Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het eerste tussentijdse rapport van de praktijkcommissie over de uitrol van de eindtermen
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik heb een vraag in verband met het tussentijdse rapport van de praktijkcommissie voor de eindtermen en het lopende geding bij het Grondwettelijk Hof. Nog even ter herinnering: in september 2019 werden de nieuwe eindtermen ingevoerd in het secundair onderwijs. Die nieuwe eindtermen werden uiteraard niet zomaar ingevoerd, maar vooral omdat het nodig was, inhoudelijk, maar ook voor de kwaliteit.
Die zijn dan ook tot stand gekomen in een zeer ruim debat, dat ooit begonnen is in dit Vlaams Parlement met een festival, zowaar, over de inhoud. Die eindtermen zijn dan uitgeschreven met het onderwijsveld, met leerkrachten, met directies, met pedagogische begeleiders, met de onderwijsadministratie aan tafel. Dat is de geschiedenis. Ik schets toch graag nog even dat het niet zo is dat die eindtermen in de koffiekamer van dit parlement door deze minister of door de vorige minister zouden zijn geschreven, want het loopt wel degelijk over verschillende legislaturen heen.
In het schooljaar 2019-2020 gingen scholen in het eerste jaar van de eerste graad aan de slag. Dat schooljaar ligt ondertussen al achter ons. Sinds het schooljaar 2020-2021, dat ook al achter ons ligt, zijn ze van toepassing in het tweede jaar van de eerste graad. Op 10 februari 2021 keurden we de nieuwe onderwijsdoelen voor de tweede en de derde graad secundair onderwijs goed. En de nieuwe onderwijsdoelen voor de tweede graad zijn ingegaan vanaf september 2021 en worden uiteraard, logischerwijs, stap voor stap ingevoerd, want die bouwen nadien natuurlijk ook verder op elkaar.
En omdat we aandacht hebben voor een kwaliteitsvolle implementatie van de nieuwe onderwijsdoelen, is onder meer die onafhankelijke praktijkcommissie opgericht. Ik wil daar toch nog even bij stilstaan, collega's. We hebben die onafhankelijke praktijkcommissie echt opgericht, met alle begrippen die daarin staan bewust gekozen: ‘onafhankelijk’ en ‘praktijkcommissie’. Het gaat namelijk over het invoeren van die eindtermen en welke problemen en aandachtspunten zich voordoen. Het zou volgens mij trouwens ook de eerste keer zijn dat er een dergelijke belangrijke onderwijshervorming wordt ingevoerd en dat iedereen zou zeggen: “Voilà, dat is het. Laat maar lopen en we zien wel wat het wordt.” Neen, dit is een praktijkcommissie met mensen uit de praktijk, in eerste instantie vooral vanuit het tso en bso, omwille van het evenwicht dat moet worden gevonden tussen stage, praktijkvakken, theoretische vakken, algemene vorming. De aanleiding voor die nieuwe eindtermen was immers ook dat we in Vlaanderen vonden dat die algemene vorming voor al onze leerlingen en studenten wel belangrijk was. Maar het klopt dat dat een belangrijk en een broos evenwicht is, collega’s, vandaar dat die onafhankelijke praktijkcommissie daarnaar kijkt, moet kijken, zal kijken, ernaar aan het kijken is. Die commissie waakt dus over de praktische implementatie van de nieuwe onderwijsdoelen in de tweede en derde graad en ook de haalbaarheid ervan. De minister gaf in juli vorig jaar aan dat de praktijkcommissie in maart 2022 een tussentijds verslag zou maken. Dat is de maand waar we nu in zijn.
Op de laatste ministerraad van de Vlaamse Regering, op 25 februari, heeft de regering akte genomen van een stand van zaken omtrent de praktijkcommissie. De praktijkcommissie rapporteerde aan de minister dat het onderzoek naar de haalbaarheid van de nieuwe eindtermen niet stop te zetten is na één schooljaar. De reden die de commissie daarvoor aanhaalt, is de onzekerheid die bij de start van de implementatie van de nieuwe eindtermen aanwezig was.
