Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Misschien is het moment al gekomen om het over een aantal opvolgingstaken te hebben, maar ik zal beginnen met de algemene vraag.
Op 4 februari keurde de Vlaamse Regering het personeelsplan 2022-2024 van het agentschap Zorg en Gezondheid goed. Het zal u niet verwonderen dat wij daar met interesse naar keken om te zien wat de impact is van de lessen die we de voorbije jaren hebben geleerd. De nota die bij deze beslissing hoort, schetst een heel helder beeld van het verleden. In de voorbije tien jaar moest 20 procent van het personeelsbestand afvloeien. Als we dat dan samenleggen met de uitdagingen voor de toekomst, dan blijkt dat die uitdagingen – en dat is geen verrassing – niet min zijn.
Veel van de taken die in de nota geschetst worden, zorgen voor een direct terugverdieneffect, zoals sensibiliserend werken, een gecoördineerde aanpak, financiële controle op subsidies, anticiperen op mogelijke gebeurtenissen of dreigingen.
In functie van de opmaak van een nieuw personeelsplan werd het agentschap afdeling per afdeling doorgelicht en onderworpen aan een risico-inschatting. Op basis hiervan luidt het oordeel: om het volledige takenpakket van Zorg en Gezondheid in de toekomst voldoende kwaliteitsvol uit te oefenen, is er nood aan een toevoeging van 104,46 vte’s binnen de organisatie. Een tabel voor deze uitbreiding steekt in een overzichtelijke bijlage.
Uiteindelijk stond de Vlaamse Regering, in plaats van 104,46 vte’s, een uitbreiding toe van 45,8 vte’s. Dat is uiteraard een goede zaak want elke extra aanwerving die inhoudelijk aangetoond, relevant en belangrijk is, ondersteunen wij. Maar het valt toch op dat dit minder dan de helft is van het gevraagde aantal in de nota en door de opmakers van de scan noodzakelijk geacht. Er werd een prioriteringsoefening uitgewerkt om het alsnog met die 45,8 extra vte’s te kunnen trekken.
Wanneer we de tabellen met de gevraagde personeelsbezetting naast deze van de toegezegde leggen, dan zien we dat er op twee niveaus wordt ingegrepen. De nodenstudie ging uit van 54 bijkomende adjuncten van de directeur, maar dit aantal wordt teruggebracht naar amper 7 en in plaats van 20 nieuwe deskundigen in te schakelen, komen er slechts 9 bij. Jullie zullen zich onder andere met de vorige vraag in het achterhoofd niet verrast weten dat ik mij dan toch de vraag stel op welke manier dit verklaard kan worden en wat daar de beleidsimpact van is in de komende jaren.
Hoe verklaart u het toch wel grote verschil tussen de bijkomende 104 medewerkers die nodig blijken om het takenpakket van het agentschap Zorg en Gezondheid voldoende kwaliteitsvol uit te oefenen en de 46 extra personeelsleden die toegezegd werden? Hoe verliep de prioriteringsoefening? Wie werkte hieraan mee? Was er een concreet getal vooropgezet waarop geland moest worden?
Welke taken of uitdagingen sneuvelden tijdens de prioriteringsoefening? Welke bijkomende deskundigheid bleek niet langer nodig?
Hoe verklaart u de beslissing dat het niveau van de adjuncten, waar een versterking met ruim de helft was gewenst, slechts een kleine aanvulling krijgt? Om welke concrete jobinvullingen gaat het hier?
En de hamvraag natuurlijk: zal het volledige takenpakket van Zorg en Gezondheid in de toekomst voldoende kwaliteitsvol uitgeoefend kunnen worden met het personeelsplan dat nu werd afgeklopt? Is het agentschap op deze manier structureel klaar voor crisissituaties zoals we de voorbije jaren zagen? De mensen hebben zeer hard gewerkt en het is goed om de plannen die u daarrond hebt, in het parlement ten gronde te bespreken.
Minister Beke heeft het woord.
Collega, zoals in de nota aan de Vlaamse Regering vermeld, is het zowel budgettair als organisatorisch niet mogelijk om op korte termijn 104,4 vte’s extra op te nemen binnen Zorg en Gezondheid. We doen vandaag een belangrijke inspanning waarbij we in de eerste plaats focussen op de meest urgente prioriteiten met 45,8 vte’s of afgerond 46 vte’s. De 46 vte’s betekenen een stijging van 20 procent ten opzichte van het aantal vte’s ‘as is’. Ik ben dus heel tevreden dat we die stijging kunnen realiseren en dat het agentschap versterkt wordt na deze moeilijke periode.
