Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik zal beginnen bij het begin, namelijk dat ik enkele van de uitspraken van de heer Hoeyberghs over vrouwen sterk afkeur en ook ranzig vind. Ik zie vrouwen veel te graag – dat weten de mensen die mij kennen – om het daarmee eens te zijn en om die uitspraken op welke manier dan ook te vergoelijken.
Dit gezegd zijnde, Jeff Hoeyberghs is daarvoor veroordeeld wegens seksisme en aanzetten tot haat en discriminatie. Dat was niet min: tien maanden cel, de helft met uitstel, een boete van 8000 euro, enkele schadevergoedingen en hij is zelfs voor vijf jaar ontzet uit zijn burgerrechten. Hij heeft daarvoor niet de misdaad gepleegd van bijvoorbeeld het overvallen van een oud vrouwtje, vandalisme, politieagenten aanvallen, vuurwerkbommen gebruiken als wapen, brandstichten, de brandweer in een hinderlaag lokken, zwembadterreur plegen, of groepsverkrachtingen. Niets van dat alles heeft Hoeyberghs gedaan om zo zwaar gestraft te worden. Mocht hij wel een groepsverkrachting hebben gepleegd, dan was hij er in dit land, dat weten we, van af gekomen met het schrijven van een opstelletje.
Een redacteur van de grootste krant van Vlaanderen schreef dat Jeff Hoeyberghs “verwerpelijke dingen” zei. “Maar gevaarlijk is hij niet. Gevaarlijker lijkt mij de tendens om het vrije woord, hoe lomp het ook geuit wordt, steeds harder te beteugelen en strenger te bestraffen.” Het debat woedt dan ook over de vraag of de huidige wetgevingen die discriminatie en seksisme strafbaar stellen, niet dienen te worden aangepast, omdat ze inderdaad de vrije meningsuiting al te zeer inperken.
Strafpleiter Joris Van Cauter tweette: “Inmiddels heb ik het vonnis van Jeff Hoeyberghs kunnen lezen. Rechter ontzet Jeff Hoeyberghs ook uit de rechten artikel 31 van de strafwet, wat betekent dat hij niet meer kan worden verkozen en geen openbaar ambt mag uitoefenen. Zeer straf.” De strafpleiter zei ook: “Gevaarlijke wetten zorgen voor kwalijke vonnissen.”
Ook professor discriminatierecht Jogchum Vrielink, gespecialiseerd in haatspraak en vrije meningsuiting, reageerde zeer kritisch en pleitte er zelfs voor om de seksismewet af te schaffen, omdat de erin opgenomen strafbepalingen zo ruim geformuleerd zijn dat “alles erin kan worden ondergebracht, door eender wie daar zin in heeft”. “Het is altijd een stok om de hond te slaan”, zei professor discriminatierecht Jogchum Vrielink.
Ook de Vlaamse antidiscriminatiewetgeving bestraft eerder dan de daad van discriminatie het aanzetten tot discriminatie. Artikel 31 van het decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid bestraft dit “met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro”.
In 2008 al waarschuwde mijn partij voor deze verregaande vorm van het beperken van de vrije meningsuiting. Zo stelden wij dat het ontwerp van antidiscriminatiedecreet gevaarlijk is voor de democratie, want de toepassing ervan zal leiden tot een inkrimping van de fundamentele rechten en vrijheden, zoals deze zijn vastgelegd in de Grondwet en de mensenrechtenverdragen: de vrijheid van geweten, van meningsuiting, enzovoort.
Bijkomend probleem is de rechtsongelijkheid die door het Vlaamse Antidiscriminatiedecreet wordt gecreëerd. Zo werd het proces tegen Bart De Pauw grotendeels gefinancierd met Vlaams belastinggeld. Advocaten van de vermeende slachtoffers van De Pauw – en ook de slachtoffers moet ik zeggen – werden immers betaald door het met publieke gelden gefinancierde Instituut voor Gelijkheid van Mannen en Vrouwen dat al minstens 130.000 euro zou hebben betaald aan erelonen voor een van de duurste advocaten van het land. De adjunct-directeur van het Instituut voor Gelijkheid van Mannen en Vrouwen gaf dat in een recent interview ook gewoon toe: “Die oneerlijkheid zit helaas ingebakken in het systeem.”
