Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Report
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ben wel degelijk blij dat ik jullie allemaal fysiek zie. Eender hoe jullie er uitzien, ik vind het fantastisch dat we elkaar opnieuw diep in de ogen kunnen kijken en stevige discussies kunnen voeren.
Minister, laat ons hopen dat de covidpandemie nu tenminste definitief de gunstige richting uitgaat. Ik spreek nog altijd met twee woorden en we houden hout vast. Er zijn op dit ogenblik natuurlijk nog andere bezorgdheden die politiek toch wel de nodige aandacht vragen.
En het gaat dan inderdaad bijvoorbeeld over de galopperende inflatie als indicator van een snel stijgende levensduurte en natuurlijk ook meer specifiek over de buitensporige toename van de energiekosten.
Die hoge energierekeningen treffen niet alleen burgers en bedrijven, ze komen natuurlijk ook heel hard binnen bij instellingen van de Vlaamse Gemeenschap zelf, of instellingen die toch op de een of andere manier verbonden zijn aan de Vlaamse overheid in domeinen zoals onderwijs, zorg, jeugd, cultuur en sport. De noodkreten vanuit deze domeinen over hoe de uitzonderlijke evolutie van de energiekosten inteert op hun werkingsmiddelen, zijn scherp en alarmerend.
De parameter van de inflatie heeft ook een bijzonder effect op de Vlaamse overheidsfinanciën. Dat bleek recent nog uit het rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over de Vlaamse begroting van 2022. Volgens het adviesorgaan van de Vlaamse sociale partners resulteren de mechanismen van de bijzondere financieringswet door de inflatieopstoot in 1,5 miljard euro aan meer-ontvangsten. Daar staan natuurlijk ook meeruitgaven tegenover, ten belope van ongeveer 960 miljoen euro, voornamelijk voor de indexering van de wedden. Nog steeds volgens het rapport van de SERV helpt het verschil tussen beide sommen om grotendeels de geraamde kosten voor de coronamaatregelen in 2022 te dekken.
Zoals bekend, is in de begroting van dit jaar een provisie opgenomen ten belope van 500 miljoen euro in vastleggingskredieten en 700 miljoen euro in vereffeningskredieten. Het verschil hier heeft allicht ook te maken met een schrijven van het Rekenhof aan de voorzitter van het Vlaams Parlement. Daarin wordt gesteld dat een substantieel deel van de geraamde kosten van de eind vorig jaar besliste coronamaatregelen – dat gaat onder meer over de infrastructuur en de personeelsbezetting van de vaccinatiecentra en voor het waarborgen van de testcapaciteit bij huisartsen – betrekking hebben op het jaar 2022, en dus niet op de vereffeningskredieten van 2021 verhaald kunnen worden.
Toch kan door de verhoopte kenterig van de pandemie verwacht worden dat de coronaprovisie voor 2022 sterk onderbenut blijft. De budgettaire massa van deze onderbenutting zou misschien bestemd worden naar een provisie om de uitzonderlijk hoge energiekosten voor scholen, zorgvoorzieningen en voorzieningen voor jeugd, cultuur en sport te helpen milderen.
Wat de coronaprovisie 2022 betreft: hoeveel van de vastleggings- en vereffeningskredieten is al besteed en/of zal nog besteed worden, en welke concrete bestemming hebben deze vastleggingen en vereffeningen gekend?
Minister, kunt u, op basis van bijna twee jaar COVID-19-pandemie en de uitrol van een brede waaier van maatregelen in deze periode, een raming geven van de onderbenutting van de coronaprovisie, tegen de achtergrond van een gunstige kentering van de gezondheidscrisis?
De coronacrisis is uitzonderlijk, de evolutie van de energiekosten is dat eveneens. Bent u bereid om de onderbenutting van de coronaprovisie aan te wenden voor een provisie, die de ingrijpende gevolgen van de huidige, hoge energierekeningen voor de werking van de gemeenschapsvoorzieningen in onderwijs, zorg, jeugd, cultuur en sport binnen de perken kan houden?
