Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de start van de beoordelingsronde voor de werkingssubsidies van het Kunstendecreet
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Het Kunstendecreet is een van de belangrijkste beleidsinstrumenten voor de cultuursector in Vlaanderen. Veel organisaties, 293 om precies te zijn, dienden in december 2021 een dossier in om aanspraak te maken op werkingssubsidies voor de periode 2023-2027. Deze dossiers worden beoordeeld door een poel van experten die in verschillende beoordelingscommissies zetelen. Vorige week werd de samenstelling van de beoordelingscommissies en het bedrag waarbinnen elke commissie moet adviseren meegedeeld via de website van het departement. Deze verdeling vraagt toch enige verduidelijking.
Vooreerst het globaal budget: er is voor alle commissies samen, exclusief de Landschapscommissie, een bedrag van ongeveer 150 miljoen euro uitgetrokken voor de structurele subsidies. De huidige subsidiemassa voor structurele werkingen bedraagt vandaag 152 miljoen euro. Voor de Vlaamse kunstinstellingen is er een pot van 61 miljoen euro. Vandaag krijgen deze organisaties samen een bedrag van 60 miljoen euro aan subsidies. Voor hen zit de wind iets beter, zeker omdat er geen nieuwe aanvragers zijn. Voor de duidelijkheid van het debat ga ik nog even de gereserveerde bedragen.
Voor de verschillende beoordelingscommissies hebben we de verschillende budgetten die gecommuniceerd zijn op de website van het departement. Ik ga die niet allemaal voorlezen. Kunstenpunt heeft een analyse gemaakt van de cijfers. Die hebben jullie wellicht ook allemaal ontvangen. Daarbij zijn er toch enkele conclusies: bij bepaalde disciplines zoals theater, klassieke muziek en multidisciplinaire kunsten gaan sommige er toch sterk op achteruit, zeker in absolute cijfers, ten voordele van andere disciplines.
Daarom stel ik alvast deze vragen.
Zal het totaal van subsidies voor de kunstinstellingen vermeerderen, verminderen of gelijk blijven?
Waarom is het totaal van de bedragen van alle commissies samen lager dan de huidige subsidies? Heeft dat te maken met het voorbehouden van een subsidie voor de Landschapscommissie om ze in de gelegenheid te stellen om op het einde van de adviesronde correcties door te voeren?
Zal de Landschapscommissie kunnen beschikken over die kleine 5 miljoen euro, 5 procent van het budget dat beschikbaar is voor de beoordeling en toekenning van alle werkingssubsidies? Zal ze daarmee die taakstelling kunnen uitvoeren?
293 organisaties hebben voor 226 miljoen euro aan aanvragen ingediend voor werkingssubsidies. 86 ervan zijn nieuwkomers. Minister, overweegt u een verhoging van het budget voor de werkingssubsidies, gezien het aantal nieuwe aanvragen?
Gelet op de onmogelijke verhouding tussen aangevraagd en beschikbaar budget, wat gebeurt er met de vele organisaties die waarschijnlijk achter het net zullen vissen?
Hoe werden de bedragen per commissie bepaald? Is er rekening gehouden met nieuwe aanvragers of enkel met organisaties die vandaag gesubsidieerd worden?
Is er rekening gehouden met de aangevraagde subsidiebedragen, met bestaande bedragen? Welke elementen uit de strategische visienota hebben mee de toegekende bedragen bepaald? Minister, kunt u een heldere uitleg geven over de totstandkoming van deze verdeling, een beslissing die bij de Vlaamse Regering berust?
Minister, hoe zult u garanderen dat de in- en uitstroom van organisaties in het Kunstendecreet evenwichtig gebeurt?
Wat gebeurt er als in de ene commissie geen nieuwe aanvragers worden beoordeeld en in een andere net wel? Dat heeft budgettaire gevolgen voor de aanvragers. Kan er dan geschoven worden met budgetten tussen commissies naargelang de noden?
Daarnaast valt op dat de commissies ingedeeld zijn op basis van disciplines die door de Vlaamse Regering worden bepaald, terwijl het Kunstendecreet is gebouwd op functies. Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat de functies die aanvragers hebben aangekruist ook deskundig worden beoordeeld en worden meegenomen in de adviezen?
Hoe kunnen we vermijden dat sociaal-artistieke organisaties die bijvoorbeeld participatie als hoofdfunctie hebben, afgewogen worden tegenover organisaties die productie als hoofdfunctie hebben?
Na de beoordelingsronde door de commissies volgt een voorlopig advies dat kenbaar wordt gemaakt aan de aanvrager. Zal dit voorlopig advies ook openbaar worden gemaakt?
Na de definitieve adviezen, volgend op een eventuele repliek van de aanvragers, wordt een adviesbedrag toegekend. Daarna buigt de Landschapscommissie zich over het totaalplaatje. Hoe verhoudt de Landschapscommissie zich ten opzichte van de beoordelingscommissies? Kunnen ze beslissingen van de beoordelingscommissies betwisten? Kunnen ze enkel adviseren om positief beoordeelde dossiers buiten het beschikbare budget toch mee te nemen? Of ook negatief beoordeelde dossiers?
In hoeverre zal er rekening gehouden worden met de adviezen van de Landschapscommissie?
Dit zijn heel wat vragen, minister-president, over deze nieuwe subsidieronde.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
We hebben vorige week kennis kunnen nemen van de verdeling per beoordelingscommissie van de ingediende aanvragen voor de werkingssubsidies in uitvoering van het nieuwe Kunstendecreet. Er zijn 293 ontvankelijke dossiers ingediend, en daarvan zijn er 22 voor 2 beleidsperiodes, dus voor 10 jaar, voor een totaal aangevraagd subsidiebedrag van 226,5 miljoen euro.
Er zijn niet minder dan zestien beoordelingscommissies. Ze kregen allemaal aanvraagdossiers toegewezen. Ze hebben voor het eerst ook een gelimiteerd beschikbaar budget waarvoor ze moeten adviseren. Ik wil daar de minister-president volgende vragen over stellen.