De prioritering is gebeurd door de directieraad van Zorg en Gezondheid, met ondersteuning van de hr-business partner van Zorg en Gezondheid. Deze oefening werd begeleid door Möbius. De directieraad van Zorg en Gezondheid heeft geprioriteerd op basis van twee scenario’s, namelijk een scenario dat focust op beleidsprioriteiten en een scenario dat focust op een verlaging van de voornaamste risico’s. Er was geen vooropgezet getal waarop geland moest worden. De 46 vte’s is uit de interne oefening gekomen. De Vlaamse Regering heeft deze ten volle geassumeerd.
De focus is gelegd op milieugezondheidszorg – de impact van het milieu op onze gezondheid, ik hoef niet te verwijzen naar de onderzoekscommissie rond PFOS en de noodzaak om dit team en thema te versterken met meer dan 36 procent – en op het in de praktijk brengen van de geleerde lessen uit de covidcrisis. We hebben het agentschap Zorg en Gezondheid in deze commissie naar aanleiding van de nota’s over die noodzaak kunnen horen. Die nemen wij integraal over.
Andere opdrachten waarvoor versterking nodig is zullen minder snel of uitgebreid kunnen gebeuren dan dat zou mogelijk zijn met 104,46 extra vte’s. We denken hierbij aan de extra opdrachten of beleidsinitiatieven binnen ziekenhuizen en fysische revalidatie, geestelijke gezondheidszorg en psychosociale revalidatie, thuiszorg, ouderenzorg en de erkenning van nieuwe zorgberoepen. Ook in de transversale thema’s en ondersteunende diensten wordt minder bijkomend geïnvesteerd, maar hier kan in het kader van de fusie met het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) naar optimalisatie en efficiëntiewinst worden gekeken, bijvoorbeeld internationaal beleid, communicatie, personeel en organisatie.
Het aantal vacante plaatsen op niveau A moet worden samengeteld. Dit wil zeggen dat de 7 adjuncten van de directeur, 12 adviseurs en 1 informaticus moeten worden samengeteld om tot 20 vte’s te komen. De 12 adviseursplaatsen kunnen in eerste instantie ingevuld worden door adjuncten van de directeur. Deze adjuncten van de directeur kunnen nadien, via uitgeschreven loopbaanpaden, evolueren naar een A2-plaats. De budgettaire impact is berekend op 20,2 vte’s op niveau A1.
Zorg en Gezondheid zal voornamelijk op zoek gaan naar specifieke profielen zoals mensen met kennis over de impact van het milieu op onze gezondheid en kennis van infectieziekten. We blijven ook steeds nood hebben aan beleidsmedewerkers. Daarnaast zullen we ook financiële profielen en data-analisten werven.
Binnen deze uitbreiding zetten we specifiek in op milieugezondheid en infectieziektebestrijding om structureel sterker te staan in nieuwe crisissituaties. We voorzien bijvoorbeeld een ‘crisis preparedness cell’ van vijf vte’s. Het is deze cel die, met input vanuit de afdelingen en de sector, het agentschap zal helpen om zich voor te bereiden op een eventuele nieuwe crisis.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. De oprichting van de ‘crisis preparedness cell’ is een goede zaak. Die moet inderdaad een brede scope hebben want we onthouden ook uit eerdere gedachtewisselingen rond de volgende crisis dat we ons niet mogen voorbereiden op de vorige crisis, maar dat die er waarschijnlijk anders zal uitzien dan wat we de voorbije jaren hebben meegemaakt.
Ik ben ook benieuwd – maar dat is een zeer breed debat – hoever het staat met de fusie en de integratie met het Departement Welzijn en wat de concrete timing is om daar verdere stappen in te zetten.
Ik heb twee aanvullende vragen. U zegt dat er een stijging van 20 procent is en dat u daar zeer fier op bent. Ik gun u dat gevoel van fierheid, maar de waarheid gebiedt ons ook te zeggen dat er de voorbije tien jaar – zoals ik ook al in mijn vraagstelling zei – 20 procent bespaard is. We moeten hier dus niet schermen met een uitbreiding van het agentschap Zorg en Gezondheid. Dit is hoogstens een historische correctie van besparingen waarvan we de voorbije twee jaren gemerkt hebben dat het in de praktijk in urgente situaties een nefaste besparing was. U hebt zelf verwezen naar de PFOS-commissie en naar wat er daar speelt. Ik wilde het niet per se doen omdat het anders altijd naar hetzelfde voorbeeld terugkeert. We hebben ook gemerkt dat we rond een aantal andere structurele uitdagingen niet of te weinig gewapend waren. Ik ben blij dat de prioriteiten nu wel geschetst worden. Dat betekent natuurlijk in een context dat de uitdagingen steeds groter worden, dat er zeer weinig domeinen verdwijnen en dat er de facto geen uitbreiding is ten opzichte van wat de situatie tien jaar geleden binnen het agentschap was.
