Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Veys heeft het woord.
Het gratis aanbieden van menstruatieproducten op school zou een goede oplossing zijn om de menstruatiearmoede in Vlaanderen tegen te gaan. Dat is een voorstel vanuit de Vooruitfractie dat we al eventjes geleden gedaan hebben. De aanleiding daarvoor was de publicatie van het rapport ‘Dubbel taboe’ door Caritas Vlaanderen in het najaar van 2020. Dat ging over de menstruatiearmoede in Vlaanderen. Het rapport was toch wat verrassend. Heel wat mensen waren verbaasd dat voor de rijke regio die Vlaanderen is, het ontbreken van toegang tot menstruatieproducten hoge drempels opwierp voor heel veel jonge Vlaamse vrouwen.
Zo’n 12 procent van de Vlaamse jonge meisjes en vrouwen tussen 12 en 25 jaar heeft wel eens niet genoeg geld gehad om menstruatieproducten te kunnen kopen. Bij meisjes en jonge vrouwen die leven in armoede loopt dit op tot 45 procent. Het leidt onder andere ook tot schoolverzuim. 4 procent spijbelde al eens omdat men geen toegang had tot menstruatieproducten. Of er worden vrijetijdsactiviteiten geannuleerd. Naar maatschappelijke participatie kan dat toch niet de bedoeling zijn.
De Federale Regering heeft eind 2020 200.000 euro vrijgemaakt om tijdens het hele jaar 2021 proefprojecten op te starten. Dat was in samenwerking met de Vlaamse Vrouwenraad en de Franstalige tegenhangster. Die proefprojecten liepen eind vorig jaar af, maar boekten wel goede resultaten. Ik ben zelf op de studiedag geweest. Het was echt hartverwarmend om te zien dat Vlamingen echt wel het verschil maken en zich voor de goede zaak willen inzetten.
Inmiddels komt ook de Waalse Regering over de boeg met 440.000 euro om gratis menstruatieproducten aan te bieden aan vrouwen in kwetsbare situaties. De Waalse minister van Gezondheid en Vrouwenrechten Christie Morreale merkt terecht op dat vrouwen of families in een kwetsbare positie vaak moeten kiezen tussen het kopen van hygiënische producten of voedsel. Ook zij werken samen met vrouwenrechtenorganisaties.
Ook heel veel lokale besturen zijn al in gang geschoten. In Aarschot en in Menen lopen al projecten. Dan ben ik geneigd om te denken dat het toch allemaal niet zo moeilijk kan zijn. Er is heel veel activisme. Het leeft duidelijk van onderuit, maar voor ons is het natuurlijk ook belangrijk dat iedere Vlaamse jonge vrouw toch overal in Vlaanderen die drempel tot toegang van menstruatieproducten niet hoeft te ervaren.
Vanuit Vlaanderen zijn de plannen om menstruatiearmoede aan te pakken nog niet concreet. Minister, wij hebben zowel u als minister Beke en minister Somers ondervraagd. In januari 2021 antwoordde u wel dat u samen met Welzijn en de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) wilde bekijken om proefprojecten op scholen te starten en te faciliteren.
Op 15 maart vroeg ik in de commissie Welzijn minister Beke nog eens of men verder stond en wat hij ondertussen vond van dat idee om gratis menstruatieproducten aan te bieden op de scholen. Ik vroeg hem ook naar de stand van zaken aldaar. Minister Beke antwoordde in zijn gekende stijl. Ik citeer even: “Omdat de vraag hier aan mij was gesteld” – door mij – “heb ik de vraag aan collega Weyts gesteld. De vraag” – opnieuw door mij – “was wanneer ik die vraag” – van mij die hij aan u heeft gesteld – “heb gesteld. Ik stel voor dat u die vraag” – ik vroeg wanneer hij die vraag gesteld had – “rechtstreeks aan collega Weyts stelt.”
Met andere woorden, minister Weyts: ik heb de volgende vragen voor u.
Wat is de stand van zaken van een Vlaams beleid rond menstruatiearmoede in scholen? Welke stappen zijn reeds ondernomen? Wat staat er nog concreet op de planning?
Wat is de stand van zaken van een proefproject of proefprojecten tussen Onderwijs en Welzijn voor het aanbieden van menstruatieproducten op scholen? Is er nog extra overleg geweest tussen Onderwijs, Welzijn en VSK? Welke conclusies zijn hieruit getrokken? Welke concrete acties zullen er worden genomen?
