Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, na het arrest van de Raad van State eind december om de sluiting van de cultuur- en evenementensector ongedaan te maken, kondigden diverse sportbonden, bowlingfederaties en speelhaleigenaars aan dat ook zij de coronamaatregelen zouden aanvechten. De beslissing van de Raad van State om een coronamaatregel te schrappen die in de cultuur- en evenementensector door de overheid werd uitgevaardigd, zorgt er bijgevolg voor dat velen in de sportsector aanvoelen dat hun ook eigenlijk ten onterechte bepaalde maatregelen worden opgelegd.
Zo was er onder meer kritiek vanuit de wielerbond, die tijdens veldritten publiek wil kunnen ontvangen. Ook de voetbalfederaties kondigden aan juridische stappen te willen nemen om toeschouwers te mogen ontvangen. Ondertussen luidde men bij de zaalsporten eveneens de alarmbel. Zij willen op korte termijn opnieuw publiek toelaten. De basketbal- en volleybalfederaties stellen dat ze ongelijk behandeld worden en dat er een financiële aderlating dreigt. Bij deze twee federaties stelt men bovendien dat ze vorig jaar tienduizenden euro’s hebben geïnvesteerd om de zalen coronaproof te maken, volgens de opgestelde protocollen. Zij zijn dus wel degelijk in staat om een beperkt publiek te ontvangen, maar kregen, in tegenstelling tot de cultuur- en evenementensector, een nul op het rekest.
U begrijpt, minister, dat dit natuurlijk voor veel onvrede gezorgd heeft. Men spreekt over twee maten en twee gewichten. Op den duur ziet men ook door de bomen het bos niet meer: ‘Wat mag er nog?’ Vandaar de vraag die ik had ingediend.
Minister, hebt u, naar aanleiding van het arrest van de Raad van State, initiatieven genomen om ook met betrekking tot de sportfederaties naar een wijziging van de coronamaatregelen te komen?
Werd u door sportfederaties hieromtrent gecontacteerd? Nam u desgevallend zelf contact op met de sportfederaties om af te stemmen naar aanleiding van hun onvrede ter zake?
En tenslotte, welke initiatieven wilt u nemen om het beleid omtrent de coronamaatregelen op een consequente manier af te stemmen met het gevoerde beleid hieromtrent in vergelijkbare sectoren?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb natuurlijk ook tijdens de kerstvakantie herhaaldelijk overleg gehad, zowel met de sector zelf als met experten. Ik heb ook nog op 3 januari een klankbordgroep rond sport samengebracht, met onder andere de koepel van sportfederaties, en op die vergadering hebben we ook de mogelijkheid besproken om toch opnieuw publiek toe te laten, gelet op het arrest van de Raad van State met betrekking tot de cultuursector, en daar enigszins wel de lat gelijk te leggen. Want dat is eigenlijk onze grote bekommernis: dat de lat zou gelijkgelegd worden en om bepaalde anomalieën, zoals die vandaag nog altijd van toepassing zijn inzake bowling, snookers, biljart, trampoline en darts, te herzien. En ik begrijp vanzelfsprekend ook de vraag van de uitbaters van deze infrastructuren en van de sportfederaties. Ik steun die ook. Want, voor alle duidelijkheid: het gaat veelal niet louter om het sportieve, maar dikwijls ook om de economische belangen die in het geding zijn.
Tijdens het Overlegcomité van 6 januari is niet ingegaan op onze vragen en men heeft toen beslist om geen enkele versoepeling toe te staan ten opzichte van de geldende maatregelen. Er was intussen wel de uitspraak van de Raad van State over de sluiting van de bowling-, de snooker- en de dartsinfrastructuren – waarbij, voor alle duidelijkheid, de federale overheid in het geding was. Daar heeft de Raad van State geargumenteerd dat de sluiting te verantwoorden is doordat dit enkel geldt voor de recreanten en dat de infrastructuur wel kan openblijven voor de toegelaten activiteiten in het koninklijk besluit (KB), wat erop neer komt dat wedstrijden, trainingen in clubverband wel degelijk mogelijk blijven, maar alle andere activiteiten van bowling, snooker en darts niet mogelijk zijn.
