Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het opnemen van de taal van de vader in de databank van Kind en Gezin
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Volgens de registraties van Kind en Gezin was in 2020 30 procent van de gezinnen anderstalig. In 2021 betrof het 23 procent. Na een meer gedetailleerde kijk op deze gegevens blijkt dat nuance toch nodig is. Kind en Gezin registreerde in het verleden immers enkel de taal die de moeder met haar kind spreekt. In onze maatschappij vandaag zijn er echter heel wat gezinnen waar de ouders een verschillende moedertaal hebben en er dus meer dan één taal wordt gesproken. Daarnaast is niet altijd de moeder de belangrijkste zorgpersoon in een gezin.
Sinds januari dit jaar registreert Kind en Gezin ook de taal die de tweede ouder spreekt. Als geen van beiden Nederlands spreekt, dan wordt er gepeild of die taal niet op een andere manier binnensijpelt in het gezin, en bij de kinderen. Dat kan bijvoorbeeld via buren, of via kinderopvang, babybabbels, enzovoort. Aangezien de cijfers van Kind en Gezin gebruikt worden voor onderzoek en het aanpassen van de dienstverlening, is dat een belangrijke stap. Het nieuwe registratiesysteem werd uitgetest bij drie lokale proefteams.
Ik las dat, in gezinnen waar de ouders een andere moedertaal hebben dan het Nederlands, door Kind en Gezin wordt aangemoedigd om die taal te spreken, eerder dan gebrekkig Nederlands. Wel wordt op zoek gegaan waar Nederlands toch kan worden opgepikt, zoals bijvoorbeeld in de kinderopvang of in het Huis van het Kind.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij de nieuwe werkwijze van Kind en Gezin met betrekking tot het taalgebruik in gezinnen, en de wetenschappelijke onderbouwing die daar de basis voor vormt?
De aangepaste, verfijnde registratie van anderstalige gezinnen ging van start in januari, maar werd al uitgeprobeerd in drie proefregio’s. Kunt u informatie geven over de invloed die de nieuwe registratie in de proefregio’s had op de cijfers met betrekking tot gezinnen waar andere talen worden gesproken?
Op welke manier past Kind en Gezin zijn dienstverlening aan aan gezinnen waar het Nederlands niet de moedertaal is?
Hoe gaat Kind en Gezin concreet te werk om het aanleren van het Nederlands te stimuleren in gezinnen waar er andere moedertalen worden gesproken?
In maart zou er een campagne komen om ouders ertoe aan te zetten nog meer te spreken met hun kind. Hoe zal die campagne er uitzien? Hoe wordt hierin een doelgroepenbeleid gevoerd, bijvoorbeeld voor anderstalige ouders?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, collega Schryvers heeft de vraag al geschetst.
Kind en Gezin registreert al jaren de taal die de moeder met een kind spreekt en neemt enkel die variabele mee, ook voor onderzoek. Het is een relatief beperkend gegeven omdat een kind in zijn opvoeding niet alleen in contact komt met de moeder. Ook de vader speelt een belangrijke rol, alsook zussen, broers, grootouders, tantes, nonkels kunnen mee de voornaamste voertaal in het gezin bepalen.
Omdat men enkel de taal van de moeder registreerde, worden dus veel elementen gemist, zeker in gezinnen waar bijvoorbeeld de moeder anderstalig is en de vader Nederlandstalig. Die kinderen werden beschouwd als thuis anderstalig. Daarom besliste Kind en Gezin om nu ook de taal van de vader te registreren. Bijkomend kijken ze ook naar andere manieren waarop het Nederlands wordt aangeboden als beide ouders geen Nederlands spreken met het kind. Dat kan via familie, de opvang enzovoort.
Het aanpassen van het registratiesysteem heeft ook impact op de begeleiding van het gezin. Zo zullen verpleegkundigen die in contact komen met het gezin, moeten proberen om toch het Nederlands aan te bieden. Ik zou bijna zeggen: Nederlands aan te bieden en niet enkel ‘toch aan te bieden’. Ook voor lokale teams die het nieuwe systeem moeten ondersteunen, veranderen er zaken.
Minister, waarom is er naast de taal van de moeder en nu de taal van de vader niet overwogen om ook de gesproken taal in het gezin op te nemen? Dat lijkt ons alles te omvatten.
Welke waren de reacties van de proefteams waar het nieuwe registratiesysteem werd uitgetest?
