Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, eind vorig jaar heeft de Federale Regering beslist dat het zorgpersoneel in ons land zich verplicht zou moeten laten vaccineren tegen corona. Zo niet, zouden zij hun arbeidsovereenkomst verbroken of geschorst zien. Het was de bedoeling dat op 1 april hiervoor de deadline zou verstrijken. U sprak zich toen uit als een duidelijke voorstander van deze verplichte vaccinatie.
Maar ondertussen blijk het wetgevende werk ter zake vertraging te hebben opgelopen, en de deadline zou nu worden opgeschoven richting 1 juli.
Ondertussen zijn er de voorbije weken in de Kamer boeiende hoorzittingen geweest over onder andere de wenselijkheid van een verplichting tot vaccinatie. Concreet voor wat de verplichte vaccinatie bij zorgberoepen betreft, is er ook nog steeds de problematiek van de chronische overbelasting van en de schaarste aan zorgpersoneel.
Net vanwege dat laatste was er bij werknemersorganisaties steeds enige terughoudendheid ten opzichte van de verplichting op straffe van ontslag of schorsing. Ook de topvrouw van Zorgnet-Icuro, Margot Cloet, die zich in het verleden duidelijk uitsprak voor een verplichting, kijkt in recente verklaringen een stuk genuanceerder naar deze kwestie. De urgentie lijkt te zijn ingehaald door de evolutie van de gezondheidscrisis en misschien ook de nieuwe inzichten rond transitie en vaccinatie.
Ondertussen krijgen we immers, bijvoorbeeld bij monde van WHO-topman (Wereldgezondheidsorganisatie) Hans Kluge, voorzichtig positieve signalen dat de pandemie in Europa in een eindfase zou kunnen zitten.
Minister, hoe kijkt u naar het federale uitstel voor de verplichte vaccinatie van het zorgpersoneel?
Blijft u onverkort voorstander van een snelle verplichting?
Verschaffen de hoorzittingen in de Kamer en anderzijds de positieve signalen over de epidemiologische toestand u nieuwe inzichten?
Plant u hierover verder overleg met uw collega-ministers en met de sociale partners uit de zorgsector?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, van een snelle verplichting kunnen we niet meer spreken, want het debat is in juli aangesneden, denk ik, en we zijn intussen half februari. Dus je kunt moeilijk zeggen dat dat snel is. Maar dat terzijde.
De verplichte vaccinatie van zorgpersoneel kan alleen maar als daar een juridisch kader voor aanwezig is. Het is belangrijk dit traject grondig te laten verlopen en rekening te houden met een aantal adviezen die hiertoe afgeleverd worden. Het federale wetsontwerp zal pas later in werking kunnen treden aangezien de verwerking van het advies van de Raad van State nog moet gebeuren.
Mijn uitgangspunt inzake vaccinatie is eigenlijk niet gewijzigd. Voor mij betekent vaccinatie immers jezelf en anderen beschermen, en op die manier bijdragen tot een normaal functionerende samenleving. In Vlaanderen zitten we op dit ogenblik aan meer dan 95 procent van de mensen in de zorg die gevaccineerd zijn. Dus men heeft toch wel heel sterk deze oproep gehoord, en men is daar ook in gevolgd.
Momenteel zetten we maximaal in op vrijwillige vaccinatie, met stimulerende maatregelen in naam van de volksgezondheid. In het parlement heb ik dat al eens nudging genoemd. Op die manier zijn we erin geslaagd om een zeer hoog vaccinatiepercentage te behalen, zeker ook bij zorgverleners. Ik denk dat wij intussen 12 à 13 procent extra ‘uptake’ hebben gehad sinds we daar in de zomer extra inspanningen voor hebben geleverd.
Ik meen nog steeds dat een maximale vaccinatiegraad in de zorg belangrijk is om de meest kwetsbaren in de samenleving zo goed als mogelijk te beschermen. Het maakt deel uit van het zorgzaam omgaan met patiënten. Je moet evenwel mensen alleen dingen opleggen als het echt niet anders kan. In een epidemie is dat uiteindelijk variabel in de tijd en afhankelijk van steeds verschuivende contexten: de virulentie van het circulerend agens, de incidentie, de mate van bescherming aanwezig in de samenleving, enzovoort.
