Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, op de voorpagina van de krant Het Laatste Nieuws kon u afgelopen zaterdag wellicht ook het volgende lezen: “20.000 bouwvakkers per jaar nodig: sector eist dat werklozen worden ingezet”. Vermoedelijk zal deze krantenkop niet alleen mij getriggerd hebben, maar ook u. De onderzoeksjournalist stelt in het artikel dat de krapte op de arbeidsmarkt, meer bepaald in de bouwsector, nog nooit zo groot is geweest. Uit een rondvraag bij de Confederatie Bouw blijkt dat 68 procent van de bouwbedrijven op dit ogenblik een of meerdere openstaande vacatures heeft. Het gaat over 6778 openstaande arbeidsplaatsen in de bouw, gespreid over het ganse jaar gaat het over 21.293 vacatures. Ook in de top tien van de knelpuntenberoepen neemt de bouwsector de bovenhand met zes noteringen.
Het tekort aan bouwvakkers is vooral te wijten aan de vergrijzing en het grijze imago van het beroep. Constructiv berekende dat er jaarlijks 18.000 nieuwe bouwvakkers nodig zijn om de uitstroom op te vangen.
Jarenlang werd er over de grenzen gekeken om het tekort aan handen op te vangen. Maar vandaag de dag wordt er minder personeel in Oost-Europa gevonden. Het wordt dus hoog tijd om nog meer te gaan rekruteren binnen de eigen grenzen.
Een CEO stelde in het krantenartikel dat een troefkaart nog niet werd uitgespeeld, namelijk de activering. Het kan niet dat er in de bouw zoveel inactieven zijn. Ze stelt zelfs dat het financiële vangnet voor werkonwilligen te ruim is. Het kan wel zijn dat hun profiel niet meer is afgestemd op wat de bouw vraagt, maar er zijn methodes genoeg om dat aan te passen. Zo wou een werkgever vijftien werklozen drie maanden betaalde stage geven, met de belofte dat er dertien een contract kregen. Helaas kwam niemand opdagen. Het verschil in inkomsten tussen werken en niet werken is echter te klein geworden, waardoor de motivatie en het doel om te werken, niet altijd aanwezig is.
De Confederatie Bouw stelt dat we inactieven niet alleen moeten verplichten een opleiding te volgen, maar dat we ze meer onder druk moeten zetten om echt aan het werk te gaan.
Minister, ik heb de volgende vragen:
Welke initiatieven zult u nemen om de vacatures in de bouwsector in te vullen?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de CEO dat het financiële vangnet voor inactieven te ruim is? Deelt u die mening?
Hoe staat u tegenover de uitspraak van de Confederatie Bouw: "We moeten inactieven niet alleen verplichten een opleiding te volgen, we moeten ze meer onder druk zetten om echt aan het werk te gaan.” Welke acties zult u bijkomend ondernemen om druk te zetten om echt aan het werk te gaan?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, collega Malfroot. We zijn al enige tijd in gesprek met de bouwsector en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) om tot een actieplan te komen om de vele vacatures in de bouw beter te kunnen invullen. Dat heb ik ook al in mijn reactie meegegeven. Ik wil eind maart landen met een nieuw actieplan voor de bouwsector. We zullen het samen moeten doen gelet op de heel grote krapte die er vandaag is op de arbeidsmarkt.
Een van de redenen waarom vacatures in de bouw niet ingevuld raken is omdat de interesse gestaag afneemt. De mensen hebben een gebrek aan actuele kennis over wat de sector concreet kan aanbieden. Wij proberen die beroepen echt positief in beeld te brengen. Je verdient ook goed, als je in de bouw werkt. We proberen ook op een heel laagdrempelige manier informatie aan te reiken, via digitale infopakketten, de pluspuntenbenadering voor de bouw, en er zijn ook filmpjes over het beroep. Er wordt ook ingezet op de grote maatschappelijke meerwaarde: als je bouwt, realiseer je ook vaak een droom voor mensen. Er bestaat inderdaad al heel veel informatie, maar toch voel je dat er nog veel weerstand is.
We hebben ook een nieuw sectorconvenant met de bouw, waarin we ook initiatieven nemen om de instroom te bevorderen van kinderen en jongeren, onder andere via studiekeuzes. Maar je ziet dat, ondanks al die inspanningen, de uitstroom uit de sector de instroom overtreft. In 2020 waren er 10.741 mensen die uitgestroomd zijn, en er zijn er 9985 ingestroomd. We moeten dus die instroom verbeteren, want het is zeer slecht als er veel werk is, dat er meer mensen weggaan uit de sector, of met pensioen gaan, dan dat er inkomen.
