Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Interpellatie over de evacuatie van bewoners van een voormalig woonzorgcentrum in Geraardsbergen
Interpellatie over de evacuatie van zeventien zorgbehoevende ouderen uit een cohousingproject in Geraardsbergen
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze interpellaties en deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Minister, ik heb collega Parys en de andere collega’s daarnet bedankt voor de rouwbetuigingen die ik mocht ontvangen naar aanleiding van het overlijden van mijn broer. Ik wens u ook te bedanken voor uw persoonlijke rouwbetuiging die ik thuis mocht ontvangen.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, we moeten in deze commissie zuinig zijn op het woord ‘schrijnend’. Maar het is nu de tweede week op rij dat het hier wel echt op zijn plek is.
Vooraleer ik mijn vraag stel, minister, wil ik toch wel zeggen dat het belangrijk is om de situaties die we hier bespreken, zoals wat er is gebeurd in Geraardsbergen, in hun context te plaatsen. We hebben meer dan achthonderd woonzorgcentra. In de grote meerderheid van die woonzorgcentra gaat het heel goed, zijn mensen heel tevreden en worden ze heel goed verzorgd. Het is toch altijd belangrijk om dat erbij te vermelden voor alle medewerkers van de woonzorgcentra. Want als er iets misgaat – en dat is natuurlijk des mensen – dan focussen we daar helemaal op, maar dan vergeten we soms wel het grotere plaatje.
Minister, ik heb een vraag over wat er is gebeurd in het cohousingproject – want zo moet ik het dan noemen – Alegria in Grimminge.
Het agentschap Zorg en Gezondheid heeft daar vorig jaar geen nieuwe vergunning gegeven voor 75 assistentiewoningen van de residentie Beauprez in Grimminge. Het betrof de intrekking van een vergunning als assistentiewoning. De uitbater heeft daarna beslist om die assistentiewoningen om te vormen tot Alegria Cohousing. Al is ‘omvormen’ misschien een verkeerd woord, minister. Ik heb de indruk dat enkel het plaatje aan de voorgevel met daarop het bericht ‘erkende assistentiewoning’ werd verwijderd en dat er voor de rest eigenlijk niets is veranderd. Daar werd een soort cohousing voor ouderen geschapen.
Herinner u allemaal dat we hier twee jaar geleden een discussie hebben gevoerd over Aarschot. Toen zeiden we dat uw administratie te voluntaristisch is, minister, dat ouderen hadden beslist om samen te wonen in een cohousingproject, dat daar niets mis mee was en dat de administratie daar niets over te zeggen had. De inspectie heeft toen gezegd dat het een woonzorgcentrum was, omdat het er alle kenmerken van had, en dat het niet erkend was.
Hier hebben we dan het omgekeerde en zeggen we dat het een cohousingproject is. En nu, minister, staan wij hier op één rij om te zeggen dat uw administratie niet proactief genoeg is geweest en dat de inspectie daar had moeten optreden.
Minister, we komen dus weer op de discussie van twee jaar geleden, waarbij we hebben gezegd dat u het artikel 45 van het Woonzorgdecreet moest activeren dat cohousing als innovatieve woonvorm kan erkennen, zodat er een kader is en dat het heel duidelijk is dat de inspectie kan optreden en op basis waarvan ze kan optreden. Maar dat, minister, is twee jaar na de feiten nog altijd niet gebeurd.
In de pers lezen we wat er effectief in Grimminge is gebeurd. Op donderdag 3 februari is er een inval gebeurd door de gerechtelijke politie. De gerechtelijke politie heeft zeventien zwaar zorgbehoevenden geëvacueerd, van wie de medische zorg en veiligheid niet meer kon worden gegarandeerd. Enkele bewoners konden terecht in de omliggende ziekenhuizen. De burgemeester van Geraardsbergen heeft het gemeentelijk rampenplan afgekondigd. Het parket heeft ook bevolen andere zorgbehoevende personen te evacueren uit Alegria Cohousing, maar ook uit Residentie De Kloef die door dezelfde uitbater op dezelfde gronden werd uitgebaat, maar nog wel een erkenning had van de Vlaamse overheid als woonzorgcentrum, minister. Maar dat woonzorgcentrum stond al een tijdje op de zwarte lijst, dat is de lijst met verhoogd toezicht. Er is toen vastgesteld dat dementerenden vastgebonden waren, dat er geen knopje was om personeel te roepen, dat ook geen personeel in de buurt was en dat iedereen die daar geëvacueerd is covid had, terwijl die mensen dat niet geweten lijken te hebben.
Minister, als daar verwaarlozing is geweest, als er geen personeel is geweest, welke historiek kent dit dossier dan? Het is belangrijk voor het parlement dat u even schetst wat er allemaal is gebeurd en hoe het bijvoorbeeld mogelijk is dat iemand anderhalf jaar met een voorziening op een zwarte lijst staat alvorens die erkenning ook effectief werd ingetrokken.
Minister, de vraag die ik wil stellen, gaat ook over het feit of de inspectie de stippellijn heeft verbonden die leidt naar dat woonzorgcentrum dat op de zwarte lijst staat, met dezelfde uitbater en dezelfde premissen, en of daar dan proactieve opvolging is gegeven, zoals dat in Aarschot wel is gebeurd, aan dat cohousingproject.
Minister, welke acties treft u dus ter sanctionering van Alegria Cohousing? Welke acties treft u ter sanctionering van het woonzorgcentrum, beheerd door dezelfde uitbater op dezelfde gronden? Naar de historiek heb ik al gevraagd.
Wat doet u om de slachtoffers te helpen, minister?
Het woonzorgcentrum op hetzelfde terrein heet Senior Resort De Kloef. Worden er ten aanzien van deze voorziening nog bijkomende maatregelen genomen?
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, ik denk – of hoop toch – dat we allemaal heel erg verontwaardigd waren toen we de berichten hoorden over wat er in Grimminge, een deelgemeente van Geraardsbergen, allemaal gebeurd is. Het is inderdaad zo dat zeventien bewoners werden geëvacueerd uit een voormalig woonzorgcentrum en enkele assistentiewoningen na een gerechtelijke inval in Alegria Cohousing – het gewezen woonzorgcentrum Beauprez – en in de assistentiewoningen van De Kloef.
De getuigenis van de arts die de evacuatie begeleidde, is ronduit schrijnend: “De patiënten die er lagen, waren erg hulpbehoevend, zowel op medisch gebied als qua zorgverlening. Maar aangezien het geen rusthuis meer was, kregen ze niet de zorg die ze nodig hadden om aanvaardbaar te kunnen leven. Je zou dus kunnen zeggen dat er sprake is van verwaarlozing. De dementerende patiënten hadden geen besef meer van de toestand waarin ze leefden. Toen we toekwamen, was er ook geen personeel meer. Wanneer een patiënt uit een bed of een stoel valt, zou er toch een knopje moeten zijn om hulp te krijgen. Ook zulke zaken waren er niet.” Het was ook volstrekt onduidelijk hoe de patiënten nog aan eten raakten.
Dan stellen we ons daar vragen bij, en merken we dat dat woonzorgcentrum absoluut geen onbekende was voor de Vlaamse overheid. De geschiedenis gaat al terug tot minstens 2017, want in een verslag van 28 januari 2020 verwijst Zorginspectie naar problemen die toen al werden vastgesteld. De gerechtelijke inval van vorige donderdag was zelfs niet de eerste, al op 16 maart 2021 was er een gerechtelijke inval in het gebouw. Op 30 juni 2021 heeft het agentschap Zorg en Gezondheid dan ook de erkenning van het woonzorgcentrum en de assistentiewoningen ingetrokken omdat men, aldus Zorg en Gezondheid, niet de zorg bood die de bewoners nodig hadden. Ik denk dat het wel duidelijk is dat dat inderdaad het geval was. Als je de inspectieverslagen leest, zie je dat het niet gaat over peanuts maar over heel ernstige zaken. Zo was er geen informatie over de zorgnood van de bewoners van de assistentiewoningen en werden er meer assistentiewoningen verhuurd dan waarvoor er een licentie was. Er waren problemen met de veiligheid en problemen met het onderhoud. Er was vervallen medicatie aanwezig en ook medicatie zonder toedieningsplan. Niet-zorgpersoneel moest verzorgende taken opnemen. Er was ‘gefoefel’ met de facturen inzake het aanrekenen van supplementen, geen transparantie inzake extra kosten en een forfaitaire verdeling in plaats van een verdeling naar gebruik enzovoort.
Dat is alweer een duidelijk voorbeeld van iets wat we al vaker hebben aangehaald in deze commissie: er zijn een aantal ondernemers die enkel in de zorgsector zitten om winst te maken en die zich geen snars aantrekken van wat er met de mensen gebeurt. Ik hoop dat we daar in deze commissie, welke overtuiging we ook hebben, allemaal paal en perk aan willen stellen. Ik denk dat we daar nog veel strenger op moeten toezien.
Op een bepaald moment is dan effectief de erkenning ingetrokken, wat zowat de zwaarste sanctie is die genomen kan worden. Toen werd door het agentschap, samen met de stad Geraardsbergen, aan alle bewoners van de voorziening een aanbod gedaan om te verhuizen naar een erkende assistentiewoning of een woonzorgcentrum. Het is echter onduidelijk hoeveel bewoners op dat moment intekenden op dit aanbod en hoeveel er in de voorziening achterbleven.
In augustus voerde het agentschap dan een nieuwe controle uit waaruit bleek dat de uitbater geen woonzorgcentrum of assistentiewoningen meer aanbood, maar was overgeschakeld op private verhuur. En daarmee was voor het agentschap blijkbaar de kous af. Volgens het agentschap en het lokale bestuur kwamen er geen klachten meer en kon men bijgevolg niet meer ingrijpen. Dat was de redenering. Toen eind vorige week dan die gerechtelijke inval plaatsvond, kwamen de schrijnende situaties gelukkig aan het licht en werden de bewoners geëvacueerd.
Collega’s, ik denk dat dit dossier heel grote vragen oproept omtrent de opvolging van meldingen door Zorginspectie en het agentschap betreffende het garanderen van de zorg- en levenskwaliteit voor bewoners van woonzorgcentra alsook omtrent de perfide creativiteit van bepaalde uitbaters om uit puur winstoogmerk alle respect voor bewoners van woonzorgcentra en assistentiewoningen met de voeten te treden. Ik wil nogmaals benadrukken wat ik al vaak gezegd heb in deze commissie: het gaat me om bepaalde zorgondernemers die heel de sector te schande maken.
