Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Bij het indienen van de vraag had ik niet gedacht dat de arbeidsparticipatie en het opkrikken van de werkzaamheidsgraad vandaag zo actueel zouden zijn. Ik zit dus recht in het hart van de politieke actualiteit. We gaan dat debat natuurlijk hier niet voeren, maar ik denk wel dat we het eens zijn dat we er alle baat bij hebben om te allen tijde alle talenten van zoveel mogelijk mensen aan te spreken en te benutten om ervoor te zorgen dat iedereen die dat wenst ook aan de arbeidsmarkt kan deelnemen.
Vanuit Welzijn kijk ik vandaag naar een iets of wat specifieke groep in dat thema: de slechthorenden. Dit is een afgebakende groep van mensen die zelf vaak aangeven dat ze door hun heel specifieke beperking worden afgesloten van sociale en arbeidsmatige activiteiten. Jaarlijks krijgen zo’n 3300 mensen de diagnose van slechthorendheid. Het spreekt voor zich dat dat een grote invloed heeft op je levenskwaliteit. Het gaat dan over sociaal isolement, een stukje verlies van zelfstandigheid, depressie, valproblematiek en cognitieve problemen. Kortom: er is een grote invloed op het dagelijks functioneren. Toch geven die mensen heel vaak aan dat ze graag aan de slag willen geraken of blijven ondanks hun auditieve beperking.
Nu, als we gaan kijken naar hoe we dat kunnen verwezenlijken, dan moeten we onderzoeken wat eigenlijk de hinderpalen zijn. Het is wat atypisch, maar in dit geval is die hinderpaal niet financieel, integendeel. Er is op dit moment een regeling die vanuit de Federale Regering komt – dat is RIZIV-materie (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) – waarbij die cochleaire implantaten waarover het hier gaat terugbetaald worden sinds 2019.
Wat wel speelt is heel erg taboe. Onderzoek toont aan dat mensen die te horen krijgen dat een klassiek hoorapparaat niet zal volstaan, en dat ze op zoek moeten naar een implantaat of een cochleaire gehooroplossing, gemiddeld 7 jaar wachten alvorens zij kiezen voor die oplossing. Het is ook zo dat van die 3300 gediagnosticeerden nog geen 10 procent er gebruik van zal maken. Men associeert dat met een handicap, met ouder worden. Dat is niet hip. Er komt een operatie bij kijken, en men beschikt niet of niet voldoende over niet-commerciële kennis en informatie. Dat blijkt een grote hindernis te zijn.
Als ik dat dan afzet tegenover het gegeven dat veel van deze mensen zeggen dat het hen onmogelijk wordt gemaakt om hun job, hun vrijwilligerswerk, hun sociale activiteiten te blijven doen, dan denk ik dat het van belang is dat we gaan bekijken wat we daaraan kunnen doen.
De link tussen slechthorenden en participatie wat betreft arbeidsmatige activiteiten wordt op dit moment ook onderzocht door een project van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen: ‘Hear Again, Work Again’. Daar gaat men de directe invloed na van het gehoorverlies op het werk. Men zoekt ook uit voor welke jobs deze mensen bijzonder goed in aanmerking komen. Nederland heeft daarin veel voorbeelden.
Minister, gelet op het hoge aantal mensen dat wegens gebrek aan informatie een daadwerkelijk beschikbare en terugbetaalde hooroplossing misloopt, lijkt het mij duidelijk dat een actuele informatiewebsite raad kan geven. Bent u bereid om dit of andere initiatieven, samen met de sector en de wetenschap, te onderzoeken, en om daar niet-commerciële, objectieve informatie aan te bieden, mogelijk via reeds bestaande platformen van de Vlaamse overheid?
Er zijn eigenlijk geen exacte data omdat er geen registratie is. In Nederland is dat wel beschikbaar. Zijn er plannen om deze specifieke vorm van beperking meer in kaart te brengen zodat we ons wat meer kunnen oriënteren als beleid?
Een derde vraag gaat over de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen, waar we niet concreet werken rond gehoorverlies, ook al weten we dat deze groep in grootte toeneemt. Bent u bereid om gehoorverlies mee op te nemen in de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen? Of ziet u andere mogelijkheden om deze groeiende groep mensen te bereiken?
Welk gericht beleid bestaat er vandaag voor deze doelgroep?
Minister Beke heeft het woord.
