Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, gisteren was er de voorstelling van de Onderwijsspiegel, door onze onderwijsinspectie. Misschien moeten we straks, in de regeling der werkzaamheden, bekijken hoe we daarmee omgaan. (Opmerkingen)
Ik ga mijn vragen wat toespitsen op een deel dat gisteren niet zo specifiek is behandeld in de persconferentie.
Collega’s, u weet dat de onderwijsinspectie bevoegd is voor toezicht op de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, en elk jaar controleert de onderwijsinspectie een aantal scholen in Vlaanderen en in Brussel. De onderwijsinspectie stelde een tijdje geleden voor om een aantal uitgevallen leerkrachten op te vangen. Ze stelden daarvoor een twintigtal inspecteurs ter beschikking, in tijden van corona. Ik moet eerlijk zeggen, collega’s, dat ik denk dat dat een goed en zinvol signaal was. Het was een goed signaal, omdat de mensen die in scholen komen om ze te controleren, zo ook eens opnieuw met twee voeten in de praktijk gingen staan. Anderzijds ook omdat de overheid daarin een stap heeft gezet. Dat juich ik toe, want de onderwijsinspectie, dat is voor veel scholen de overheid uit Brussel.
Daarnaast zou de inspectiedienst de doorlichting van een aantal scholen opschorten. Ik heb signalen gehoord dat er toch nog doorlichtingen zouden doorgaan, waarbij wel gevraagd werd of het al dan niet paste. Scholen zouden dan niet hebben durven antwoorden dat het eigenlijk niet paste. Dat is wel wat jammer. Ze kwamen daarna wel bij mij terecht om te zeggen dat het toch niet kan dat ze doorgelicht werden. Als ik dan aan de inspectie zei dat er toch geen doorlichtingen zouden zijn, was het antwoord dat de school zelf gezegd had dat dat geen probleem was. Dan blijven we natuurlijk in cirkels ronddraaien.
Collega’s, minister, een tweede luik van mijn vraag betreft de doorlichtingen zelf. We krijgen namelijk signalen van scholen dat ze op de vingers worden getikt – meestal in de toelichting van het rapport – als ze meer leerstof aanbieden dan enkel de eindtermen. Met andere woorden: ze doen meer dan de eindtermen, die toch minimumdoelen zijn.
Minister, ik heb hierbij de volgende vragen.
Zijn er op dit moment nog steeds inspecteurs aan de slag in scholen ter vervanging van leerkrachten, al dan niet in het kader van corona?
Hoe werden deze vervangingen door de scholen en de inspectie geëvalueerd? Is dat voor herhaling vatbaar indien de situatie daartoe noopt? Ik hoop eigenlijk dat het antwoord is: er zal geen coronacrisis meer komen en een dergelijke situatie zal zich dus niet meer voordoen. Dat weten we niet, maar laten we dat hopen.
Hebt u weet van klachten of opmerkingen van scholen die aangeven dat ze erop worden gewezen en dat als een negatief punt in de doorlichting ervaren dat ze meer leerstof aanbieden dan enkel de minimumdoelen?
Minister Weyts heeft het woord.
Het initiatief dat genomen werd om inspecteurs in te zetten ter vervanging van leerkrachten was natuurlijk beperkt in de tijd. Een 45-tal onderwijsinspecteurs zijn daarop ingegaan en namen een rol op in het veld, bijvoorbeeld als leraar of ondersteuner bij een school, CLB of een andere onderwijsinstelling. Dat zijn dus 45 van de ongeveer 130 inspecteurs. Het is toch wel heel fijn dat ze zich daarvoor ingezet hebben, waarvoor mijn grote dank en waardering. Ze hebben de ‘veilige omgeving’ verlaten om weer het veld in te trekken. Dat was een heel goed signaal naar het onderwijsveld.
De onderwijsinspectie plant op korte termijn een evaluatie van dat initiatief, waarbij de betrokken inspecteurs bevraagd worden. Maar sowieso – dat hoeft weinig duiding, denk ik – waren de eerste signalen van de scholen positief. Afhankelijk van de evaluatie bekijk ik samen met de onderwijsinspectie hoe we dit een plaats zouden kunnen geven in eventuele toekomstige scenario’s.