In eerste orde werd er binnen het agentschap een structureel dossier bijgehouden van dit woonzorgcentrum en de bijhorende assistentiewoningen, waarbij op basis van de inspectieverslagen dan een risicoanalyse werd opgemaakt. Op welke manier werd de intrekking van die erkenning opgevolgd door het agentschap? Waarom werd er geen opvolging gegeven aan het schrijven door het agentschap om na te gaan hoeveel bewoners zich nog in de voorziening bevonden, zeker aangezien men wist dat het soms om zwaar zorgbehoevenden en dementerende patiënten ging?
Waarom werd er bij de inspectie van augustus niet vastgesteld dat bepaalde zwaar zorgbehoevende bewoners zich toch nog steeds op diezelfde plek bevonden? Heeft de inspectie dan geen taak in de algemene bescherming van een oudere en het garanderen van de nodige zorg?
Waren er op basis van domiciliegegevens, zorgzwaarte-inschaling en ontvangen zorgbudget geen indicaties dat deze bewoners nog steeds verbleven op een plaats die volgens Zorginspectie totaal ongeschikt was voor hun zorgprofiel?
Zijn er de laatste maanden, bijvoorbeeld bij de Woonzorglijn, klachten binnengekomen over deze voorziening? Welke opvolging werd daaraan gegeven?
Zijn er in het verleden contacten geweest met de gemeente Geraardsbergen over dit dossier? Zo ja, wanneer en op wiens initiatief?
Hoe kan het dat het duurde tot aan een gerechtelijke inval vooraleer de schrijnende situaties aan het licht kwamen?
Minister, is er volgens het agentschap en volgens u hier sprake van fraude en zware overtredingen van de regelgeving? En zo ja, zijn er in dat geval bijkomende sancties mogelijk voor de zaakvoerder en de holding? Zullen ook andere zorgvoorzieningen – en dit sluit aan bij de terechte vraag van collega Parys – binnen die structuur eerstdaags ook verder doorgelicht worden of wordt dit behandeld als een individueel dossier over één gebouw? Nogmaals, ik denk dat het echt om het probleem gaat van bepaalde zorgondernemers die echt geen plaats hebben in de zorg.
Ik heb nog een laatste, algemenere vraag: bent u het met me eens dat mensen die dit op hun kerfstok hebben geen plaats meer hebben in ons zorgnet?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, collega’s, naar aanleiding van de inval van vorige week in het project in Geraardsbergen heb ik een interpellatie opgemaakt met drie accenten die ik toch in mijn vraagstelling wil verwoorden. Ik hoop dat ik er ook de nodige antwoorden op krijg.
Vorig jaar was ik al bezig geweest rond Zorginspectie. Naar aanleiding van een vraag om uitleg over woonzorgvoorzieningen die onder verhoogd toezicht stonden, had ik ook al de inspectieverslagen van Residentie Beauprez in mijn bezit. Voor de opstelling van deze resolutie heb ik dan ook gebruikgemaakt van die inspectieverslagen. Zo blijkt dat Zorginspectie, op vraag van de Woonzorglijn op 20 januari 2020, op 28 januari, dus een week later, een inspectiebezoek bracht aan de Residentie Beauprez.
Nadien is er op 3 juni opnieuw een inspectie geweest. Dan blijkt dat er tussentijds diverse communicatie was tussen Zorginspectie en de Residentie Beauprez en dat de gevraagde maatregelen nog steeds niet in orde waren. Men is dus eerst in januari 2020 op bezoek geweest en zes maanden later bleek dat het nog altijd niet in orde was.
Uit het inspectieverslag van 26 augustus blijkt dat deze groep van assistentiewoningen (GAW) op vele vlakken nog steeds niet voldoet aan de vergunnings-, erkennings-, en subsidiëringsvoorwaarden. Zo werden er met ingang van 19 november 2020 beschermende maatregelen opgelegd en een voornemen tot sluiting. Tegen dat laatste werd door de initiatiefnemer op 17 december 2020 bezwaar ingediend.
We zijn dus al in januari 2020 vertrokken, er waren twee inspectieverzoeken en in december 2020 werd er een poging gedaan om bijkomende beschermende maatregelen op te leggen waartegen bezwaar werd ingediend.
Dan zien we dat op 22 januari 2021 tijdens een nieuw inspectiebezoek een aantal zaken geremedieerd zijn, maar dat er nog steeds een groot aantal tekortkomingen zijn. Op 3 maart 2021 werd de intrekking van de erkenning en de sluiting van de groep van assistentiewoningen betekend. Tegen dit besluit werd een verzoek tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad van State ingediend.
Op 20 maart brengt Zorginspectie opnieuw een bezoek om op te volgen of er nog bewoners verblijven en ook naar aanleiding van een persbericht dat er op 18 maart 2021 een gerechtelijke inval gebeurd zou zijn. Uit het inspectieverslag blijkt dat de zaakvoerder een bundel overmaakte aan het stadsbestuur met daarin de verklaringen van bewoners, familieleden, externe en interne medewerkers om er te willen blijven wonen of te werken.
In het inspectieverslag van 23 juli 2021 lezen we dat de erkenning van de groep assistentiewoningen ingetrokken werd op 30 juni 2021 en dat de voorziening een doorstart ging maken als project van cohousing. Er zijn op dat moment achttien bewoners, allemaal ouder dan 65 jaar, die een individuele huurovereenkomst tekenen. Het project krijgt de naam Alegria-cohousing.
Het verslag eindigt als volgt: “Zorginspectie benadrukt dat, conform de eigen uitgewerkte cumulatieve voorwaarden, de autonomie en zelfstandigheid van de aanwezige en toekomstige bewoners blijvend moet worden opgevolgd en er desgevallend naar andere oplossingen moet worden gezocht.”
Er zijn ons verder geen inspectieverslagen bekend.
Minister, er is een duidelijke opsplitsing tussen Zorginspectie en het agentschap Zorg en Gezondheid van de Vlaamse overheid. Er is ook een hele procedure vooraleer men overgaat tot sluiting. Maar tussen klachten en verandering en/of sluiting loopt een hele tijdsspanne en dit in situaties waar het vaak gaat over kwetsbare afhankelijke ouderen. Dat is mijn eerste insteek van deze interpellatie.
Een tweede insteek loopt wat gelijk met de insteek van collega Parys. Vlak voor de corona-uitbraak, in februari 2020, was er in het Vlaams Parlement een discussie rond cohousing, naar aanleiding van het project in Aarschot waarbij Zorginspectie onmiddellijk is opgetreden. Ondertussen hebben we nog altijd geen basisregelgeving voor deze projecten voor ouderen. We hoorden ook de getuigenissen van bewoners van het project in Geraardsbergen, die de situatie niet goed begrepen omdat zij er graag woonden.
Ik kom tot een derde insteek van deze interpellatie, minister. Zorg en Gezondheid berekent de programmatie die aangeeft hoeveel zorginstellingen van elk type er nodig zijn per gemeente. Voor groepen van assistentiewoningen is er geen programmatie bepaald. We stellen echter vast dat heel wat assistentiewoningen vandaag leegstaan, en dit terwijl een grote groep van mensen op zoek is naar aangepaste huisvesting.
We verwijzen naar de diverse persberichten en het feit dat zowel de Vlaamse overheid als het lokale bestuur van Geraardsbergen elkaar als verantwoordelijke aanwijzen.
Minister, werden er na 23 juli 2021 inspecties uitgevoerd in dit cohousingproject? Wat waren de bevindingen en welke acties werden er opgezet?
Cohousing voor ouderen is nog steeds niet gereglementeerd. Er is nog altijd geen kader. Welke stappen werden hierin gezet en waarom werd deze situatie van cohousing door Zorginspectie gedoogd?
Hoe evalueert u het hele verloop van inspectie, remediëring, intrekking, erkenning, beroepsprocedures, sluiting en, bij sluiting, de verdere opvolging?
De Residentie Beauprez, momenteel Alegria Cohousing, is een complex van een zeventigtal woongelegenheden, dat nog huisvesting bood aan een zevental bewoners en voor de rest leegstond. Wat is de verantwoordelijkheid van het lokale niveau in dit dossier?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor deze vragen. In de eerste plaats wil ik de situatie heel duidelijk schetsen. Het gaat hier over een uitbater die bij het agentschap bekend is als uitbater van een groep van assistentiewoningen, Senior Resort De Kloef, en als de uitbater van de voormalige groep van assistentiewoningen Beauprez, waarvan de erkenning werd ingetrokken op 3 maart 2021. De uitvoering van die beslissing moest gebeuren tegen 30 juni 2021. Op dezelfde site en in dezelfde gebouwen heeft de uitbater vervolgens een nieuw cohousingproject opgestart, genaamd Alegria. Voor alle duidelijkheid: er is hier dus geen sprake van een woonzorgcentrum. Het is belangrijk dat we de terminologieën helder zetten en helder houden.
Er werd bij het agentschap zoals voor elke voorziening een dossier aangemaakt op het moment dat de voorziening een erkenningsaanvraag heeft ingediend. Zoals steeds werden de inspectieverslagen over de voorziening geanalyseerd en verder opgevolgd door het agentschap. Het agentschap heeft in februari 2020 twee inspectieverslagen ontvangen van Zorginspectie over een inspectiebezoek bij de groep van assistentiewoningen Beauprez op 28 januari 2020.
Na een interne analyse en bespreking van deze verslagen heeft het agentschap de voorziening op 19 maart 2020 aangemaand om zich te schikken naar de erkenningsvoorwaarden en twee beschermende maatregelen opgelegd, namelijk, ten eerste, een opnamestop van zes maanden zodat de wooneenheden in de groep van assistentiewoningen konden worden ontdubbeld en, ten tweede, het opleggen van een systeem van opvolging voor de zelfredzaamheid van de bewoners.
Deze beschermende maatregel is de daaropvolgende maanden opgevolgd vanuit het agentschap en Zorginspectie.