Minister, hebt u de vraag van minister Beke omtrent het proefproject ontvangen? Zo ja, wanneer? En zult u daarop antwoorden?
Minister Weyts heeft het woord.
Als gevolg van de federale middelen zijn er inderdaad verschillende proefprojecten opgestart onder coördinatie van de Vrouwenraad. Er waren experimenten met verschillende praktijken om menstruatiearmoede proberen op te lossen en te vermijden. Zes van die projecten zaten in een onderwijsinstelling in Vlaanderen.
Voor alle duidelijkheid: je kunt dit niet reduceren tot het louter aanbieden van gratis producten. Het ging bijvoorbeeld ook over aspecten als het overwinnen van menstruatieschaamte en het doorbreken van het taboe rond menstruatiearmoede.
Het eindrapport met bevindingen en adviezen werd intussen overgemaakt aan de federale minister Lalieux, die de opdracht heeft gegeven en ook het budget heeft uitgetrokken.
Ik verneem dat minister Beke, als antwoord op uw vraag om uitleg van vorige week, aan federaal collega Lalieux zou vragen of ze bereid is die inzichten te delen, die ondertussen zijn overgemaakt. Samen met collega-ministers Beke en Somers zal ik kennis nemen van de resultaten van die federale proefprojecten. Op grond daarvan kunnen we bekijken of en welke initiatieven eventueel aangewezen zijn en binnen welke beleidsdomeinen dit dan dient te gebeuren en vooral ook wie een en ander zou moeten financieren.
Ik lees ook dat de Franse Gemeenschap bovenop het federale proefproject nu haar eigen pilootproject heeft gelanceerd. Je kunt je natuurlijk afvragen wat de meerwaarde hiervan is als we nog niet eens kennis hebben genomen van de resultaten van de federale proefprojecten. Dit is dus mogelijk dubbelop. Laten we proberen om dit toch vanuit een gecoördineerde visie te benaderen.
Menstruatiearmoede beperkt zich overigens helemaal niet tot de school en maakt deel uit van een bredere armoedeproblematiek. Ik heb uit zijn antwoorden op uw vragen begrepen dat minister Beke daar hetzelfde over denkt.
Voor de vraag om uitleg aan minister Beke van twee weken geleden had hij inderdaad mijn input gevraagd. Klaarblijkelijk is die niet tijdig tot bij hem geraakt. Maar voor de vraag naar de stand van zaken over het overleg met Welzijn en de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) verwijs ik graag naar mijn antwoord op een schriftelijke vraag van u hierover, waarin ik stelde dat er een overleg plaatsvond met het kabinet van collega-minister Beke en de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG) over die problematiek. Als gevolg daarvan was er een tweede overleg met de Vrouwenraad, met name met de coördinator van de zogenaamde 15 M²-projecten. De Vrouwenraad onderhoudt ook de nodige contacten met een veelheid aan partners, waaronder ook VSK en de VVSG. Bij een aantal van de projecten fungeren scholen als betrokken partners. Ik kijk uit naar de bevindingen van deze lokale initiatieven.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u, minister, voor de antwoorden op de vragen over de vragen over de vragen. Ik zou graag zeggen dat het mij nu helemaal duidelijk is, maar dat is het nog niet volledig. Die projecten zijn afgerond en de evaluatie staat op de website van de Vrouwenraad. Ik raad de kabinetten aan om die eens te raadplegen.
We hebben nu gezien dat middenveldorganisaties in gang zijn geschoten, leerlingenraden, lokale besturen, de federale overheid, de Waalse Regering ... We zien dus overal toch wel wat zaken bewegen, vanuit de bevoegdheden en de mogelijkheden die er zijn, om menstruatiearmoede aan te pakken. In Vlaanderen zien we voorlopig nog niet zo veel. Ik krijg geen echt duidelijk antwoord op de vraag wanneer er iets zal komen. Ik zal me nog eens tot minister Somers moeten wenden.
Als dat het geval is omdat Vlaanderen van mening is dat er een echt structurele aanpak – of zoals minister Beke aangaf, een gecoördineerde aanpak – nodig is, dan zou mijn fractie blij zijn. Maar dat zien we tot op vandaag toch niet. Ik denk dus dat we daar toch wel iets meer daadkracht aan de dag gelegd willen zien worden.