Minister, bent u bereid om deze stap te zetten naar aanleiding van de aanpassing van de begroting 2022 en om de nodige regelgeving te voorzien om de hierboven geschetste herbestemming op korte termijn te activeren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik behandel uw eerste en tweede vraag samen, en uw derde en vierde. Ik verwijs naar de Vlaamse Regering van afgelopen vrijdag voor de eerste herverdelingen vanuit de coronaprovisies. Daar vindt u de cijfers terug. Dat is het preventief gezondheidsbeleid naar aanleiding van COVID-19 en de algemene coronaprovisie bij Financiën. In totaal werd 53,1 miljoen euro vastleggingskrediet (VAK) en 138,6 miljoen euro vereffeningskrediet (VEK) herverdeeld.
Voor wat het geven van een inschatting betreft over het hele jaar 2022: laat me toe dat ik geen voorspellingen maak. Ik denk dat dat ook zeer moeilijk is. Het gaat echt over een korte periode waarin die relancemiddelen konden worden ingezet. Maar ik heb er geen zicht op hoever sommige administraties daar al mee zijn. Komt er dan nog veel op ons af? Daar heb ik niet onmiddellijk zicht op. Het lijkt me dus weinig zinvol om daarnaar te gokken. Het is evident dat we een inschatting zullen maken bij de komende begrotingsaanpassingen. Dat gebeurt op het allerlaatste moment, en in de hoop zo accuraat mogelijk te zijn. We stellen dat moment dus altijd zoveel mogelijk uit, maar dan nog. Het zal ergens in april zijn dat die vraag gesteld wordt, neem ik aan, en men heeft tijd tot december. Dan nog zal dat slechts een inschatting zijn, met zijn onvolmaaktheden.
Ik kom tot uw derde en vierde vraag. De geraamde, eenmalige uitgaven in het kader van de coronacrisis kaderden in de aanpak van de coronacrisis.
De evolutie van de energiekosten en de prijs van onze energie zal volgens de huidige verwachtingen de komende jaren op een hoger niveau blijven. Het heeft volgens mij dan ook absoluut geen zin om eenmalige uitgaven te recupereren om waarschijnlijk structureel hogere uitgaven te gaan dekken. Dat is niet het budgettair beleid waarvoor ik sta. Structureel beleid proberen dicht te fietsen met eenmalige inkomsten of uitgaven, dat lijkt mij niet verstandig. Binnen de recurrente kredieten kunnen de vakministers natuurlijk wel kijken naar verschuivingen en optimalisaties binnen hun portefeuilles.
Ik moet de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën voor ogen houden en ik hoop dat elk lid van deze commissie vanuit zijn of haar budgettaire reflex me hierin steunt. De Vlaamse begroting staat nog in het rood en de Vlaamse schuld stijgt de komende jaren nog altijd gevoelig. Daarover uiten jullie terecht regelmatig jullie bezorgdheden in deze commissie. We werken er dan ook aan zodat deze zo snel mogelijk opnieuw in evenwicht is door in de eerste plaats mogelijke meevallers niet allemaal onmiddellijk opnieuw te spenderen. We moeten eerst buffers aanleggen om terechte bekommernissen als deze die u opsomt ook budgettair makkelijker te kunnen opvangen.
Trouwens, ik kan nog andere budgettaire noden opsommen, waar we vandaag ook jammerlijk niet aan tegemoet kunnen komen. Maar vooralsnog is de realiteit dat de begroting deficitair is en de verwachting dat de geconsolideerde schuld sterk toeneemt van 24,1 miljard euro in 2019 naar 47,3 miljard euro in 2026. De schuldratio – de geconsolideerde schuld zonder de nog openstaande schuld van de ziekenhuisinfrastructuur tegenover de ESR-ontvangsten (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) – neemt toe van 44 procent eind 2019 naar 80 procent eind 2026.
Ik verwijs graag naar de gedachtewisseling van zo dadelijk over de herrekening van de meerjarenraming 2022-2026 op hoofdlijnen voor bijkomende duiding bij de cijfers, maar ik kan nu al meegeven dat ik er steeds voor pleit om eerst die begroting in orde te krijgen. Tot op het moment dat deze doelstelling niet is bereikt pleit ik ervoor om in de eerste plaats budgetten te heroriënteren waar mogelijk. Maar we zullen het daar straks bij de gedachtewisseling verder over hebben.
De heer Rzoska heeft het woord.