Op 25 maart 2020 heeft de voorziening een remediëringsplan ingestuurd en op 3 april 2020 heeft het agentschap gemeld dat het remediëringsplan onvoldoende was. Op 25 mei 2020 heeft het agentschap een klacht ontvangen over het niet respecteren van de opgelegde opnamestop. Dit werd geïnspecteerd door Zorginspectie op 3 juni 2020 en op 23 juni 2020 werd hiervan een pv opgemaakt dat werd verzonden naar het parket van Oudenaarde. Op 26 augustus 2020 werd er een nieuwe inspectie uitgevoerd. Het agentschap heeft dit verslag op 11 september ontvangen.
Op 19 november 2020 heeft het agentschap een voornemen tot intrekking van de erkenning bezorgd aan de voorziening, samen met de nieuwe beschermende maatregelen. Deze bestonden uit, ten eerste, een opnamestop van zes maanden, ten tweede, een systeem voor de opvolging van de zelfredzaamheid van de bewoners, en ten derde, het zoeken van een alternatieve verblijfplaats voor de bewoners die een wooneenheid delen en die geen familieband met elkaar hadden.
Op 17 december 2020 heeft het agentschap een bezwaarschrift ontvangen van de verantwoordelijke beheersinstantie, en het agentschap heeft dit overgedragen aan de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat)-pleegzorgers, die dan een advies geeft.
Op 23 februari 2021 heeft de adviescommissie in haar advies het bezwaarschrift ongegrond verklaard. De administrateur-generaal heeft op 3 maart 2021 beslist de erkenning in te trekken en de voorziening te sluiten. Dit besluit is op diezelfde dag bezorgd aan de voorziening en aan de stad Geraardsbergen. Dit besluit moest uitwerking hebben tegen 30 juni 2021, zodat voor de bewoners binnen een redelijke termijn een nieuwe verblijfplaats kon worden gevonden die paste bij hun zorgnood. Het agentschap beseft immers dat een verhuizing een zeer zware impact heeft op de bewoners die letterlijk uit hun huis worden gezet. Een aantal weken tijd geven om dit te regelen, is een menselijke aanpak. Tijdens deze periode van vier maanden werd er steeds een begeleiding voorzien door de stedelijke diensten, het agentschap en Zorginspectie. De bewoners werden niet aan hun lot overgelaten.
Tussen de periode van de beslissing tot intrekking van de erkenning op 3 maart 2021 tot de effectieve stopzetting van de uitbating van de groep van assistentiewoningen op 30 juni 2021, vonden er in totaal zes digitale overlegmomenten plaats tussen het agentschap en de stad Geraardsbergen en de sociale dienst om de bewoners te begeleiden bij hun verhuizing. Dat is zo opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. Ik citeer artikel 31: “De uitvoering van de beslissing tot sluiting (…) en van de maatregelen (…) moeten het voorwerp uitmaken van een voorafgaand overleg tussen de burgemeester en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente in kwestie en het agentschap en nadat de beheersinstantie in kwestie werd gehoord.”
Nadien vond er nog regelmatig telefonisch contact plaats alsook via e-mail.
Het agentschap heeft meermaals een stand van zaken opgevraagd bij de sociale dienst van de stad Geraardsbergen over de bewoners van de groep van assistentiewoningen en hun nieuwe bestemming. Elke bewoner heeft de kans gekregen om een andere woonplaats te vinden, dit in nauw contact met de sociale dienst van het stadsbestuur.
Het laatste overzicht dateert van 28 juni 2021, en hieruit blijkt dat 51 bewoners een nieuwe woonst vonden en dat 18 ouderen ervoor kozen om in het nieuwe project van de eigenaar te blijven. Het overgrote deel van deze bewoners had enkel hulp nodig bij het ochtendtoilet. 7 bewoners hadden een zorgschaal: 4 bewoners met een A-profiel, 1 bewoner met een B-profiel en 2 bewoners met een C-profiel die ook een palliatief statuut hadden. Beide bewoners hadden voldoende ondersteuning van verschillende externe verpleeg- en zorgkundigen en van familie die zelf in het privéproject aanwezig was. De bewoner met zorgschaal B woonde bij zijn valide partner in dit privé-initiatief. Dit is perfect mogelijk, ook binnen de regelgeving van het Woonzorgdecreet. Al deze bewoners wensten, ofwel zelf ofwel via hun vertegenwoordiger, in de woning te blijven.
Bij de laatste inspectie, op 23 juli 2021, werd er vastgesteld dat de uitbating als groep van assistentiewoningen werd stopgezet en dat er was overgestapt op een privéproject waar geen zorg meer geboden werd door de voorziening, maar waar wel aan de bewoners die daar nood aan hadden, ondersteuning en externe zorgverlening werden aangeboden.
De laatste onaangekondigde opvolgingsinspectie op dit adres dateert van 23 juli 2021. Het inspectiebezoek had als doel na te gaan of de uitbating als groep van assistentiewoningen daadwerkelijk werd stopgezet. Uit eerdere contacten met de voorziening en de raadsmannen werd immers aangegeven dat de voorziening een doorstart zou maken als project voor cohousing.
Tijdens dit laatste bezoek van Zorginspectie werden de gegevens met betrekking tot de bewoners vergeleken met de reeds eerder ter beschikking gestelde informatie inzake zorgafhankelijkheid. Dit gaf toen het volgende beeld: elf bewoners waaraan hulp geboden werd bij het ochtendtoilet, vier bewoners met zorgcategorie A, een bewoner met zorgcategorie B en twee met zorgcategorie C. Van beide bewoners met zorgcategorie C werd eerder opgegeven dat ze palliatief waren. Dit was nog steeds het geval op 23 juli 2021. Deze personen met een hoge zorgbehoevendheid betroffen de grootmoeder van de zaakvoerder en een andere bewoner met familieleden die ook in het privé-initiatief zelf woonden en de bewoner ondersteunden. De bewoner met zorgcategorie B woonde samen met een valide partner in het privé-initiatief. Uit de informatie die op 23 juli 2021 aanwezig was, bleek dus dat er voor de meest zorgbehoevende bewoners die aanwezig waren op de dag van de inspectie, de nodige omkadering was voorzien.
Belangrijk is nog aan te geven dat Zorginspectie zelf geen indicatiestellingen doet inzake de zorggraad. Zorginspectie is hiervoor afhankelijk van wat gedocumenteerd wordt in de voorziening. Zorginspectie baseert zich verder op een steekproef met observaties van en gesprekken met bewoners en interne en/of externe hulpverleners.
Wat betreft de algemene bescherming van ouderen kunnen we stellen dat Zorginspectie inderdaad als opdracht heeft toe te zien of in ouderenvoorzieningen de nodige zorg wordt verleend aan de aanwezige bewoners. Tijdens de inspectiebezoeken gaat Zorginspectie voornamelijk na of de voorwaarden aanwezig zijn om de kwaliteit van zorg en veiligheid te garanderen. De inspecteur hanteert een gestructureerd en intern afgestemd inspectie-instrument. De inspecteur baseert zich voor zijn vaststellingen op verschillende bronnen zoals observaties, bevragingen van medewerkers en verantwoordelijken, bevragingen van andere zorgverleners die tijdens het inspectiebezoek aanwezig zijn in een voorziening, inzage in documenten en bevragingen van de gebruikers. In dit kader werd zesmaal een onaangekondigde inspectie uitgevoerd aan residentie Beauprez over een tijdspanne van anderhalf jaar.
De zorgbehoevendheid van de bewoners was een belangrijke factor in de aanleiding om over te gaan tot de intrekking van de erkenning. Op het moment van de inspectie op 23 juli 2021 werd vastgesteld dat de werking was stopgezet als groep van assistentiewoningen. Een aantal van de aanwezige bewoners had, zoals zonet aangegeven, een zorgvraagstuk, maar hieraan werd tegemoetgekomen door externe dienstverleners en door familie en/of een valide partner.
Na de stopzetting van de werking van de groep van assistentiewoningen werden er volgens de politie geen nieuwe 65-plussers gedomicilieerd in de gebouwen. Er zijn zelfs weinig tot geen domicilies meer doorgevoerd. Het zorgbudget dat al dan niet aan mensen wordt toegekend, wordt niet onderzocht op adresgegevens om daarmee dit soort onderzoeken uit te voeren.
Het agentschap heeft de laatste maanden op geen enkele wijze klachten of meldingen ontvangen over het privéproject.
Het agentschap werd niet betrokken bij de beslissing tot de gerechtelijke inval en evenmin geïnformeerd dat er bewoners geëvacueerd zouden worden. Doordat het agentschap niet aanwezig was en omdat het gerechtelijk onderzoek loopt, kan ik geen uitspraken doen over de situatie op dit ogenblik.
Zoals reeds aangehaald, was het agentschap niet betrokken bij de gerechtelijke inval door het parket en de gerechtelijke politie en ook niet bij de wijze waarop de bewoners zijn weggehaald. De slachtoffers zijn naar ziekenhuizen gebracht. Het parket zal maatregelen moeten nemen zodat de bewoners ofwel naar hun eigen woonst, ofwel naar een andere plaats overgebracht kunnen worden.
Wat Senior Resort De Kloef betreft, kan ik enkel uitspraken doen over overtredingen betreffende de uitvoering van het Woonzorgdecreet. Het agentschap is ook niet op de hoogte van de zaken die nu specifiek ten laste worden gelegd van de uitbaters.
Bij het agentschap waren twee erkende groepen van assistentiewoningen bekend die werden uitgebaat door dezelfde initiatiefnemer. Sinds maart 2020 werden zij samen opgevolgd, weliswaar voor verschillende tekortkomingen. Voor de groep van assistentiewoningen Beauprez werd de erkenning ingetrokken, waardoor die niet meer als zorgvoorziening werd opgevolgd. De groep van assistentiewoningen Senior Resort de Kloef is erkend voor zestien woongelegenheden en staat sinds 19 maart 2020 onder verhoogd toezicht.
De dag na de gebeurtenissen in het cohousingproject is Zorginspectie ter plaatse gegaan in de groep van assistentiewoningen De Kloef om kennis te nemen van de situatie aldaar. Indien er maatregelen nodig zouden zijn op basis van de vaststellingen van Zorginspectie zullen die maatregelen ook genomen worden.