Ik heb nog een bijkomende vraag. U verwees naar een overleg met minister Beke en de VVSG. Was de Vlaamse Scholierenkoepel daar zelf bij aanwezig? U verwees ernaar in uw antwoord op mijn eerste vraag, maar ik heb dat daarnet niet gehoord. Worden of zijn zij al betrokken? Dat wilde ik nog expliciet vragen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Veel verwarring in vraagstellingen, antwoorden, veel verschillende bevoegdheden die hierbij betrokken zijn. Ik denk dat we ons dan toch de vraag moeten durven te stellen wat we nu eigenlijk echt willen bereiken. Gaan we zoeken naar een zoveelste doekje voor het bloeden? Of gaan we toch wel op zoek naar een meer structurele oplossing?
Als we een automaat installeren op school gaan er middelen naar leerlingen die het niet nodig hebben. Ik zou eerder kijken naar Welzijn dan naar Onderwijs. Ik wil de verwarring hier niet groter maken, maar we kunnen middelen efficiënter investeren naar die specifieke doelgroep en hoe we die kunnen bereiken. Ik sluit aan bij het voorstel om dit op een meer gecoördineerde manier aan te pakken, om die hele brede armoedeproblematiek in kaart te brengen, in de wetenschap – ik durf dat wel zeggen – dat scholen die daarmee geconfronteerd worden, met leerlingen die het noodzakelijke niet bij hebben, daar op een menselijke begripvolle manier mee omgaan en dat op vele secretariaten de deur openstaat wanneer dat nodig is.
Ik vind dat cijfer van 45 procent frappant. Dat is een hoog percentage van Vlaamse meisjes die in armoede leven die daarmee geconfronteerd worden. Ik vraag me af of we de achterliggende situatie van die meisjes kennen. In hoeveel van de gevallen zitten die meisjes in een gezin, of als zelfstandige, want dat gaat tot 25 jaar, met budgetbeheer of juist niet? Worden ze daarin ondersteund, ja dan nee? Daar is misschien ook nog wat winst op te maken, om daar op een andere manier mee te leren omgaan. Zeker als jonge meisjes zelfstandig zouden wonen, denk ik dat deze oefening heel structureel kan worden opgevat.
De Waalse Regering gaat 440.000 euro investeren in menstruatieproducten. Dat voelt bij mij een beetje aan als een onlogische zaak. Minister, u hebt het ook al gezegd, het één is nog niet volledig verwerkt en men begint al met een ander initiatief. Maar het lijkt ons misschien wel een goed idee om de resultaten op te volgen en of het enige zoden aan de dijk brengt.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Dank u, collega, voor de vraag en voor de verwijzing naar de stad Aarschot. Het is geen nieuw thema, het steekt al een tijdje de kop op en we hebben daar gewoon niet op gewacht. We hebben dat zelf gedaan als stad. Ik kan het iedereen aanbevelen. Ik zeg het een beetje met een boutade, maar als mannen zouden menstrueren, dan waren er overal op alle toiletten automaten met menstruatieproducten te vinden. Zo simpel is het.
Ik zal niet te plastisch worden, maar u moet zich dat eens voorstellen, dat u dat aan de hand hebt en u staat daar. Dat is in de 21e eeuw voor mij de evidentie zelf. Het is een stap die we moeten zetten, akkoord. Er moet worden nagedacht over hoe dat het meest efficiënt kan gebeuren, minister. Het is niet alleen een kwestie van Onderwijs, akkoord. Ga met drie eens samenzitten en kom met een Vlaams plan van aanpak om dat te doen. Het kan en het maakt een verschil.
Ik heb er wat moeite mee dat het in de hoek van armoede wordt gezet. Als vrouw, in om het even welke situatie, vind je het wel eens nuttig en nodig dat er menstruatieproducten voorhanden zijn. Zeker op school, zeker voor tienermeisjes, is dat ook psychologisch belangrijk dat dat daar aanwezig is. Het is een kleine moeite en die maakt een wereld van verschil. In elk toilet wordt toch ook toiletpapier aangeboden? Er wordt toch nooit gezegd: u hebt thuis misschien toch wel geld genoeg om zelf toiletpapier mee te brengen? U kunt dat toch zelf kopen? We moeten daar toch geen geld aan geven? Dat is daar aanwezig! Punt gedaan! Ik jaag mij daarin op omdat ik weet dat we het ooit gaan doen, het gaat alleen nog zijn tijd duren. Minister, zet de stap. Praat met Somers en Beke en kom met een goed plan van aanpak.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de vraag, al was het maar omdat ik de evaluatie van de proefprojecten maar zeker ook de goede voorbeelden die lokaal leven, wil meenemen in dit debat. Ik wil ook het bredere verhaal zien. Ik kan me niet van het idee ontdoen dat scholen wellicht allemaal een kast hebben staan vol met materiaal en eigenlijk gewoon uitvoeren wat wij hier allemaal vragen. Ik zie daar ook heel mooie voorbeelden van: lokale besturen werken samen met voedselbanken of sociale kruideniers of ruilwinkels, of ze voorzien gewoon in het materiaal. Minister, hoe gaan we dat met drie ministers en drie bevoegdheden coördineren?