Ik wil in dit dossier dus zeker rekening houden met de evolutie van de epidemiologie, zowel qua verspreiding van de ziekte in de samenleving als qua ziekenhuisopnames en intensieve zorgen. De hoorzittingen in de Kamer zijn boeiend, maar brachten nog niet echt volledig ongekende aspecten of meningen naar voren. Ik zal daarover met de verschillende collega’s van Volksgezondheid op het gepaste moment overleg plegen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik hoop dat ze onze besprekingen in het parlement niet te vaak op deze manier bespreken, maar soms zal dat misschien ook wel het geval zijn. Maar het was een zeer subtiele omschrijving van uw appreciatie van de hoorzittingen.
Bedankt voor uw antwoord. De basisdoelstellingen om een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te bereiken deel ik uiteraard.
Wij waren in het begin mee voorstander om de vaccinatieverplichting bij zorgpersoneel grondig juridisch te onderzoeken en voor te bereiden. Ik ben blij dat u zegt dat er altijd gekeken zal worden naar de nieuwe inzichten die er ontstaan over de verspreiding van het virus, de epidemiologische toestand en zo verder. In dat opzicht zal het ook een stuk een vraagteken zijn wat er in de komende weken en maanden nog verder gebeurt, zonder daar een definitief scenario over te maken want de voorbereidingen blijven uiteraard lopen op federaal niveau om een aantal stappen te zetten.
Ik heb toch een aantal aanvullende vragen, maar wil eerst nog een compliment maken. Ik ben blij dat u in tussentijd nooit hebt gewacht om die nudging op gang te trekken en dat er inderdaad geen tijd is verloren, want u weet dat wij van dezelfde mening waren dat de invoering waarschijnlijk geen snelle invoering zou zijn en dat het veel langer zou duren dan sommigen lieten uitschijnen bij de communicatie daarover.
U gaat uit van een vaccinatiegraad van 95 procent in de zorgsector. Geldt dat ook voor de boosters? Op welk percentage zitten we inzake de derde dosis?
We kunnen de wetgeving natuurlijk al voorbereiden, maar je hebt ook de hele operationele kant van de zaak. Stel dat de vaccinatieverplichting in de zorgsector ingaat vanaf 1 juli en niet vanaf 1 april, dan blijft het risico bestaan dat er een grote uitval is, ook van die 5 procent in Vlaanderen die niet gevaccineerd is. Dat zal natuurlijk op sommige plaatsen weinig impact hebben maar op andere plaatsen heel veel impact. Hebt u al werk gemaakt van een impactanalyse? Waar zitten die mensen? Welke sectoren of voorzieningen komen dan het meest in het gedrang? Op welke manier zal die uitval opgevangen worden als die stappen op federaal niveau verdergezet worden?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, onze partij is nooit voorstander geweest van een verplichte vaccinatie. We zijn voor vaccinatie, maar het moet een vrije keuze zijn voor iedereen, dus ook voor de mensen die werken in de zorgsector. Vandaag is de situatie met omikron natuurlijk helemaal anders dan in november en daarnaast neemt het draagvlak voor een verplichte vaccinatie in de zorg af.