Dat was toch enigszins in tegenspraak met wat men eerder liet uitschijnen, maar alleszins een positief elementje voor de betrokken sportclubs en de betrokken sportdisciplines, maar mij lijkt het dat we vanuit die ambitie om de lat gelijk te leggen ook de volgende stap moeten zetten. En de barometer die op tafel ligt op het Overlegcomité van eerstkomende vrijdag is daartoe ook de aanleiding. Daarbij volg ik wel de ratio om niet uit te gaan van de sector in kwestie, maar van de activiteit. Is de activiteit binnen of buiten, gaat het over een actieve of passieve activiteit, zittend, staand, dat zijn criteria op grond waarvan men vervolgens ook de lat gelijk moet leggen. En dus niet zeggen dat een concert of een cultureel evenement binnen voor tweehonderd man mag, maar een voetbalmatch buiten met tweehonderd man publiek niet, terwijl buitenactiviteiten toch bijna per definitie veiliger zijn dan activiteiten binnen. Dat is niet haalbaar, en ik ga ervan uit dat de barometer die wordt besproken, eerstkomende vrijdag op het Overlegcomité, de aanleiding kan zijn om effectief die lat gelijk te leggen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord.
Het is ongetwijfeld goed dat er hieromtrent overleg is geweest. Dat zou er nog aan mankeren. Maar u bent er blijkbaar toch niet in geslaagd die lat gelijk te leggen. U heeft in uw antwoord vaak die term gebruikt, ‘de lat gelijk leggen’, maar dat is dus niet gebeurd. En ik zeg niet, minister, dat dit allemaal gemakkelijk is, maar de beslissing van het Overlegcomité om niets te veranderen aan de regels, die begrijp ik niet. En ik zal zeker niet de enige zijn. Dit blijft men in de sector aanvoelen als een onrechtvaardigheid. En ik moet u niet uitleggen dat de impact op de financiën van vele lokale sportclubs vandaag enorm is. U hebt dat daarnet trouwens ook zelf aangegeven. Bovendien is het eigenlijk kafkaiaans te moeten vaststellen dat men bijvoorbeeld binnen in een cafetaria, zittend aan een tafel, wel een wedstrijd kan volgen, en dat dit buiten, aan de zijlijn van een provinciale voetbalclub, niet kan. Leg dat maar eens uit aan de mensen. Dat verandert dus blijkbaar niet. Men wacht op allerlei andere besprekingen, men wacht op een barometer, alsof men op een Overlegcomité niet gewoon de logica kan volgen dat buitenactiviteiten – en dat hebt u daarnet zelf gezegd, minister – per definitie veiliger zijn dan activiteiten binnen. Dus, waarom niet gewoon die logica volgen en inderdaad in de schoot van een Overlegcomité toch snel zo’n beslissing nemen? Dat kan toch niet zo moeilijk zijn. Het is pure logica – tenzij u mij hieromtrent het tegendeel kan bewijzen, maar ik denk het niet.
Mijn bijkomende vraag is dus logisch: wat ziet u als timing, tegen wanneer ziet u daar eigenlijk verandering in komen? Want heel veel sportclubs staat financieel het water aan de lippen. Ik denk dat het de nood toch wel dringend is om hier verandering in te brengen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, dank voor uw antwoord.