Deze voorziening blijft onder verhoogd toezicht van het agentschap tot het beslist dat de tekorten voldoende geremedieerd zijn en er is vastgesteld dat de verbetering van de werking duurzaam is. Dat gebeurt meestal aan de hand van meerdere inspectieverslagen die duiden op een positieve evolutie. Deze voorzieningen zullen nauw opgevolgd worden en er zullen meerdere keren per jaar inspecties plaatsvinden.
De laatste inspectie bij de voormalige groep van assistentiewoningen Beauprez vond plaats op 23 juli 2021. Nadien is Zorginspectie hier niet meer langs geweest aangezien dit geen ouderenzorgvoorziening meer betrof maar een privaat initiatief. Er werd afgesproken met de sociale dienst van de stad Geraardsbergen dat, zodra er indicaties zouden zijn dat er problemen zijn op het vlak van zorg of zodra er klachten worden geuit, Zorginspectie opnieuw langsgaat om na te gaan of er geen sprake is van illegale uitbating van een woonzorgvoorziening of van andere wanpraktijken.
Het agentschap is met verscheidene andere administraties in overleg om te onderzoeken op welke wijze cohousing en samenwonen gecombineerd met een zorgvraagstuk worden gereglementeerd. Daarnaast is er ook overleg met het beleidsdomein Wonen omtrent deze problematiek. Het agentschap bespreekt momenteel intern op welke wijze hiermee verder aan de slag gegaan kan worden om tot een kader te komen. Dit is geen eenvoudige reglementering, aangezien men zich hier op veel snijpunten bevindt van verschillende regelgevingen.
Cohousing door ouderen is niet per se verboden, integendeel: twee of drie ouderen die zelf wensen samen te wonen, moeten dat zeker kunnen. Het is echter iets anders als dit gebeurt door een externe organisatie die heel wat zorg aanbiedt waardoor er in de feiten geen tot weinig sprake is van keuzevrijheid inzake de zorg. Hier was het duidelijk dat de dienstverlening was afgebouwd op zorg- en verpleegkundig vlak en dat alle dienstverlening facultatief was.
Ik heb het hele traject dat bij deze voorziening is gevolgd daarnet toegelicht. Dit is op zich correct en goed verlopen. Op basis van deze situatie zijn er niet onmiddellijk aanpassingen nodig aan de procedures. Het procedurebesluit dat heel wat van deze zaken regelt, zal vernieuwd worden naar aanleiding van het nieuwe Woonzorgdecreet van 2019. Dat traject is al vroeger dan het bekend worden van deze situatie opgestart. Hier zullen we zaken aanpassen die bij andere intrekkingen van erkenningen en sluitingen naar boven zijn gekomen, zoals de mogelijkheid tot het verlengen van een schorsing met nog eens zes maanden en het verduidelijken van de verantwoordelijkheden van een beheersinstantie bij sluiting.
Tevens zet ik in op acties om het toezicht en de handhaving te versterken op korte termijn, bijvoorbeeld door aan de hand van data en kruiscontroles gerichter toe te zien op de kwaliteit van de zorg en door de handhavingsmaatregelen, zoals administratieve geldboetes, strenger en sneller toe te passen.
Tevens zetten we in op transparantie. Inspectieverslagen zullen vanaf 1 maart 2022, over drie weken dus, actief openbaar gemaakt worden. We zullen ook de lijst verhoogd toezicht op continue basis transparant maken. Daarnaast onderzoeken we de mogelijkheid tot meer transparantie betreffende de dagprijs.
Het Alegria-cohousingproject is een privéproject. Zorginspectie heeft vastgesteld dat het een project is dat zich niet begeeft op het domein van het Woonzorgdecreet. Het gaat om een private bewoning en het is daarom moeilijk om te beantwoorden welke verantwoordelijkheid het lokale niveau hier zou hebben.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw omstandige uitleg over wat er aan de situatie in Geraardsbergen voorafging. Ik heb een aantal vragen bij de tijdslijn die u geschetst hebt. U zegt dat op 26 augustus 2020 de inspectie besloten heeft om de groep van assistentenwoningen te sluiten. Het duurt dan twee maanden, tot 19 november van dat jaar, vooraleer het agentschap overgaat tot het bekendmaken van zijn intentie om de erkenning in te trekken.
Minister, we weten dat we hier soms te maken hebben met dementerende mensen, met heel kwetsbare mensen. Als we de dokter die aan het woord was in de pers mogen geloven, dan zijn die mensen in onterende toestanden gevonden. Ik kan er dan niet bij dat die sense of urgency blijkbaar niet helemaal doorgesijpeld is. Ik vind het heel moeilijk om te begrijpen dat je twee maanden wacht om mensen in zo’n situatie te helpen. Als je de hele tijdslijn die u schetst, leest, dan moet je ook tot de vaststelling komen dat het eigenlijk een jaar duurt vooraleer die voorziening effectief haar erkenning verliest. Minister, dat is veel te lang. Als u zegt dat er niet meteen aanpassingen moeten gebeuren aan de procedure, dan wil ik u toch met spoed verzoeken om dit onder de loep te nemen. Ik begrijp dat er een recht van beroep is en dat er een aantal procedurele stappen gevolgd moeten worden, maar het gaat hier om mensen die vaak niet meer voor zichtzelf kunnen opkomen.
Die tijdslijn moet gewoon strakker. Minister, mijn eerste vraag is om dat te herzien. U citeert artikel 31 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, maar ondertussen hebben we al drie jaar een nieuw decreet over woonzorg, waarin in artikel 66 en 67 staat dat er een nieuw BVR zal komen over wat er in deze situaties moet gebeuren. Dat besluit is nog altijd niet genomen. Minister, ik vraag u om dat snel te doen en ervoor te zorgen dat die tijdlijn veel strakker kan.
Ten tweede, u hebt geschetst over wie het gaat. Vier bewoners hadden een A-profiel, een had een B-profiel, twee een C-profiel. U hebt ook de omstandigheden uitgelegd waarin de mensen daar woonden, waarvoor dank. Minister, ik heb daar toch een opmerking en een vraag bij. Mijn eerste opmerking: de inschaling van de zorgzwaarte van die mensen gebeurt natuurlijk door de voorziening zelf. Is die dan wel correct gebeurd? Ik vind het bijzonder dat een eigenaar zijn eigen moeder een C-inschaling kan geven. Daar moeten we ons toch wat vragen bij stellen. Voorts is het onduidelijk uit uw uitleg en uit wat er in de kranten staat of het nu om diezelfde mensen gaat die opnieuw aangetroffen zijn in de voorziening en die nu geëvacueerd zijn als de mensen waar u het over had, die Zorginspectie bij uw laatste inspectie op 23 juli geregistreerd heeft.
Dus ten eerste is er het BVR en de strakkere timing – ik snap niet dat we er zoveel tijd over laten gaan. Ten tweede is er de inschaling van de mensen en of het over dezelfde personen gaat. Ten derde, als het dan gaat over ‘resort’, is er iets wat ik niet begrijp. Minister, als ik u goed begrepen heb, staat sinds 19 maart 2020 die voorziening op de lijst van verhoogd toezicht. We zijn bijna maart 2022, dat wil zeggen dat die voorziening bijna twee jaar lang op die lijst staat.
Minister, als u de herziening van het besluit doet op basis van het nieuwe Woonzorgdecreet, zou ik willen dat u er alstublieft een levenslange ban in voorziet voor mensen die met dit soort feiten op de proppen komen. Ik zou willen dat we dus niet alleen op basis van voorziening gaan inspecteren en dan gewoon het fenomeen kunnen hebben dat voorzieningen met een andere naam, maar met juist dezelfde uitbater als paddenstoelen uit de grond rijzen. Minister, ik wil dat u werk maakt van een levenslange ban van iemand die zijn erkenning is verloren door mensonterende omstandigheden waarin bewoners zich bevinden. En bovendien – ik herhaal de vraag van vorige week nog eens – vind ik dat een voorziening maar maximaal zes maanden – misschien tot een jaar inclusief de beroepsprocedure, daar moeten we het over hebben – op zo’n zwarte lijst kan staan. Ik kan het echt niet uitleggen dat zo’n voorziening met mensen die daar wonen, die daar vaak gemiddeld maar twee jaar wonen, twee jaar lang op zo’n zwarte lijst kan staan. Daarvoor is mijn verstand te klein.
Ten vierde, ik heb al twee jaar lang gevraagd om een kader te maken voor cohousing, zodat het duidelijk is wanneer de inspectie wel en niet kan optreden en wat we er wel en niet van mogen verwachten. Minister, ik ben blij dat u zegt dat de administraties daarover met elkaar aan het praten zijn, maar hoelang moeten we daar nu nog op wachten? We willen echt niet nog eens binnen een aantal weken hier opnieuw hetzelfde debat voeren.
Ten vijfde, collega’s, is er de Tripadvisor die wij en de collega’s van Groen gevraagd hebben. Minister, u zegt dat u actieve transparantie gaat doen. Dat was vorige week ook al onze vraag. Ik ben blij dat er deze week een positief antwoord op komt. U gaat de inspectieverslagen zelf op de website zetten, samen met de lijsten van verhoogd toezicht. Maar, minister, een leek kan vandaag geen inspectieverslag lezen. Dan moeten die verslagen veel leesbaarder zijn. Gaat u instructies geven om daar werk van te maken? Wat dat betreft, is er ook nog veel werk aan de winkel. Dat combineren we graag met een echte soort Tripadvisor, waarin mensen die er verblijven ook hun impressies kunnen weergeven, zodanig dat iedereen die overweegt om daar zelf te verblijven of zijn ouders dat te laten doen, weet op basis waarvan hij die beslissing neemt.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik moet eerlijk zeggen dat ik echt gehoopt had dat u op basis van wat hier nu gebeurd is, nu eens eindelijk heel duidelijk zou zeggen dat dit niet kan in de sector en dat deze mensen die dit blijven doen, geen plaats hebben in de sector. Ik vond uw antwoord bijzonder lauw. Ik vraag me af waarom. Sinds 2017 zijn er al problemen bij Beauprez. Net als bij Clos Bizet is dat een probleem dat jaren aansleept. Je moet toch gewoon vaststellen dat er geen gevolg gegeven werd, dat dat de hardnekkigheid van de bestuurder is. Uw Zorginspectie stelde vast dat de voorziening tussen maart 2021 en juli 2021 geen enkele stap ondernomen had om bewoners te herhuisvesten. In maart 2021 en juli 2021 zaten er nog altijd exact dezelfde achttien bewoners. Collega Parys vraagt terecht of de mensen die er nu uit gehaald zijn, dezelfde mensen zijn die er vorig jaar ook zaten. Dat weet ik niet, maar ik kan wel vaststellen dat er tussen maart en juli hetzelfde aantal mensen was, toen waren er achttien mensen en nu in februari werden zeventien mensen geëvacueerd. Dat is een gevolgtrekking die we moeten maken, maar ik denk dat de kans heel groot is dat dat nog steeds dezelfde mensen zijn.