De praktijkcommissie zet ook in op gestructureerde diepte-interviews met directies en leerkrachten. Tegen eind februari zouden ongeveer veertig interviews van de scholen van de praktijkcommissie zelf en scholen buiten de praktijkcommissie afgenomen zijn.
Daarnaast, collega’s, is er ook nog een hangend juridisch geding. Gisteren was er een pleitzitting bij het Grondwettelijk Hof – geen uitspraak – waar het beroep van een aantal scholen en organisaties wordt bekeken tegen de nieuwe onderwijsdoelen ter bevordering van de kwaliteit in de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs.
Tot slot moet het eindverslag van de praktijkcommissie klaar zijn tegen juni 2022. Op basis van de conclusies van de praktijkcommissie kunnen de nieuwe eindtermen indien nodig nog bijgestuurd worden. Ik herhaal: op basis van de conclusies van de praktijkcommissie kunnen de nieuwe eindtermen indien nodig nog bijgestuurd worden, uiteraard in de veronderstelling dat de implementatie van de nieuwe eindtermen verder doorgaat.
En dus heb ik de volgende vragen voor u, minister.
De praktijkcommissie heeft een tussentijds verslag. Is die rapportage reeds met u verder doorgesproken en behandeld?
Welke andere aandachtspunten dan degene waarvan we kennis namen, of elementen werden er vermeld tijdens die rapportage? Of wanneer kunnen we dat nog verwachten?
Op welke manier zult u aan de slag gaan met de punten die de praktijkcommissie heeft aangebracht?
Zijn er op dit moment al resultaten bekend van de diepte-interviews die werden afgenomen bij scholen die deel uitmaken van de praktijkcommissie en scholen buiten de praktijkcommissie?
Zal de voorziene timing voor het eindrapport gehaald worden als het Grondwettelijk Hof niet ingaat op de vraag tot vernietiging van de eindtermen?
De heer Laeremans heeft het woord.
Het tussentijdse rapport van de praktijkcommissie is intussen klaar, maar het bevat nog geen inhoudelijke statements. De verschillende diepte-interviews met betrokkenen uit het werkveld moeten nog geanalyseerd worden. Het rapport wijst vooral op de beperkingen van de opdracht die de commissie heeft gekregen en vooral op de beperkte duurtijd. Want naast de vele schoolsluitingen en de energie die de pandemie kostte tijdens de delta- en omikrongolf, is het natuurlijk niet gemakkelijk om eindtermen te toetsen bij leerlingen die al een achterstand hebben opgelopen uit eerdere golven.
Leerkrachten kregen ook pas laat hun hand- en werkboeken, gebaseerd op de nieuwe eindtermen en leerplannen. Ook lag de focus dit schooljaar nog te veel op digitaal lesgeven, waardoor het huidige schooljaar sowieso weinig representatief is voor een normaal jaar. Ook zijn er nog andere hervormingen gaande of nog op til die aandacht en energie vergen van de scholen en de leraren, bijvoorbeeld de Digisprongoperatie. Dat alles bemoeilijkt natuurlijk een grondige evaluatie. Het stormt te veel in het onderwijs om een goede en snelle evaluatie van de nieuwe eindtermen te kunnen maken.
Wij begrijpen dus zeer goed dat de werkgroep daarom een extra jaar tijd vraagt, wat volgens hen ook maar evident is, aangezien de eindtermen per graad moeten worden behaald en volgend schooljaar pas de uitrol in het vierde jaar aan de beurt komt. “De leerkrachten en scholen zijn nog volop aan het inwerken, verkennen en bijsturen. Scholen hebben nood aan ruimte om dingen uit te proberen en zich te verdiepen in de concrete vertaling naar de klasvloer”, aldus Isabelle Janssens en Kristien Druyts, de directeurs die de praktijkcommissie leiden.
Minister, ik heb de volgende vragen. Hoe evalueert u de vaststellingen en opmerkingen uit het eerste tussentijdse rapport? Zult u ingaan op hun vraag om hun taak met één jaar te verlengen, om zo dus ook de uitrol in het vierde jaar te kunnen monitoren, in de veronderstelling dat het volgende schooljaar minder zou worden geplaagd door corona en dus representatiever zal zijn?