Op basis van welke criteria en parameters werden de aanvraagdossiers verdeeld over de verschillende beoordelingscommissies – en dan vooral wanneer we zien dat er twee parallelle commissies per discipline zijn. Dat is het geval bij klassieke muziek, theater en multidisciplinaire kunsten.
Op basis van welke criteria of parameters zijn de te adviseren budgetten verdeeld over die verschillende beoordelingscommissies? Welke ratio zit daarachter?
Het budget voor de Landschapscommissie waarmee zij kan adviseren bedraagt 5 procent van de werkingssubsidies. Wat is het exacte bedrag? Collega Meuleman verwees naar bijna 4,8 miljoen euro, maar dat is op basis van berekeningen. Wat is het exacte bedrag dat voorzien is?
De Landschapscommissie wordt aangesteld door de minister, uiterlijk op 1 februari 2022. Dat staat in het draaiboek bij de kwaliteitsbeoordeling voor de werkingssubsidies. Minister-president, welke leden hebt u aangesteld in die Landschapscommissie? Hoe motiveert u die keuze?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik zal de twee vragen thematisch bundelen rond de beoordelingsronde.
Op basis van welke criteria of parameters werden de aanvraagdossiers verdeeld over de beoordelingscommissies?
De aanvrager duidt in het Kiosk-formulier aan welke beoordelingscommissie het meest geschikt is om het aanvraagdossier te beoordelen. Enkel wanneer de keuze van de beoordelingscommissie in tegenspraak is met de discipline of de subdiscipline zal de administratie – na raadpleging van de aanvrager – het dossier aan een andere commissie toewijzen. De aanvrager is dus zelf verantwoordelijk voor de keuze van een beoordelingscommissie. Net zoals de aanduiding van functies en disciplines kadert dit in de zelfprofilering van de aanvrager.
De toewijzing van de dossiers aan een parallelcommissie gebeurt op basis van de vergelijkbaarheid van de aanvragen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de betrokkenheden van de experten die betrokken zijn bij de beoordelingscommissies.
Welke criteria en parameters werden gebruikt om tot de budgetten te komen die per discipline werden vastgelegd?
Op de website van het departement heb ik, als bevoegd minister, in alle transparantie toelichting gegeven bij de totstandkoming van de budgetverdeling. Daar kun je alle stappen met de nodige toelichting en cijfers nalezen. Ik beperk me nu tot het weergeven van de gehanteerde principes.
De principes van de budgetverdeling gaan terug op de bepalingen in de regelgeving die goedgekeurd en bekendgemaakt zijn, namelijk: het Kunstendecreet van 23 april 2021, artikel 85, derde en vierde lid; het uitvoeringsbesluit bij het Kunstendecreet, artikel 7; het draaiboek bij de kwaliteitsbeoordeling voor werkingssubsidies.
Het vertrekpunt van de hele budgettaire oefening is dat alle middelen voor de uitvoering van het Kunstendecreet bij elkaar worden opgeteld, inclusief de overgehevelde DAC-middelen (derde arbeidscircuit). Vervolgens worden volgende bewegingen hierop toegepast. Ten eerste is er de reservering van het budget kunstinstellingen en organisaties met een specifieke kerntaak. Ik besliste hieromtrent om deze budgetten op gelijke hoogte te houden. Ten tweede is er de reservering van het budget kortlopende subsidies: 12,5 procent. Ten derde is er de reservering van het budget voor de Landschapscommissie: 5 procent. Het resterende bedrag is beschikbaar voor de toekenning van werkingssubsidies.
We zullen de concrete cijfers bezorgen via mail, zodat ze in het verslag kunnen worden opgenomen. Ik zal even de ‘drill down’-oefening met jullie doen.
De optelling van de middelen van het Kunstendecreet brengt ons in totaal op een budget van 167.449.000 euro. Dat is inclusief de overgehevelde DAC-middelen. Dat bedrag wordt verminderd met het budget dat wordt gereserveerd voor de kunstinstellingen, namelijk 67.177.000 euro, en voor de organisaties met een specifieke kerntaak, 3.450.000 euro. Dan is er nog een vermindering voor de kortlopende subsidies, dat is 12,5 procent op het bedrag dat wordt verkregen na de aftrek van die twee vorige bedragen. Zo houd je 102.822.000 euro over. 12,5 procent daarvan is 12.852.750 euro. Dus blijft er een bedrag over van 89.969.250 euro. Van dat bedrag gaat 5 procent naar de Landschapscommissie: 4.498.463 euro. Het bedrag dat overblijft voor de disciplinaire beoordelingscommissies is dan 85.470.788 euro.
Het resterende bedrag van 85.470.788 euro wordt verder opgedeeld via principes die vervat zitten in de regelgeving, met name: de historiek van de budgetten per discipline en per subsidie-instrument; de gevraagde subsidiebedragen per discipline en per subsidie-instrument; de elementen uit de strategische visienota.
Voor de verdere verdeling per discipline zijn we stapsgewijs te werk gegaan. Voor de historiek 2017-2022 besliste ik om rekening te houden met de geadviseerde en besliste subsidiebedragen. Hierbij heb ik een weging gehanteerd: 70 procent voor de geadviseerde en 30 procent voor de besliste subsidiebedragen. Hierdoor heb ik nadrukkelijk meer rekening gehouden met de keuze van de toenmalige beoordelingscommissies. 70 procent hield dus rekening met wat er voor die periode destijds werd gevraagd, en 30 procent met wat er effectief werd toegekend.
Ik geef wel graag nog bijkomend duiding bij twee niet onbelangrijke aspecten.