U hebt gelijk, wat die eerste twee vragen betreft. Ik kon natuurlijk niet bevroeden dat er op de Vlaamse Regering een nota zou staan. Ik heb de bedragen ook gezien. Daarom blijf ik de vraag toch relevant vinden, omdat ik ook zie wat er van de coronaprovisie is aangesproken. U heb gelijk, er zullen nog een aantal dingen binnenkomen. Maar dan zie je toch dat een groot deel van die provisie op dit moment onderbenut is.
Bij ons wordt altijd terecht de vraag gesteld dat, wanneer jullie dingen op tafel leggen, je ook meteen moet zeggen hoe je het gaat betalen. We zijn er toch ook allemaal van overtuigd dat energie een probleem is. Aan de andere kant van de straat wordt er wel ingegrepen tot op het individuele niveau, tot op het niveau van het gezin. De instellingen die ik opsom in het voorstel dat ik doe hangen echt wel vast aan de Vlaamse overheid, en zij voeren kerntaken uit voor die Vlaamse overheid, en ook zij hebben al regelmatig besparingen moeten ondergaan, vooral op hun werkingsmiddelen. Zij worden nu geconfronteerd met stevige energiefacturen. Het lijkt mij dan niet meer dan logisch om daar mogelijk een voorstel te doen om daar ook voor een stuk aan tegemoet te komen.
Maar ik heb begrepen dat u de deur niet volledig sluit. U kijkt ook naar de begrotingsaanpassing van 2022, en u zult daar dan zien wat de collega’s die het beheer hebben over deze instellingen, op tafel zullen leggen. Maar ik denk toch, gezien de huidige context, dat ook de Vlaamse overheid daar een stuk een inspanning zal moeten doen naar de organisaties waarvoor ik op dit moment het pleidooi houd. Misschien zit daar toch een opportuniteit in om te kijken naar een stuk van de provisie die we hebben aangelegd, maar die niet gebruikt is voor hetgeen waarvoor ze bedoeld was, en dat is een goede zaak, want die gezondheidscrisis heeft ons al veel te lang beziggehouden. Misschien kan het dan op een andere manier worden ingezet. Dat was de achtergrond van mijn vraag.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk heel goed de vragen die collega Rzoska naar voren brengt. Dat is wat mij betreft een klassieker. Er is een meevaller en we gaan hem uitgeven. Waar kunnen we hem nu het beste uitgeven? Je vindt altijd wel zaken waar dat heel gerechtvaardigd is om dat uit te geven.
Ik zal het anders zeggen: morgen is er een tekort, en dan nemen we dat op in de schuld. Dat is volgens mij de verkeerde manier van doen: de meevallers moeten we uitgeven, en de tegenvallers gaan we niet compenseren. Ik wil hier toch echt een lans breken, en ik ben blij dat de minister dat ook voorstelt. Dat is overigens ook de stelling geweest van het Rekenhof bij hun rapport over de begrotingsopmaak 2022. Daarin zei het Rekenhof uitdrukkelijk om, als er meevallers zijn, die niet te gebruiken. En als er dan meer schuldafbouw zou zijn, des te beter.
De minister heeft het in zijn antwoord naar voren gebracht, maar we hebben zonet ook al de slides gekregen van de schuldevolutie. Ik wil er toch op wijzen dat we met de meevallers van de hogere inflatie effectief nog altijd naar 80 procent schuldratio gaan ten opzichte van de ontvangsten – niet ten opzichte van het bbp, voor alle duidelijkheid.
Wat mij overigens het meeste zorgen baart is dat ik zie dat er uitgaven, uitgaven en nog eens uitgaven bij komen, vaak onverwachte uitgaven. En met Oekraïne komen er misschien nog eens ergens wat onverwachte uitgaven. Die komen allemaal boven op de schuld, zonder dat daar iets gecompenseerd wordt. Dus ik volg u, minister, niet voor honderd maar voor tweehonderd procent, dat als we een meevaller hebben, we die niet zo snel mogelijk mogen uitgeven. Houd hem bij zolang je kunt.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik sluit mij daar deels bij aan. Het is effectief zo dat geld uitgeven dat nog niet is binnengekomen altijd gevaarlijk is, en zeker de meevallers waarvan sprake. Collega Rzoska heeft ernaar verwezen: daar staan nog voor een deel kosten tegenover. Bovendien zijn de cijfers uiterst volatiel. De gebeurtenissen in Oekraïne zorgen ervoor dat het rond de groeiverwachtingen koffiedik kijken is, en dat de cijfers van vandaag er een paar weken of maanden verder volledig anders kunnen uitzien. Dus enige terughoudendheid en behoedzaamheid zijn nodig, zeker als we met z’n allen bezorgd zijn over de schuldevolutie.