U zegt dan dat de uitbater in maart 2021 al tegenover Zorginspectie gedreigd had om gewoon van naam te veranderen. Ik begrijp echt niet dat daar dan niet nader op toegezien werd. U zegt dat voor u de kous af was, omdat het geen woonzorgcentrum meer was of geen assistentiewoningen meer waren, maar dan hebt u uw eigen inspectieverslagen niet goed gelezen. In de conclusie van het inspectieverslag staat letterlijk dat de autonomie en de zelfstandigheid van de aanwezige en de toekomstige bewoners blijvend opgevolgd moet worden en er desgevallend naar andere oplossingen gezocht moet worden. Dan kunt u toch niet zeggen dat uw administratie daar geen taak meer in had. U zegt dat ze allemaal een kans gehad hebben om te herhuisvesten, om ergens anders naartoe te gaan. Door Zorginspectie zijn er meldingen gemaakt van pogingen van de uitbater om valse verklaringen te verspreiden in naam van de bewoners bij de pers en de gemeente. Het gaat over manipulatie van kwetsbare mensen. Het gaat echt niet op om dan maar te zeggen dat ze maar hadden moeten verhuizen.
Nogmaals, als uw inspecteurs op 23 juli langskomen en ze vinden er exact dezelfde 18 bewoners als in maart 2021 en als in maart 2021 de uitbater ook al tegen uw inspecteurs zegt dat, indien hij zou moeten sluiten, hij gewoon de naam zal veranderen, dan gaat het toch gewoon over hardnekkig recidivisme. En ik kan me dan echt niet van de indruk ontdoen dat uw reactie, maar ook die van de gemeente Geraardsbergen, veel te lauw is.
En eerlijk gezegd, als ik het zo hoor, dan mogen die mensen verdorie blij zijn dat het parket ambtshalve is opgetreden. Want anders hadden die mensen daar binnen een aantal maanden nog altijd in dezelfde omstandigheden gezeten.
Er is nog iets waar ik me heel ergen aan stoor. U zegt dat het duidelijk moet zijn dat het hier niet over een woonzorgcentrum gaat. En inderdaad, in Beauprez ging het over assistentiewoningen. Maar we weten allemaal dat vlak daarnaast een woonzorgcentrum ligt van dezelfde organisatie, De Kloef, met dezelfde problemen. Dat heeft ook op de zwarte lijst gestaan. Ik heb daarnet voorgelezen uit het inspectieverslag over Beauprez. Bij De Kloef gaat het over foefelen met facturen, medische handelingen door niet-geschoold personeel, problemen met de infrastructuur, zoals geen verwarming in de winter en geen zonnewering in de zomer, verhuur van wooneenheden buiten capaciteit, gebrekkig onderhoud. Het laatste inspectieverslag waarover ik zelf beschik, dateert van 10 mei 2021. Toen was er nog bijna niets opgelost. Volgens die persoon zelf was er eind januari 2022 helemaal niets aan de hand. Dat heeft hij nog gezegd in de pers.
Maar wat ik nog het meest frappante vind van al die zorginspectieverslagen ... U hebt het er niet over gehad, maar ik ben blij dat collega Parys het er wel over heeft gehad. Ik heb u in mijn eerste vraag al gevraagd of u het met mij eens bent dat bepaalde mensen gewoon geen plaats meer hebben in de zorg, dat we hen levenslang moeten bannen om zorgactiviteiten te doen. Ik ben het daar 100 procent mee eens. Ik vind het heel bizar dat u zich daar als minister van Welzijn niet over wilt uitspreken.
Ik lees een stukje voor. En als u er dán nog niet van overtuigd bent dat die mensen geen plaats hebben in de zorg, dan denk ik dat u niet op uw plaats zit als minister van Welzijn. Sorry dat ik het zo zeg. “Volgens de directeur zijn er reeds verschillende bewonersraden in De Kloef georganiseerd. Er werden vier verslagen van gebruikersraden voorgelegd op 16 januari 2020. Uit gesprekken met de bewoners blijkt dat er slechts één bewonersraad is doorgegaan en dat de bewoners hiervan geen verslag hebben ontvangen.” En dan volgt wat ik het meest frappante vind: “Bij de inspectie later op de dag werd aan de balie van de GAW Beauprez een to-dolijst opgemerkt waarin als een van de taken is opgenomen: fictief verslag schrijven bewonersraad.” “Fictief verslag schrijven bewonersraad”, dat stond letterlijk op de to-dolijst van de directie.
Minister, bij zulke mensen, die bewust, heel doelbewust en flagrant de regels blijven overtreden en zo slecht omgaan met onze ouderen, vind ik dat u als minister van Welzijn uw verantwoordelijkheid moet nemen en zeggen: hier stopt het. Ik wil u nogmaals vragen: doe dat, en als het niet zo is, zorg er dan voor dat we daar volgens de regelgeving toch kunnen optreden om die mensen geen plaats meer te geven in onze zorgcentra.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was vorige week vrijdag echt vreselijk wakker worden met het nieuws op de radio van de situatie in Geraardsbergen. Twee jaar lang verhoogd toezicht krijgen en dan nog altijd zo’n situatie hebben ...
Maar er is niet alleen de situatie in Geraardsbergen. We hebben vorige week in deze commissie ook een andere situatie besproken, over de groep Orpea. Als je in de media de opmerkingen leest van zonen, dochters en andere familieleden van bepaalde bewoners in andere woonzorgcentra in Houthalen-Helchteren en je hebt weet van een aantal andere woonzorgcentra waarover klachten werden ingediend bij de Woonzorglijn, dan denk ik dat er toch wel iets aan de hand is. Dat is niet toevallig. En dan vraag ik me af of er bij die voorzieningen misschien iets aan het management scheelt. Als men een inspectie krijgt en daarbij opmerkingen krijgt en zes maanden, een jaar, twee jaar nadien is dat nog altijd niet in orde, dan heeft dat misschien wel iets te maken met de directie, met het managementteam dat dat moet uitvoeren.
Ik wil even de brug maken naar het begin van de coronacrisis, toen we in bepaalde woonzorgcentra werden geconfronteerd met heel veel overlijdens. Wat hebt u toen gedaan als minister? U hebt toen gezegd dat de woonzorgcentra die het slecht deden op het vlak van coronabestrijding en overlijdens een crisismanager toegewezen kregen. Minister, kunt u vandaag overwegen om ook voor deze woonzorgcentra – het zijn er twaalf – en nog enkele groepen van assistentiewoningen plus een aantal die op komst zijn, aangezien ik weet dat er klachten zijn, woonzorgcentra die onder verhoogd toezicht worden geplaatst, of sneller, die negatieve verslagen krijgen en na zes maanden nog altijd niet geremedieerd zijn, vanuit de overheid een crisismanager aan te stellen? Deze keer moet dat dan wel worden betaald door het woonzorgcentrum zelf, want ik vind niet dat de overheid dat allemaal ten laste moet nemen.
Want wat mij ook is opgevallen in de berichtgeving, in de media, is dat verschillende partijen aan het woord kwamen – Zorginspectie, het agentschap, het lokale bestuur –, maar dat naar mijn gevoel niemand zich verantwoordelijk voelde. De hete aardappel werd van het ene niveau aan het andere niveau doorgegeven. Het voordeel van het aanstellen van een crisismanager is dat die persoon, die man of die vrouw, samen met de zaakvoerder bekijkt wat de problemen zijn en naar oplossingen zoekt, ook met het lokale niveau. Die gaat echt proberen om die voorzieningen te remediëren. We hebben echt goede woonzorgcentra nodig voor onze ouderen. Als u, afhankelijk van de problemen die moeten worden geremedieerd, een periode vastlegt voor de crisismanager, kunt u dat vanuit Zorginspectie heel nauw opvolgen. Op die manier kunt u een oplossing bieden en voorkomen dat we de volgende jaren nog altijd met deze problemen zullen worden geconfronteerd.
Minister, wilt u mee in overweging nemen om in de situatie die we nu kennen en die de voorbije week herhaaldelijk naar voren is gekomen – het gaat niet alleen over Geraardsbergen, maar ook over de andere woonzorgcentra –, ook voor deze woonzorgcentra een crisismanager aan te duiden?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Voorzitter, ik had hierover ook een vraag om uitleg ingediend. Maar omdat die na de interpellatie was ingediend, is die blijkbaar onontvankelijk. Maar goed, ik zal mijn minuten dan maar goed gebruiken.
Minister, uw uitleg stelt werkelijk niet gerust. U geeft een heel relaas over wat er allemaal is gebeurd en u sluit af met te zeggen dat het allemaal goed en correct is verlopen, dat er geen aanpassing van de procedures nodig is. Minister, er zijn zonet na een gerechtelijke inval zeventien zwaar verwaarloosde ouderen geëvacueerd uit een voorziening die voorheen een assistentiewoning was. Het is redelijk pakkend dat u dan gewoon kunt zeggen dat alle regels gevolgd zijn en dat we er niets aan kunnen doen. U bent niet enkel minister van woonzorgcentra en assistentiewoningen, u bent minister van Welzijn en dus eveneens verantwoordelijk voor het welzijn van alle ouderen, zeker in dezen, als het gaat over een woning die voorheen een assistentiewoning was en waar blijkbaar toch nog altijd zwaar hulpbehoevende ouderen leven. Dan maakt het mij heel erg ongerust dat u zich er eigenlijk gewoon van afmaakt met te zeggen dat het uw verantwoordelijkheid niet is, dat alle procedures goed werden gevolgd en dat we er eigenlijk niets aan kunnen doen. Dat is eigenlijk wat u zegt.