Bij de verzuchtingen van onderwijsverstrekkers en schooldirecties over de moeilijkheden inzake het realisme en de haalbaarheid van de nieuwe eindtermen, werd vooral gesproken over de arbeidsmarktgerichte opleidingen in de derde graad. De invoering van die eindtermen komt er pas in 2023-2024. Zelfs als u zou meegaan in die loutere verlenging met één jaar, zal men die graden dus normaal gezien niet meenemen. Ook valt te verwachten dat de coronaleerachterstand de komende jaren nog een rol zal spelen. Verder zullen er volgend schooljaar en in de jaren erna nog een aantal hervormingen worden uitgerold, zoals het nieuwe Leersteundecreet, de Vlaamse proeven enzovoort, die ook weer aandacht en energie zullen vergen. Vanuit onze fractie hebben wij al meermaals geijverd voor een totale looptijd van vier jaar voor de praktijkcommissie. Is het volgens u in dat opzicht niet nuttiger om de commissie vier jaar de tijd te geven om ook de implementatie in die derde graad kwaliteitsvol te monitoren?
Minister Weyts heeft het woord.
De praktijkcommissie die de eindtermen voor de tweede en derde graad secundair onderwijs onder de loep neemt, heeft inderdaad in een mededeling aan de Vlaamse Regering een stand van zaken gegeven omtrent de lopende werkzaamheden. In die mededeling zit een beschrijving van de aanpak van de diepte-interviews die men momenteel gebruikt bij een veertigtal directies. De interviews verlopen semigestructureerd aan de hand van een uitgebreide leidraad en een vragenlijst.
Ik kan alvast meegeven dat de praktijkcommissie de interviews zeer kwalitatief, gedetailleerd en diepgaand aanpakt. Het zijn diepte-interviews van ongeveer twee uur, waarbij de praktijkcommissie de implementatie van de nieuwe eindtermen in het onderwijsveld nagaat en bekijkt in welke mate die veeleer theoretische oefening ook in de praktijk kan worden toegepast.
Het aspect van de haalbaarheid krijgt daar uiteraard een zeer centrale plaats in. Dat was ook uitdrukkelijk de opdracht die werd meegegeven. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om mijn waardering uit te spreken over de grondigheid en de sérieux waarmee de praktijkcommissie deze oefening uitvoert. De leden van de praktijkcommissie zijn mensen uit het onderwijsveld zelf. Zij hebben dus ook andere taken, meer dan een volle dagtaak. Zij doen dit daarbovenop.
Voor alle duidelijkheid: de mededeling aan de Vlaamse Regering is nog niet het tussentijdse rapport dat eind maart gepland staat. De verwerking van de resultaten van de vragenlijst is nog maar in opstart en is in functie van dat gevraagde tussentijdse rapport.
De praktijkcommissie heeft in de mededeling ook een aantal bevindingen meegedeeld over de context waarin de hervorming plaatsvindt en waarbinnen haar werkzaamheden plaatsvinden. Ze geeft aan dat de hervorming veel meer omvat dan enkel nieuwe eindtermen en bovendien gepaard gaat met een enorme gezondheidscrisis, en zoals u weet, zal er nog een crisis bij komen. De coronacrisis heeft een grote impact gehad op de leervorderingen. De commissie geeft aan dat het ook daarom eigenlijk te vroeg is om gefundeerde uitspraken te doen over de haalbaarheid van de eindtermen. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de eindtermen per graad worden geformuleerd en dat op dit moment enkel nog maar in het eerste jaar van de tweede graad nieuwe eindtermen aan bod komen. Daarom ook uit de praktijkcommissie de wens om haar opdracht verlengd te zien.
Ik begrijp die vraag en neem die zeker ook mee, maar ik wacht wel op de eigenlijke tussentijdse rapportering, die eind maart gepland staat, en het eindrapport in juni om de opdracht van de praktijkcommissie te evalueren en beslissingen te nemen. Dat is ook zo voorzien in de mededeling van 2 juni 2021 en in de oorspronkelijke doelstelling. Ik verneem van de voorzitters van de praktijkcommissie dat ze, ondanks de moeilijke context waarin er moet worden gewerkt, verwachten om de voorziene tijdsplanning te kunnen aanhouden. Ook daarvoor wil ik hen danken.