In Vlaanderen hebben we een vaccinatiegraad in de zorg van 95,46 procent. Dus 4 tot 5 procent van de medewerkers is niet gevaccineerd en zoals mevrouw Cloet zegt: is het op dit moment wel aan de orde om mensen te ontslaan of te schorsen? Het is al een sector die met een groot personeelstekort kampt. Onze fractie hoopt dan ook dat het voorstel van de verplichte vaccinatie in de zorg niet uitgesteld wordt maar volledig van de tafel wordt geveegd.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, we ondersteunen in grote lijnen zeker uw visie. Het is belangrijk dat het wetgevend kader er komt. We kunnen nog niet voorspellen of het nodig zal zijn om alles te activeren en uitvoering te geven aan dat wettelijk kader, mogelijk wel, maar hopelijk zal het niet nodig zijn. Als het niet nodig is, moet je geen enkele verplichting opleggen. Maar als het wel nodig zou blijken, dan zal de overheid klaar zitten om dat snel te kunnen doen, en dat is belangrijk. Deze pandemie – en daar kunnen weinig mensen iets aan doen – heeft ons, heeft de overheden vaak in snelheid gepakt en dan is het goed dat alles klaarstaat voor het geval dat – laat ons hopen dat het niet nodig is – het virus opnieuw sterker wordt, de bovenhand krijgt en mensen opnieuw veel meer in gevaar brengt. Dus, volle steun van Vooruit voor deze politieke vooruitziendheid en alles klaar te houden wat mogelijk nodig zal zijn, maar laat ons hopen dat het niet nodig zal zijn.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, een aantal collega's heeft al gerefereerd aan de vaccinatiegraad van bijna 96 procent bij het personeel in onze zorgsector. Is daar wel nog winst te boeken? Als je kijkt naar de verplichte vaccinatie voor polio, dan ligt die zelfs nog een stukje lager. Het is dus maar de vraag of een verplichte vaccinatie eigenlijk wel zoden aan de dijk zet en of de schade die het opleggen mogelijk veroorzaakt wel in verhouding staat tot de eventuele winst die we daarmee in Vlaanderen nog zouden kunnen boeken. Dat is een principiële vraag waar ik toch wel graag een antwoord op zou willen hebben.
Een tweede vraag is eerder een procedurele vraag, minister. Als ik het goed voorheb, heeft de Raad van State een advies gegeven op het federale wetsvoorstel over verplichte vaccinatie. Ze hebben daarin gewag gemaakt van het feit dat het federaal ook geregeld moet worden voor de zorgsectoren die onder Vlaamse bevoegdheid vallen. Er is een probleem met het feit dat Vlaanderen die bevoegdheid niet zou hebben om aan het zorgpersoneel – dat dan wel Vlaams is – een vaccinatieplicht op te leggen. Is het wel opportuun? Is het wel mogelijk dat Vlaanderen dit juridisch-technisch zou invoeren? Ik hoor heel veel stemmen, minister, die heel veel twijfels hebben bij deze twee punten. Als u me hier een antwoord op zou kunnen geven, zou ik u zeer erkentelijk zijn.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We hopen allemaal dat we naar het einde van de pandemie gaan. Maar inderdaad, in de hoorzittingen in de Kamer zeggen alle experten dat er elk moment een nieuwe variant kan opduiken. We mogen wel optimistisch zijn, maar moeten tegelijk realistisch zijn. De verwachting is dat we in de herfst- en winterperiode weer opflakkeringen zullen krijgen. Zelfs als we in een endemische fase leven, zullen we moeten samenleven met het virus.
Het lijkt me wel evident dat we in de gezondheids- en welzijnssectoren – waar het meest kwetsbare en oudere personen leven – mogen verwachten dat de zorgverleners er alles aan doen om de mensen maximaal te beschermen. Hetzelfde geldt ook omgekeerd. Zorgverleners worden soms ziek door patiënten, door mensen die opgenomen worden wegens een andere aandoening en dan corona blijken te hebben. Het werkt in beide richtingen. Ik ben er in elk geval voorstander van dat het kader er komt omdat we gewoon niet weten wat er op ons afkomt.
In verband met het advies van de Raad van State wil ik er even op wijzen dat daar vragen werden gesteld met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel, met name de ongelijke behandeling tussen enerzijds de gezondheidsverstrekkers in de strikte zin van het woord, en anderzijds personen die ook in het kader van hun beroep in contact komen met patiënten – ik denk aan poets- en administratief personeel – waar geen vaccinatieplicht zou worden opgelegd. Stel dat we toch nog naar een vaccinatieplicht gaan, wat gaan we dan doen met het niet-medisch verzorgend personeel?
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb al eens het beeld gebruikt, dat is een algemene bedenking, ik ben het ermee eens dat we met twee woorden moeten spreken. Ik ben trouwens zo opgevoed. Zeker ook in deze pandemie moeten we met twee woorden spreken. Ik beluister iedereen, de experten, en ik hoor nu prognoses dat we nu een betere periode ingaan. Ik hoop dat ten zeerste maar ik deel de bezorgdheid van een aantal collega’s, dat het in het najaar nog niet helemaal voorbij zal zijn en dat we misschien toch materiaal in onze gereedschapskist willen hebben. Dat was het beeld dat ik gebruikte, dat geldt niet alleen voor dit issue. Het is belangrijk dat we materiaal in onze gereedschapskist hebben en houden voor het geval het nodig zou zijn, in de hoop dat we de kist niet moeten opendoen, maar als we ze moeten opendoen, dat we er niet opnieuw een half jaar of langer moeten over doen.