De arbeidsomstandigheden zijn vaak de oorzaak voor de tanende interesse. In die zin is het snel matchen van klanten met de reële arbeidssituatie van belang. Ik heb ook al gezegd dat ik wil inzetten op beroepsverkennende stages, maar ook op opleiding door kandidaten zo snel mogelijk te laten meedraaien op de werkvloer.
Ik had het voorstel gedaan om een één- of tweedaagse snuffelstage te organiseren, waarbij bedrijven kandidaten uitnodigen, en hun sollicitatie is eigenlijk hun ‘on the job’-werk. Je wordt dus onmiddellijk ingeschakeld in de groep. Ik denk dat dat kan helpen, ook om het beeld dat veel mensen hebben van de bouw wat bij te sturen, hopelijk in positieve zin.
Ten tweede heb ik VDAB gevraagd om nog meer dan vandaag te gaan focussen op knelpuntgericht werken. Ze moet dus aan kandidaten in eerste instantie de knelpuntvacatures aanbieden, en daarvoor ook de technische en soft skills verbeteren om tegemoet te komen aan de kwalitatieve tekorten die er zijn.
De opleidingen zelf zijn up-to-date. Die worden ook in nauwe samenwerking met de sector afgestemd. Dat zit dus goed. Een opleiding richt zich op basiscompetenties, maar waar ik een verschil zie met vroeger, is dat je veel meer kans hebt dat mensen in de sector blijven, als je de opleiding geeft op een reële werkvloer, in plaats van op ingerichte opleidingsvloeren. We zien dat dit een succesformule is, en dat zie je ook aan het groot aantal individuele beroepsopleidingen (IBO’s) in de bouwsector. In 2021 waren dat er 2204.
Dus, het matchen van de werkzoekende met de werkgever moet prioriteit krijgen via echte ‘on the floor’-actie. Ik denk dat daar een optie zit om meer te kunnen matchen. De sector heeft zelf ook een aantal instrumenten uitgewerkt, die zeer interessant zijn. Er zijn bouwingroeibanen en meester-mentortrajecten.
Dat is dus het nieuwe actieplan, met de focus op training op de werkvloer zelf, voor eind maart.
Vervolgens kom ik bij uw tweede vraag, over het financiële vangnet voor niet-actieven. De situatie is voor mij toch wel genuanceerder dan die uitspraak. Ik ben me ervan bewust dat er inactiviteits- en werkloosheidsvallen bestaan. Vandaar dat we met de Vlaamse Regering de jobbonus willen invoeren, om het onderscheid groter te maken. Ik besef ook dat de laagste werkloosheidsuitkering zich amper boven de armoedegrens bevindt en een leefloon of tegemoetkoming als persoon met een handicap zich vaak onder de armoedegrens bevindt. De stap naar werk is vaak ook een stap in het onbekende aangezien je moeilijk kunt inschatten hoe duurzaam een tewerkstelling zal zijn, of wat je precies zal verdienen. Vandaar dat een van mijn vragen – ze klinkt klein, maar ze is groot – aan de federale overheid net is om zo’n rekenmodule te voorzien, zodat mensen die een ziekte-uitkering ontvangen, heel gemakkelijk kunnen kijken hoe hun inkomen zal evolueren als ze de stap naar werk zetten. Er zijn indianenverhalen die de ronde doen, dat mensen alles gaan verliezen en zo. Je moet daar als overheid betrouwbare informatie aanreiken.
Ten slotte had u het over de verplichting. Ik dacht dat ik daarover al een actuele vraag had gehad, maar dat zal in mijn dromen geweest zijn, waarschijnlijk. In haar aanpak stimuleert VDAB elke werkzoekende om actief op zoek te gaan naar een job. Dat voortdurende proces van concrete afspraken maken en gerichte opdrachten geven en opvolgen start vanaf de inschrijving als werkzoekende. Bij elk contact toetsen bemiddelaars af of de betrokken werkzoekenden nog op koers zitten richting werk, en of er ook een passend aanbod van acties opgevolgd wordt. Men houdt daarbij rekening met de beschikbare knelpuntvacatures maar ook met de specifieke noden.
Een werkzoekende die een werkloosheidsuitkering ontvangt moet dus stappen zetten naar een job. Ik heb in een interview gezegd dat ik dat een heel slechte naam vind: ‘werkloosheidsvergoeding’. Dat is eigenlijk een ‘jobswitchvergoeding’, of een vergoeding die toeleidt naar een job. Werkloosheid klinkt zeer passief, terwijl de periode waarin je een vergoeding krijgt van de overheid net bedoeld is om u toe te laten om in leven te blijven en ondertussen acties te ondernemen om naar een job te gaan. Ik vind dat we veel meer daarop moeten focussen, vandaar dat ik het een slecht woord vind.