Voor de ronde 2017-2022 zijn de organisaties ingedeeld bij een discipline op basis van de toenmalige toewijzing aan een beoordelingscommissie aan de hand van de zelfprofilering van de organisatie. Voor de ronde 2023-2027 hebben de organisaties zelf een beoordelingscommissie gekozen en was deze keuze bepalend voor de indeling per discipline. Er is een correctie aangebracht in de indeling voor organisaties die in de ronde 2023-2027 voor een beoordelingscommissie in een andere discipline gekozen hebben dan deze waar ze de vorige ronde in zaten. Deze organisaties zijn – in functie van de budgetbepaling – ook voor de ronde 2017-2022 ingedeeld bij de discipline waar ze in de ronde 2023-2027 een aanvraag doen. Ik wil dus zeggen dat als er organisaties geswitcht zijn van de ene beoordelingscommissie naar de andere, dat budget is meegegaan.
Voor het besliste bedrag voor de ronde 2017-2021 werd het toegekende subsidiebedrag in 2021 als uitgangspunt genomen, en niet het bedrag dat in 2016 werd toegekend door de Vlaamse Regering. In het subsidiebedrag 2021 zijn de wijzigingen vanuit de voorbije jaren, bijvoorbeeld de middelen uit het Provinciefonds, mee verrekend. Dit geeft een accurater beeld van de huidige subsidiesituatie.
Naast de historiek 2017-2022 hield ik ook rekening met de huidige subsidieaanvragen. De gevraagde subsidiebedragen voor de periode 2023-2027 worden per discipline omgezet naar een percentage. Op basis van de historiek en de gevraagde bedragen voor die periode wordt een gewogen gemiddeld percentage berekend. Hierbij heb ik beslist om 35 procent gewicht toe te kennen aan de historiek 2017-2022 en 65 procent aan de gevraagde bedragen 2023-2027.
Na de weging van de historiek 2017-2022 en de gevraagde bedragen 2023-2027 heb ik beslist tot een beperkte optrekking van de percentages voor de disciplines audiovisuele kunsten, fotografie en beeldende kunsten, en architectuur en vormgeving. Hierbij geef ik uitvoering aan mijn strategische visienota: “Heel wat waardevolle artistieke disciplines zijn op dit moment nog ondergesneeuwd binnen het Kunstendecreet. Vormgeving, fotografie, architectuur en beeldende kunsten zijn hier enkele voorbeelden van.” De percentages voor de disciplines architectuur en beeldende kunst, en audiovisuele kunsten werden opgetrokken. De percentages voor muziek, podiumkunsten en trans-/multidisciplinair werden een beetje verminderd.
Tot hier de algemene principes die ik hanteerde voor de budgetverdeling. Zoals al gezegd staat meer gedetailleerde toelichting op onder andere de website van het departement.
Wat is het budget dat door de landschapscommissie geadviseerd kan worden? De landschapscommissie heeft 5 procent van het budget voor de werkingssubsidies voor kunstenorganisaties ter beschikking. Dit komt dus neer op een totaalbedrag van 4.498.463 euro.
Dan is er de vraag hoe de Landschapscommissie is samengesteld en wat daarbij de motivering was. De samenstelling van de Landschapscommissie werd eergisteren op de website van het departement gepubliceerd. Een lid van de Landschapscommissie heeft een brede discipline-overschrijdende kennis van het kunstenveld, het kunstenbeleid en de historiek ervan. De Landschapscommissie bestaat uit minimaal vijf experten met stemrecht, al dan niet benoemd in de pool, die niet hebben deelgenomen aan het beoordelingsproces van werkingssubsidies, en een voorzitter, zonder stemrecht.
Op basis hiervan heb ik beslist om volgende personen te benoemen als lid van de Landschapscommissie: de heer Igor Geubbelmans, die als voorzitter fungeert; mevrouw Veerle Declerck; mevrouw Delphine Hesters; mevrouw Naomi Meulemans; mevrouw Chantal Pattyn; de heer Filip Strobbe. Daarnaast nemen nog volgende personen zonder stemrecht deel aan dat overleg: een vertegenwoordiger van de vzw Kunstensteunpunt en minimaal één expert of voorzitter per discipline die betrokken was bij het beoordelingsproces van werkingssubsidies en die het resultaat van dat beoordelingsproces per discipline kan toelichten.
De beslissing over de subsidies wordt genomen door de Vlaamse Regering tegen uiterlijk 30 juni. Ik kan nu dus nog niet vooruitlopen op die beslissing. Bij de budgetverdeling heb ik voor de beoordelingscommissie Kunstinstellingen het bedrag ter beschikking gesteld dat nu voor die instellingen is voorzien in de begroting 2022, inclusief de DAC-middelen.
Waarom is het totaal van de bedragen voor alle commissies samen lager dan de huidige subsidies? Zoals zonet toegelicht en zoals het ook in het nieuwe Kunstendecreet is ingeschreven, wordt 12,5 procent van de middelen voor kortlopende subsidies en werkingssubsidies kunstenorganisaties gereserveerd voor de kortlopende subsidies. Van het budget van de werkingssubsidies kunstenorganisaties is 5 procent voorbehouden voor de Landschapscommissie. 95 procent van de middelen voor de werkingssubsidies kunstenorganisaties zijn dan verdeeld over de beoordelingscommissies.
Mevrouw Meuleman, u vroeg of ik een verhoging van het budget overweeg, gezien het stijgende aantal organisaties en het hoge bedrag. Zoals zonet aangegeven, is de beslissing van de Vlaamse Regering voorzien tegen uiterlijk 30 juni. Momenteel loopt de beoordelingsprocedure. Op basis van de uitgebrachte adviezen zal ik een voorstel aan de Vlaamse Regering voorleggen. Het is nu dus nog niet aan de orde om over budgetverhogingen te spreken. Los daarvan blijkt dat ook in vorige subsidierondes de vraag aanzienlijk hoger lag dan het beschikbare budget. Het is dus ook nu de opdracht van zowel de beoordelingscommissies als van het beleid om weloverwogen keuzes te maken, die ook vanaf 2023 een evenwichtig en bloeiend kunstenlandschap mogelijk maken.