Dezelfde oneerlijkheid krijgt ook een rechtsbasis in het Vlaamse Antidiscriminatiedecreet. Maar liefst twee artikels – 40 en 41 – van het decreet zorgen ervoor dat vermeende slachtoffers van discriminatie of aanzetten tot discriminatie zich bij een juridische procedure potentieel ondersteund kunnen zien door een hele reeks al dan niet met publieke gelden gefinancierde activistische instanties of organisaties. De verdachte die zich geconfronteerd ziet met een hele waslijst van mogelijke sancties en bovendien door het decreet nog eens geconfronteerd wordt met een omgekeerde bewijslast, dient – in tegenstelling tot het slachtoffer – te procederen op eigen kosten. Dat is toch een ontzettend laakbare vorm van rechtsongelijkheid?
Minister, welke lessen trekt u uit de veroordeling van Jeff Hoeyberghs voor wat betreft de Vlaamse antidiscriminatiewetgeving en de toepassing ervan? Erkent u dat ook deze wetgeving door haar vage strafbepalingen al te zeer ruimte geeft aan rechters om op basis van hun persoonlijke (politieke) inzichten mensen te veroordelen voor bepaalde uitspraken? Deelt u de mening van een lange reeks opiniemakers, politici en juristen dat de vrijheid van meningsuiting uitgehold wordt door de toepassing van bepalingen zoals die ook opgenomen zijn in de Vlaamse discriminatiewetgeving? Welke initiatieven zult u desgevallend nemen om onze fundamentele vrijheden in dit verband te beschermen? Acht u geen herziening of afschaffing van de in deze wetgeving opgenomen strafmaten nodig?
Hoe beoordeelt u de vaststelling dat wetgevingen – zoals ook het Vlaamse Antidiscriminatiedecreet – die allerlei activistische instanties en organisaties de machtiging geven in rechte op te treden in geschillen rond discriminatie, een rechtsongelijkheid in het leven roepen waarbij vermeende slachtoffers zich ondersteund weten door een hele met overheidsgeld gefinancierde ‘industrie’, waartegen vermeende daders of daders op eigen kosten moeten opboksen?
Welke organen werden door u al aangewezen om aldus in rechte op te treden? Welke instellingen van openbaar nut en verenigingen treden er in dit verband ook nog op in procedures op basis van deze wetgeving? Welke initiatieven zult u desgevallend nemen om de rechtsgelijkheid in het kader van de toepassing van de antidiscriminatiewetgeving te herstellen?
Minister Somers heeft het woord.
In de eerste plaats wil ik u allen op mijn beurt een gelukkig en voorspoedig en – zeker in deze tijden – vooral een gezond 2022 toewensen.
Collega Van Rooy, ik wil twee zaken onderstrepen. De uitspraken van Jeff Hoeyberghs keur ik ten stelligste af en vind ik moreel totaal verwerpelijk. Eén op vijf vrouwen krijgt te maken met seksistische of seksuele intimidatie. Elk jaar worden in België bijna 80.000 meisjes en vrouwen slachtoffer van geweld. De uitspraken van de heer Hoeyberghs zijn vanuit dat perspectief moreel meer dan verwerpelijk. Hij is een persoon met autoriteit, hij is chirurg. Hij heeft een publiek forum en ik vrees dat hij daardoor nogal wat idioten legitimeert in hun opvattingen en gedrag.
Dat is ook de kern van de uitspraak van de strafrechter waar ik mij voor de rest zeer terughoudend in opstel. We leven in een regime van scheiding der machten. Het is niet aan mij als minister om uitvoerig rechterlijke uitspraken te becommentariëren en daarover appreciaties uit te spreken of niet. Ik heb het vonnis gelezen en daarin legt de rechter de link met ‘aanzetten tot geweld’ en ‘tegen concrete personen’. Als die kwalificaties juist zijn, zijn dat natuurlijk constructieve onderdelen van een misdrijf.
Een tweede reden waarom ik terughoudend moet zijn, is omdat het een lopende rechtszaak is. Want er staat hoger beroep open tegen dit vonnis, en ik heb uit de media vernomen dat de betrokkenen ook van deze mogelijkheid gebruik zullen maken.
