Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het advies 'Koers zetten naar lerend Vlaanderen' van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Met dank aan de opleidingsincentives die de Vlaamse Regering in het leven heeft geroepen, hebben werknemers en bedienden jaarlijks recht op enkele dagen opleiding tijdens de werkuren. Hoewel de interesse van bedienden om een opleiding te volgen, gestegen is van zes op de tien naar acht op de tien, volgde de helft van de bedienden vorig jaar geen enkele opleiding. Meer nog, vorig jaar werd slechts de helft van de beschikbare opleidingsuren effectief benut. SD Worx deed een rondvraag waaruit blijkt dat de meeste werknemers liever een klassieke opleiding volgen. Door corona was het volgen van dit soort opleidingen vaak niet mogelijk en werd er, waar mogelijk, omgeschakeld naar digitale opleidingen. Die waren dus iets minder populair dan de klassieke opleidingen.
Levenslang leren is al langer een pijnpunt in Vlaanderen. 36 procent van de werknemers geeft aan dat er nooit over opleidingen wordt gesproken op de werkvloer. Nochtans is het aanleren van nieuwe competenties cruciaal op een snel veranderende arbeidsmarkt. Het vergemakkelijkt ook de transitie tussen jobs. De voornaamste reden om geen opleiding te willen volgen, is dat individuen denken dat ze daar geen nood aan hebben. Dat blijkt uit een OESO-onderzoek (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Ongeveer een kwart van de populatie neemt door die reden niet deel aan een opleiding. Dat percentage loopt op bij kortgeschoolden, 55-plussers en niet-beroepsactieven.
De lage bereidheid om opleidingen te volgen, is volgens de OESO zorgwekkend, aangezien die een bepalende factor vormt voor participatie aan levenslang leren. Zorgwekkend is ook dat wie het meest gebaat zou kunnen zijn bij leren, bijvoorbeeld die kortgeschoolden, er net het minste aan deelneemt.
Er werden al verschillende initiatieven genomen om de ‘leergoesting’ van de Vlamingen aan te zwengelen. De associatie van de KU Leuven met haar 23 campussen nam het initiatief ‘ik blijf bij’. De UGent, UAntwerpen en de VUB werken samen via de Nova Academy onder het motto ‘Bringing Learning to Life’. Er lopen samenwerkingen met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), maar ook met Zorgnet-Icuro en sectorfederaties zoals Agoria. Uiteraard nemen ook alle mogelijke opleidings- en onderwijsinstellingen hiervoor initiatieven.
Op 17 december 2021 heeft de Vlaamse Regering het actieplan levenslang leren principieel goedgekeurd met het doel om de opleidingsparticipatie te verhogen. Het is de ambitie om tegen 2030 naar een opleidingsdeelname van 60 procent te gaan. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) onderschrijft in zijn recent advies daarover de ambities van het actieplan, maar vraagt ook aandacht voor een aantal punten. De verantwoordelijkheid van de betrokken actoren moet worden verduidelijkt in het proces van levenslang leren. Bij de uitvoering van de acties moet men oog hebben voor de verschillende noden van de lerenden en de organisaties. Er moet een afstemming zijn met de federale maatregelen, denk daarbij aan de leer- en loopbaanrekening. Er moet een ‘levenslang leren’-dashboard worden ontwikkeld om de acties te kunnen voeden, op te volgen en bij te sturen. Monitoring is dus cruciaal. Tot slot moet er een budgetverdeling over de verschillende acties komen.
Minister, hoe wilt u tegemoetkomen aan de aandachtspunten van de SERV?
Welke resultaatsindicatoren zal men gebruiken voor zo’n ‘levenslang leren’-dashboard? Wat zijn voor u de belangrijkste milestones in het proces dat we de volgende jaren zullen opzetten?
Welke timing voorziet u om het actieplan verder te realiseren en te concretiseren?
