemers aan dit nieuwe data-ecosysteem. Zo legt het een fundament voor andere innovatieve dataprojecten. De achterliggende kluizeninfrastructuur is conform de Europese GDPR-wetgeving en kan meteen ingezet worden voor alle verder te realiseren projecten. Specifiek voor My Professional Data is een eerste realisatieproject in uitvoering in nauwe samenwerking met burgers en ondernemingen.
Een tweede toepassing van de persoonlijke datakluis is My Digital Move, die aan burgers toelaat hun domicilieadres en op termijn al hun contactgegevens in hun persoonlijke datakluis op te laden en na toestemming ter beschikking te stellen van derden. Bedrijven die van deze data gebruik willen maken, zijn zo verzekerd van de geldigheid en de juistheid ervan. Dit realisatieproject bevindt zich nog in de fase van analyse.
Excuseer me voor het uitgebreide antwoord, maar er beweegt ook veel op dat vlak.
De heer Coel heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Het was een zeer omstandig antwoord. Waarvoor dank.
Ik had nog een hele reeks bijvragen voorbereid, maar die hebt u allemaal beantwoord. Neen, dat is niet waar. U hebt toch veel geantwoord.
Ik denk dat we inderdaad met die dataprivacyparadox aan de slag moeten. Het vertrouwen in de overheid om onze data bij te houden en daar nuttige dingen mee te doen, moet worden versterkt. Ik denk ook dat de periode van corona op zich ons een stap vooruit heeft gebracht, dat er steeds meer mensen de weg in de digitale wereld hebben gevonden en er steeds meer van zijn gaan gebruikmaken. Het is nu zaak om dat vertrouwen te versterken. Ik denk dat de beste manier om dat te doen, is om heel hard in te zetten op gebruiksvriendelijkheid. U hebt een heel aantal initiatieven opgesomd: de interconnectie tussen de verschillende overheden in dit land en werken via Mijn Burgerprofiel. Dat zijn allemaal zeer goede stappen om daartoe te komen.
Ik heb misschien nog twee kanttekeningen. U gaf het zelf al aan dat niet iedereen mee is in die digitale overheid. Er is altijd nog een deel van de bevolking – u hebt twee groepen genoemd – die wat minder mee zijn. Men kan er op twee manieren naar kijken: enerzijds moeten we ze verder de hand reiken om die overstap te maken en anderzijds moeten we toch ook het belang van de analoge dienstverlening blijven vooropzetten. Ik ben blij dat u bevestigt dat we als overheid ten dienste staan van iedereen, ook van degenen die nog niet op de digitale trein zijn gesprongen.
Daarnaast is er wat ook de Vlaamse Ombudsdienst in zijn jaarverslag 2021 heeft aangekaart, namelijk het fenomeen van phishing. Dat is een enorme aanslag op dat digitale vertrouwen. Zeker als we die stap gaan zetten naar nog meer gebruiksvriendelijk maken van Mijn Burgerprofiel, dan is het risico niet denkbeeldig dat er wat pogingen zullen zijn om die gegevens te bekomen. Welke sensibilisering zal de Vlaamse overheid nog opzetten wat betreft die phishing? De Vlaamse Ombudsdienst heeft in zijn jaarverslag ook nog een aanbeveling gedaan en stelt voor aan de decreetgever om een sterkere verankering in het Bestuursdecreet op te nemen. Elke met Vlaams overheidsgeld gefinancierde digitale dienstverlening moet minstens bijkomend ontsloten worden via Mijn Burgerprofiel om zo een sterker digitaal merk te dienen. Wat is uw inschatting daarvan? Denkt u dat een verdere decretale verankering nog nuttig is of is het ondertussen een automatisme dat elke nieuwe digitale dienstverlening automatisch zal worden opgenomen in Mijn Burgerprofiel?
De heer De Roo heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw uitgebreide antwoord. U hebt zich daarvoor verontschuldigd, maar het antwoord is nodig. Ik vond het een zeer goed antwoord, een zeer uitgebreid en zeer duidelijk antwoord. U hebt in uw antwoord terecht de aandacht gevestigd op het feit dat iedereen mee moet zijn. Het digitaliseren van een aantal diensten biedt heel wat voordelen, zowel voor de burgers zelf maar zeker ook voor onze administraties. Die voordelen moeten we nog meer in de verf kunnen zetten. Maar u hebt ook aangehaald dat het gebruiksgemak nog verder omhoog moet gaan en we de analoge dienstverlening nog moeten blijven aanbieden.