Als de problematiek structureel is en leerlingen aankloppen omdat ze het materiaal niet bij zich hebben, dan kan dat wel een topje van de ijsberg zijn en moeten we scholen leren detecteren dat er armoedeproblemen zijn. Hoe kunnen we scholen de armoedebril nog meer laten opzetten en als er een structureel probleem is, hen daarin ook ondersteunen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft de Vlaamse Scholierenkoepel is er gewoon een praktisch probleem. De medewerker die dat opvolgde, heeft de VSK verlaten. Daar is een gap gevallen. Die persoon was ook bezig met een bevraging daaromtrent, maar intussen heeft hij de activiteiten gestaakt om ergens anders te gaan werken.
Het is goed dat erop wordt gewezen dat dit ruimer gaat dan een armoedeproblematiek. Mijn houding in zulke zaken en een lijn die ik ook in dezen wil aanhouden, is dat wij vanuit Onderwijs altijd een ondersteunende, faciliterende rol willen spelen, maar dat we wat terughoudend zijn als het opnieuw gaat over het doorschuiven van verantwoordelijkheden en taken naar het onderwijs. We hebben al werk genoeg met het onderwijzen ‘as such’, maar er is altijd de bereidheid om te faciliteren, om te ondersteunen.
Als ik het antwoord lees van minister Beke, dan denk ik dat hij die lijn volgt. Hij heeft zelf het initiatief genomen om onder andere de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en mijn kabinet samen te brengen. In antwoord op uw vraag over de vraag van de vraag heeft hij bevestigd dat hij opnieuw een initiatief zal nemen om daarin een trekkende rol te spelen. Dan staan wij open om ter zake een ondersteunende rol op te nemen.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het heeft er misschien mee te maken dat u bevoegd bent voor Sport, maar ik voel mij een beetje een pingpongballetje dat misschien zelfs naar de overkant van de straat naar minister Lalieux moet.
Ik volg graag mevrouw Rutten. Het is geen complex gegeven. Het is geen stikstofdossier, geen betonshift of bouwstop, whatever. Het gaat over het aanbieden ervan op scholen. Waarom vinden wij dat een goed idee? Omdat mensen op die scholen zitten en op die manier kunnen we het breed trekken.
Waarover gaat het eigenlijk echt? Over gendergelijkheid. Ik denk toch niet dat het de bedoeling is dat we nu een schriftelijke vraag gaan stellen over hoeveel scholen op jaarbasis aan toiletpapier besteden en dat we dan gaan rekenen hoeveel dat per leerling is en of het dan toch niet zou kunnen. Het is echt niet moeilijk. Dat bewijzen ze in Aarschot, dat bewijzen ze in Menen en op heel veel plaatsen. Wij vinden het belangrijk dat alle Vlaamse jonge vrouwen dit probleem niet meer hebben.
Dan wordt er verwezen naar een paar clichés. We spelen altijd bingo, het doelgroepenbeleid: dat had ik verwacht. Wij vinden dat we ervoor moeten zorgen dat het evident is. Je kunt inderdaad naar een secretariaat gaan, maar wij horen dat als je dat voor de vierde of de vijfde keer vraagt, je wel vriendelijk wordt verzocht om dat thuis toch eens zelf te voorzien, terwijl nooit iemand – daar volg ik mevrouw Rutten – een rol toiletpapier moet meenemen naar school.
Ik apprecieer uw antwoord en ik hoop dat er iets doorkomt. Ik hoop dat het enkel maar gaat over wiens budget daarvoor moet dienen, maar er kunnen hier zeer evidente zaken heel moeilijk worden gemaakt. Misschien dat we daarom als Vlaams Parlement daarin een minder goede naam hebben. We geven de strijd niet op. Ik kijk uit naar de dag dat het resultaat er zal zijn en ik hoop dat het snel zal gebeuren, maar misschien moet ik u nog een vraag of acht stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.