In hoeverre is er bij het opstellen van dit actieplan afstemming geweest met het federale niveau om ervoor te zorgen dat de federale maatregelen in lijn liggen met de ambities in dit actieplan? In de arbeidsdeal van deze week werden er immers ook een aantal federale maatregelen aangekondigd over levenslang leren. Dat is dus meteen zeer actueel.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We lezen in de media dat de helft van de bedienden vorig jaar geen opleiding heeft gevolgd. Nochtans heeft men volgens het paritair comité 200 jaarlijks recht op vier tot zes dagen opleiding tijdens de werkuren. Dat staat in schril contrast met de wens van acht op de tien bedienden die wel een opleiding willen volgen. Het is niet de bedoeling om specifiek in te gaan op die situatie, maar dit voorbeeld illustreert het gebrek aan leercultuur in Vlaanderen. De suggestie dat bedrijven werk moeten maken van een opleidingsplan voor iedere werknemer is alvast een uitstekende suggestie.
In 2021 werd het startschot gegeven voor een ambitieus leeroffensief met het oog op de ‘learning twenties’. Daarmee wil men de leercultuur in Vlaanderen versterken door alle Vlamingen te overtuigen om meer te investeren in hun opleiding. Het is de beste strategie om via competentieversterking de mensen beter voor te bereiden op de economie en de arbeidsmarkt van de toekomst. Hiervoor werkte u de conceptnota ‘De lerende samenleving’ uit. Daaruit is het Partnerschap Levenslang Leren voortgekomen onder het voorzitterschap van professor Ans De Vos. Dat heeft de opdracht om een ambitieus actieplan voor levenslang leren op te stellen. Er is al een eerste versie van het actieplan waarover advies werd ingewonnen bij de SERV en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor).
Op maandag 7 februari 2022 publiceerde de SERV het advies met enkele actiepunten. In een eerste deel zoomt de SERV in op het actieplan en worden een aantal aandachtspunten geformuleerd. Daarbij situeert men eveneens de prioritaire vlaggenschepen en acties. Zo geeft men aan dat men de verantwoordelijkheid van alle betrokken actoren verder wil verduidelijken, vraagt men meer aandacht voor de noden van diverse groepen van lerenden en de organisaties, en een betere concretisering en situering van de budgetten. Tot slot geeft de SERV ook een insteek voor de opvolging van het actieplan en de werking van het partnerschap.
Minister, wat is uw reactie op het advies van de SERV? Op welke manier gaat u aan de slag met het advies?
Wat is de concrete timing voor het actieplan van het Partnerschap Levenslang Leren? Kunt u al een tipje van de sluier oplichten over de krijtlijnen van het actieplan en de inzet van het budget? Welke acties worden vooropgesteld?
Minister Crevits heeft het woord.
Het actieplan werd op 17 december 2021 voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Minister Weyts en ikzelf hebben zowel aan de SERV als aan de Vlor advies gevraagd.
De SERV spreekt over een verdienstelijk actieplan. Dat is heel goed. Het is tevens een compliment voor hun eigen geleverde werk aangezien ze zelf in het partnerschap zitten. Het zou een beetje raar zijn mochten ze daar een ander advies over geven. De verschillende aandachtspunten die de SERV aanhaalt, zijn inherent aan de geformuleerde doelstellingen en opgenomen acties. Het actieplan reflecteert dus ook de bekommernissen en ambities van de sociale partners zelf inzake levenslang leren. Mijn administratie bekijkt op dit moment het advies grondig, maar op het eerste gezicht dringt zich nu nog geen grote bijsturing van het actieplan op.
Uiteraard wachten we nu het Vlor-advies af. Bij het uitwerken van de thematische vlaggenschepen waarin concrete acties verzameld zijn, zal waar mogelijk wel rekening worden gehouden met het SERV-advies en het nog verwachte Vlor-advies.
Het actieplan kent een looptijd van twee jaar. In het voorjaar van 2024 zullen nieuwe conclusies en lessen worden gebundeld. Een beleid voeren rond levenslang leren zal nooit af zijn, collega’s, want je moet blijven leren.
Voor de uitvoering van het actieplan wordt jaarlijks 714.000 euro beschikbaar gesteld. Dit wordt geconcretiseerd in een aanpak via overheidsopdrachten, waardoor het werkveld en de experten aan zet komen. In dat overleg met het Partnerschap Levenslang Leren wordt een werkprogramma uitgewerkt met een doorgesproken prioritering van bepaalde acties.
