Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
We hebben het er al over gehad: Vlaanderen is een van de meest innovatieve onderzoekregio’s ter wereld. We moeten daar ongelooflijk trots op zijn, vind ik persoonlijk. Onze doctoraatsonderzoekers – vaak jonge mensen, schoolverlaters – zijn de toekomst van ons onderzoek.
Aan doctorandi wordt in Vlaanderen inschrijvingsgeld gevraagd. Volgens artikel II.211 van de Codex Hoger Onderwijs betalen doctorandi bij de inschrijving 445 euro. Ze dienen dat bedrag nogmaals te betalen in het academiejaar dat het doctoraat wordt behaald, in het begin en op het eind dus. In de praktijk zien we dat daar soms ruim mee wordt omgegaan, in die zin dat het inschrijvingsgeld soms door de promotor uit de universitaire kas wordt betaald. Maar in vele gevallen is het gewoon de jonge student die, hoewel hij nog geen loon heeft ontvangen, toch moet betalen om te mogen starten.
De afgelopen weken kwam het studiegeld opnieuw ter sprake naar aanleiding van een voorstel dat op de Raad van Bestuur van de UGent werd gedaan om het inschrijvingsgeld te verdubbelen. Dat voorstel werd niet goedgekeurd, blijkt nu, maar er wordt wel gedacht aan een jaarlijkse inning van het studiegeld. Deze piste zou nu ook besproken worden bij de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR).
Los van een eventuele verhoging is het een principe dat ik zelf al altijd wat raar gevonden heb. Nog voor doctoraatsstudenten een loon hebben ontvangen, moeten zij betalen en straks misschien meer of jaarlijks betalen om te ‘mogen’ werken voor de universiteit. Ik heb zelf de eer gehad om te mogen doctoreren. Dat is een fantastisch interessante job. Je mag bijdragen aan de maatschappij, binnen een vakgebied dat je onnoemelijk interesseert. Dat is iets waar iedereen de kans toe zou moeten krijgen, als hij of zij daartoe de juiste persoon is. Inschrijvingsgeld vormt daarbij wel een drempel, collega’s, zeker als dat bedrag verhoogd wordt. Doctoreren, bijdragen aan het Vlaams onderzoek, onze samenleving, dat mag niet afhangen van je thuissituatie. Dat mag niet afhangen van je inkomen, je spaarpot of het feit of je dat soort bedragen op tafel kan leggen dan wel of de promotor het wil doen.
Wat is uw visie op het vragen van studiegelden aan doctorandi? Ziet u deze ook als een belemmering?
Hebt u oor naar een eventuele jaarlijkse vraag van of een verhoging van inschrijvingsgelden voor doctorandi? Zijn hierover al gesprekken gehad met de universiteiten of de VLIR?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat de vergelijking met inschrijvingsgeld voor studenten niet volledig opgaat, ten eerste omdat een doctoraatsopleiding bestaat uit vijf componenten: gespecialiseerde cursussen, vaardigheidstrainingen, onderzoeksactiviteiten, een jaarlijks zelfreflectierapport en de verdediging van het doctoraat. Ten tweede, een voltijds student betaalt iets meer dan 960 euro inschrijvingsgeld per jaar. De bestaande regeling inzake studiegelden voor doctorandi bepaalt dat een doctorandus zo’n 479,6 euro betaalt, eenmaal aan het begin en nog eens in het academiejaar dat het doctoraat behaald wordt. Dat is serieus minder, zeker als je het in globo gaat vergelijken.
Bovendien krijgen de meeste doctoraatsstudenten ofwel een aanstelling als assistent, doorgaans gedurende zes jaar, ofwel als bursaal student, waarbij je dan een beurs krijgt van bijvoorbeeld het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). De uitzonderingen doen een zogenaamd vrijwillig doctoraat. Dit zijn dan doorgaans mensen die reeds een andere job hebben en dus op die manier financiële middelen vergaren.
Binnen de doctoral schools aan onze universiteiten worden trainingsprogramma’s aangeboden voor doctoraatstudenten. Deze bereiden de doctorandi voor op een carrière zowel binnen als buiten de academische wereld.
Ik heb nog geen vraag ontvangen van de VLIR om de jaarlijkse bijdragen te herbekijken. Twee, het is ook niet onzinvol om enige drempel te stellen, ook al is die beperkt en kunnen de meeste doctorandi financiering vinden via alternatieve kanalen. Ik ben dus niet onmiddellijk geneigd om daar wijzigingen in aan te brengen, tenzij de VLIR mij een ander geluid zou laten horen. Dan wil ik daar altijd een debat over houden.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, de redenering klopt dat de inschrijvingsgelden van doctorandi in geen geval te vergelijken zijn met de inschrijvingsgelden van reguliere studenten, natuurlijk ook omdat doctorandi in een ander traject zitten, een werktraject. In Vlaanderen is het mantra ‘opleiden, opleiden, opleiden’ – en we zouden er nog drie keer ‘opleiden’ achter kunnen zetten. We willen werkgevers stimuleren om hun werknemers kansen te geven tot levenslang leren, we voorzien opleidingscheques en wat allemaal, maar in ons hoger onderwijs geldt het omgekeerde. Ik vind het zeer frappant dat je in het hoger onderwijs als werknemer – want dat ben je toch wel – moet betalen om opgeleid te mogen worden. Nu, ik denk dat dat iets historisch is en ik begrijp dat er geen intentie is om dat af te schaffen, maar de verhoging van of de frequentere vraag naar inschrijvingsgeld … Ik hoop dat u die jonge onderzoekers kunt verzekeren dat de bijdrage van doctorandi niet zal verhogen, want het zijn werknemers, ze verdienen alle opleiding, ze dragen bij aan Vlaanderen.