De verhouding tussen aangevraagd en beschikbaar budget is, zoals al aangegeven, niet anders dan in de vorige aanvraagrondes. Concreet gaat het om een globale verhouding twee op drie voor het beschikbaar budget ten opzichte van het gevraagde budget. Over een onmogelijke verhouding spreken, is dan ook niet correct. Zoals hierboven aangegeven, is het dus ook nu voor deze aanvraagronde de opdracht om weloverwogen keuzes te maken met het oog op een zo evenwichtig en kwaliteitsvol mogelijk kunstenlandschap. Dat betekent inderdaad ook dat, net als in vorige aanvraagrondes, niet alle organisaties een werkingssubsidie in het kader van het Kunstendecreet zullen ontvangen. Voor organisaties die geen werkingssubsidies zullen ontvangen, bestaat de mogelijkheid om projectsubsidies aan te vragen in het kader van het Kunstendecreet.
Hoe de bedragen per commissie bepaald werden, heb ik daarstraks al beantwoord.
Hoe zal ik garanderen dat de in- en uitstroom van organisaties in het Kunstendecreet evenwichtig gebeurt? De beoordelingscommissies zijn nu aan zet. Zij adviseren alle dossiers op basis van de criteria, zoals die zijn bepaald in het decreet en rekening houdend met het beschikbare budget. De voorzitters van de commissies en de administratie zorgen er samen voor dat die beoordeling kwaliteitsvol verloopt. Vervolgens neemt de Landschapscommissie haar taak op. Landschapszorg wordt zowel door de beoordelingscommissies als de Landschapscommissie opgenomen. Laten we dus eerst het werk van de commissies afwachten.
Ik heb alvast nog eens expliciet aan mijn administratie gevraagd om tijdens de hele beoordelingsprocedure binnen het Kunstendecreet toe te zien op een zo gelijk mogelijke behandeling van de beoordelingsmethodiek over de verschillende commissies heen, met bijzondere aandacht voor de werkingen van de parallelcommissies. Want daar is het gevaar natuurlijk groot, als die echt op een andere manier tewerk gaan. En ze zijn eigenlijk toch vergelijkbare verenigingen. Ik heb dus speciaal aan de administratie gevraagd om daar bijzondere aandacht voor te hebben.
Bij de samenstelling van de pool werd de inschatting van de expertise van de kandidaten door de administratie als uitgangspunt genomen, rekening houdend met de te respecteren evenwichten en expertise in de verschillende subdisciplines en functies. Bij de samenstelling van de beoordelingscommissies werd optimaal rekening gehouden met de vereiste expertise die nodig is om de dossiers kwaliteitsvol te beoordelen. Alle functies worden tegen elkaar afgewogen binnen eenzelfde beoordelingscommissie.
Noch in de regelgeving, noch in de huidige procedure is het openbaar maken van de voorlopige adviezen voorzien. Het lijkt mij ook niet aangewezen die openbaar te maken, om de organisaties – indien noodzakelijk – toe te laten in alle rust een repliek voor te bereiden.
De Landschapscommissie neemt haar taak op na afronding van de beoordeling door de beoordelingscommissies. De definitieve adviezen van de beoordelingscommissies worden, samen met de landschapsnota’s die door de commissies worden opgesteld, aan de Landschapscommissie bezorgd.
De taak van de Landschapscommissie is drieledig. Ten eerste beoordeelt de Landschapscommissie enkel de aanvragen die van de beoordelingscommissie een positief advies buiten het beschikbare budget hebben gekregen. Ze doet dat op een discipline-overschrijdend niveau aan de hand van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 56, paragraaf 1, ten derde en ten vierde, van het Kunstendecreet. Zoals gezegd, beschikt de Landschapscommissie daarvoor over 5 procent van het totaal beschikbare budget voor werkingssubsidies van kunstenorganisaties.
Ten tweede stelt de Landschapscommissie een bijkomend advies op over de toekenning van de werkingssubsidies voor twee beleidsperiodes. Ze houdt daarbij rekening met de volgende afwegingen: een evenwichtige verdeling over disciplines, in relatie tot de verhoudingen in het kunstenveld; een evenwichtige verdeling over de functies; en de regionale spreiding.
Ten derde stelt de Landschapscommissie een bijkomend advies op over de eventuele functies, rollen, subdisciplines of aandachtspunten uit de visienota die niet of onvoldoende worden opgenomen door de kunstenorganisaties die worden voorgesteld voor subsidiëring. De Vlaamse Regering kan die elementen meenemen in de onderhandelingen met de organisaties in het kader van het afsluiten van de beheersovereenkomst.
De administratie zal op basis van de adviezen van de beoordelingscommissies en het bijkomende advies van de Landschapscommissie een voorstel van beslissing opmaken. De beslissing zelf ligt natuurlijk bij de Vlaamse Regering.
Ik denk dat ik daarmee een uitgebreid antwoord heb gegeven. Dit is een belangrijk gegeven. De manier van berekenen en het toepassen van de gewichten en zo, staat goed uitgelegd op de website. Maar mijn departement is gerust bereid om met de leden van de commissie die dat zouden wensen, eens aan tafel te gaan zitten en eventueel nog meer toelichting te geven. Want ik neem aan dat dit een vorm van algebra is die hier en daar misschien nog wel wat verduidelijking behoeft. We zijn daartoe bereid, om in alle transparantie nadere uitleg te geven over de berekeningswijzen, tot in het detail.
Dank u wel, minister-president, voor die bereidheid tot verdere toelichting. Wij hebben toch wel al heel verontruste reacties gekregen vanuit de sector. En wij zijn zeker niet alleen. Ongetwijfeld hebt u die ook gekregen. Zij kunnen natuurlijk ook rekenen. Misschien zijn er hier en daar nog wat kleine zaken die niet helemaal correct zijn, maar met de basisberekening, waarbij je een startbedrag hebt, en daar een percentage afhaalt voor de kerninstellingen, voor de projectsubsidies en voor de Landschapscommissie, komen zij uit op een bedrag waar u ook op uitkomt. En dat bedrag ligt toch substantieel lager dan het bedrag waar zij in 2017 over konden beschikken.