Ik ga misschien heel raar beginnen. Minister, uw antwoord was, denk ik, voorspelbaar en correct, de analyse van de heer Deckmyn, denk ik, ook. En ik verklaar mij nader. Het is misschien heel vreemd, maar ik ben eigenlijk ook benieuwd naar de mening van de collega’s. Want in een Overlegcomité, daar zitten verschillende partijen, daar zitten verschillende geledingen, en ik deel ten volle de analyse van de minister dat je niet naar de sector moet gaan kijken, maar naar de omstandigheden en de activiteiten. Het is nogal evident dat elke sector voor zichzelf gaat opkomen. Maar ik zet even mijn pet op van lokaal bestuurder. Je moet het inderdaad maar weten uit te leggen dat twintig mensen buiten, aan een voetbalveld, of neem een hockeyveld, niet mag, maar dat, als die dan binnen gaan zitten, bij wijze van spreken op elkaars neus, met zes aan tafel, dat dan wel mag. Het zijn die ongerijmdheden die, denk ik, echt wel moeten worden weggewerkt. Uw mening, minister, is wat dat betreft heel klaar. Ik merk ook dat wij die ongerijmdheden zo snel mogelijk willen wegwerken, dat we wat dat betreft ook wel een breed politiek draagvlak kunnen krijgen. Ik roep dus alle collega’s, ook in deze commissie, op om daar waar ze kunnen, mee hun stem te laten horen, om die zottigheden, zoals ik dat dan noem, weg te werken.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
We kennen inderdaad allemaal de anomalieën die er in de sportsector zijn. Dat is moeilijk te begrijpen en moeilijk uit te leggen. Dat zien we ook in andere sectoren. Binnen cultuur heersen dezelfde bezorgdheden en verzuchtingen. Kijk maar naar de regels binnen de amateurkunsten, waar je wel voorstellingen mag doen, maar niet kan repeteren. Dus dat zien we overal terugkomen. Ik denk dat we nu, met de opmaak van de coronabarometer, wel een kans hebben om die anomalieën eruit te halen, niet alleen binnen één sector maar over verschillende sectoren heen. Ik denk dat het belangrijk is dat we al die vrijetijdssectoren, dus niet alleen maar sport en cultuur, maar ook jeugd, allemaal in die barometer steken en gaan trachten om gefundeerde beslissingen te nemen, die duidelijk zijn en waarbij we al die ‘zottigheden’, zoals collega Van Dijck zegt – en in sommige gevallen kun je dat inderdaad zo noemen – eruit kunnen halen.
Ik roep u dus op, minister, om ook volop mee te werken aan het uitwerken van die coronabarometer. Zowel in uw hoedanigheid als minister van sport, maar ook als minister van onderwijs bent u wellicht heel hard begaan met de jeugd, dus ik roep u ook op om ook de jeugdsector mee op te nemen.
Collega’s, ik kan mij daar alleen maar bij aansluiten. Ik denk het heel belangrijk is dat we over sectoren heen die parameter zeker afstemmen. Dus, mijnheer Van Dijck, ik steun zeker uw oproep wat dat betreft.
Minister Weyts heeft het woord.
Die discussie ligt vrijdag ter tafel, waarbij we al heel goed voorbereidend werk hebben gedaan en er invulling aan hebben gegeven, samen met cultuur, met jeugd, met evenementen. En ik heb daar trouwens ook de sportsector bij betrokken, in de backoffice. Die discussie gaat natuurlijk wel nog over de normen. Op grond van welke ICU-aanwezigheid (intensive care unit) of -bezetting bijvoorbeeld je gaat schakelen van de ene kleurcode naar de andere, dat is een discussie. Sommigen bepleiten daar een grens van 300 op de ICU’s. Ik vind dat toch wel heel laag, vooral in de wetenschap dat de totale capaciteit 1500 tot 2000 betreft. Daarenboven kan men dan heel die periode geen inspanningen meer doen om die capaciteit op de ICU’s wat te gaan opvoeren. Maar 300 vind ik nogal laag, dus dat zal nog wel een discussie zijn. Dat het gaat over de clustering van de verschillende activiteiten, niet op grond van de sector, maar op grond van de activiteiten zelf en dat we zo komen tot een barometer met maatregelen die gelden in cultuur, sport, jeugd en ten aanzien van evenementen, dat ligt wel op tafel. Maar er zal nog wel een discussie gevoerd worden over wanneer je kunt schakelen van de ene kleurcode naar de andere.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik dank ook collega Van Dijck trouwens, voor zijn terechte aanvullingen op mijn vraag. Die aanvulling was zeker op zijn plaats.
Minister, ik hoop dat er vrijdag serieuze stappen gezet worden om tot een betere situatie te komen. Ik kan het alleen maar hopen en hopen dat iedereen toch kan proberen die fameuze lat waarover u spreekt, gelijk te leggen. Het is dus afwachten tot vrijdag, maar met hoop.
De vraag om uitleg is afgehandeld.