Maar evenzeer, mevrouw Malfroot, is het aan de bouwsector zelf om voldoende aantrekkelijk te zijn, en zich ook aantrekkelijk voor te stellen, qua arbeidsomstandigheden, en die arbeidsomstandigheden ook competitief te maken. Daarom denk ik dat zo’n snuffelstages, waarbij bedrijven de deuren openzetten en zeggen: ‘Kom naar hier, hier is het goed werken’, een grote rol kunnen spelen, om mensen die sprong te laten maken.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik weet ook dat er stappen worden gezet. Het is inderdaad een feit dat er toch nog heel wat vacatures openstaan in de sector. Daar moeten stappen gezet worden, net zoals in de transportsector. Ik heb gisteren ook dat interview gehoord met die mevrouw van het transportbedrijf die zei dat ze probeerde mensen naar zich toe te trekken door ze een paar dagen te laten meedraaien. Ik vind het wel goed dat u dat ook wilt doen in de bouw. Ik vind de term snuffelstage wel een beetje vreemd. Ik ben fan van het concept, maar bij robuuste personen vind ik het een rare naam. Maar bon, dit terzijde. Het initiatief op zich is wel een goede zaak.
Training 'on the job' of IBO-stages, zoals u ze noemt, zijn natuurlijk ook interessant omdat het concept vooral voor de werkgever interessant is om zo op relatief goedkope manier iemand op te leiden. Ik stel mij wel de vraag of dat statuut niet herbekeken moet worden voor de jongere in kwestie omdat het minder interessant is, qua vakantieregeling, uitbetaling van vakantiegeld en dergelijke meer, ... (onverstaanbaar). Misschien kan er aan dat statuut wel gewerkt worden.
Ik hoor ook dat u het federale niveau wilt vragen om een rekenmodule uit te werken voor mensen die langdurig ziek zijn en hen aan het werk te krijgen. Ik heb hier ook wel de bedenking bij of we ons voor de bouwsector wel moeten richten op langdurig zieken. Iemand die langdurig ziek is of fysiek problemen heeft, zie ik niet meteen in de bouw werken omdat we daar met zware fysieke arbeid zitten. Ik weet niet of de doelgroep zoals u het hebt voorgesteld, de langdurig zieken, daarvoor geschikt zijn.
De arbeidsdeal vind ik een gemiste kans. Er is recht op opleiding, maar daarom volgen mensen die niet en ze is ook niet verplicht. Ik denk dat de federale overheid op dat vlak beter had kunnen scoren dan ze nu heeft gedaan.
En dan een bijkomende vraag. Ik heb ze gisteren ook al gesteld, over de verplichting voor mensen die niet beroepsactief zijn. Hoe staat u daartegenover? Wat vindt u van een eventuele beperking van de werkloosheid in de tijd voor mensen die jonger zijn dan 50 jaar?
Minister Crevits heeft het woord.
De term snuffelstage is uit het Duits vertaald. Daar heb je een ‘Schnupperwoche’ en ik heb daar een snuffelstage van gemaakt. Ik vind Schnupperwoche eigenlijk een heel mooi woord, maar snuffelen heeft misschien … Het is een keer proeven. Bij VDAB noemen ze dat een beroepsverkennende stage, maar ik vind dat dan weer een saai woord. Het is wat het is. Een beroepsverkenning kan ook, maar het woord is minder belangrijk, u begrijpt wat ik bedoel.
Men is bezig aan de rekenmodule. De doelgroep zieken is hier misschien niet direct de juiste doelgroep, maar de rekenmodule kan wel relevant en inspirerend zijn voor andere groepen. Je zult dus nooit perfect kunnen zeggen wat het effect van werken is. Dat is afhankelijk van belastingen, kinderen en lasten, maar je moet toch een aantal zorgen kunnen wegnemen.
Onderschat die langdurig zieken ook niet want dat is een heel diverse groep. Je moet eigenlijk uitgaan van wat mensen kunnen en niet van wat ze niet meer zullen kunnen. Ik zal een voorbeeld geven uit het leven gegrepen. Ik ben in Gent op bezoek geweest in het Universitair Ziekenhuis, waar men zeer intens werkt aan revalidatie. Daar was een schilder die bij een beroepsongeval zijn hand had verloren, maar ondertussen werkt hij terug als schilder. Het was een zelfstandig schilder. Men heeft die man begeleid, onmiddellijk na wat hij heeft meegemaakt. Ze hebben een kunsthand kunnen plaatsen en hij werkt ondertussen opnieuw. Ik vermoed dat hij nu in loondienst werkt bij de stad als schilder, maar hij kan opnieuw doen wat hij echt wilde doen. Dat is met heel intense begeleiding gebeurd.
