Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Sinds het Verdrag van Lissabon van 2009 is sport formeel een bevoegdheid van de Europese Unie geworden. Door het sportbeleid van lidstaten aan te vullen, te ondersteunen en op elkaar af te stemmen, wil de Europese Unie sport een Europese dimensie geven.
In 2024 krijgt, zoals iedereen weet, België het voorzitterschap van de Europese Unie toegewezen. Op vele beleidsdomeinen bereiden de bevoegde ministers daartoe initiatieven voor. Dat kan zich uiten in verschillende vormen, zoals aanzetten tot een nieuw Europees werkplan, vertegenwoordiging in expertengroepen, het aanleveren van sprekers en good practices bij specifieke uitwisselingen enzovoort.
In het Vlaams regeerakkoord staat het volgende te lezen: “We zetten verder in op een sterke rol voor Vlaanderen in het Europees en internationaal sportbeleid. Het voorzitterschap van de Europese Unie (eerste jaarhelft 2024) geeft de mogelijkheid om vanuit Vlaanderen te wegen op de EU-agenda en het Vlaamse sportbeleid te promoten.”
Wij zijn nu halfweg de legislatuur en iets minder dan twee jaar van 1 januari 2024 en het voorzitterschap verwijderd. Ik kan me inbeelden dat het een en ander enige voorbereiding en tijd zal vergen.
Minister, kunt u concreet laten weten op welke wijze u als Vlaams minister van Sport wilt of denkt te wegen op de EU-agenda in de periode dat wij het voorzitterschap van de Europese Unie waarnemen? Zult u hierbij gebruikmaken van de expertise van de eigen diensten of zal er hiervoor ook beroep op derden worden gedaan? Zo ja, op wie?
Minister, wat zijn uw plannen om in deze periode het Vlaamse sportbeleid te promoten? Kunt u ons meedelen welke initiatieven er al zijn genomen met betrekking tot concrete voorbeelden, timing en eventuele budgetten of betoelaging naar aanleiding van het thema sport binnen het voorzitterschap van België in 2024?
Minister Weyts heeft het woord.
De vraag komt een beetje te vroeg omdat er nog geen beslissing genomen is over de verdeling van de bevoegdheden tijdens het Belgische EU-voorzitterschap in 2024. Dat is een oefening die tussen de gemeenschappen moet worden gemaakt en kadert in de zogenaamde toerbeurtregeling. Het is nog niet duidelijk of wij als Vlaamse Gemeenschap trekker zullen zijn voor sport en of die functie wordt toegewezen aan een andere gemeenschap. Wanneer het over een andere gemeenschap gaat zal de input vanuit Vlaanderen wel wat beperkter zijn en dan is ook de concrete invulling vanuit Vlaanderen niet echt aan de orde.
Tijdens zo’n EU-voorzitterschap moeten er sowieso verschillende taken worden opgenomen: de organisatie van de ministerraad, de coördinatie van expertengroepen, de organisatie van directeursmeetings, conferenties, seminaries … noem maar op. Nu, dat is maar één zaak. Tweede zaak is natuurlijk hoe je binnen het budget initiatieven moet organiseren. De grootteorde van dat budget is natuurlijk afhankelijk van de toerbeurt en het belang van de dossiers die op de tafel liggen. Het is ontegensprekelijk dat we zullen proberen om de kans te grijpen wanneer die zich aandient.
Het een en ander kadert in de Vlaanderenbrede denkoefening die wij momenteel moeten voeren. Wij moeten de keuzes bepalen en de vragen ook binnen onze eigen gemeenschap stellen. We hebben daarvoor het overleg en de denkoefening binnen het SOIA, dat klinkt als een besmettelijke ziekte maar het is het Strategisch Overlegorgaan voor Internationale Aangelegenheden. Binnen dat platform proberen we voorbereidingen te treffen en afspraken te maken over de verschillende scenario’s.
Voor sport bekijken we momenteel hoe we ons nu al kunnen voorbereiden, los van de discussie of we de eerste stoel ja dan neen zullen bemachtigen. We bekijken welke expertise waar zit en of en hoe we de nodige opleidingen en bijscholingen kunnen voorzien om onze competenties ter zake te versterken. We hebben wel de ambitie uitgesproken wat Vlaanderen betreft om in 2023 een congres met internationale dimensie te organiseren rond sportinnovatie. We hebben op dat vlak wel wat ervaring en expertise in huis. We hebben het tweejaarlijkse Sportinnovatiecongres dat ook vorig jaar in 2021, niettegenstaande corona, succesvol was. Daar willen we op voortwerken. Dat zou een van de thema’s kunnen zijn, denk ik, in het kader van het Europese voorzitterschap. Maar opnieuw, er zijn daar nog geen knopen doorgehakt. Wij moeten ook binnen de Vlaamse Gemeenschap onze keuzes maken en vervolgens in dialoog gaan, naargelang de bevoegdheid met het federale niveau, dan wel met de andere deelstaten. In dit geval dan met de gemeenschappen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister. U zegt dat ik een tikje te vroeg ben omdat er een oefening tussen de gemeenschappen aan de gang is om te zien wie wat zal doen. De vraag is dan wanneer we echt zullen weten hoe de vork aan de steel zit.