Op dit ogenblik is dit niet opgenomen in de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Maar dat betekent niet dat de Vlaamse overheid geen inspanningen levert op het vlak van preventie. Gehoorschade is een problematiek die op verschillende beleidsdomeinen betrekking heeft. We blijven dus meer gerichte acties naar specifieke doelgroepen continueren.
Er wordt systematisch gescreend op gehoorproblemen binnen Kind en Gezin en de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s). Zowel het onderzoek zelf als de registratie gebeurt gestandaardiseerd.
De Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ) heeft in opdracht van de Vlaamse overheid ter voorbereiding van onder andere de richtlijn ‘Horen’ binnen de CLB’s de beschikbare nationale en internationale wetenschappelijke informatie gebundeld. Een van de drie kerndoelstellingen van de standaard ‘Gehoor’ is de tijdige detectie van lawaaischade, onder andere voor leerlingen van het vijfde leerjaar en het derde secundair. Het infomoment dat bij deze test hoort, is een aangrijpingspunt om de leerlingen in groep te informeren en te sensibiliseren over mogelijke risico’s van te veel en te luide muziek en het gevaar voor blijvende gehoorschade.
De CLB’s alsook leerkrachten beschikken over sensibiliseringsmateriaal, zoals ‘Waarom zorg dragen voor het gehoor’, ‘Wat doet lawaai met het gehoor?’, ‘Wat is schadelijk?’. Er is leeftijdsadequate informatie over het gebruik van oortjes, een hoofdtelefoon en het bezoeken van fuiven en festivals.
Ook de mutualiteiten besteden binnen hun beheersovereenkomst als organisaties met terreinwerking regelmatig aandacht aan het thema gehoorschade en hoe dat te voorkomen. Enkele concrete voorbeelden zijn terug te vinden op hun websites. Specifiek binnen het uitgaansleven wordt door de vrijwilligers van Safe ’n Sound, de peer support werking van het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD), informatie gegeven rond gehoorschade. Daarbij worden onder meer gratis oordopjes uitgedeeld.
Ook binnen het Departement Omgeving wordt er aandacht geschonken aan het thema gehoor, waar er naast educatief materiaal een eenvoudige zelftest beschikbaar is.
Wat de data betreft, is er heel wat beschikbaar binnen Kind en Gezin en de CLB’s. Deze data worden ook bezorgd aan Zorg en Gezondheid. Voor oudere leeftijdsgroepen hebben we binnen Vlaanderen geen data beschikbaar. Het RIZIV beschikt over meer data naar aanleiding van behandeling van gehoorverlies
Zoals u weet, is de terugbetaling van hoorapparaten en cochleaire implantaten een federale bevoegdheid. Vragen die we hieromtrent krijgen, worden dan ook samen met het kabinet van minister Vandenbroucke bekeken, maar de uiteindelijke beslissing ligt bij hen. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) subsidieert allerhande hulpmiddelen voor personen met een auditieve handicap, zoals onder meer geluidsoverdrachtsystemen. Deze hulpmiddelen van het VAPH werken vaak in combinatie met klassieke hoorapparaten en cochleaire implantaten die door de federale overheid worden gesubsidieerd. Het VAPH verspreidt kennis en informatie over deze bijzondere hulpmiddelen via brochures en het digitaal platform Hulpmiddelendatabank, dat vrij toegankelijk is voor iedereen, professionals en personen met een beperking.
Los van de hulpmiddelen zetten we ook in op doventolken. Het VAPH kent het recht op tolkuren toe die ingezet worden bij tolkopdrachten in de leefsituatie. De VDAB en het Agentschap voor Onderwijsdiensten kennen rechten toe voor tolkuren in werksituaties en onderwijssituaties. Maar dit ontslaat ons niet om verder beleidsmatig mee na te denken.
In het kader van de interministeriële conferentie (IMC) over sport, welzijn, gezinnen en handicap zetten we onder andere inclusie, integrale toegankelijkheid en uitwisseling van data en kennis als thema’s op de agenda. Het is dus alvast onze bedoeling om hiervan werk te maken. Tijdens deze overlegmomenten zal deze problematiek dan ook meegenomen worden. Ik kan nog niet vooruitlopen op de acties die hier zullen uit voortvloeien.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vond het wel eens fijn om het over zelftesten te hebben in een geheel ander kader. Een mens zou vergeten dat er ook nog zelftesten zijn in andere beleidsdomeinen dan datgene waar we het hier erg veel over hebben.