Dat kon nooit de bedoeling geweest zijn, ook niet van de voorafname van de projectsubsidies. We waren daar allemaal voorstander van, omdat we genoeg middelen willen voor de projectsubsidies, maar niet ten koste van de werkingssubsidies van allerlei organisaties. Dat is altijd wel gevreesd, en dat wordt nu bewaarheid.
De sector heeft de berekening gemaakt. Zij komen zelfs niet aan de middelen, als die geïndexeerd zouden worden, van 2017. Zij zeggen dat er minstens 9 miljoen euro extra nodig is om niet aan koopkracht te verliezen, om dus niet collectief te verarmen. We spreken hier over een sector die het al bijzonder moeilijk gehad heeft tijdens de covidcrisis. Dan zien we dat er nu in feite nog eens beknibbeld wordt op die middelen. U zegt dat u dat nog gaat bekijken met de Vlaamse Regering en daar op 30 juni over gaat beslissen. En misschien zullen die bedragen nog verhoogd worden.
Maar ik zou er toch voor willen pleiten, minister-president, dat u vandaag zegt ‘we gaan ervoor zorgen dat het bedrag op zijn minst geïndexeerd is en dat men op zijn minst over dezelfde middelen kan beschikken als in 2017’. Dat is vanuit de sector niet zoveel gevraagd. Ik zou willen vragen dat u nu al – en dat u niet wacht tot 30 juni 2022 – zou zeggen dat u dat bedrag gaat optrekken omdat u niet wilt dat de sector verarmt of minder zou hebben dan in 2017. Dat is mijn eerste punt. Kunt u dat garanderen? Dan kan er op 30 juni nog verder gekeken worden of er nog middelen te kort gaan zijn – want dat zal zo zijn, denk ik – en of er niet nog extra geïnvesteerd kan worden.
We hebben eerst en vooral het startbedrag dat een pak minder is. Dan hebben we de verdeling over de commissies waarbij echt wel een aantal commissies er bekaaider van afkomen dan andere. U wilt een aantal klemtonen leggen. U wilt wat nieuw beleid voeren. Daar heb ik alle begrip voor. Maar u wilt dat toch niet doen ten koste van commissies of disciplines zoals theater, waar men een serieuze besparing doet?
U zegt ‘er wordt een beetje afgenomen’. Maar dat is vrij veel in absolute cijfers. We hebben dat eens bekeken. Als de theatercommissie haar grote instellingen zoals het NTGent – waarvan je niet kunt gaan zeggen dat we dat niet meer gaan subsidiëren – of de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS), of het Kaaitheater de middelen toekent die ze vragen, dan blijft er echt maar heel weinig over om kleinere organisaties en nieuw beleid in die theatercommissie te subsidiëren – slechts 7 miljoen euro. Dat is ook het geval met de andere commissies die er bekaaider van afkomen en die moeten besparen op wat ze vorige keer hebben gekregen. Dat zal ten koste gaan van kleinere organisaties en van nieuwe, creatieve initiatieven. Dat is toch wel nefast. Er moet nog heel veel bepaald en bekeken worden, maar ik heb nog twee heel concrete vragen.
Werk op zijn minst met een correcte indexering en een correct startbedrag dat gelijk is aan dat van 2017. Kunt u dat garanderen? En kunt u bekijken dat, in die commissies die moeten besparen omwille van de nieuwe accenten die u wilt leggen, die nieuwe accenten niet ten koste gaan van die disciplines die er nu al zo slecht van afkomen? Kunt u daar bijpassingen doen? Ik krijg op deze twee vragen graag vandaag al een antwoord, minister-president.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank, minister-president, voor het uitgebreide antwoord. Een deel ervan kon men ook al lezen in de nota. We hebben die ook op de website van het departement gezien een paar dagen geleden. Maar toch bedankt voor de toelichting.
Ik ben uiteraard ook gecontacteerd, zoals collega Meuleman, door een aantal organisaties die een aantal terechte bezorgdheden uiten. Zij zien dat binnen de groep van hun discipline het minder interessant scoren zal zijn. Op basis van de vorige bedragen blijkt het nu te verdelen beschikbare bedrag lager dan een status quo, terwijl er nieuwe gezelschappen zijn bij gekomen. Hun vrees is terecht.
De vraag van collega Meuleman rond de indexering is een debat dat we apart moeten voeren. Ik heb er alvast een vraag over ingediend voor volgende week. Ik zal er dan verder op ingaan.
Ik wil nu wel op nog twee elementen verder ingaan. Dat zijn ten eerste die parallelle beoordelingscommissies en hoe zij een gelijke behandeling in hun beoordelingsmethodiek zullen hanteren. We moeten dat kunnen verzekeren om een ongelijke behandeling van dossiers tegen te gaan. De vraag is: gaan zij allebei de kaasschaaf moeten hanteren? Of gaan ze meer moeten inzetten op uitstroom of minder op instroom? Dat zijn principiële beslissingen die nu al duidelijk zouden moeten zijn. De commissies hebben die duidelijkheid ook nodig. De beslissingen hebben immers een grote impact op het eindresultaat van die beoordeling. Die duidelijkheid moet er komen.
Een tweede zaak is de volgende. We hebben verschillende analyses ontvangen, onder andere van Kunstenpunt. Daarin stippen ze terecht aan dat wanneer commissies niet het hele veld kunnen overschouwen, de landschapszorg moeilijker wordt. De Alden Biesen Groep heeft uitgebreid verwoord dat het de commissies vrij moet staan om, wanneer de werking van de dossiers onhaalbaar wordt binnen een hoofdcommissie, subcommissies te kunnen creëren. Nadien komen ze dan wel het beste samen binnen een hoofddisciplinecommissie om de adviezen te vormen.