Het is inderdaad zo dat er gisteren in het Grondwettelijk Hof een pleitzitting was over het geding inzake de eindtermen voor de tweede en derde graad. Ook daar ging het kort over de tussentijdse rapportering van de praktijkcommissie. Uit de mededeling van de praktijkcommissie bleek dat hun eerste aanvoelen is dat men op het terrein effectief positief aan de slag gaat met die eindtermen.
Wat het Grondwettelijk Hof betreft, zitten we dus in de laatste rechte lijn. Normaal gezien zal er na de pleitzitting binnen een termijn van dit en twee maanden een uitspraak volgen. De schorsing hebben we al achter de rug. Dat schorsingsverzoek is afgewezen. Maar het gaat wel over de zaak ten gronde.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ook de N-VA-fractie dankt die onafhankelijke praktijkcommissie voor de grondigheid waarmee ze willen werken en de diepte-interviews. Ik begrijp dat we nog even moeten wachten. Want dat was eigenlijk uw antwoord: wacht nog even tot het volledige rapport er is. We moeten dat dan ook doen.
Het valt mij op – en dat is toch wel speciaal – dat het Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) gisteren haar eigen bevraging en de resultaten daarvan naar buiten heeft gebracht, terwijl die onafhankelijke praktijkcommissie er is. Ik weet niet goed hoe men dat wil laten sporen.
Ik heb ook getracht om het wetenschappelijke luik van die bevraging te vinden, de steekproef en dergelijke meer, want dat stond er helaas niet in.
Ik krijg hier zonet het bericht van een school die mij laat weten – en dat is wel heel straf – : “Wij hebben als aso-school niet de mogelijkheid gekregen om aan de bevraging deel te nemen, terwijl wij wel volledig achter de eindtermen staan.” Ja, dat is een gevolg van dat online vergaderen.
Ik heb die studie bekeken. En het valt mij op dat er daarin ook antwoorden worden gegeven over eindtermen die er nog niet zijn, namelijk de eindtermen van de derde graad die nog niet zijn ingevoerd. Dat is dan wel opvallend.
Ik zou daar toch wal wat duidelijkheid en terughoudendheid willen vragen. Die eindtermen zijn belangrijk, beste collega's.
Er is iets wat ik mij afvraag. We hebben een onafhankelijke praktijkcommissie. Als men dan vlak daarvoor met een onderzoek naar buiten komt, dan mag men dat uiteraard doen. Maar die praktijkcommissie gaat dan vragen stellen aan veel meer scholen, want slechts een honderdtal scholen hebben die bevraging van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen beantwoord en er zijn in Vlaanderen natuurlijk veel meer scholen. Ik vraag mij af of dat dan al dan niet met elkaar zal corresponderen. En dat betreur ik – dat wil ik benadrukken –, ik betreur dat, omdat dit opnieuw een sfeer creëert die niet goed is.
Minister, we hebben net aangegeven – en dat is de oproep die we vanuit onze fractie willen doen – specifiek naar de arbeidsmarkt, met de dubbele finaliteit, maar ook naar het kunstonderwijs, dat er een aantal bekommernissen zijn over de implementatie en dat we goed moeten onderzoeken waar we moeten bijsturen, zonder het veld weer ongerust te maken. Want als dat gebeurt met ja-neevragen – ‘Hebt u nog voldoende ruimte in het curriculum, ja dan nee?’ – dan is dat heel beperkend van antwoord. En dat vind ik jammer.
Ik wil bij deze de oproep doen aan iedereen in het onderwijsveld om met een open blik naar die eindtermen te kijken en samen te zoeken naar wat mogelijk is. Maar er is de dreiging van een mogelijke vernietiging bij het Grondwettelijk Hof, over de kwaliteit van ons onderwijs, over een bekommernis waarover we met alle partijen in dit parlement al heel uitgebreid hebben besproken. Dat zou ik zeer jammer vinden.