Die man zei dat hij door een periode was gegaan waarin hij dacht dat hij nooit meer zou kunnen schilderen terwijl hij dat zo graag doet, maar toch is het gelukt. Je mag dus niet te snel denken dat mensen die langdurig ziek zijn of iets meegemaakt hebben niet meer in de bouw kunnen werken. Vandaag kan er heel veel. Het gaat ook over mensen overtuigen. Ik zou die groep niet afschrijven.
Ik heb dit voorbeeld gegeven, maar ik geef toe dat je daar geen 90 procent van in de bouw kan laten werken, maar de bouw is ook niet meer wat die was. Daarin zijn ook heel wat andere functies die niet op de werf zelf zijn, maar eerder logistiek van aard, je verplaatsen met de auto of met de heftruck. Er zijn zoveel zaken die misschien wel interessant zijn en ook kunnen voor mensen die terugkeren uit bijvoorbeeld een periode van burn-out. In de bouw werk je buiten. Die groep is zo divers dat je ze niet onmiddellijk mag afschrijven.
IBO is ook voor een werkzoekende interessant want je hebt vaak werk in het vooruitzicht. IBO is tot stand gekomen als compromis met de sociale partners. Je kunt daar moeilijk opeens het federale sokkelstatuut laten vallen met de opbouw van rechten, zoals bij duaal leren. Er zijn ook strikte voorwaarden voor IBO. Zo is het maar voor zes maanden. Maar ik sta voor alles open en ben bereid om alles op te nemen met de sector.
Uw opmerking over de beperking van de werkloosheid in de tijd dan. Ik heb gisterenochtend ook op de radio gezegd dat ik opensta voor degressiviteit met een sociale component want sommigen gaan te diep. Over de afschaffing ben ik minder enthousiast. Dat lost niets op want mensen komen dan terecht in een leefloon. Het probleem is dus niet opgelost. De opmerking gisteren tijdens de plenaire – u hebt dat niet gezegd – dat de werking van VDAB afgezet moet worden tegen het aantal sancties, vind ik fout. Er moet gesanctioneerd worden als mensen de regels niet naleven, maar eigenlijk is het hoofddoel van VDAB om zoveel mogelijk mensen aan de slag te helpen. Daar heb ik heel veel ... (onverstaanbaar)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik vond het een interessant antwoord. Ik ben er ook van overtuigd dat we een deel langdurig zieken zullen bereiken voor de bouw en andere sectoren want het moet inderdaad ruimer worden gezien. Die logistieke functies zijn daarin belangrijk.
Ik denk vooral dat in het hoofd van de werkgevers de omslag moet worden gemaakt naar wat iemand die langdurig ziek is wel nog kan en dat ook de persoon in kwestie gewezen moet worden op wat die wel nog kan en waard is. Het is belangrijk om die sneller te kunnen ‘pakken’ dan nu, want het duurt allemaal veel te lang. Ik kijk uit naar de maatregelen die u zult nemen ... (onverstaanbaar). Ik hoop dat het niet te lang meer duurt en dat minister Vandenbroucke bereid is om samen met u kort op de bal te spelen en daarover een samenwerking op te starten, want de nood is hoog en de tijd dringt om het aan te pakken.
Ik denk bijvoorbeeld ook aan de zorg. Ik ken mensen in mijn omgeving die aan hun heup geopereerd zijn en daarna wel opnieuw aan de slag konden, maar niet in dezelfde functie omdat die te belastend was. Ze kunnen dan wel andere dingen doen, bijvoorbeeld een logistieke functie, maaltijdbedeling en dergelijk meer, maar daar was het probleem dat het andere personeel dit moeilijker aanvaardde. De baas laat zoiets moeilijker toe omdat er van alle kanten opmerkingen komen over het feit dat iemand dan wel die job mag uitvoeren en een ander niet. Soms zit daar ook het probleem. Ik denk dat we daarover moeten waken en dat werkgevers moeten nadenken over hoe ze die flexibiliteit mentaal beter kunnen overbrengen naar het personeel want het is een win-win, zowel voor het personeel als voor de werkgever.
Met betrekking tot de degressieve werkloosheid, zoals u het noemt, hoop ik dat u aan de slag gaat met de ministers op federaal niveau. Ik denk dat dit ook een oplossing is, niet alleen voor Vlaanderen maar ook voor de andere regio's, om meer mensen aan het werk te krijgen, vooral dan in Brussel en Wallonië.
De vraag om uitleg is afgehandeld.