U kiest ervoor om die zorgmarkt open te stellen voor iedereen, ook voor commerciële uitbaters. We hebben het hier vorige week ook al over Orpea gehad. Dat is dan het andere uiterste, de zorgmultinationals. Hier gaat het echt over een cowboy. Dat kan blijkbaar, dat er cowboys op de markt zijn. Er wordt gezegd dat het om een minderheid gaat. Gelukkig maar, het zou maar erg zijn dat er zo vele rondlopen. Maar door de zorgmarkt open te stellen voor iedereen, zijn die cowboys daar ook wel. Ik hoop dat u daarvoor uw kop niet in het zand steekt. Hier is het een zorgstrateeg, zoals die zichzelf noemde, die de afgelopen tien jaar 1,4 miljoen euro aan dividenden aan zichzelf heeft uitgekeerd, die de zorg dus duidelijk zag als een manier om geld te verdienen, voor zichzelf. Ik hoop dat u daar steeds meer oog voor krijgt, dat u weet en ziet dat die bestaan en dat u daarop controle uitoefent. Ik denk dat er steeds meer zaken op wijzen dat de commerciële insteek van zorg toch niet ons model van de toekomst moet zijn.
Ik blijf het vreemd vinden dat u zegt dat, als zij omvormen naar een cohousingproject, dat onze verantwoordelijkheid niet meer is en dat wij het dan niet meer kunnen opvolgen. Minister, ik vraag u toch hoe u in de toekomst kunt voorkomen dat iemand zomaar zijn erkenning van assistentiewoning kan verliezen en vervolgens aan een cohousingproject begint. Zulke toestanden moeten we voorkomen. U moet toch een plan hebben over hoe u zoiets wilt aanpakken?
In het plan van de Vlaamse Regering staat ook dat u pilootprojecten persoonsvolgende financiering (PVF) wilt opstarten voor erkende zorg, evenals voor kleinschalige woonvormen voor ouderen met zorgnoden. Er is toch wel heel erg veel nood – dat blijkt hier nu ook – aan een kader voor die cohousingprojecten of voor die kleinschalige woonvormen, waarbij we ook daar de verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen dat de zorg die de bewoners daar krijgen, van kwaliteit is. We moeten ook toezien op de kwaliteit van wonen, zorg en leven.
U zegt dat u het toezicht wilt versterken en spreekt over data en kruiscontroles. Maar wil dat concreet ook zeggen dat u Zorginspectie zult versterken op het vlak van man- en vrouwkracht?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, ik had, evenals collega Vandecasteele, een vraag om uitleg ingediend, die wegens de eerdere interpellaties niet geagendeerd kon worden. Maar ik wil in dezen toch ook wel graag een aantal zaken naar voren brengen.
Collega’s, als ik de verhalen in de pers lees, ben ik daar evenzeer door geschokt. We zullen vanzelfsprekend het gerechtelijk onderzoek moeten afwachten, maar als het waar is wat we in de pers lezen over de manier waarop die ouderen daar gehuisvest waren, dan kan dat absoluut niet door de beugel en dan vind ik dat de uitbaters die daarvoor verantwoordelijk zijn, natuurlijk gesanctioneerd moeten worden.
De vraag die zich opwerpt, is: hoe kan het dat uitbaters van assistentiewoningen die gesloten worden wegens de ondermaatse zorg aan de ouderen die er wonen, hun residentie kunnen omvormen tot een zogenaamd cohousingproject en dan eigenlijk gewoon verder kunnen doen? We hebben een aantal regels voor woonzorginitiatieven als woonzorgcentra en assistentiewoningen. Daarop wordt ook controle en inspectie uitgeoefend. De vraag is dan, als er een initiatief opgestart wordt, of dit onder die regelgeving valt of niet.
Cohousing gaat over een woonproject waarbij mensen zelf kiezen om te gaan samenwonen, een aantal gemeenschappelijke gedeeltes te delen, samen het beheer te doen enzovoort. Daarvan kwamen trouwens al mooie voorbeelden ter sprake in deze commissie, zoals Senioren Thuis in Antwerpen. Evenals collega Parys verwijs ik naar de actuele vragen van februari 2020 over projecten waarbij er wel werd opgetreden door het agentschap. Toen heb ik vanuit alle fracties heel veel verontwaardiging gehoord omdat Welzijn het aandurfde om controle uit te oefenen op een cohousingproject. Ik heb het verslag nog eens opgezocht, en de terminologie is niet mis: ‘laat het los’, ‘let it go’ en ‘u moet daar geen controle op uitoefenen’. Ik heb toen ook gewezen op het broze evenwicht dat er is tussen enerzijds mensen vrijlaten in hun keuze om eventueel te participeren in een cohousingproject en anderzijds zorgen dat de zorg voor heel kwetsbare mensen gegarandeerd is. Waar ik me dan echt wel zorgen over maak, is het volgende. Wat als dergelijke cohousing georganiseerd wordt voor echt zorgbehoevende ouderen, waarbij een tussenpersoon optreedt die geld vraagt om zorg en diensten te voorzien voor kwetsbare mensen? Op zich is het nog altijd wel een woonproject en geen woonzorginitiatief, maar vanaf wanneer gaat het dan eigenlijk over echt onwettige uitbating of uitbating van een zorginitiatief?
In dit geval was er een eerdere sluiting door het agentschap wegens die zware gebreken. Maar we mogen er ook niet blind voor zijn, collega’s, dat dit ook kan gebeuren zonder dat er eerst sprake is van assistentiewoningen of een woonzorgcentrum, en dat ouderen – en bij uitbreiding ook andere kwetsbare mensen – onder het motto van kleinschalig en zelfstandig wonen, worden toegeleid naar cohousingprojecten waarbij ze rekenen op de nodige zorg maar waar ze die niet krijgen.
Dat er mensen zijn die heel malafide zijn en zelfs na een sluiting proberen om ouderen op een andere manier te misbruiken, is verschrikkelijk. Dat zullen we misschien nooit voor 100 procent kunnen uitsluiten, maar daar kunnen we natuurlijk niet genoeg tegen optreden en daar moeten we ook heel alert voor zijn. Want wat er achter de muren gebeurt, dat weet je niet. Dat weet je niet in een huisgezin en dat weet je vaak ook niet in dergelijke projecten.
Ik heb daarom nog enkele bijkomende vragen, minister.
Hoe kunnen ouderen die de keuze maken om in te stappen in een woonzorginitiatief of in een cohousingproject beter geïnformeerd worden? Hoe kunnen we dus zorgen dat ze een correct verwachtingspatroon hebben met betrekking tot de keuze die ze maken? Voor assistentiewoningen kan er een online checklist geraadpleegd worden, die duidelijkheid geeft en die opgemaakt werd omdat er in het verleden vaak onduidelijkheid over was.
Hoe kan het eigenlijk dat een lokaal bestuur, dat nochtans altijd wordt ingelicht en ook moet worden ingelicht volgens het Woonzorgdecreet als een woonzorginitiatief gesloten wordt, dit niet heeft opgemerkt? U hebt verwezen naar de diverse contacten en overlegmomenten die er zijn geweest. Was er dan na die sluiting en die omvorming geen alertheid ter zake?
We horen veel pleidooien voor zo weinig mogelijk regels. Ik heb er daarnet al naar verwezen: dat was ook het geval in de discussie in de plenaire vergadering twee jaar geleden. We horen dat ouderen een vrije keuze moeten kunnen maken. Ik onderschrijf dat wel, maar het blijft natuurlijk een heel broos evenwicht. Hoe kunnen we niet alleen de informatie maar ook de sociale controle verbeteren, zodat er, als je voelt dat die keuze toch niet zo vrij is of dat de zorg niet gegeven wordt zoals ze gegeven zou moeten worden, toch kan worden opgetreden?
Het Woonzorgdecreet beschermt tegen het oneigenlijk gebruik van onder meer de naamgeving. Maar wat als er geen oneigenlijk gebruik is van de naamgeving van initiatieven volgens het Woonzorgdecreet maar men in de praktijk wel laat uitschijnen dat de nodige zorg wordt geboden?
Minister, wat is eigenlijk de zorg van het beleidsdomein Wonen hierin? Hoe kan er samen met het beleidsdomein Wonen bekeken worden hoe we ook preventief kunnen optreden door middel van regelgeving omtrent gemeenschappelijke woonvormen waarbij er bepaalde diensten en zorg worden aangeboden?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ‘schandalig’ en ‘schrijnend’ zijn inderdaad woorden die we niet lichtzinnig in de mond mogen nemen. Maar als we horen en zien hoe de uitbaters van het gewezen woonzorgcentrum Beauprez en de assistentiewoningen De Kloef hun bewoners, waaronder dementerenden, in mensonterende omstandigheden lieten wonen, past hier ook het volgende woord: crimineel. We kennen ondertussen de geschiedenis; de collega’s hebben die duidelijk geschetst. Ik onderschrijf ook de bezorgdheden van de collega’s en hun vragen, die ik niet allemaal zal herhalen. Ik ben vooral blij dat collega De Martelaer mijn voorstel voor een crisismanager voor woonzorgcentra die op een zwarte lijst komen te staan, dat ik al een paar keer gelanceerd heb in deze commissie, nu ook steunt. Ik hoop dat er nu ook een antwoord komt van u, minister, op dit voorstel, en het liefst ook steun ervoor.
Daarnaast heb ik nog twee bijkomende vragen. Het is wel bijzonder dat er nu, na de commotie, en ook al vorige week, een dergelijke mishandeling van onze ouderen aan het licht komt. De meeste klachten bij de Woonzorglijn – bijna de helft – gaan over de zorg en de kwaliteit van de zorg. Daarom herhaal ik mijn vraag van vorige week, minister, waarop u geen antwoord gaf. Hoe zult u de Woonzorglijn nog bekender maken zodat we sneller dergelijke gevallen kunnen detecteren? In 2020 kreeg de Woonzorglijn plots veel meer meldingen. Corona zat daar voor iets tussen, zo evalueert men het zelf in het jaarverslag. Maar het is nu van belang dat die bekendheid nog groter wordt. Zult u een campagne opstarten om deze rechtstreekse klachtenlijn, zowel voor de bewoners als voor de familie, mantelzorgers, bewindvoerders en iedereen die betrokken is, in deze sector bekender te maken?