Voorzitter, ik sluit af. Minister, ik roep u op om met die praktijkcommissie aan de slag te gaan en te bekijken waar ze eventueel nog bijkomende vragen heeft of extra tijd nodig heeft om zaken op te nemen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We blijven natuurlijk weer een beetje op onze honger zitten. Want dat tussentijdse rapport zal er blijkbaar pas eind deze maand liggen. Wij dachten dat dat al was afgegeven, maar goed, we zullen dat opnieuw moeten bevragen en afwachten.
Ik betreur de loopgravenoorlog die nog altijd wordt voortgezet in het kader van het juridisch conflict. Het KOV geeft in een artikel in De Morgen een hele hoop zaken aan, zoals dat er volgens hen te weinig plaats wordt ingenomen voor de tijdsmeting, voor het onderzoek naar de haalbaarheid, terwijl u dan zegt dat de leerkrachten daar positief mee aan de slag gaan. Ik had niets anders verwacht, want leerkrachten proberen er altijd het beste van te maken. Maar het moet ook haalbaar zijn. Ik hoop dat dat duidelijk zal worden in de komende maand.
Het zou ook nuttig zijn dat onze commissie daarover een kleine hoorzitting zou beleggen, na het paasreces dan, mocht het nog in de agenda passen. Zo kunnen we er een idee van hebben hoe ze werken en wat er al uit de bus is gekomen. Zo kan iedereen uit de loopgraven komen. Dat zou nuttig zijn, want ik betreur dat wel een beetje.
Minister, ten slotte wil ik nog een laatste zaak aanhalen. U hebt nog geen antwoord gegeven op mijn derde vraag. Wij blijven pleiten voor een verlenging van de opdracht, wat u nog in twijfel trekt. U zegt dat we het rapport moeten afwachten en dan beslissen of we verlengen, maar wij vragen om dat voor vier jaar te doen, omdat die praktijk toch vier jaar nodig zal hebben. Wat houdt er u tegen om hun een mandaat voor vier jaar te geven? Is het omdat u die mensen niet wilt overbelasten? Dat is misschien mogelijk, maar ik vind het wel heel belangrijk dat we perspectief hebben en dat we rustig de tijd nemen om de implementatie van deze eindtermen voor vier jaar praktisch te evalueren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de praktijkcommissie werd door de regering geïnstalleerd met als doel de haalbaarheid van onze eindtermen te controleren en de vraag te beantwoorden of ze voldoende ruimte laten voor een eigen pedagogisch project. Ik wil mijn waardering uiten voor het werk dat de praktijkcommissie doet en wens ook aan te sluiten bij de boodschap die er wordt gegeven dat het onderwijs veerkrachtig is en in zeer moeilijke tijden met het verhaal van de nieuwe eindtermen aan de slag gaat.
Maar de praktijkcommissie werd in het leven geroepen om een vinger aan de pols te houden. Het onderwijsveld had ook dat signaal gegeven bij de goedkeuring van de eindtermen.
Bij de vraag naar de verlenging van de opdracht van de praktijkcommissie heb ik toch een aantal bedenkingen. In de mededeling van de Vlaamse Regering staat: “Als de inzichten van de praktijkcommissie geen aanpassingen aan hogervermeld decreet vereisen, dan beslist de Vlaamse Regering wanneer de onderwijsdoelen voor de derde graad worden ingevoerd. Maar in het andere geval zal het Vlaams Parlement deze beslissing nemen op basis van een ontwerp van decreet dat de voorstellen tot bijsturing van de voormelde praktijkcommissie omvat.” Ik denk dat ik daaruit kan besluiten dat het echt wel belangrijk is – zoals de timing ook voorlag – dat er in juni 2022 een rapport komt, zodat we weten waarmee we aan de slag moeten.
Ik heb ook de resultaten van de bevraging van Katholiek Onderwijs Vlaanderen bekeken. Los van hoe de bevraging is gebeurd, denk ik dat daar toch ook wel een signaal wordt gegeven. We hebben net de praktijkcommissie opgericht om een vinger aan de pols te houden. Gaat u in overleg met de afnemer van de enquête? Wat is uw persoonlijke bevinding omtrent de resultaten? Hoe kijkt u ernaar? Kan dit eventueel ook worden meegenomen? Kan de praktijkcommissie hiermee aan de slag?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
De discussie over de eindtermen sleept al een tijdje aan. We hebben allemaal de alarmsignalen gehoord over het feit dat het pakket te zwaar zou zijn, zeker vanuit de arbeidsmarktgerichte, de kunst- en technische richtingen. Dat blijft ook voor onze fractie een aandachtspunt, namelijk dat evenwicht tussen praktijkvakken en stage enerzijds en algemene vorming en meer theoretische vakken anderzijds.