Minister-president, zo’n samenkomende fase is momenteel niet voorzien in het draaiboek. Twee van de drie ontdubbelde commissies hebben verschillende voorzitters. Dat gaat over klassieke muziek en theater. Voor multidisciplinaire kunsten worden ze voorgezeten door dezelfde persoon, de heer Johan Swinnen. De aanvragen waren hier naar de inschatting van het departement te talrijk om ze aan één commissie toe te wijzen.
Nu, het opmaken van die landschapsnota voor een discipline, dat doen die parallelcommissies wel gezamenlijk. Mijn tweede bijkomende vraag hier, minister-president, gaat over het volgende.
Zou u naar deze manier van werken neigen met – indien nodig – subcommissies en een terugkoppeling in een hoofdcommissie die dan in functie van die landschapszorg kijkt en knopen kan doorhakken?
Tot slot, u hebt de taak van de Landschapscommissie goed geschetst. Eén ding is me nog niet helemaal duidelijk, minister-president. Welke ‘overrulingsmarge’ hebben zij? Gaat het enkel over budget of kunnen ze ook over de beoordeling zelf nog tussenbeide komen?
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank, collega’s, voor het stellen van de vraag. Het is heel goed dat we hier dit debat hebben want, net als jullie, hebben we onrustige signalen gehoord uit de sector. Ik heb met veel mensen gepraat en ik maak me, eerlijk gezegd, ook zorgen over een aantal punten.
Ten eerste begrijp ik niet goed waarom de communicatie zo ‘gesaucissoneerd’ is gebeurd. Ik denk dat we dat hier wel mogen zeggen. Dat heeft om te beginnen voor heel veel onrust gezorgd. Eerst is er een communicatie meegegeven aan de verschillende beoordeelaars. Natuurlijk, het is een kleine sector en iedereen babbelt met mekaar. Dus ze leggen de bedragen naast elkaar, en dat klopt dan niet. Het rekenmodel erachter is pas eergisteren op de website van het departement gekomen. Dat was beter van de eerste keer in volledige transparantie meegegeven. Het is goed dat het er nu is. Ik hoop dat dit al een stuk van de onrust wegneemt.
Ten tweede wil ik het hebben over de parallelle commissies. Ik vind dat er een heel logisch rekenmodel achter alles zit. Daarvoor heb ik alle begrip. Ik was gebuisd voor statistiek, ik kijk dus wel uit naar de toelichting van het departement want er zijn nog een aantal zaken waar ik niet helemaal in mee ben. Dat tussen haakjes, minister-president, ik dacht daar even aan. U sprak bijvoorbeeld over 167 miljoen euro en u zei heel expliciet ‘inclusief DAC’, maar ik vroeg me af of dat ook inclusief provinciale middelen was. Dat moeten we nog eens checken. Maar goed, we gaan terug naar die parallelle commissies. Daar zit niet echt een rekenmodel achter waarmee bekeken is om de grote samen te zetten of niet. Ik maak me daar toch wel zorgen over, vooral ook omdat – zoals collega Van de Wauwer zegt – er geen samenkomstmoment is voorzien in het draaiboek. Dat is het tweede aandachtspunt.
Voor het derde aandachtspunt moet je geen glazen bol hebben. Je weet dat het budget ontoereikend gaat zijn. Ik begrijp absoluut dat u geen engagement kunt nemen. Ik denk ook dat mevrouw Meuleman goed weet dat de minister-president geen zaken kan beloven zonder ze bekeken te hebben met de collega’s in de Vlaamse Regering. Ik denk wel dat we hierin de nodige stappen moeten zetten zodat eventueel bij begrotingscontrole een voorafname kan gebeuren op het budget en de begrotingsopmaak van 2023. Want we zitten met een sector die erg geplaagd werd de afgelopen twee jaar, ik denk dus dat een extra verhoging van het budget absoluut noodzakelijk is. Die eerste indexering lijkt me gewoon ook nodig. U hebt daarvoor het engagement van mijn partij.
Ten vierde denk ik dat er een mismatch is tussen de kunstinstellingen en de structurele instellingen. Met alle respect voor de kunstinstellingen, maar ik vind dat daar de budgetten niet goed verdeeld zijn en dat er een mattheuseffect zal spelen.
Ten slotte, voorzitter, kom ik bij mijn laatste opmerking. Er is een probleem met ‘Multitheater’ en ‘Muziek 1’. Bij Multi is dat natuurlijk het gevolg van heel veel nieuwe instroom. Het zit in het innovatieve. En het zou heel spijtig zijn dat – omdat we daar een probleem hebben – ook nieuwe innovatieve zaken niet zouden kunnen doorstromen.
De heer Meremans heeft het woord.
Eerst en vooral begrijp ik inderdaad wel dat er wat onrust is. Dat is altijd naar aanleiding van het nieuwe Kunstendecreet. Dat kan ik ook begrijpen. Dat er foutieve berichtgeving komt, daar kunnen wij vanuit de commissie weinig aan doen. Het doet er geen goed aan. Het lijkt plotseling alsof er minder geld beschikbaar is voor structurele subsidies, terwijl het tegendeel eigenlijk waar is.
Ik kan ook begrijpen dat er een beetje nervositeit is door de nieuwe rekenmodellen die gebruikt worden in dit nieuwe Kunstendecreet. Er is ook een grotere rol weggelegd voor die beoordelingscommissies. Die autonomie geven we ze natuurlijk. Dan is er ook nog de Landschapscommissie, die waarschijnlijk nog een en ander zal wijzigen. Dat is allemaal voorzien en dat hebben we hier allemaal samen beslist. Dat zijn belangrijke zaken die objectivering vergen en die we volgens mij meer moeten overlaten aan experten.
Ik wil in elk geval even iets duidelijk stellen. Als ik sommige mensen hier hoor, lijkt het wel alsof het nooit genoeg is. Zo vindt mevrouw Meuleman dat er nog van alles bij moet. Dat is natuurlijk gemakkelijk om te zeggen vanuit haar positie. Wij moeten gewoon zien dat de rekening klopt. Maar je kunt niet stellen dat er nu plotseling zwaar bespaard wordt op cultuur. Volgens mij is dat niet het geval. Als je de globale cijfers bekijkt, gaan we erop vooruit. Het is misschien niet in de mate die sommigen voor ogen hadden, maar we gaan er wel degelijk op vooruit.