Daarnaast bevat het plan ook hefboominitiatieven inzake het ruimere beleid rond levenslang leren. Vanuit mijn eigen portefeuille valt daaronder ook nog 226 miljoen euro van de 355 miljoen euro voorziene relancemiddelen. Bijkomend worden ook middelen voorzien in het nieuwe operationele plan van het Europees Sociaal Fonds (ESF). Over het hele nieuwe operationele ESF-programma is specifiek voor levenslang leren 400 miljoen euro voorzien. Dat is dus een heel groot bedrag.
Mijnheer Bothuyne, u stelde ook de vraag naar resultaatsindicatoren. Dat is voer voor de studiediensten van de betrokken administraties.
Zoals het actieplan ook vermeldt, wordt vastgehouden aan de Europese ambitie om tegen 2030 te evolueren naar een opleidingsdeelname van 60 procent voor non-formeel leren, gemeten over twaalf maanden. De indicatoren zullen daarop worden geënt, maar weet dat dat voor mij ook van belang is. Er bestaan nu al heel wat bronnen die de opleidingsdeelname in Vlaanderen anders meten. We willen dat op één pagina verzamelen. Dat zal de beleidsmakers de nodige inzichten verschaffen.
U vraagt naar de arbeidsdeal van de Federale Regering. Ik pleit vanuit Vlaanderen voor een asymmetrisch beleid rond de Vlaamse arbeidsmarkt – en ik hoop dat dat geen geheim meer is –, inclusief opleidingen en levenslang leren. Dat betekent dat men in het federale beleid rekening moet houden met fundamentele verschillen tussen de verschillende regio’s.
Over de leerrekening, waar zowel het SERV-advies als het actieplan naar verwijst, heb ik een brief geschreven naar collega-minister Dermagne. Daarin heb ik gevraagd dat men bij het uitwerken van de federale opleidingsrekening en de linken die daarin kunnen worden gelegd, rekening houdt met onze leer- en loopbaanrekening en het loopbaanplatform van VDAB. Ik vind het belangrijk dat we dubbel werk vermijden en dat er geen foute deur naar elkaars platform bestaat, maar dit, collega Claes, heb ik u al verteld op 15 december 2021 naar aanleiding van uw actuele vraag.
In mijn brief heb ik ook duidelijk gemaakt dat het federale niveau niets moet uitvinden wat Vlaams al bestaat, zoals Mijn Loopbaan, de leer- en ervaringsbewijzendatabank (LED-databank) en de opleidingsdatabank, maar dat het federale instrument zich vooral moet richten op de uitwerking van de opleidingsverplichting uit de federale wet betreffende werkbaar en wendbaar werk. Die verplichting gaat van drie dagen naar vijf dagen.
Collega’s, jubelt en juicht, want minister Dermagne heeft me teruggeschreven en aangegeven dat hij dubbel werk wil vermijden en een goede samenwerking voor ogen heeft. Dat is alvast superpositief. Het lijkt me ook de goede aanpak, aangezien de leerrekening slechts een instrument is. Zonder een flankerend beleid en een visie op levenslang leren ben je er weinig mee.
Collega’s, dit is een lang dossier. Er zijn veel inspanningen gebeurd. Dit wordt vervolgd.
Dat wordt zeker vervolgd, minister, al was het maar omdat het actieplan tot 2024 loopt. Het is dan ook belangrijk om te evalueren en te kijken waar we op dat moment staan. In die zin is het vastleggen van die indicatoren wel belangrijk omdat we aan de hand daarvan kunnen opvolgen hoe het een en ander verloopt.
Het is ook goed dat er heel veel middelen zijn, bijvoorbeeld die ESF-middelen voor 400 miljoen euro. Worden die op een andere manier ingezet dan in het verleden? In het verleden waren er misschien soms wat te veel losse projecten, die allemaal wel goede doelstellingen hadden, maar uiteindelijk weinig structureel veranderden aan de opleidingsdeelname. Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat die middelen echt de hefboom zijn om die opleidingsdeelname structureel te verhogen?