Dank u wel om mij vanuit onze bevoegdheden een brede kijk te geven op wat er reeds gebeurt en vanuit welke hoeken we hierop inzetten. We hebben hier twee weken geleden de resolutie goedgekeurd voor een actiever en meer up-to-date hulpmiddelenbeleid. Ik geloof ook heel erg in de toegankelijkheid van de hulpmiddelen die er worden aangeboden.
Ik vind het bijzonder positief dat u dit mee wilt nemen naar de IMC, waar u er verder werk van wilt maken en waar de problematiek zal worden besproken. Het was mijn vraag om te bekijken wat er mogelijk is, weliswaar in afstemming met de federale overheid.
Ik heb geen bijkomende vragen.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
In december heb ik samen met vier andere collega's deze vraag ook al gesteld aan minister Crevits, want toen ging het over de 109 acties die de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft opgesteld om personen met een arbeidshandicap vlotter aan het werk te helpen. Dus ook in december was dit thema al heel actueel.
Dit is een doelgroep die we zeker niet mogen vergeten.
Het is inderdaad zo dat de cochleaire implantaten voor de mensen heel wat voordelen kan meebrengen. De groep van tussenkomsten is gelukkig door de federale overheid groter gemaakt. Toch hebben heel wat mensen schrik om de operatie te ondergaan omdat het vaak nog onbekend is. Je ziet het nog niet heel veel in het straatbeeld en zeker niet op de werkvloer.
U haalde aan, minister, dat de hulpmiddelen van het VAPH heel goed zijn en dat is inderdaad zo. Er is een belangrijke samenwerking met VDAB die de persoon mee opvolgt en die de goedkeuring moet geven om de hulpmiddelen op de werkvloer te gebruiken. Uiteraard, alleen een cochleair implantaat lost niet alles op. Het is heel belangrijk, minister, – en daar ligt een taak voor u en minister Crevits van Werk – om meer bekendheid te creëren rond het probleem op de werkvloer, en niet alleen naar de werkgever maar ook naar de collega’s. Het komt immers nog niet veel voor, en de mensen denken nog altijd dat ze heel hard moeten roepen tegen deze personen. De mondmaskers vormen ook een groot probleem.
De SERV heeft er een advies over uitgebracht, specifiek over dit punt, actiepunt 56, om een pakket van deskundige informatie en ondersteuning te geven bij selectie, aanwerving en tewerkstelling. Kunt u samen met minister Crevits een project opstellen om de doof- en slechthorendheid op het werk bespreekbaar te maken zowel voor de collega’s als de werkgevers?
De heer De Reuse heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het hoorimplantaat is een van de vele manieren die deze groep kan gebruiken om op de arbeidsmarkt – langer – actief te worden of te zijn. Er is inderdaad nog heel wat terughoudendheid bij heel wat van die mensen, en onwetendheid is waarschijnlijk een oorzaak daarvan. Ik steun zeker de vraag naar het actiever informeren van de mensen die in aanmerking komen en naar meer data. Meten is weten, dat wordt in deze commissie dikwijls gezegd.
De belangrijkste hinderpaal naar werk is dat de werkgevers voorbij de beperking moeten kijken en de talenten moeten ontdekken van die mensen. De beperkingen op de werkplaats zijn soms gemakkelijker te overwinnen dan op het eerste gezicht. Minister, u haalde de doventolken aan, maar via pictogrammen bijvoorbeeld kan ook al heel wat duidelijk worden gemaakt. Ik denk dat een grote kruisbestuiving tussen Welzijn en Werk nodig is. U verwees ook naar de IMC’s. In hoeverre is dat overleg structureel tussen uw departementen?
Binnenkort is er de beurs van REVAworx waar de Vlaamse overheid en het VAPH aan deelnemen en waar men zich specifiek richt op arbeid en beperking. Het aanbod is er natuurlijk breder dan de problematiek die we hier nu schetsen. Hoe zult u reclame maken voor die groep naar de arbeidsmarkt vanuit uw bevoegdheden?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is heel belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan naar gehoorproblemen, want het is niet enkel een probleem van ouderen, maar ook van jongeren. In 2018 heb ik een voorstel van resolutie ingediend over de preventie en sensibilisering rond gehoorschade en tinnitus, en dat werd unaniem goedgekeurd. Ik vroeg toen aandacht, niet alleen voor de sensibiliseringscampagnes, maar ook voor het correct gebruik van oordoppen. Als men die niet goed gebruikt, heeft het natuurlijk weinig zin. Wat wordt daar op dit moment rond gedaan? Dat is belangrijk willen we de gehoorproblemen voorkomen. We weten uit cijfers dat heel wat jongeren niet alleen tijdelijke maar ook blijvende tinnitus hebben. Dat werkt zeer beperkend. Het is een zeer zeer belangrijk aandachtspunt.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, in uw antwoord ging u sterk in op het luik preventie. Ter voorbereiding van deze vraag heb ik de vraag van collega Jans naar een aantal mensen met gehoorproblemen doorgezonden. Ik geef u graag hun bemerkingen mee.