Kortom, minister kunt u verzekeren dat de bijdragen van doctorandi niet zullen verhogen?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, de Vlaams Belangfractie is er geen voorstander van om het inschrijvingsgeld voor doctoraatstudenten te gaan verhogen, laat staan te verdubbelen zoals sommigen bij de UGent menen te doen. Ik deel dus zeker de bezorgdheden van mijn collega. Wie de intellectuele capaciteiten heeft om te doctoreren, moet dat kunnen doen. Dat mag inderdaad niet van de thuissituatie of financiële situatie afhangen. Meer drempels gaan inbouwen lijkt mij geen goede zaak, niet voor de doctoraatstudent en evenmin voor de samenleving, integendeel zelfs. Ik wil de minister dus graag oproepen om in dezen de vinger aan de pols te houden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wil een paar zaken inbrengen. Ik onderschrijf wat de minister zegt: we moeten alles in perspectief zien. Ik heb eens gekeken naar de kosten die in rekening worden gebracht voor doctoraatstudenten aan de UGent, waar de collega specifiek naar verwijst. Een eerste inschrijving kost 479,60 euro, een inschrijving voor de verdediging evenveel. Dat is een vast bedrag, zonder differentiatie.
Bij gewone studenten is er wel een differentiatie: gewoon inschrijvingsgeld, bijna-beursgerechtigd en beursgerechtigd. Als instellingen overwegen – dat is hun autonomie – om de inschrijvingsgelden hoger onderwijs, meer bepaald voor de doctoraten, te herbekijken, dan denk ik dat dat het beste eerst via de VLIR tot bij de minister komt, zodat er gekeken kan worden naar de argumenten.
Twee, u weet dat ik regelmatig schriftelijk vraag naar de reserves van de hogeronderwijsinstellingen. Ik weet niet of het verhogen van de inschrijvingsgelden voor doctoraatsstudenten die gigantische extra inkomsten gaan geven die de instellingen nodig hebben, maar als het nodig is, dan zie ik graag uit naar de cijfers van de VLIR.
En drie, als men het dan toch zou overwegen om te verhogen of jaarlijkse inschrijvingsgelden te vragen, dan zou ik vanuit de N-VA-fractie willen oproepen dat instellingen ook kijken naar een systeem van differentiatie, zoals bij gewone studenten, zodat het afhankelijk wordt van de manier waarop iemand zijn doctoraat doet: al dan niet met een beurs, aangesteld als assistent, dan wel boven op andere activiteiten. Dat lijkt mij iets om te bekijken.
Maar stap 1 is voor mij inderdaad afwachten of de VLIR die vraag stelt. Is het nodig? Wat zijn de argumenten? Waarom zou men het überhaupt doen?
Minister Weyts heeft het woord.
Nog eens ter verduidelijking: ik heb niet de intentie om aan dat systeem te beginnen te sleutelen, niet naar beneden noch naar boven. Ik heb ter zake ook geen vraag gekregen van de VLIR, dus ik zou nu ook niet het signaal willen geven.
We hebben daarnet het discours gevoerd over de excellerende studenten. Dit is natuurlijk ook een type studenten die we bij ons willen houden: mensen die een absolute meerwaarde kunnen betekenen voor de academische wereld en voor volgende generaties studenten. Dan lijkt het me een tegengesteld signaal, mochten we nu evolueren naar een jaarlijkse inning of een verhoging. Ik heb die intentie momenteel dus niet.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Collega Daniëls, u hebt gelijk: we zouden een systeem moeten hebben voor beursstudenten of bijna-beursstudenten of studenten in een kwetsbare situatie, om zo het huidige systeem van inschrijvingsgelden ook wat te counteren, voor diegenen voor wie het een drempel zou kunnen zijn. Ik zou echter ook willen oproepen om de deur niet open te zetten richting het verhogen van de inschrijvingsgelden, want dat is echt een brug te ver: doctoraatstudenten die meer zouden moeten betalen om te mogen bijdragen aan onze samenleving. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Collega Daniëls, ik kan wat liplezen en zie u zeggen dat u dat niet gezegd hebt, dus oké, we gaan de deur daarvoor niet openzetten, we houden ze dicht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.