Daartegenover staat dat de vrees voor schuldaanwas er natuurlijk niet toe mag leiden dat er in een aantal cruciale investeringen gesnoeid wordt. Ik verklaar mij nader. We zien heel duidelijk dat de impact van bijvoorbeeld de energiecrisis op onze economie heel groot is, en dat onze relancemotor daardoor sputtert. De omslag naar meer Europese onafhankelijkheid zal ook grote investeringen vragen. De discussies over de impact van de energieprijzen op de huishoudens hebben we in het federaal parlement maar ook in dit huis gevoerd. Zo heeft onder andere minister Demir nog een reeks maatregelen opengetrokken om die impact te milderen – niet door met geld te gooien, maar door te investeren in isolatie, renovatie, beperking van verbruik. Ik wil maar zeggen dat dat soort investeringen natuurlijk voor welvaart zorgen. Die kunnen ertoe bijdragen dat op termijn de impact van de schuld ook geminderd wordt.
Daarom doe ik een warme oproep om inderdaad behoedzaam te zijn, en diligent, zoals u bent, om te springen met wijzigende cijfers, maar wel een open geest te houden daar waar er ruimte zou zijn voor groeiversterkende investeringen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega Rzoska, eerst en vooral alle begrip en waardering voor het voorstel dat u doet. Daar heb ik op zich geen probleem mee. Ik probeer alleen maar aan te duiden waarom we denken dat het niet onmiddellijk de bedoeling is om die middelen daarvoor te gebruiken. En we hopen natuurlijk allemaal dat we dat deel van de provisie dat we niet gebruikt hebben, niet meer nodig zullen hebben. Maar dat weten we nog niet. Dus laat ons nog even afwachten. Maar het was zeker geen verwijt, zeker niet.
Ten tweede moeten we goed weten waarmee we bezig zijn met die begroting, en met het grotere verhaal waar we nu al een tijdje mee bezig zijn, en waarvan ik altijd heb gedacht dat we daar ook in dit parlement heel brede steun voor hadden. We gaan richting die prestatiebegroting, waarbij je eigenlijk meer gaat naar een systeem waarin we ministers en beleidsverantwoordelijken een bedrag geven bij de opmaak van de begroting. En doorheen het jaar, dus ook met die begrotingsaanpassing, wordt de mogelijkheid om bij te sturen iets gemilderd. In Nederland heet het dat iedereen zijn eigen broek moet ophouden, en dat is ook de oefening die we hier allemaal samen hebben gedaan. Dan moeten we daar de consequenties bij nemen; je moet de bluts met de buil nemen. Dat betekent ook dat als er dan gewijzigde omstandigheden zijn, men in de eerste plaats binnen de eigen middelen moet bekijken hoe men kan verschuiven, en hoe men eventueel zaken die zich voordoen kan inzetten.
U hebt gezegd dat ik de deur niet helemaal dicht toe. Maar dit is toch met nadruk, met heel veel nadruk, de eerste oefening die moet gebeuren. En dat kadert voor mij echt in het groter verhaal waar we met die begroting naartoe willen in de verschillende oefeningen die we aan het doen zijn.
Ten tweede wilde ik ook nog zeggen dat de ingrepen die wij binnen de Vlaamse overheid met betrekking tot die klimaatafhankelijkheid doen, specifiek daarrond draaien. Dat kadert natuurlijk binnen andere bevoegdheden die men federaal en Vlaams heeft. Maar met de inspanningen die we nu doen, en die zijn voorgesteld door minister Demir rond die energieonafhankelijkheid, willen we er specifiek voor zorgen dat mensen een lagere factuur hebben door minder te gaan verbruiken. Dat is natuurlijk de manier waarop je die onafhankelijkheid van buitenlandse importeurs of Russisch gas in het bijzonder gaat bereiken.