Kunt u over die leer- en loopbaanrekening zeggen hoe u de operationalisering ervan juist ziet? Het is goed dat u en minister Dermagne brieven naar elkaar sturen, en dat er ook antwoord komt op de brief die u hebt gestuurd – het zou er nog aan mankeren –, maar dat is niet voldoende om mensen te bereiken en op het terrein effectief het verschil te maken. Wat is uw visie op die operationalisering van het een en ander? Het lijkt mij ook logisch dat Vlaanderen daarbij het voortouw neemt, want Vlaanderen heeft ook de bevoegdheid voor opleiding en vorming. Dat men daar federaal op copernicaanse wijze ondersteuning aan wil bieden, is heel goed, maar dubbel werk moet zeker worden vermeden
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik denk dat we het erover eens zijn dat de versterking van de leercultuur in Vlaanderen een uitdaging is die we samen moeten aanpakken. Iedere stap in de juiste richting is mooi meegenomen. We zitten op hete kolen voor dat actieplan. Het is goed dat verschillende organisaties en overheden daar de schouders onder zetten. We weten allemaal dat dat niet van vandaag op morgen zal worden gerealiseerd. Het duurt jaren, het vraagt om een beleidsactie, het vergt tijd. We moeten op verschillende sporen werken om de geesten van de mensen wakker te schudden en hen te overtuigen om levenslang te leren.
Ik wil eventjes terugkeren naar alle persaandacht voor de arbeidsdeal van de afgelopen dagen. In de lege doos van de federale arbeidsdeal zit ergens in een hoekje toch een maatregel om op termijn werknemers vijf verplichte opleidingsdagen te geven. Dat is ongetwijfeld goedbedoeld, maar ik vraag me af of een dergelijke generieke maatregel een oplossing kan bieden. We focussen alsmaar meer op een aanpak op maat van de betrokkene. Er zijn veel verschillende factoren die de opleidingsnood bepalen, en niet iedereen heeft dezelfde noden en verwachtingen. Een opleidingsaanbod moet daarom effectief zinvol zijn voor de geïnteresseerde Vlaming. Ik vroeg me eigenlijk af of dit binnen de Vlaamse plannen past om de opleidingscultuur bij ons te versterken?
Minister Crevits heeft het woord.
We zijn die leer- en loopbaanrekening al voor een stukje aan het uitvoeren, bijvoorbeeld met het plan ‘Alle hens aan dek’. De ontsluiting in de eerste fase gebeurt via Mijn Burgerprofiel. Daarnaast zal ik ook met een visienota komen over hoe we dat groeipad zullen toelichten. Er zullen inderdaad wel wat wijzingen komen, collega Bothuyne, zoals u terecht suggereerde.
Rond asymmetrie bereiden we vanuit Vlaanderen de vragen optimaal voor. Voor een aantal punten hebben we al heel concrete voorstellen uitgewerkt, onder andere voor tijdelijk werkzoekenden, vrijwilligerswerk en sancties. Onze vragen rond opleiding zijn ook al gesteld. We gaan hierover in gesprek met onze federale collega’s, maar we gaan ook verder door heel concrete voorstellen voor een wijziging van de federale wetgeving klaar te maken.
Mevrouw Claes, ik laat de appreciatie aan u over. We hebben het gisteren in de plenaire vergadering ook al uitgebreid over de arbeidsdeal gehad, maar het feit dat er vanuit een bedrijf een opleiding wordt aangeboden, is natuurlijk niet slecht. Je kunt daar moeilijk negatief op reageren. Voor mij is het vooral van belang dat dit aansluit op het Vlaamse beleid, op onze arbeidsmarkt en onze loopbaangerichte opleiding, zodat het ene het andere versterkt en er geen aparte belangensferen ontstaan. Dat zou een gemiste kans zijn.
We zijn het daarover helemaal eens, minister. Ik hoop dat er snel duidelijkheid komt en dat we op die manier het leer- en loopbaangebeuren verder kunnen versterken. We moeten er niet alleen over spreken, maar op het terrein het verschil maken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik wil u bedanken voor de verduidelijkingen, minister.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.