Twee, ik heb net gekeken op de website van Sciensano. In Vlaanderen is 89,8 procent van de zorgverstrekkers ondertussen ook geboosterd.
Dat is een mooi cijfer.
Wat de uitval van personeel betreft: wij kennen niet alle gegevens. Er is ook de privacy. Wij hebben daar niet alle informatie over, maar als we ervan uitgaan dat 95 à 96 procent gevaccineerd is, en we hebben nu toch heel moeilijke weken meegemaakt waarbij we soms tot 15 of 20 procent uitval van personeel gezien hebben in sommige sectoren, dan zet dat alles toch een beetje in perspectief. Ik deel wel de mening van iedereen hier dat we intussen onze inspanningen om te mobiliseren en te sensibiliseren, om te overtuigen en met weigeraars in discussie te gaan, moeten aanhouden. Er zijn een aantal mensen die geweigerd hebben omdat ze problemen hebben die met Novavax opgelost zouden kunnen worden, bijvoorbeeld omdat men allergisch is. Ik heb toch wat mailtjes gehad van mensen die zeggen: ‘We werken in de zorg. We willen wel gevaccineerd worden. We willen niet gestigmatiseerd worden als diegenen die alleen naar onszelf kijken. Alleen hebben wij een achtergrond die ons niet toelaat om te worden gevaccineerd.’ Dat kan met het nieuwe vaccin misschien meegenomen worden. Dat is toch ook nog belangrijk.
Wat betreft het advies van de Raad van State: ik heb het advies van de Raad van State op het federale voorstel gelezen. We kijken nu hoe het federale traject zijn weg zal gaan, hoe men daar juridische antwoorden zal geven op de bemerkingen die de Raad van State gegeven heeft en hoe wij ons er dan desgevallend op zullen aansluiten.
Het federale ontwerp zal dus nog verder zijn traject lopen. Zoals ik ook in het antwoord gezegd heb, zullen we dat dan ook te gepasten tijde bespreken.
In de slotrepliek van collega Vaneeckhout zullen we horen of hij het antwoord ook boeiend vond.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik vond het zeer boeiend en ik vond het ook een goede opstap naar de toekomst.
Minister, u hebt natuurlijk gelijk. Ik heb nog een aantal collega’s horen zeggen ‘laat ons het werk op een aantal gebieden verderzetten in de komende maanden, ondanks dat het er momenteel relatief goed uitziet.’ De vraag is inderdaad niet of het virus weg is, maar wanneer het weer opduikt in beperkte of in meerdere mate. Dat zal sowieso voor een stuk zo in het najaar zijn. Collega’s, we hebben dat ook van anderen gehoord. Gisteren zag ik nog experten die zeggen dat dit de komende tien, twintig jaar een aanwezige factor zal zijn, daarom niet in diezelfde mate.
We moeten dus inderdaad de gereedschapskist gereed houden. Die moet gevuld zijn en alle voorbereidingen moeten getroffen zijn. Dat wil natuurlijk ook zeggen dat we geen zaken hoeven uit te rollen als we inzien dat ze op dat moment geen meerwaarde hebben. Laat ons het voorbereidend werk grondig doen. Laat ons tegelijk blijven kijken naar hoe het verder evolueert. Collega’s, laat ons ook bij de instrumenten – ik weet dat dat soms moeilijk ligt – goed nadenken wat de pro’s, de contra’s en de effectiviteit van een bepaalde maatregel op korte en lange termijn zijn zodanig dat de gereedschapskist gevuld is met maatregelen die geschikt zijn om toe te passen. Dat is een bredere kwestie waar we het de komende maanden zeker nog verder over zullen hebben. Ik hoop ook dat de regering nadenkt over hoe we nu eindelijk de verdere golven van corona die we de voorbije twee jaar gehad hebben verder evalueren, want bijvoorbeeld de coronacommissie in het parlement heeft maar gewerkt tot net na de eerste golf. Er lijkt me wel nog wat werk aan de winkel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.