Hoe zal men extra inzetten op gezinnen waarbij de beide ouders een andere taal spreken dan het Nederlands en waarbij ook vanuit de omgeving niet veel Nederlands aangeboden wordt aan het kind?
Welke maatregelen zult u nemen om ouders aan te sporen toch Nederlands aan te bieden aan hun kind door het zelf te spreken of door de omgeving in te schakelen?
Op welke manier zullen de verpleegkundigen van Kind en Gezin voorbereid worden op de nieuwe registratie en de aanpassing van de begeleiding die hierbij komt kijken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de gewijzigde registratie van de items ‘taal’ is een weloverwogen uitbreiding die werd uitgetest in drie pilootteams van Kind en Gezin in Oostende, Antwerpen-Kiel en Heusden-Zolder. De registratie over de taal die de moeder met het kind spreekt, gaf een te beperkt beeld op de talige situatie van het gezin en de context. De cijfers werden ook vaak ongenuanceerd geïnterpreteerd.
Via deze extra registratie krijgen we zo zicht op de meest gesproken talen met het kind. Ouders hebben op die jonge leeftijd, daar moeten we u niet van overtuigen, de grootste impact op de taalontwikkeling van een kind. We zullen nu ook een verfijnder beeld krijgen of het Nederlands al dan niet aanwezig is in de ruimere context van het gezin.
De vernieuwde registratie werd uitgewerkt met beleid én praktijk. Vanuit de proefprojecten is gebleken dat de registratie vlot liep. De pilootteams zien een grote meerwaarde van deze extra items voor de kwaliteit van de dienstverlening aan gezinnen. Voor de evaluatie werd vooral gekeken naar de kwaliteit van de registratie, de interpretatie door de verpleegkundigen en de nodige ondersteuning. Analyses van de cijfers werden in deze fase nog niet gedaan. Pas in juni 2023, na een volledig kalenderjaar vernieuwde registratie, zal een volledig overzicht beschikbaar zijn en zullen bijkomende analyses kunnen worden uitgevoerd.
Een beter zicht op de talige situatie maakt een nog betere aanpak op maat mogelijk.
Vanuit wetenschappelijk onderzoek kunnen we aannemen dat voor een goede taalontwikkeling bij het kind, het van groot belang is dat de ouders zelf de taal goed spreken. Uiteraard kunnen ouders zelf meertalig zijn, en verschillende talen met hun kinderen spreken. Belangrijk is vooral dat elke taal voldoende en kwaliteitsvol aan bod komt.
Als een kind zowel thuis als in de omgeving nog geen Nederlands aangeboden krijgt, wordt dit met ouders in gesprek gebracht. Er wordt bekeken of het kind bijvoorbeeld naar de kinderopvang of naar een groepsaanbod in een Huis van het Kind kan. Zowel voor het welbevinden van het kind, als voor het leren van het Nederlands kan dit een opstap zijn, bij de overgang naar de kleuterschool.
De vernieuwde registratie taal van Kind en Gezin past binnen een breder geheel van acties, waarbij sterk wordt ingezet op ondersteuning van taalstimulering en meertaligheid, en het belang van veel praten met jonge kinderen.
In mei 2021 werd een online leermodule gelanceerd voor alle lokale teamleden van Kind en Gezin. Hierin komen de kernprincipes van taalstimulering, het belang van voorlezen en de link met Boekstart en strategieën meertalig opvoeden aan bod.
Daarnaast zijn er nieuwe brochures voor ouders, nieuwe inhouden op de website van Kind en Gezin en een bundeling van alle informatie en tools voor professionals op EXPOO.be.
Medewerkers van lokale teams van Opgroeien krijgen ondersteuning om de meest gepaste tools en materialen te kunnen inzetten.
Dit geheel van inhouden, materialen en tools lanceert Opgroeien met een brede campagne taalstimulering midden maart. Deze richt zich zowel tot ouders als tot professionals. De campagne wordt actief versterkt via de 300 consultatiebureaus van Kind en Gezin, waar zo goed als alle gezinnen bereikt worden. Ook via de online dienstverlening en andere kanalen worden de basisboodschappen uitgedragen.