Ten eerste, zij stellen dat bij het VAPH de procedures heel vaak lang duren. Vaak is het onduidelijk hoelang ze voor iets moeten wachten. De mensen vragen om de procedures sneller, realistischer en persoonlijker te maken. Tussen wat zij op de website lezen en wat er concreet ter beschikking is, zit soms dag en nacht verschil.
Een tweede opmerking is dat het moment dat ze getest worden altijd in een soort labosituatie is. Mensen die problemen hebben met hun gehoor moeten eigenlijk ook omgevingsgeluiden meenemen. Zij weten ook niet altijd vanuit welke richting het gehoor komt. Dat wordt vaak niet meegenomen in de labosituaties, waardoor ze als ze getest worden niet in aanmerking komen voor gehoorhulpmiddelen, maar die in de praktijk dan wel echt nodig hebben.
Ik was erg gecharmeerd door het voorstel van collega van der Vloet dat jullie samen met minister Crevits aan een project zouden werken. Mijn suggestie zou zijn om zeker mensen met ervaring bij dat project te betrekken, dus om werknemers met gehoorproblemen bij jullie project te betrekken, zodat jullie dat ook heel realistisch kunnen uitwerken.
Deze vraag gaat inderdaad over arbeidsparticipatie. Er is natuurlijk een belangrijk stuk voordien. Die kinderen en jongeren zitten op scholen. Ik kijk altijd naar een eerder moment. Als we pas ingrijpen op het moment dat ze op de arbeidsmarkt komen, om hen dan te begeleiden en zaken op te lossen, zijn we eigenlijk al te laat. Uiteraard is er de kant van de werkgever, zoals collega van der Vloet in haar vraag op 9 december aan minister Crevits heeft gesteld. Ik wil gewoon even aangeven waarom die cochleaire implantaten en tijdige en vroege implantaten zo belangrijk zijn. Collega’s, ik wil hier een oproep doen – dat kunnen we algemeen doen – aan het RIZIV in verband met de normen die men daar gebruikt. Als men niet langs weerszijde voldoende zwaar gehoorgestoord is, krijgt men het niet. Daardoor komen die kinderen vaak pas veel later tot ontwikkeling. Dat heeft impact, maar dat heeft ook impact op de vraag van collega Jans en de aansluitingen van de andere collega’s. Daar kunnen de RIZIV-uitgaven preventief – dat is dan het jammerlijke natuurlijk – werken voor de uitgaven die we in Vlaanderen zouden moeten doen. Het is dus nu eens omgekeerd. Ik wil die oproep hier in deze commissie naar aanleiding van dit onderwerp toch nog eens duidelijk naar voren brengen.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het VAPH zet samen met VDAB in op informatie-uitwisseling onder andere in overleg met Doof Vlaanderen. Samen zetten we in om die problematiek bespreekbaar te maken en oplossingen uit te werken.
Collega De Reuse, dat is net de reden waarom we verder inzetten op inclusie. Mensen met een beperking hebben een handicap als de omgeving niet aangepast is. Van die aanpassingen willen we werk maken. Dat kan niet enkel vanuit Welzijn, maar dat moet natuurlijk ingebed zijn in de hele samenleving die daar ontvankelijk voor moet zijn en zich daar ook voor moet durven en willen organiseren.
Collega De Martelaer, rond de aanvraagprocedure in verband met hulpmiddelen zijn er volgens mij geen wijzigingen meer gebeurd. Natuurlijk kan het nog beter. Ik zal uw suggesties meenemen.
Collega Daniëls, ik wil verwijzen naar ons antwoord dat we die problematiek inderdaad zullen meenemen naar de IMC. Dit paste voor mij helemaal binnen die brede inclusiegedachte.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Collega’s, ik wil jullie bedanken voor de zinvolle inbreng en vragen die er nog aan werden toegevoegd. Het is goed dat er ook heel specifieke aandacht is en blijft bestaan voor deze heel afgebakende groep van mensen met een auditieve beperking in het kader van de arbeidsmarkt, maar ook in het kader van inclusie en participatie. We volgen dat zeker verder samen op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.