Ik heb nog twee zaken die ik eigenlijk ook bij de volgende presentatie zou kunnen aanhalen. Ik heb altijd gezegd dat tijdens de coronacrisis mijn aandacht in de eerste plaats naar die begroting ging. Die schuld was een probleem. Die moesten we natuurlijk in de gaten houden, want die liep hoog op. Maar het eerste wat ik wilde doen, en dat was een prioriteit, was die begroting in evenwicht krijgen. Want dan vermijd je natuurlijk dat op lange termijn die schuld blijft oplopen.
De voorwaarde blijft natuurlijk dat we die begroting in evenwicht moeten houden. Maar nu zitten we een beetje in een andere situatie, waarbij mensen zien dat die begroting opnieuw wat gezonder is. Dat zullen we straks nog zien. Ik maak daarbij abstractie van Oekraïne, trouwens, want daar hebben we het straks over. We zouden nu kunnen zeggen dat we opnieuw uitgaven kunnen doen, maar dat is niet waar. Want we zitten plots wel met die schuld die een stuk groter is. Nu wordt die schuld opnieuw veel belangrijker. We gaan daar van 24 miljard euro naar 47 miljard euro dacht ik. Ik heb die cijfers daarnet ook genoemd. Het is niet omdat die begroting in evenwicht is, dat we nu verder kunnen doen. Neen, die schuld is plots ongeveer verdubbeld.
We kunnen dus niet zomaar doen alsof we nu opnieuw precorona zijn en dat we die begroting in evenwicht hebben, en dat we kunnen beginnen met uitgeven. Want die schuld ligt plotseling wel veel hoger. Ik lees en hoor de laatste weken allerlei nieuwe uitgaven die we kunnen doen. Het klopt dat die begroting minder slecht is dan we hadden gedacht, al moeten we daar met Oekraïne nog een grote ‘maar’ aan toevoegen. Maar dat betekent dus niet dat die schuld al is weggewerkt.
We hebben het eerste deel van ons dubbel werk gedaan, namelijk die begroting opnieuw richting een evenwicht zetten. En dat is een goede zaak. Maar die schuld is nog altijd op een hoger niveau, en die moet dus ook nog aangepakt worden.
Ik heb altijd gezegd dat we die begroting zo snel mogelijk opnieuw naar een gezond financieel beleid moesten brengen, omdat we dan bij een volgende crisis wat marge of een buffer zouden hebben. Maar ik beken dat ik altijd over een termijn van tien jaar heb gesproken. Ik had niet gedacht dat het slechts een paar dagen zou duren voordat de volgende crisis zou uitbreken. Want alles wat we straks gaan doen, met zeer veel waardering voor het werk dat er door het agentschap is gedaan, en met de belofte die we naar jullie hadden gedaan om dat allemaal met behulp van de nieuwe parameters door te rekenen, is opnieuw achterhaald. Maar dat bespreken we straks.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik ben het daarmee eens, met dat laatste. De oefening die straks aan bod komt is interessant, maar het zal ook al voor een stuk achterhaald blijken. Maar ik zou toch willen vermijden dat hier het beeld ontstaat dat de energie-uitdaging op de facturen van scholen, woonzorgcentra en vele andere, eigenlijk een fait divers is. Die worden wel degelijk geconfronteerd met die uitdaging. Goed, ik leg niet elke week op tafel dat we meer en meer aan dit en dat moeten uitgeven. Dus ik begrijp langs die kant voor een stuk wel het discours.
Waar ik wat minder begrip voor heb is dat hier wordt gezegd dat we moeten opletten dat we niet elke meevaller opnieuw uitgeven. Daar valt wel iets voor te zeggen, want die schuldopbouw duw je ook door naar volgende generaties, en daar ben ik ook geen voorstander van. Maar zij die hier aan mij zeggen dat je daarmee moet opletten – je hebt een meevaller en je gaat hem dan opnieuw uitgeven – zeggen terzelfdertijd aan de overkant van de straat dat het te weinig en te laat is. Collega Muyters, ik zie dat uw federale N-VA-fractie zegt dat het op het vlak van de energie-uitgaven te weinig en te laat is. Ik zou eens bellen met collega De Roover. U kunt hem dan eens een begrotingscursus geven.
Je kunt hier niet zeggen dat we die meevallers niet gaan meerekenen, en dan langs de andere kant van de straat zeggen dat het te weinig en te laat is. Sorry, maar dan moet je je discours ook een stuk op dezelfde lijn houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.