Op sportief vlak denk ik dat het belangrijk is dat Vlaanderen een trekker is. Hebt u indicaties dat we in dit dossier geen trekker zullen zijn? U zegt ‘ja we moeten de kans grijpen als ze zich aandient’. Dat klinkt me behoorlijk defensief. Waar zal het van afhangen of we al dan niet wat sport betreft het initiatiefrecht krijgen? Hoe gaat dat in zijn werk? Is er een soort van verdelingsronde waar iedereen zijn wensen heeft? Hoe moet ik mij die verdeling van prioriteiten binnen het kader van 2024 concreet voorstellen, minister? Op welke manier gaat het beslist worden?
Zeker op het gebied van sport vroeg ik mij af hoe zwaar wij, indien we geen trekker zijn in het dossier in 2024 – u zei daarnet in uw antwoord dat wij dan een beetje achterop gaan hinken –, eventueel toch nog kunnen wegen in het dossier en welke initiatieven u daartoe wilt nemen.
De heer Muyters heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, ik wil u toch meegeven dat de bevoegdheid rond sport binnen Europa relatief beperkt is. Er zijn weinig sportaangelegenheden die bijvoorbeeld via richtlijnen in Europa geregeld worden. Ik herinner mij dat wij in 2010 trekker en dus ook voorzitter van de Europese Unie waren. De punten die toen aan bod gekomen zijn, waren het World Anti-Doping Agency, waar ik toen zeer specifiek de regeling gewijzigd heb. Maar dat is een van de weinige. Dat loopt nu, dus ik denk dat daar al weinig extra te doen is voor de minister. Een ander was de start van de dialoog met de sporters, maar die bestaat ondertussen ook. Wat de minister voorstelt, om een accent te leggen op innovatie in de sport, vind ik een heel goed idee omdat dat anders is dan wat normaal gebeurt in de sport. Daarom denk ik dat dat een goede manier van werken is.
Het is natuurlijk de vraag of je dan binnen Vlaanderen en binnen de besprekingen met de andere gemeenschappen sport naar voren schuift. Ik denk dat je dat innovatiecongres altijd kunt houden, ook zonder trekker te zijn. Je moet dat dan afwegen tegenover andere punten. Het is natuurlijk altijd interessant om collega’s eens te kunnen zien, maar om de zoveel tijd ben je woordvoerder en word je ook verwacht in Brussel. Dat zijn dus ook nog gelegenheden. Dit niet om te zeggen dat ik pleit om geen trekker te zijn tijdens het voorzitterschap, maar om het belang van sport binnen Europa toch een beetje in een kader te plaatsen. Dat wilde ik toch meegeven. Ik steun uiteraard het initiatief van de minister naar die speciale aangelegenheid rond die aflossing.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat de heer Muyters het correct kadert. We moeten daar eerlijk in zijn: als het gaat over de verdeling van voorzitterschappen, is sport niet datgene dat op Europees niveau het zwaarst doorweegt. Je moet natuurlijk zien in welk mandje je je eieren legt.
Maar innovatie zou een goed thema kunnen zijn. Wat we nu al doen rond ‘exergaming’ bijvoorbeeld, is iets wat gezien mag worden en wat we kunnen exporteren. ‘Exergaming’ waarbij we twee traditionele vijanden van elkaar samenbrengen, namelijk ‘gaming’ en ‘exercising’: bewegen door te gamen. Op dat vlak hebben we al wat innovatie kunnen bewerkstelligen en gaan we met rasse schreden vooruit. Dat zou een thema kunnen zijn.
Maar het zal afhangen van de verdeling. We hebben natuurlijk recht op enkele voorzitterschappen. Dan maken wij binnen de Vlaamse Regering natuurlijk intern de keuze in welk mandje we gaan proberen onze eieren te leggen. Op dit ogenblik is de beurtregeling politiek nog niet afgeklopt. Dat spreken we dan op het niveau van de federale overheid en de andere deelstaten af. Die beurtregeling regelt het woordvoerderschap voor België binnen de EU voor die verschillende bevoegdheden. Voor de bevoegdheden die binnen België toebehoren aan de deelstaten, wordt het woordvoerderschap niet opgenomen door de Federale Regering, maar door de gemeenschappen of de gewesten. Maar welk gewest of welke gemeenschap dan de rol van woordvoerder opneemt, leggen we net vast in de beurtregeling. De huidige beurtregeling loopt af, er moet dus een nieuwe tot stand komen. Die discussie wordt momenteel gevoerd. Dat zal dus ook bepalend zijn voor welke gemeenschap dan in 2024 het woordvoerderschap op zich zal nemen. Maar ik kan daar nog niet op vooruitlopen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ik begrijp u en de heer Muyters wel. Dit debat doet mij echter vermoeden dat er een kans bestaat dat we in deze materie geen trekker zullen zijn in 2024. Minister, ik maak u geen verwijt. Het is natuurlijk een kwestie van prioriteiten waarover binnen de Vlaamse Regering moet worden beslist. Ik hoop alvast dat Vlaanderen de juiste prioriteiten legt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.