Minister, u weet dat we absoluut voorstander waren van de praktijkcommissie. Het is een goede manier van werken om mensen van op het terrein daarbij te betrekken en daar hun zegje in te geven. Twee dingen zijn voor ons belangrijk. Ten eerste moeten de eindtermen op basis van het rapport ook echt bijgestuurd kunnen worden. Ik heb hier de bevestiging gehoord dat dat absoluut de bedoeling is. Ten tweede moet ik toegeven dat ik de suggestie interessant vind om de oefening verder te zetten, om te kijken in de derde graad, als de uitrol van de eindtermen wordt verdergezet, of daar geen probleem is, vooral in de beroepstechnische en kunstrichtingen. Daarvoor alvast onze steun.
Ik las ondertussen ook quasi live – een uurtje geleden – de tweet van Lieven Boeve van het katholiek onderwijs die niet toevallig kritiek levert op die praktijkcommissie. Het punt dat hij maakte, is dat er in de bevraging vooral zou worden gefocust op de implementatie en er dus veel minder aandacht is voor haalbaarheid. Hij zegt ook nog dat er eigenlijk geen methodiek is om de reële impact van de nieuwe eindtermen op de onderwijstijd te meten. Wij vinden de demarche van het katholiek onderwijs om naar het Grondwettelijk Hof te stappen om de eindtermen te proberen vernietigen absoluut geen goede manier van werken, maar we zijn wel geïnteresseerd in hoe u reageert op die bemerkingen.
Op welke manier wordt er in de praktijk omgegaan met de vraag naar haalbaarheid, ook in termen van beschikbare lestijd? Daar komt het uiteindelijk op neer binnen de praktijkcommissie. Kunt u verdere toelichting geven over hoe daar binnen de praktijkcommissie mee wordt omgegaan, want het is toch wel belangrijk dat we weten hoe ze geïmplementeerd worden, maar ook of ze haalbaar zijn zodat de eindtermen kunnen worden bijgestuurd als dat nodig blijkt?
De heer Danen heeft het woord.
Ik probeer tot de essentie te komen. Wat was er eigenlijk aan de hand? Er zijn eindtermen en die zijn goedgekeurd in het parlement. Er was wat protest vanuit het katholiek onderwijs. Er is een praktijkcommissie ingesteld om eventueel, afhankelijk van haar bevindingen, aanpassingen te doen. Dat is de context waarin we zitten. Ik zou dan denken: laat die praktijkcommissie haar werk doen en laten we dan zien wat er gebeurt. Wat zal je anders teweegbrengen? Het onderwijs heeft al zoveel onrust gekend de voorbije jaren en dat zal helaas in de komende jaren allicht zo blijven. We moeten op dat vlak althans een beetje rust en duidelijkheid creëren.
U zegt dat de praktijkcommissie goed bezig is en doet wat ze moet doen. De heer Boeve zegt dan weer dat ze niet doet wat ze moet doen, namelijk dat er was gevraagd om de reële impact van de nieuwe eindtermen op de onderwijstijd te meten, maar dat ze dat niet doet. Wat is het nu? Dat is wat hij op Twitter zegt. Ik neem aan dat hij zelf twittert – het is althans zijn mening, vermoed ik. Dit lijkt mij de meest relevante vraag: doet de commissie wat ze moet doen of niet? Want anders zullen we binnen een paar maanden, op het einde van het jaar of volgend jaar weer de discussie krijgen dat de methodologie niet juist was. Dan blijven we in een soort spiraal zitten waar we nooit uit geraken. Het is op dat vlak wel goed om duidelijkheid te creëren. Doet de commissie wat ze moet doen of niet? Als dat niet zo is, hoe kunnen we dan bijsturen?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Laeremans, ik heb wel geantwoord op uw vraag met betrekking tot een eventuele verlenging. Ik ben er a priori niet tegen, maar ik zeg gewoon ‘à chaque jour suffit sa peine’. Zoals vooropgesteld, verwachten we de tussentijdse rapportering eind maart. Op dat moment wil ik ook bekijken of we dan al kunnen beslissen over een verlenging van de opdracht, maar wel op grond van een formeel tussentijds rapport en niet op grond van een mededeling.