Ik ben dan ook benieuwd: ten eerste, u zegt dat er budgettair en operationeel nog de ruimte was om meer dan het vastgelegde aantal te doen. Maar is er een timing of een plan rond de verdere aanvulling? Want ik vermoed dat ook de prioriteiten die daar op tafel lagen, niet onder de mat te vegen zijn. Op welke manier zullen die tussentijds opgevolgd worden en wat is de timing om de rest van de nood te lenigen? En ten tweede, in het algemeen: Möbius en hr zijn hierbij betrokken, maar op welke manier hebben de leidinggevenden binnen het agentschap, de directeur-generaal, geantwoord op het feit dat slechts een kleine helft van de nood die aangetoond was, ingevuld is?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het gaat toch om een aanzienlijke verhoging van het personeelsbestand. Dat is ook iets waar we met onze conceptnota ‘Paraatheid pandemie’ die de voorbije weken in dit parlement en in deze commissie besproken is, duidelijk een aanzet toe gegeven hebben. We zijn dan ook tevreden dat daar gevolg aan gegeven wordt. We denken ook dat in de fusieoperatie met het departement waarschijnlijk nog een aantal efficiëntie-oefeningen gedaan kunnen worden en dat er dus ook nog een aantal profielen zullen vrijkomen om effectief ingezet te kunnen worden.
Minister, het is bekend dat het agentschap Zorg en Gezondheid de laatste jaren ondertussen veel gebruikgemaakt heeft van consultancy om zich te laten bijstaan onder andere in de coronacrisis. Zullen de extra personeelsleden ervoor zorgen dat die consultancykosten de volgende jaren ook zullen afnemen?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, het agentschap Zorg en Gezondheid moet een geoliede machine zijn. Dat bleek voldoende de voorbije jaren doorheen de pandemie, maar ook daarnaast staat u samen met het agentschap in voor de besteding van ongeveer een kwart van de Vlaamse middelen. Collega’s verwezen er ook al naar, uzelf ook, dat ondanks de uitbreiding van de takenpakketten er al drie personeelsbesparingsrondes zijn doorgevoerd het laatste decennium. Zorg is een grote prioriteit, ook voor ons. Niet voor niets is ook uw partij vragende partij voor de verdere overheveling van bevoegdheden rond zorg en welzijn van het federale naar Vlaamse niveau, waar ze thuishoren. Er ligt dus nog veel werk op de plank. De noden en uitdagingen zoals beschreven in de nota zijn duidelijk. Daarvoor zou bijkomend personeel – men schetst dat in de nota – nodig zijn.
Nu, uit de nota blijkt dat het momenteel inderdaad budgettair-organisatorisch niet mogelijk is om de nodige personeelsleden op te nemen. En de nu bijkomende vte’s zouden vooral ingezet worden rond milieu- en gezondheidsbeleid – PFOS en PFAS is daar inderdaad niet vreemd aan – en rond de lessen die getrokken werden uit de coronapandemie.
Maar er is ook nog heel wat in het regeerakkoord dat wacht op uitvoering. Er zijn allerhande studies en optimalisaties. Maar ik denk ook aan de nieuwe visievorming rond de woonzorgcentra en de ouderenzorg. De vraag is dan ook of die plannen in gevaar komen door de beperkte uitbreiding en de focus rond milieu- en gezondheidsbeleid, en de lessen uit corona. Hebt u nu reeds een planning rond het verdere personeelsbeleid?
Minister Beke heeft het woord.
U hebt mij de vraag gesteld wat de reactie was van de topman van het agentschap Zorg en Gezondheid. Toen ik hem heb gezegd dat we zijn agentschap met 46 vte’s zouden versterken, was hij daar bijzonder tevreden over. Want dat was zijn vraag. Ik heb dat ook al in mijn antwoord aangegeven in de vraag naar prioriteitenstelling, om 46 vte’s erbij te kunnen krijgen, samen met Möbius. En dat heeft de Vlaamse Regering integraal gehonoreerd. Daar is niet op afgepingeld, daar is niet op afgedongen. Dit is wat wij ook gehonoreerd hebben. Dus hij was daar bijzonder tevreden mee.
Het zal nu zaak zijn om deze mensen op het terrein ook te vinden. Er is zoiets als arbeidskrapte, zoals u weet. Dus ik hoop dat we ze kunnen vinden. Het doet mij wat denken aan andere discussies die we ook al gehad hebben: er komen meer en meer mensen, maar ze vinden is een andere zaak. Dus ik zal bijzonder tevreden zijn, net zoals de topman van het agentschap, als we deze 46 bijkomende mensen kunnen aanwerven, en ze ook duurzaam bij ons kunnen weten te houden.