Als we denken aan analoge dienstverlening, dan denken we vaak aan een oudere groep die tijdens de actieve carrière niet met digitale toepassingen in aanraking is gekomen. Maar zij zijn zeker niet alleen. Het gaat over kwetsbare groepen die we zullen moeten betrekken. Onder andere via de Digibanken, een initiatief van minister Crevits, wordt daar ook op ingespeeld. Het is veel breder dan die vaak gepercipieerde oudere groep. Wat ook opviel in deze Digimeter was dat Vlaamse jongeren niet meer mee zijn met het digitaal jargon, de taal daarrond, en dat het ook een zeer grote uitdaging is om de digitale vaardigheden van jongeren verder op te krikken. Dat is dan ook nog vooral gelinkt aan jongeren met een lagere sociaal-economische status. Minister-president, op welke manier wilt u ook de jongeren bereiken op het vlak van digitalisering?
Ik heb nog een zeer kleine vraag omdat u er zelf hebt aan gerefereerd, namelijk over uw boete die u vier keer hebt ontvangen. Een aantal maanden geleden waren er wel problemen met het feit dat sommige mensen hun boetes niet ontvingen. Zij hadden aangeduid dat ze alles digitaal wilden ontvangen, en hadden zonder het goed te weten geen e-mailadres opgegeven en kregen daardoor via de post enkel een herinnering, met een verhoging van het bedrag. Zijn al die problemen van de baan? Kunt u daar nog iets meer over zeggen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Coel, wat phishing betreft: in die campagne om het gebruik van Mijn Burgerprofiel te verhogen, gaan we ook aangeven wat de voordelen zijn en wat men moet doen om dat op een veilige manier te gebruiken. Dat zit daar dus in vervat.
Ik denk dat er geen decretale verankering nodig is voor verdere ontwikkeling. We hebben binnen de Vlaamse administratie – dat is misschien wat weinig aan bod gekomen – gedaan gekregen dat alle administraties voor digitalisering het principe toepassen van ‘comply or explain’. We gaan er dus eigenlijk van uit dat iedereen, in de standaarden, in de standaardarchitectuur, in de standaard weblay-out van alles wat nieuw ontwikkeld wordt of van wat geüpdatet wordt, dat op die manier doet.
Er kunnen eventueel goede – dat is dan het ‘explaingedeelte’ – redenen zijn voor een of andere administratie om het anders te doen, maar dan zal die administratie dat moeten uitleggen. Dat is dus de werkwijze: voeg u naar de standaarden of kom het uitleggen, met een goede uitleg.
Mijnheer De Roo, ik ben eigenlijk die fase al lang voorbij van te zeggen dat de mensen die niet mee zijn in de digitalisering de oudere mensen zijn. Ik zie genoeg voorbeelden van ouderen die goed opgeleid zijn in seniorenclubs en dergelijke, waar heel veel inspanningen gebeuren rond digitalisering. Er zijn ook andere mensen die, om heel uiteenlopende redenen, achterblijven. Ik denk aan mensen die totaal geen voeling hebben met technologie. Dat zijn daarom geen idioten. Die bevolkingsgroep is, denk ik, bij de senioren veel smaller geworden. Maar maatschappijbreed gaat die natuurlijk ruimer dan alleen de senioren. Daarom zetten we in op verschillende fronten, zoals lokale besturen en onderwijs. U vroeg hoe we de jongeren bereiken, dat gebeurt dus via onderwijs. Mijn collega, Ben Weyts, heeft een hele actie rond digitalisering en het bijbrengen van digitale skills in het onderwijs. U verwijst terecht naar collega Crevits, die dat onder andere doet via VDAB voor mensen die geen werk hebben. Er lopen dus projecten op heel wat domeinen, samen met de lokale besturen.
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, minister-president. Ik denk dat het heel verstandig is dat u met de promotiecampagne voor de app ineens ook de sensibilisering rond phishing meeneemt. Digitalisering is onontbeerlijk voor een slagkrachtige en efficiënte overheid. Ik denk dat we in Vlaanderen op de juiste weg zijn. We moeten wel aandacht hebben voor valkuilen als digitale ongeletterdheid en phishing, maar u neemt acties inzake beide uitdagingen. Ik ben dus zeer tevreden met uw antwoord. We volgen dit verder op.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u voor uw bijkomende antwoord, minister-president. Op de vraag over de boetes hebt u niet geantwoord, maar die informatie krijg ik zeker nog wel eens.
Die kwestie van de boetes is in orde.
Dat korte antwoord is zeer goed.
Ik wilde nog zeggen dat de Digimeter en de resultaten daarvan vooral ook aantonen dat de projecten van de Vlaamse overheid die in de steigers staan een echte noodzaak hebben. Het vertrouwen van de burger moet verder omhoog. Er moet meer transparantie zijn. De Vlaming moet beter geïnformeerd zijn. Ik kijk dus ook wel uit naar de acties en de campagnes die de komende maanden in de steigers staan. De frustraties waarvan sprake moeten eruit. De diensten moeten de data effectief laten lopen en dat ‘only once’-principe zoveel mogelijk uitdragen. Ook de nieuwe processen, zoals die datakluizen, moeten we snel implementeren en snel uitrollen, zodat iedereen daarvan gebruik kan maken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.