U betreurt de loopgravenoorlog. Ik begrijp natuurlijk dat men in het kader van een juridische procedure die lopende is, ten langen leste nog wat argumenten zoekt en middelen wil verzamelen. Ik heb eergisteren de melding gekregen dat er een soort bevraging is toegevoegd aan het dossier, ten langen leste. Dat is pas eergisteren ook aan het Grondwettelijk Hof bezorgd. Daar zijn wat methodologische vragen bij te stellen, maar als waarachtige positivo wil ik altijd in een plas water de zon zien schijnen. Er was een eerder gelimiteerde respons van een honderdtal scholen, maar niettegenstaande dat blijkt dat 60 procent positief staat over de ruimte voor het eigen pedagogische project in de tweede graad. Voor de derde graad zakt dat naar 52 procent, maar daar zijn de eindtermen nog niet ingevoerd. Dat is profetisch dan, zal ik maar aannemen. (Gelach)
Profetisch positief. (Gelach)
Het onderzoek van de praktijkcommissie is natuurlijk anders van aard, van opzet en doelstelling. Het staat los van de juridische procedure, maar heeft de intentie om te bekijken in welke mate de eindtermen in de praktijk worden toegepast en of ze haalbaar zijn, en zal desgevallend suggesties doen om te zorgen voor een bijsturing ervan. De beslissing over die bijsturing zal opnieuw bij u komen te liggen, op grond van dat advies. Dat is inderdaad de opdracht. Dat is iets anders dan de bevraging die vanuit Katholiek Onderwijs Vlaanderen is gelanceerd.
Maar laat ons nu in eerste instantie in alle rust en kalmte en in overtuiging het arrest afwachten van het Grondwettelijk Hof, waarin ik alle vertrouwen heb.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb daarnet gezegd dat we vanuit de N-VA-fractie de haalbaarheid van de eindtermen, zeker in arbeidsmarktgerichte richtingen maar ook in het kunstonderwijs, belangrijk vinden. Daarvoor hebben we die onafhankelijke praktijkcommissie opgericht. Ik benadruk nogmaals het woord ‘onafhankelijk’.
Ik hoor nu van de minister dat de bevraging van Katholiek Onderwijs Vlaanderen als juridisch stuk is neergelegd. Een juridisch stuk dat neergelegd wordt bij het Grondwettelijk Hof kadert natuurlijk in strategische proces- en pleitvoering die een advocaat heeft opgesteld. Je kunt je dan de vraag stellen in welke mate dit nog een objectief onafhankelijk stuk is.
De bevragingen die de onafhankelijke praktijkcommissie doen, zijn onafhankelijk. Ik neem aan dat de praktijkcommissie ook voorafgaand geen eindtermenkranten naar die scholen zal sturen met een bepaalde inhoud om dan vervolgens een bevraging af te nemen. Ik hoop in elk geval niet dat dit gebeurt.
Ik vind het ook wat jammer dat er inderdaad wordt gezegd dat er nog geen methodiek is, want over diezelfde methodiek kun je dan de vraag stellen bij die bevraging die is gebeurd. Is dat dan wel de methodiek, met binaire vragen, met ja-neenvragen, waaruit dan ook nog blijkt dat er wel positief op wordt geantwoord?