De berichtgeving op onder andere sociale media in verband met mogelijke klachten van scholen die op de vingers getikt zouden worden omdat ze meer aanbieden dan enkel de minimumdoelen, heb ik aangekaart bij de inspecteur-generaal. Hij heeft me nogmaals met de hand op het hart bevestigd dat daar geen grond voor is, dat daar niets van aan is. Als dat nogmaals het geval zou zijn, mag hij daarvan rechtstreeks op de hoogte gesteld worden door het betrokken slachtoffer, dat mij in cc mag zetten bij de communicatie hierover. Hij heeft mij gerustgesteld dat de onderwijsinspectie de schoolteams net aanmoedigt om meer te doen dan enkel de minimumdoelen, dan enkel de eindtermen. Dat is ook terug te vinden in het instrumentarium dat de inspectieteams gebruiken tijdens een doorlichting. De inspectie verwacht dat de begeleiding van de lerenden wordt afgestemd op hun noden en dat er dus ook bijkomende uitdagende doelen gesteld mogen worden – zeker en vast.
Zelf blijf ik altijd benadrukken dat eindtermen minimumdoelen zijn. Ik moet erkennen dat de terminologie misschien wat ongelukkig gekozen is: ‘eindterm’ lijkt te wijzen op het einde, de terminus, de plaats waar het stopt, terwijl het eigenlijk een begin zou moeten zijn en gelukkig voor veel leerlingen ook slechts het begin is van veel meer kennis en vaardigheden. Ik denk dat we voldoende ambitieus moeten zijn en de lat voldoende hoog moeten leggen, zeker gezien de discussie die we deze voormiddag hebben gevoerd omtrent de onderwijskwaliteit. Ik wil ook meegeven dat, naast deze minimumdoelen, elke school in het kader van het eigen pedagogisch project ook ruimte heeft om extra leerplandoelen te realiseren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel om het aan te kaarten bij de inspecteur-generaal en om hier in deze commissie – want de verslagen van een commissie en de uitspraken van een minister zijn belangrijk – duidelijk mee te geven dat scholen die meer doen dan de eindtermen en dat dan uiteraard ook evalueren, daar niet voor op de vingers kunnen worden getikt, integendeel zelfs, daartoe moeten kunnen worden aangemoedigd. Ik denk bijvoorbeeld aan het debat van deze ochtend over de Vlaamse toetsen. Als je leerwinst wilt genereren – ik heb zelf het voorbeeld gegeven – dan kun je niet stoppen op een eindtermniveau. Dat is een belangrijk signaal.
Het is natuurlijk wel zo dat je het geschreven doorlichtingsverslag hebt en ook de mondelinge toelichting. Het is vooral daarnaar dat directeurs en leerkrachten verwijzen: dat er in die mondelinge toelichting dergelijke wenken worden gegeven. Ik neem uw advies ter zake zeker ter harte: als dergelijke signalen worden gegeven in mondelinge toelichtingen of verslagen, zullen we dat meteen aan de inspecteur-generaal en aan u laten weten, want dat kan inderdaad niet de bedoeling zijn.
Wat betreft de inzet van inspecteurs, lijkt het mij een zeer goede bijkomende vorming voor de inspecteurs om weer in de praktijk te staan. Ik hoop dat die inspecteurs dan ook alle documenten moeten invullen die scholen vragen, die Schoolonline enzovoort, en dat ze effectief met alles worden geconfronteerd. Dat is de beste manier om ervoor te zorgen dat ze veel afschaffen: hen confronteren met hun eigen papier of met papier dat ze niet zelf hebben opgelegd, maar door iemand anders werd opgelegd, die beweert dat dat moet van de inspectie. Dan kunnen de inspecteurs zeggen dat dat niet hoeft, omdat ze dat niet vragen. Dan is die kring meteen gesloten.
Minister, ik heb een bijkomende vraag. U hebt het over een 45-tal inspecteurs in februari. Loopt dat nog verder? Of loopt dat af? Dat was mij niet volledig duidelijk. Ik neem aan dat dat ook een impact heeft op de lopende doorlichtingen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik heb hier zelf een vraag over gesteld, toen het op 10 februari aan bod kwam in de commissie Onderwijs. Laat het duidelijk zijn: voor de CD&V-fractie is kwaliteitsvol onderwijs veel meer dan het bereiken van minimumdoelen op populatieniveau.