Er zijn in het kader van de ‘doorgaande lijn’ ook overlegmomenten met Onderwijs over taalstimulering. Wij hopen op deze manier voor een warme overgang te kunnen zorgen naar de kleuterschool.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
We weten allemaal dat er een enorm grote diversiteit is aan gezinnen. Het is goed dat die diversiteit nu ook meer in rekening wordt gebracht bij de registratie. Die registratie wordt gebruikt om in concreto met gezinnen aan de slag te gaan, maar ook voor verdere wetenschappelijke analyse. Ze is voor beide even belangrijk, zowel voor het concreet op weg gaan met een gezin om een jong kind op een goede manier Nederlands te leren, als voor een wetenschappelijke analyse.
Minister, u hebt verwezen naar de gezinnen waar er geen Nederlands wordt gesproken en waar eventueel via toeleiding naar de kinderopvang of naar groepsactiviteiten in een Huis van het Kind toch Nederlands kan worden aangeboden. Dat is in de fase van de opstart naar de kleuterschool en we kunnen het belang daarvan niet genoeg onderstrepen. Ook wanneer kinderen al naar de kleuterschool gaan, is dat natuurlijk heel belangrijk. Ik verwijs naar de vakantieperiodes. Kinderen worden gestimuleerd tijdens de schoolweken, ook in de kleuterklas, maar wanneer er dan twee maanden vakantie volgt, kan er ook wel een terugval zijn.
Minister, mijn vraag is om ook verder te gaan dan voorschoolse kinderopvang of het aanbod in de Huizen van het Kind, maar ook het aanbod in de buitenschoolse kinderopvang te doen voor kinderen die thuis een anderstalige achtergrond hebben.
De heer Daniëls heeft het woord.
Excuseer, voorzitter, ik had op het foute knopje geduwd, waardoor ik uit de vergadering werd gegooid.
Wat zou Bart De Wever daarvan zeggen?
Geen idee.
Maar laten we het over een belangrijk thema hebben, collega's, de taal bij kinderen en gezinnen. Minister, het is goed dat die taal wordt geregistreerd, absoluut. Maar dan moeten we daar ook iets mee doen. Want het registreren is één zaak. Dat is interessant voor onderzoek en om na te gaan hoe we dat kunnen ondersteunen. Maar het is minstens even belangrijk om, op het moment dat we het registreren, daarmee aan de slag te gaan.
Minister, in welke mate worden ouders doorverwezen naar NT2, zowel in het volwassenenonderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s), als de centra voor basiseducatie (CBE’s)? Hoe gebeurt dat? Is dat een warme overdracht, worden zij actief gestimuleerd? Hoe gaat dat in zijn werk? Kunt u mij daar wat meer inzicht in geven?
Kijken we ook naar evolutie? Want als een kind waarvan we gegevens hebben, in een gezin is opgegroeid waarbij de ouders geen Nederlands spreken, en dat kind ... Maar dan spreek ik over de lange termijn, want ik stel vast dat kinderen van de tweede, zelfs derde en nu vierde generatie, nog altijd geen Nederlands kennen en bijgevolg Nederlandsonkundig in ons kleuteronderwijs komen. Tja, dat is eigenlijk niet goed voor die kinderen.
U steunt zelf mee het terechte beleid van deze Vlaamse Regering om onder andere met de KOALA-proef, de taalproeven in het kleuteronderwijs, kinderen maximaal te stimuleren om dat Nederlands te kennen. Maar dan komen we, zoals collega Schryvers zegt, bij de belangrijkste partner in dezen: de ouders. Die Nederlandse taal is de springplank voor kinderen, maar ook voor ouders, om deel te nemen aan onze Vlaamse gemeenschap, aan het onderwijs, aan het maatschappelijke leven.
Minister, de registratie is één zaak. Maar ik heb u niet horen antwoorden op mijn vraag over welke taal er in het gezin wordt gesproken. Die vraag is ruimer, daar hebt u niet op geantwoord. En ook: welke initiatieven nemen we nu om die ouders heel sterk aan te moedigen, zelfs bijna te begeleiden, naar een CVO, naar een CBE, om Nederlands als tweede taal te leren? Het gaat dus niet alleen over het vaststellen, maar ook over het organiseren van de zeer warme overdracht. Kunt u mij de concrete stappen geven die Kind en Gezin daaromtrent plant?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, het onderzoek van Kind en Gezin is inderdaad zeer nuttig. We moeten ervan uitgaan dat het gebruik van het Nederlands zo veel mogelijk moet worden gestimuleerd en dat op zo veel mogelijk plaatsen, ook binnen het brede gezin. Dus ook als slechts een van de ouders Nederlandstalig of het Nederlands machtig is, moeten we stimuleren dat het Nederlands maximaal wordt gebruikt als voertaal. Zo zullen ze de kennis van onze taal, de taal van het land waarin ze wonen, steeds beter onder de knie krijgen en zullen ze in hun leven meer kansen kunnen grijpen, zowel privé als in hun schoolloopbaan en in hun latere beroepsomgeving. Het is dus niet enkel nuttig voor het kind, maar ook voor de anderstalige ouder.