Daarnaast moet er mijns inziens vanuit uw administratie Zorg en Gezondheid een schrijven gaan naar de lokale besturen, opdat die via hun sociale huizen, OCMW’s en allerhande antennes die ze voorhanden hebben, een inventaris kunnen opstellen van alle voorzieningen die zorg of structurele hotelvoorzieningen voor ouderen aanbieden, zoals cohousing en andere creatieve vormen die we nu misschien nog niet op de radar hebben. Die inventaris kunnen ze dan bezorgen aan het agentschap, zodat u beter op de hoogte bent en zodat Zorginspectie ter plaatse kan gaan om te zien of de zorg voor deze mensen goed en toereikend is. Wij vragen dat u hiertoe de nodige initiatieven neemt, zodat u alle zorginitiatieven in al hun vormen kent en in kaart kunt brengen en zodat u de bevoegdheid hebt om deze rotte appels er voor eens en altijd uit te halen. Ik denk dat het van groot belang is, minister, dat u leert uit dit geval en uit vorige gevallen en dat u zo kunt zorgen dat dergelijke schandalige gebeurtenissen niet meer kunnen voorvallen.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de bijkomende vragen. We moeten proberen uit elke situatie te leren. Dat is absoluut zo. Ik heb de informatie die ik van mijn agentschap gekregen heb, geschetst. Dat was ook een van de vragen die de collega’s gesteld hebben. Ik zou toch enige voorzichtigheid aan de dag willen leggen over de vraag waarom men nu precies daar vanuit het parket gedaan heeft wat men gedaan heeft en welke bevindingen men daar precies deed, enzovoort. We zullen dit dossier met bijzondere aandacht van naderbij volgen. Daar kunt u zeker van zijn. Ik zou in dit soort situaties toch altijd met twee woorden willen spreken. Het is belangrijk dat we dit doen. Nog eens: we volgen dit met meer dan bijzondere aandacht op, maar het is wel belangrijk dat we de volledige situatie onder ogen krijgen. Ik heb de situatie gegeven zoals ik die ken vanuit het agentschap. De vraag is of dit de volledige situatie is en of de beeldvorming die opgehangen werd, klopt met de realiteit en wat er dan moet gebeuren.
Ik heb dit weekend het boekje ‘Hemelrijk’ van Chris De Stoop gelezen. Ik herinner me dat hier vragen gesteld zijn – in een totaal andere context, voor alle duidelijkheid – over de superverspreider sinterklaas in een woonzorgcentrum in Mol. Na afloop van het lezen van dat boek ben ik nog meer overtuigd dat we in concrete casussen altijd het best met twee woorden spreken alvorens definitieve conclusies te trekken. Nogmaals: dat wil niet zeggen dat we geen conclusies moeten trekken. Als dat aan de orde is, zullen we dat zeker doen.
Voor alle duidelijkheid: dit is geen woonzorgcentrum. Laat ons toch ook al die verschillende zaken niet door elkaar halen. Hier worden zaken met elkaar vermengd. Vorige week hebben we een discussie gehad over Orpea, dat gaat over erkende woonzorgcentra; idem dito de situatie in Houthalen. Bij Beauprez gaat het over een private voorziening. Het is niet verboden dat men zorg voorziet en dat zelf weet te organiseren. Zorgbehoevenden kunnen thuis verblijven en er kan zorg geboden worden door familie en externe zorgverleners. Dat is niet verboden. Collega Anaf, ik herinner me – en parlementslid Schryvers heeft ernaar verwezen – toen we de discussie hadden over het optreden van Zorginspectie, dat er vanuit verschillende fracties, ook vanuit uw fractie, gezegd werd dat Zorginspectie minder rigide moet optreden, meer van onderuit moet toelaten enzovoort. Ik heb toen gewezen op een aantal mogelijke gevaren en het feit dat er een aantal zaken zijn die het best in kaders georganiseerd worden. Het ging over Villa de Proost in Aarschot. We zijn daar toen mee in dialoog gegaan en we zijn tot oplossingen gekomen of aan het komen. Ik ben daar dus niet blind voor. Maar ik ben soms wel verbaasd dat men de ene keer zegt ‘let it go, laat datgene dat van onderuit groeit gebeuren, zorg dat er niet te veel regels voor zijn’, en dat men aan de andere kant, naar aanleiding van een andere casus, vraagt hoe het kan dat Zorginspectie er niet voldoende streng op geweest is, terwijl men eerst in een andere casus vindt dat men daar veel te streng in geweest is.
Collega De Martelaer, u hebt geciteerd uit de verslagen van Zorginspectie. Ik zie u ja knikken, waarvoor dank. Dat is dan meteen ook een antwoord op de vraag van collega Parys om te zorgen dat de inspectieverslagen voldoende helder en duidelijk en niet te technisch zijn. Wel, zoals u ze hebt geciteerd, blijkt toch dat ze voldoende helder en duidelijk zijn. Nogmaals: vanaf begin maart zullen we ze op onze websites zetten.
Ik heb hier ook allerlei dingen over de Tripadvisor gehoord. Dat is zeer interessant. De casus waar we hier over spreken, staat op zo’n Tripadvisor. U kunt dat gewoon googelen. Dat staat op booking.com. Dat is op zich geen garantie voor succes.
Als er onveilige omstandigheden voor mensen of bewoners worden vastgesteld, worden er maatregelen genomen voor de betrokkenen. Dat gebeurt naast de opvolging van de voorzieningen, mogelijk ook met een intrekking van de erkenningen. Die mensen worden dus niet aan hun lot overgelaten. Het intrekken van een erkenning – ik heb dat ook geschetst in de historiek – heeft wel repercussies, want een woonzorgcentrum of een assistentiewoning is eigenlijk zoals uw eigen woning. Als u zegt dat die mensen eruit moeten, dan moet er wel een alternatief zijn. Velen vormen in een woonzorgcentrum of in een assistentiewoning een gemeenschap. Dat is hetzelfde als zeggen dat we broers en zussen uit elkaar gaan trekken.
In eerste instantie – en dat is ook de filosofie – moet je inzetten op verbetering. Je moet tijd en ruimte geven zodat verbetering mogelijk zou zijn, maar je mag de stok achter de deur nooit uitsluiten en je moet die toepassen als het echt niet anders kan. Hier is het ook toegepast. Wanneer een voorziening onder verhoogd toezicht staat, wordt er in eerste instantie gekeken naar hoe we de tekorten kunnen remediëren. Collega Parys, het klopt dat een voorziening lang onder verhoogd toezicht blijft staan, net om dat nauwer toezicht ook mogelijk te maken, om te kijken of die verbetering duurzaam is. Als je die tijdvensters gaat inkorten, heb je er dus geen zicht meer op of die verbetering wel duurzaam is. Het kan zijn dat men initiatieven neemt om die verbeteringen te doen in de hoop om op die manier van die lijst af te komen, maar dan na een paar weken of maanden weer vervalt in oude gewoontes. Dan is er geen duurzame verbetering. Op zich streven we dezelfde ambitie na, maar het tijdvenster verkorten, gaat ons niet helpen met datgene wat we gezamenlijk als ambitie naar voren willen schuiven.
Ik heb het daarnet ook gezegd: ik wil eerst kijken wat het gerechtelijk onderzoek betekent. Ik heb daar op dit ogenblik geen inzage in. Ik weet dus ook niet wat de beheerder precies en concreet ten laste gelegd wordt. Wanneer we daar inzage in krijgen, zullen we inderdaad ook bekijken welke stappen daarrond gezet kunnen worden.
Wat betreft de vraag of wij het management van een private voorziening kunnen overnemen en crisismanagers kunnen aanduiden: een woonzorgcentrum kan altijd een externe crisismanager aanduiden. We hebben dat in COVID-19-tijd gedaan. We hebben dat toen ook betaald, omdat er directies uitvielen, omdat het niet goed te besturen was. Op hun vraag hebben we dat toen ook als tijdelijk kader mogelijk gemaakt. Maar juridisch gezien is het niet zo eenvoudig om het management van een private voorziening over te nemen, zelfs niet van bijvoorbeeld een OCMW-woonzorgcentrum, want we zijn als Vlaamse overheid niet rechtstreeks uitbater van een woonzorgcentrum. We geven vertrouwen, wij financieren en er staat controle op. De Vlaamse overheid heeft ooit via bewindvoering geprobeerd om controle te krijgen, maar dat werd toen door de rechtbank niet toegestaan. Het is dus niet zo dat het een eenvoudige zaak is om dat mogelijk te maken. Er zijn precedenten van die niet tot een succes geleid hebben.
Wat de stad Geraardsbergen betreft: ook daar heb ik in mijn antwoord op gewezen. Volgens de informatie waarover ik beschik, had de stad Geraardsbergen geen indicatie dat er zwaar zorgbehoevenden in Alegria woonden en dat er onvoldoende zorg zou zijn geweest.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik ben toch een beetje getroebleerd door uw antwoord. U zegt dat we de reden moeten afwachten waarom het parket daar is binnengevallen. Ja, dat is juridisch misschien wel correct. Maar u hebt uw eigen inspectieverslagen, u hebt de getuigenis van de dokter die heeft gezegd dat mensen daar in mensonterende omstandigheden zijn gevonden en dat hij niet dacht dat dit in België mogelijk zou zijn.
Wij willen eigenlijk een minister zien die de kant van die kwetsbare oudere Vlamingen kiest. Minister, wij willen zien dat u dat ter harte neemt, dat u daardoor gepassioneerd bent en dat u onmiddellijk wilt bekijken wat u hieraan kunt veranderen. Ik had verwacht dat u bijvoorbeeld nog eens met de procureur of met de substituut zou hebben gebeld en dat u zelf de informatie zou opvragen die kan en mag worden gedeeld, zodat u weet hoe de vork aan de steel zit, wat u kunt en mag weten, wat u zelf al weet via uw eigen administratie, en dan actie kunt ondernemen.
Minister, soms leidt het volgen van de regels tot het omgekeerde resultaat van de doelstelling die die regels beoogden. Daarmee bedoel ik: je kunt je perfect aan de regels hebben gehouden en perfect het omgekeerde hebben gedaan van waarvoor ze gemaakt zijn, namelijk het beschermen van die kwetsbare ouderen. Minister, ik vind dat we ons hierover vragen moeten stellen.