Terug naar de kern van de zaak. We hebben in dit parlement geoordeeld, met alle partijen, maar ook na een breed maatschappelijk debat, dat er iets moet gebeuren in het onderwijs. Collega’s, daarover gaat het. Dat wil ik toch herhalen. Twintig jaar lang heeft de onderwijsvrijheid de ruimte en de tijd gehad om iets te doen, maar we stellen bij internationale vergelijkingen helaas vast dat wat er gebeurde, onvoldoende was. Dit parlement heeft dus geoordeeld dat er nood was aan een update en dat we ook inhoudelijk iets moesten doen. Dat is de oefening die we hebben gemaakt, een moeilijke oefening, absoluut. Er kwam alleen maar bij, want elke partij vroeg: “Zou dat niet goed zijn in het onderwijs, en dat, en dat?” Dat kennen we allemaal. Goed, er ligt nu wat er ligt. Die praktijkcommissie zal inderdaad die oefening inzake haalbaarheid maken, en we zullen daar in dit parlement opnieuw over spreken, in alle openheid, maar hopelijk niet met een bepaalde vooringenomenheid, alsof het per definitie niet goed zou zijn, want dat betreur ik. Er blijkt nota bene dan toch ook uit die bevraging die is gebeurd, dat heel wat leerkrachten toch vinden dat het goed is. Ik geef ook nog mee dat, als je een bevraging doet bij mensen die naar het Grondwettelijk Hof stappen, het natuurlijk heel raar zou zijn als die dan plots zouden zeggen dat het wel goed is. Dan klopt het natuurlijk helemaal niet meer.
In dit eindtermendebat moeten we zeker wat de arbeidsmarktgerichte opleidingen betreft die arbeidscomponent en die opleidingsprofielencomponent realiseren. Haalbaarheid, dan spreken we over leerlingenprofielen. Als ik in bepaalde pedagogische projecten spreek over leerlingenprofielen, dan zeggen ze dat dat niet bestaat, maar dat bestaat wel degelijk. Collega’s, dat bouwt echter natuurlijk ook verder op het basisonderwijs. Als we dus vaststellen dat bepaalde dingen misschien niet haalbaar zijn in de tweede of de derde graad, dan moeten we misschien ook even terugkijken naar wat daarvoor zit, natuurlijk. Misschien is er in de onderbouw een ontbrekende steen om op te bouwen voor die continuïteit. Dat zijn voor mij als parlementslid toch allemaal belangrijke vragen. Dit is voor mij geen debat over onderwijsvrijheid of pedagogische projecten. Dit gaat over 13 miljard euro van de Vlaamse belastingbetaler die we hieraan besteden. We willen maximaal transparant zijn, met duidelijke eindtermen, ook ten aanzien van de leerkrachten, over wat het minimumdoel is. We willen dat die leerkracht ook heel goed weet wat erbij komt in leerplannen, wat erbij komt vanuit pedagogische visies die er mogen en moeten zijn. Welke impact heeft dat? Ik denk dat dat een heel belangrijk gegeven is om te bekijken. Verder zullen we zien. Ik kijk absoluut ook uit naar het rapport van de onafhankelijke praktijkcommissie, naar wat daaruit komt. Misschien zal, zoals de collega’s en de minister hebben gezegd, een verlenging van die praktijkcommissie nodig zijn om bepaalde zaken verder uit te vlooien. Wordt dus vervolgd, absoluut, in een constructieve sfeer, in het belang van de onderwijskwaliteit en de transparantie.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, dank voor uw bijkomend antwoord. U weet dat wij positief stonden tegenover het principe van die nieuwe, aangepaste eindtermen en zo verder, maar dat we ons hebben onthouden omdat we twijfels hadden over die haalbaarheid en zo verder. Wij vinden het enorm belangrijk dat de uitrol van die eindtermen vier jaar lang grondig wordt gemonitord. Dat zou dus een duurzaam mandaat moeten zijn die aan die praktijkcommissie wordt gegeven. U zegt die beslissing wel te zullen nemen op het einde, als het rapport er ligt. Ik neem aan dat u doelt op het eindrapport, dus dat die beslissing pas in juni zal vallen, tenzij u al na een tussentijds rapport zou beslissen dat alvast met een jaartje te verlengen.
Stel dat we eind juni een goed eindrapport hebben en dat ze zeggen dat er moet worden bijgestuurd, wat toch een realistische mogelijkheid is. Hoe zit het dan voor september? Het boeit ons wel om dat te weten. Gaat men dan al tussendoor bijsturen, dus voor die tweede graad is afgewerkt? Of wacht men tot het einde van de tweede graad om dan eventueel de hele tweede graad bij te sturen? Het lijkt me dus wel belangrijk om daar eens grondig over na te denken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.