Ik denk dat we inderdaad moeten afwachten. Ik begrijp een aantal vragen van de collega’s ook wel. Ik moet zeggen dat de minister een enorme transparantie laat zien. Dat heb ik nog nooit op die manier meegemaakt. Ik heb dat de vorige keer ook niet meegemaakt, dat een minister van Cultuur zo transparant is, met ‘niks in de mouwen, niks in de zakken’. Alles is heel erg duidelijk. We zullen inderdaad die begrotingscontrole moeten afwachten, waarbij er hier en daar wijzigingen kunnen zijn. Ik wil toch wel benadrukken, collega’s, dat soms de indruk wordt gewekt dat er weer niets of minder is voor cultuur. Dat klopt dus niet. Dat wil ik hier dus toch even terdege tegenspreken.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Eerst en vooral dank aan de collega’s voor deze belangrijke vraag. Er hebben mij ook ongelooflijk veel verontruste berichten bereikt vanuit allerlei hoeken. Ik aarzelde eigenlijk, want ik ben zelf ook voorzitter geweest van die adviescommissie en wil daarin eigenlijk geen politieke inmenging. Maar alles staat en valt natuurlijk met de budgetten die ter beschikking zijn. Die vragen van jullie zijn dus absoluut terecht. Ik dank de minister-president voor de verduidelijking. Ik denk dat er heel veel ‘lost in translation’ was, precies door het gebrek aan transparantie en communicatie en door het – zoals collega D’Hose het noemde – ‘saucissoneren’ van de communicatie.
We zitten hier met een Kunstendecreet waarvan de hervorming niet gevraagd was. De essentie is natuurlijk dat de processen door de beoordelaars worden uitgevoerd in alle ernst en zeer genuanceerd, zeer goed vastgelegd ook in een draaiboek, waarin evenwel toch wat gaten zitten. Maar alles staat en valt natuurlijk met het budget. Collega Meuleman heeft natuurlijk volledig gelijk met haar heel expliciete vraag aan u, minister-president. Dat totale budget van 167 miljoen euro dat vandaag voorligt, is de facto gewoon een besparing. Daarin is namelijk geen rekening gehouden met de indexering van de lonen die betaald moeten worden door de organisaties. De organisaties moeten dus wel degelijk besparen. Als je het bedrag van 2017 indexeert, is er een tekort van 10 miljoen euro.
De vraag is dus heel terecht en concreet. Kunt u alstublieft niet wachten tot juni? U bent minister-president en ik veronderstel dat u al gesprekken hebt gevoerd met uw collega’s. Kunt u al iets garanderen aan de sector en vooral ook aan de beoordelaars van de dossiers, die momenteel met de handen in het haar zitten omdat er gewoon te weinig budget is? Want de budgetten die een aantal disciplines ter beschikking hebben, zijn gewoon kleiner dan wat de organisaties die beoordeeld worden in die commissie vandaag hebben. Dat betekent dus, ten eerste, dat je aan het afbreken bent. Ze zitten eigenlijk in een afbraakscenario. Ten tweede, uw ambitie om nieuwe instroom mogelijk te maken, wordt de facto ook heel moeilijk, tenzij er heel harde keuzes worden gemaakt.
De organisaties hebben ook zeer verantwoorde aanvragen ingediend. Ten opzichte van 2017 hebben ze maar 5 procent meer gevraagd. Er is dus zeker geen sprake van buitensporige extra vragen.
Wat het rekenmodel betreft: geen enkel rekenmodel zal perfect zijn. Gisterenavond heeft Kunstenpunt een heel mooie analyse van dat rekenmodel gepubliceerd. Dat die Landschapscommissie 5 procent krijgt, wordt een heel belangrijk schakelmoment. Maar au fond gaat het natuurlijk over de omvang van het budget. Het is een feit dat het departement die budgetverdeling op een voor de beoordelaars en de commissies totaal ontransparante manier gemaakt heeft. Het is goed dat u vandaag toelichting geeft bij hoe dat gebeurd is. Dat verduidelijkt al een en ander. Het is evenwel niet participatief gebeurd en gaat tegelijkertijd in tegen het idee van die ‘schotteloosheid’ en de manier om dat landschap in evenwicht te houden.
Ik wil het nog heel kort hebben over die gelijkberechtiging, die erg onder druk staat. Theater, muziek en multidisciplinair zijn ontdubbeld, dat geeft u zelf toe. Daar is geen afstemming. Er zou op zijn minst afstemming tussen die voorzitters moeten gebeuren, en ook afstemming tussen de beoordelingscommissies, de Landschapscommissie en de adviescommissie.
Minister-president, mijn vraag is dus heel concreet. Bent u bereid om in te gaan op die vraag naar extra indexering? Komt er een concreet afsprakenkader? Dat afsprakenkader is nu niet voorzien. Wilt u dat faciliteren of zult u de opdracht geven aan uw departement om dat te faciliteren?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vele vragen over dit belangrijk onderwerp. Ik denk dat het het lot is van iedere minister van Cultuur dat er altijd te weinig middelen zullen zijn in vergelijking met de vraag van de sector. Het is dan de kwestie om daar op een verantwoorde en goede manier mee om te gaan.
Mevrouw Segers, één kritiek neem ik niet, namelijk dat er een gebrek aan transparantie zou zijn. Dat neem ik echt niet. We geven alle transparantie over de berekening. We hebben vorige vrijdag nog samengezeten met het Overleg Kunstenorganisaties (oKo) en we hebben aan de mensen van oKo hetzelfde aanbod gedaan als vandaag aan deze commissie: we willen samen met u het hele rekenmodel bekijken. Ik heb hen, zoals vandaag, ook een globaal overzicht gegeven. Ik heb hen ook aangeboden om samen te zitten met het departement om tot in de kleinste details heel die berekening door te nemen, net hetzelfde als wat ik hier in de commissie voorstel. Ik ben het gewoon om veel kritiek te krijgen, dat is op zich geen probleem. Maar zeggen dat hier een gebrek aan transparantie is, vind ik toch wat ver gaan.