Er zijn een aantal cowboys actief in de woonzorgsector. Minister, die moeten eruit. Dus: sluit een aantal woonzorgcentra en het zal snel gedaan zijn met iedereen die er de kantjes vanaf loopt.
Dat hebben we gedaan.
En dat zal ook heel goed zijn voor de rest van de sector die zich wél aan de regels houdt. Minister, geen twee jaar meer op een lijst van verhoogd toezicht, en een levenslange ban voor uitbaters die zich schuldig hebben gemaakt aan feiten zoals de feiten waarvan we vandaag al zeker zijn dat ze zich hebben voorgedaan in Geraardsbergen. Minister, we willen daar graag proactiviteit.
En ja, we hebben de discussie gevoerd of Zorginspectie in Aarschot, waar iedereen blij was, te voortvarend is geweest. En nu voeren we de discussie over Zorginspectie die niet voortvarend genoeg is geweest in een casus waar mensen echt in mensonterende omstandigheden zijn gevonden. Dat kun je oplossen door te doen wat wij al twee jaar vragen: erken een cohousingvorm voor ouderen zodat iedereen dat kader kent en weet wat de regels zijn waaraan men zich moet houden en waar de inspectie dan wel en niet voor bevoegd is.
Tot slot, minister, ben ik een beetje teleurgesteld dat u zegt dat mevrouw De Martelaer heeft geciteerd uit een inspectieverslag en dat dat bewijst dat die verslagen vrij leesbaar en toegankelijk zijn voor iedereen. Minister, eerst en vooral betwist ik niet dat daar zinnen en paragrafen in staan die best begrijpelijk zijn. Dat zou maar erg zijn. Minister, als u die uitprint – ik heb dat eens gedaan voor alle inspectieverslagen rond handhygiëne –, dan hebt u een kamer nodig met allemaal A3’s. Daar staan zoveel vakjes en termen op die geen enkele leek begrijpt, minister. Als dat de vorm van openbaarheid is die we proactief belijden en als daarmee de kous af is, minister, dan vrees ik dat we niet echt een stap vooruit zetten. Minister, daarom heb ik de heel dwingende vraag aan u om ervoor te zorgen dat we die in een vorm maken zodanig dat iedereen die kan begrijpen.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, eerst en vooral: als u mij zaken voor de voeten wilt gooien, dan is daar het best een feitelijke grondslag voor. Wat Villa de Proost betreft, klopt het dat u toen kritiek hebt gekregen, vooral van uw coalitiepartners. Maar ik heb toen elke keer mee de verdediging opgenomen van de inspectie, omdat ik vind dat ze hun job daar goed hebben gedaan. Het had misschien eerlijk geweest om even terug te kijken naar die discussie van toen. Ik heb dat wél gedaan, omdat ik op den duur zelf begon te twijfelen. Ik zal even letterlijk citeren uit het verslag van toen. Ik heb toen letterlijk gezegd: “We hebben in Vlaanderen een duidelijk kader voor de kwaliteit en de prijzen in woonzorgcentra. Het is inderdaad aan Zorginspectie om daarop toe te zien en als er dingen gebeuren die niet kunnen, om daar ook in te grijpen. Ik denk dat dat in dit geval correct gebeurd is.” Dat is wat ik in februari 2020 in de plenaire vergadering over Villa de Proost heb gezegd. Het is dan ook niet correct dat u nu komt zeggen dat ik toen heb gezegd dat Zorginspectie niet zo streng had moeten optreden en dat ik nu heb gezegd dat Zorginspectie strenger moet optreden. Dat is totaal onwaar. Het is niet serieus dat u dat op die manier probeert te framen.
Ten tweede, u blijft zeggen dat we wel duidelijk moeten zijn en dat het niet over een woonzorgcentrum gaat. Nee, het gaat hier over een ondernemer die manifest en bewust dingen doet om de winst te maximaliseren en die de zorg eigenlijk niet belangrijk vindt. Daarover gaat het eigenlijk. En die persoon baat nog altijd een woonzorgcentrum uit dat ook op de zwarte lijst staat. Want ik heb u daarnet aangegeven op welke manier er daar bewust is geprobeerd om te foefelen. En dan gaat het erover of we die mensen dan nog een plaats moeten geven in onze ouderensector. En u blijft daar niet op antwoorden.
U moet als minister van Welzijn echt eens kiezen wie u gaat beschermen: onze ouderen of zulke zelfverklaarde ondernemers die misbruik maken van die ouderen. Vlaanderen is bevoegd inzake ouderenzorg en ouderenbeleid. Het is uw opdracht om onze senioren te beschermen tegen verwaarlozing en misbruik. En als de regelgeving dat dan niet toestaat, of dat enkel toestaat als de eigenaars zich een beschermde naam toe-eigenen, dan moet je die regelgeving veranderen. Je kunt twee dingen doen. Je kunt de boekhouder uithangen en zeggen dat je niets kunt doen omdat de regelgeving het niet toestaat. Of je kunt doen wat ik van een minister verwacht, wat iedereen, ook onze kwetsbare ouderen, van hun minister verwachten, en dat is mensen beschermen en ervoor zorgen dat je die mensen kunt beschermen.
Iedereen in deze commissie heeft zich nu wel duidelijk uitgesproken voor meer regelgeving, voor een strenger kader om die mensen die zo manifest tegen alles ingaan, uit de zorg te weren. U hebt een heel duidelijk mandaat van deze commissie. En dat is niet de eerste keer. Al verschillende keren, als het ging over die zwarte lijst, dat verscherpt toezicht, is er een heel duidelijk mandaat vanuit alle fracties van dit parlement om daar nu echt iets aan te dóén. En u weigert dat. Dat begrijp ik écht niet. Een minister van Welzijn moet ouderen beschermen en niet malafide ondernemers de hand boven het hoofd houden.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik kom als laatste aan de beurt en kan dit debat afronden.
Ik wil een aantal reflecties naar voren brengen die ik uit dit debat onthoud. Het gaat over twee debatten: cohousing en inspectie.
Twee jaar geleden hebben we inderdaad in dit parlement de discussie gevoerd over Villa de Proost. Groen vindt dat ouderen volgens de ouderenrechten moeten kunnen kiezen met wie ze samenwonen. Is dat via cohousing, dan moet dat kunnen volgens ons. Maar er blijkt soms nood te zijn aan een kader. En wat merken we nu? Twee jaar later is er nog altijd niets, ook al was dat beloofd. Sorry, minister, maar ik moet u eigenlijk de minister van Traagheid noemen, want dit is toch ongelooflijk. We wisten toen al dat er misschien problemen konden komen, en vandaag worden we daarmee geconfronteerd.
Ik ga even in op de situatie in Geraardsbergen. Ik hoor in uw antwoord meermaals dat we voorzichtigheid aan de dag moeten leggen. Ja, u bent meer de minister van Voorzichtigheid. Want dat centrum was voordien wel een woonzorgcentrum. Dat stond al twee jaar onder verhoogd toezicht en er werd niet opgetreden. De situatie die vandaag aanleiding heeft gegeven tot de uitzetting van de bejaarden, is een andere situatie.
Minister, dank u voor het compliment dat ik de verslagen kan lezen. Ik kan de verslagen lezen, ik begrijp daar woorden uit, maar in uw eerste antwoord hebt u heel veel geciteerd over tussentijdse contacten tussen de inspectie en de uitbaters. Daar had ik geen notie van. Ik moest dus voortgaan op de verslagen. Gezien mijn opleiding kan ik die lezen. Maar uiteindelijk ben je daar ook weinig mee. Want alle verslagen lijken op elkaar. Het zijn typeformulieren waarin de inspectie kruisjes zet en opmerkingen plaatst. Ik hoop binnenkort steun te krijgen van de heer Parys wanneer we met ons voorstel komen van Tripadvisor, omdat ik denk dat dat een manier is om iets te doen aan de kwaliteit.
Minister, op dit moment kunnen mensen die klachten hebben over een woonzorgcentrum, over een groep van assistentiewoningen of over kortverblijf, enkel gaan klagen bij de Woonzorglijn. Ik heb al meermaals de frustratie gehoord van mensen die een klacht indienen dat zij niets horen van de Woonzorglijn, dat zij het gevoel hebben dat er niets wordt gedaan met die klacht. Dat is één. Twee, als er iets wordt gedaan met die klacht en er is dan inspectie, dan merken we dat er daar termijnen overheen gaan waarin er niet wordt geremedieerd. U zegt dat het juridisch gezien moeilijk is om een crisismanager aan te duiden. Ja, in de periode van corona moest het woonzorgcentrum ermee akkoord gaan. Maar u kunt ook in de regelgeving opnemen dat, op het moment dat een woonzorgcentrum, een groep van assistentiewoningen of een kortverblijf niet in orde is met de vooropgestelde regels, dat onder verhoogd toezicht komt en dat er dan ook een crisismanager wordt aangesteld. U bent minister, u hebt de instrumenten om dat in orde te brengen.
Dus ik ga het nog eens duidelijk zeggen: minister, u moet niet meer traag zijn, u moet echt werken. Heel veel ouderen, en familieleden van ouderen, kijken nu naar u, voor wat er gaat gebeuren met al die klachten.
Ten tweede: voorzichtigheid is nodig, maar daadkracht is veel beter. Ik hoop dus echt dat u met een voorstel komt, zodat we binnenkort ook bij woonzorgcentra die in gebreke blijven, een crisismanagement aanstellen dat samen met het lokale niveau, met de familieleden en de bezoekers, kan zoeken naar een oplossing. Het doel mag niet zijn om die woonzorgcentra te sluiten, het doel moet zijn om goede woonzorgcentra te creëren, die lokaal ingebed zijn. Ik denk dat we daarvoor allemaal moeten gaan.
De interpellaties en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.
Collega’s, ik ben, gelet op het thema, speciaal flexibel geweest met de spreektijden. Ik denk dat we vanaf de volgende vraag de spreektijden weer zo goed mogelijk moeten toepassen, als we alle vragen willen behandelen, temeer ook omdat de minister heeft laten weten dat hij in de commissie kan blijven tot 18.30 uur. Ik richt dus aan iedereen de vraag om met de spreektijden rekening te houden.