Het zou dus inderdaad zeer goed zijn dat we ook de gesproken taal binnen het gezin mee opnemen in de schoot van verder onderzoek. Zo verfijnen we de resultaten en kunnen we er ook beter mee aan de slag gaan om de gezinnen te begeleiden en Nederlands actief aan te bieden aan het brede gezin.
Minister, voor alle duidelijkheid, ik denk daarbij niet enkel aan allochtone gezinnen, maar ook aan gezinnen in de Vlaamse Rand rond Brussel, waar men Frans als voertaal gebruikt. Want ook hier is nog een lange weg te gaan wat betreft de integratie in hun leefomgeving.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, we zijn het er allemaal over eens dat het spreken van het Nederlands een belangrijke zaak is en dat we dat zo veel mogelijk moeten stimuleren. Ik wil daar enkel nog aan toevoegen dat ook zij informatie krijgen, bijvoorbeeld in de buitenschoolse opvang, om met die taal aan de slag te gaan.
Collega Daniëls, wat u hebt gezegd, is natuurlijk belangrijk. Het is ook daarom dat we heel erg voorstander zijn van een geïntegreerde werking, voor kinderen, jongeren en gezinnen. Daarom ook willen we via onder andere ‘Vroeg en nabij’ tot een geïntegreerd beleid komen.
We doen er ook er iets mee, collega Daniëls. Dit wordt gebruikt om er met ouders rond te werken en om hen te motiveren om de taal te leren. De eerste springplank is voor deze ouders vaak het eerste contact met het Huis van het Kind. Van daaruit bouwen ze vertrouwen op en leggen ze de connectie. Zo kunnen we hun effectief het Nederlands aanleren en de wegen daarvoor bewandelen en vrijmaken. Ieder Huis van het Kind zal daar, op basis van de lokale context, partnerschappen mee aangaan.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, we zien hier eens te meer welke belangrijke positie Kind en Gezin inneemt in het eerste contact met gezinnen waar kindjes worden geboren. Vorige week hebben we in de plenaire vergadering het decreet Gegevensdeling goedgekeurd. Kind en Gezin doet inderdaad een schat aan informatie op door de analyse van de situatie waarin jonge gezinnen leven. We zullen dat voortaan kunnen delen met de lokale besturen, zodat zij daarmee aan de slag kunnen.
Hier gaat het over een zeer belangrijke registratie, namelijk van de talige situatie in een gezin, specifiek toegespitst op het kind. Ook hier kan er een goede basis zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Het is zeker even belangrijk om daar in concreto mee aan de slag te gaan met het betrokken kind, zodat het een goede opstap kan maken naar de kleuterschool, maar ook in de hele verdere schoolloopbaan en ontwikkeling.
Minister, ik wil u vragen om daar verder op in te zetten. Hopelijk kunnen we over enige tijd de resultaten krijgen van die nieuwe manier van registreren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, er zijn met betrekking tot de warme overdracht drie belangrijke zinnen die we moeten meegeven aan Kind en Gezin. ‘Nederlands spreken doet verschillen vergeten.’ ‘De Nederlandse taal verbindt ons allemaal.’ En wijlen professor Chris Vandenbroeke zei: ‘Neem een jaar en geef ze een leven.’ Dat zijn drie belangrijke leidmotieven.
Minister, ik ben dan ook blij dat u zegt dat het meer is dan enkel registreren. Het is echt om ermee aan de slag te gaan, om door te verwijzen, om de warme overdracht van die ouders te organiseren richting NT2, zodat het belang van het Nederlands in die gezinnen binnenkomt. Het is cruciaal voor de kinderen dat ze zien dat hun ouders ook inspanningen doen om Nederlands te leren. Bij dat beleid zijn er alleen maar winnaars.
Ik zal dit van zeer nabij opvolgen. Minister, ik ben blij dat u zegt dat het meer is dan registreren, maar dat het ook ageren is, ermee aan de slag gaan. Dat kan alleen maar goed zijn voor ons volledig Vlaamse beleid.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.