Ik wil ook zeggen dat ik niet zomaar een administratie van twintig jaar geleden zou vergelijken met vandaag. Ik denk dat geen enkele administratie van twintig jaar geleden zomaar kan worden vergeleken met vandaag. Administraties moeten slagkrachtig zijn, performant zijn, en ik wil van de gelegenheid gebruik maken om het hele agentschap ontzettend te bedanken voor alles wat zij in deze moeilijke periode uit de kast hebben gehaald. Als we aan de Europese top staan inzake vaccinatie, dan is dat omdat dit agentschap dat heeft opgenomen, en daarvoor een aantal andere uitdagingen niet aan de kant heeft geduwd, maar ook mee heeft opgenomen. Mijn appreciatie voor het agentschap en de mensen die daar werken is bijzonder groot.
Maar laat ons ook eerlijk zijn. Er wordt gezegd om een administratie van twintig jaar geleden te bekijken, en te vergelijken met een administratie van vandaag. Maar intussen wordt er ook gedigitaliseerd, worden er methodes gewijzigd. We hebben bijvoorbeeld, om nu maar een voorbeeld te geven, tijdens de PFOS-commissie gesproken over hoe we nu in de toekomst naar detectie kunnen gaan. Hoe kunnen we data op elkaar afstemmen om vandaar signalen te hebben, zodat we dat niet alleen vanuit de dossiers moeten doen, enzovoort. Er is dus ook binnen de administraties een grote dynamiek ontstaan, en dat is ook in deze administratie zo. Daar moeten we ook verder op inzetten.
Ik denk ook dat we moeten blijven kijken naar wat nu de kernopdrachten zijn van een overheid, en wat de andere opdrachten zijn. Collega Parys, natuurlijk zijn dat ook een beetje communicerende vaten. De externe ondersteuning is er door corona ook gekomen om snel op de bal te kunnen spelen. En dat wordt nu een stukje verduurzaamd binnen de eigen overheidsdienst. En ik denk dat dat een goede zaak is, om op die manier ook duurzaam die expertise bij ons te houden en op te bouwen, en niet telkens van nul te moeten beginnen.
Er zijn ook een aantal andere trajecten die lopen om het een en ander efficiënt te kunnen doen, en om te bekijken hoe dat op de meest performante manier kan gebeuren.
En nog eens vergelijken met twintig jaar geleden: toen zat daar ook de koffiebedeling, de postbedeling en een aantal andere zaken in. Sindsdien wordt er ook wel binnen een administratie op een andere manier gewerkt. We hebben andere soorten profielen nodig dan twintig jaar geleden. Ik hoop dat we die zullen kunnen vinden in een oorlog om talent die op dit ogenblik bijzonder hevig woedt.
Mijnheer De Reuse, u zegt dat een kwart van de overheidsmiddelen naar het agentschap gaat, maar ik wil dat een beetje nuanceren. We hebben ook nog het Agentschap voor Personen met een Handicap. Dat zit er niet in. We hebben een agentschap Opgroeien. Dat zit er niet in. Er is de hele jeugdhulp, de investeringen in de kinderopvang en de investeringen in personen met een handicap. Ook het groeipakket zit er niet in. Het is dus niet volledig de 13,5 miljard euro waaraan u allicht refereert die naar het agentschap Zorg en Gezondheid gaan. Er zijn nog een aantal andere agentschappen die in de uitvoering van hun opdrachten met die middelen aan de slag gaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het aanvullend antwoord.
Ik wil me aansluiten bij uw woorden van appreciatie voor de mensen van het agentschap. Ik heb zowel via deze commissie als via andere werkzaamheden al heel vaak gemerkt hoe hard daar gewerkt wordt en welk engagement er is, ook de voorbije twee jaar, om de rol van ‘civil servant’ waar te maken, om een Vlaams gezondheids- en zorgbeleid waar te maken. Die ambitie is daar iedere dag aanwezig en dat siert alle mensen die daarbij betrokken zijn.
U zegt dat we niet met 20 jaar geleden moeten vergelijken. U kunt ons dat verwijten, maar u kunt ons niet verwijten dat wij een nota lezen die op de Vlaamse Regering komt. Daarin staat duidelijk dat er in de voorbije 10 jaar 20 procent is bespaard op het agentschap en dat dit een probleem is omdat het zijn kerntaken niet meer kan vervullen. Om dat te kunnen, hebben ze 104,46 vte’s nodig. En dan zien wij de beslissing van de Vlaamse Regering dat daar maar 45,8 vte’s aan toegevoegd worden. Dan lijkt het mij zeer logisch dat wij hier in het parlement de vraag stellen wat de impact is van het feit dat er op de andere 60 bijkomende vte’s niet is ingegaan. Ik ben vandaag niet overtuigd. U hebt een aantal lessen getrokken en er worden een aantal stappen gezet, maar ik ben er niet van overtuigd dat ons agentschap klaar is om alle beleidsuitdagingen aan te kunnen die zij zelf hebben aangevoeld en die in het regeerakkoord zijn geschetst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.