Maar collega’s, minister, ik houd altijd al een pleidooi om rekening te houden met wat in de decreten staat die we hier hebben goedgekeurd. Ik heb het dan over de kwaliteitsdriehoek die we moeten bewaken en de decretale opdracht van de inspecteurs. Collega Daniëls, u hebt gelijk dat het een goede vorming kan zijn voor onze inspecteurs om eens op de werkvloer te gaan kijken hoe het verloopt. Maar anderzijds denk ik dat we die decretale opdracht moeten bewaken.
Los daarvan heb ik een paar keer gehoord dat het verschil tussen wat er op papier staat en wat er mondeling wordt meegegeven, niet altijd even congruent is. Minister, ik geef een concreet voorbeeld over een school die een pioniersrol speelt om op een digitale manier informatie en kennis door te geven en waarbij de inspectie aangaf dat dit eigenlijk niet kan op die innovatieve manier. Dat was tijdens een hbo5-doorlichting (hoger beroepsonderwijs 5), waarbij de kaders van 2004 werden gebruikt, terwijl we nu 2022 zijn. In hoeverre kan daaraan worden tegemoetgekomen, zodat de inspectie niet meer aan de slag moet met informatie of kaders die eigenlijk niet meer up-to-date noch futureproof zijn?
Minister Weyts heeft het woord.
We kunnen de betrokken onderwijsinspecteurs natuurlijk niet uitrusten met een GoPro om alles te registreren, overal waar ze gaan, zodat we weten wat ze op het terrein zeggen. Ik ga er altijd van uit dat zij goed worden bijgestaan vanuit Brussel en door de inspecteur-generaal. Maar als er kaders worden gehanteerd die niet up-to-date zijn, kan dat worden gemeld aan de centrale onderwijsinspectie.
Het initiatief rond hun activiteit op het terrein was natuurlijk tijdelijk en is ondertussen afgelopen. Ik weet niet precies hoe lang dat gelopen heeft. Men heeft daar alleszins vrij snel op ingespeeld.
Om terug te komen op de decretale opdracht: u hebt natuurlijk gelijk, maar nood breekt wet soms. Ik weet niet of de taakstelling om dan op het terrein te gaan volledig congruent is met decretale opdrachten. Ik vermoed enkel dat dat de positie en het aanzien van de Onderwijsinspectie heeft versterkt, ontegensprekelijk. We moeten echt af van het imago van de billentikkers die ter plaatse komen en die het vanuit Brussel eens komen uitleggen hoe het allemaal moet en die de leerkrachten en de directies de daver op het lijf jagen. Daar moeten we echt wel van af. Van de scholen die recent een doorlichting hebben meegemaakt, krijg ik alleszins positieve reacties, dat dat echt wel een Onderwijsinspectie 2.0 is. Misschien is dat niet in alle hoofden van onderwijsinspecteurs het geval, maar ik krijg daaromtrent toch bemoedigende signalen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, mijn vraag hier is dat er ook inspectie op nascholing en bijscholing moet zijn. Dergelijke nascholingen en bijscholingen met de twee voeten in de praktijk zijn een goede zaak. Als zij in de praktijk staan met leerkrachten en als leerkrachten aan hen vragen hoe ze iets zien, als ze dan moeten zeggen ‘excuseer, maar krachtens het decreet betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten artikel zoveel mag ik u daar niet op antwoorden’, gaat dat niet in dank afgenomen worden. Uiteraard wil dat niet zeggen dat de driehoek die er is niet gerespecteerd moet worden. Omgekeerd kan het ook zinvol zijn dat mensen van de pedagogische begeleiding meelopen met de inspectie om te zien hoe dit in z’n werk gaat, want het is ook op basis van de doorlichtingsverslagen dat de pedagogische begeleiding dan aan de slag gaat met scholen. Dat kan alleen maar positief zijn in de twee richtingen.
Minister, wat ik vooral onthoud is dat de inzet was om een nood te lenigen. Ik hoor in de omgeving ook dat dat echt wel geapprecieerd werd dat de inspectie die stap zette. En u bevestigt hier inderdaad dat scholen wel degelijk meer mogen, misschien wel meer moeten doen dan enkel de eindtermen. Dat is ook een belangrijk signaal.
De vraag om uitleg is afgehandeld.