Verder ben ik meestal een man die niet wollig praat. Dit zijn de middelen die ik vandaag ter beschikking heb. Er komen nog budgetcontroles. Het duurt nog lang eer het juni is en we bekijken welk definitief bedrag we ter beschikking hebben. Ik ga niet verkopen wat ik niet heb. Ik ben heel duidelijk: er komen nog budgetcontroles en ik weet dat de noden groter zijn dan wat er hier vandaag op tafel ligt. Maar u moet nu van mij geen uitspraken verwachten ‘zonder vel over mijn buik’. Dat ga ik echt niet doen.
Dan kom ik tot de meer concrete vragen. Dat het startbedrag voor de werkingssubsidies nu lager zou zijn dan in 2017, klopt niet. In 2017 is men vertrokken van 81,6 miljoen euro. Minister Gatz heeft toen bijkomende structurele werkingssubsidies gevonden voor een bedrag van 3,1 miljoen euro, wat het totaal op 84,7 miljoen brengt. Wij starten nu met 89,9 – zeg maar 90 – miljoen euro. Wat gezegd werd, klopt dus niet.
Wat de kaasschaaf betreft bij het nemen van beslissingen: het is aan de voorzitters en de secretarissen om zoveel mogelijk de gelijke methodiek te bewaken. Er zal ook, in functie van de Landschapscommissie, voldoende afstemming zijn tussen de voorzitters en de secretarissen. Het is duidelijk dat de voorzitters en secretarissen van parallelle commissies met elkaar moeten overleggen opdat er geen verschillen zijn.
Mevrouw D’Hose, het bedrag van 167 miljoen euro waarvan we vertrekken, is inderdaad inclusief de overgehevelde provinciale middelen, dus de basis van de subsidiesituatie bij de begrotingsopmaak 2022 met toevoeging van de DAC-middelen. Dat we de budgetten op voorhand vastgelegd hebben, was een uitdrukkelijke vraag van de sector.
Er was ook nog de vraag welke overrulingsmethodiek de Landschapscommissie heeft in het budget. De Landschapscommissie werkt alleen met de organisaties die een positief advies gehad hebben. Daarmee kan zij dan nog organisaties opvissen of evenwichten herstellen. Maar zij werkt dus alleen met organisaties die positief beoordeeld waren.
Die oefening is niet ten einde. Ook de budgettaire oefening is niet ten einde. Maar ik ga niet beloven wat ik op dit moment niet heb.
Dank u wel, minister-president. Ik voel toch een heel duidelijk engagement bij uw coalitiepartners om er toch voor te zorgen. U zegt dat die middelen niet gedaald zijn. Misschien zijn ze dat niet in absolute cijfers, maar ze zijn dat wel als we rekening houden met de enorme inflatie en met de indexering waar zij de facto rekening mee moeten houden bij de uitbetaling van hun lonen en zo. Dan komen we op een bedrag van 9 à 10 miljoen euro minder. Dat is de facto wel een verarming, een besparing.
Het erge en het perverse is dat die commissies voor het eerst zelf met een budget moeten werken en dus een stukje die schaarste gaan moeten verdelen onder zichzelf, wat een heel moeilijke oefening is. Dus het nogal vage ‘we zullen wel zien’ of ‘ik ga mijn best proberen te doen’, daar kunnen zij op dit moment natuurlijk weinig mee. Zeker de commissies die serieus moeten besparen, zijn daar niet veel mee gebaat. Als we nu voor een stuk toch die consensus voelen bij zowel CD&V als Open Vld, met een heel duidelijke vraag om op zijn minst toch die indexering mee te rekenen of goed te keuren, vraag ik mij af of er niet vroeger zekerheid gegeven kan worden, want anders wordt het toch wel moeilijk werken, minister-president. Dus nog eens de vraag om op zijn minst de indexering al vroeger toe te kennen en mee te nemen, zodanig dat men aanspraak kan maken op minstens dezelfde bedragen als voordien. Dat is een oproep, want dit was mijn slotwoord.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, minister-president. Ik denk dat u hier in de commissie heel transparant geweest bent. De hand die het departement ons reikt om gedetailleerde toelichting te krijgen, gaan we zeker aannemen. Bedankt voor die mogelijkheid.
Wat die budgetverhoging betreft, denk ik dat u terecht aangeeft dat u even moet afwachten en nog niets kunt beloven. Het is ook wachten op het resultaat van die adviezen zelf en van die budgetcontrole. Ik onthoud vooral dat u daarin niets uitsluit en dat u wel een inspanning wilt aangaan om bij die budgetcontrole te bekijken of er extra middelen voorzien kunnen worden.
Ik hoop dan dat dit engagement ook wel voor iets van rust kan zorgen in de sector, bij de aanvragers, maar ook bij de beoordeelaars in die commissies. En dat is trouwens niet enkel een vraag vanuit Open Vld en CD&V; ik hoor de minister dat hier ook heel duidelijk zeggen, collega Meuleman. Zij staan nu natuurlijk voor een heel moeilijke opdracht, een weinig dankbare opdracht. Ik ben heel dankbaar voor het engagement dat zij aannemen want het is heel moeilijk. Maar dat er meer budget nodig is en dat de noden er zijn, is heel duidelijk, denk ik. Ik wil er ook op wijzen dat dat ook een positief effect kan hebben op de verhoging van de projectsubsidies aangezien dat decretaal voorzien is. Extra middelen voor de projectsubsidies, zeker na de pandemieperiode, dat zou toch ook een heel mooi vooruitzicht zijn.
Bedankt dus, minister-president, voor uw antwoord en voor de transparantie die u geboden hebt. We komen hier zeker op terug na de budgetcontrole.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.