De zaak heeft inderdaad betrekking op de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. In een vrije liberale democratie – liberaal bedoel ik hier niet in de partijpolitieke maar in de filosofische betekenis – is er een groot arsenaal aan vrijheden, en is de vrijheid van meningsuiting heel belangrijk. Alleen is er bij die vrijheid van meningsuiting geen sprake van een meningsuiting wanneer men oproept tot geweld of haat predikt. Het strafrecht is daarover duidelijk. Grondrechten botsen met elkaar. Voor mij is het kantelpunt tussen een legitieme vrijheid van meningsuiting het punt waar men overgaat in het zaaien van haat en het aanzetten tot geweld. En dat is wat de rechter hier ook heeft geoordeeld.
U stelt de vraag of het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie al dan niet strafbaar moet zijn. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat het redelijk is om uitlatingen en geschriften die tot doel hebben discriminerende handelingen te legitimeren, strafrechtelijk te vervolgen. Er is volgens het huidige gelijkekansendecreet enkel sprake van een aanzettingsmisdrijf wanneer er aan drie voorwaarden zijn voldaan. Er is ten eerste een materieel element: het aansporen, opzetten of aanstoken tot haat of geweld jegens een persoon of groep. Ten tweede is er een moreel element met bijzonder opzet, namelijk een bijzondere wil. En ten derde is er de openbaarheid van deze feiten.
Dergelijk gedrag getuigt van een duidelijke kwade wil om onze samenleving te ontwrichten, en verdient een strenge veroordeling. Uitlatingen waarbij dit bijzondere opzet ontbreekt, behoren tot de vrijheid van meningsuiting. Maar opnieuw, het komt de rechterlijke macht toe om te beoordelen of een misdrijf heeft plaatsgevonden en welke straf daartegenover staat. Dit jaar zal ik naar aanleiding van de eerdere evaluatiestudie op het Gelijkekansendecreet een aantal voorstellen op tafel leggen die de rechtsbescherming van slachtoffers van discriminatie versterken.
U vraagt ten tweede ook wat de rol is van gelijkheidsorganen in het tegengaan van discriminatie. Vandaag zijn dat op Vlaams niveau Unia en de genderkamer van Vlaamse Ombudsdienst. Zoals ik eerder deze vergadering uitgebreid heb toegelicht, zal het nieuwe Vlaamse Mensenrechteninstituut in de toekomst dienstdoen als gelijkheidsorgaan voor alle Vlaamse bevoegdheden. Het Vlaamse Mensenrechteninstituut krijgt een allesomvattend mandaat waarbij ze alle mensenrechten in hun onderlinge samenhang kan benaderen, ook waar er eventuele spanningsvelden ontstaan. Dit kan het maatschappelijk debat verder voeden over waar de grenzen liggen.
Aangezien het Vlaamse Mensenrechteninstituut voor de bescherming van het recht op gelijke behandeling, een aanvullend, alternatief parcours zal bieden naast de gerechtelijke weg, zal het Vlaamse Mensenrechteninstituut niet meer in rechte kunnen optreden namens een slachtoffer. Dergelijke bevoegdheid is immers moeilijk combineerbaar met het oordeelsvermogen van de geschillenkamer. In dit geval zou een orgaan in eenzelfde feitelijke zaak als partij en rechter optreden, of zou minstens die perceptie ontstaan. De Europese Commissie raadt ook af om dergelijke bevoegdheden binnen één instelling te brengen.
Niettemin blijft rechtspraak, daar waar noch bemiddeling noch de beoogde oordeelsvelling binnen het Vlaamse Mensenrechteninstituut soelaas biedt, steeds het sluitstuk in de strijd tegen discriminatie. Andere instellingen van openbaar nut of verenigingen alsook de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties hebben op basis van het Gelijkekansendecreet, binnen bepaalde voorwaarden, de bevoegdheid om in rechte op te treden en zullen deze in de toekomst ook behouden. Hiermee voeren we onze internationale verplichtingen uit, wat ook een aspect van de democratische rechtsstaat is. Europa legt haar lidstaten op om de bevoegdheid aan verenigingen, organisaties en andere rechtspersonen te geven om namens of ten behoeve van een eiser een procedure aanhangig te maken. Dit mandaat wordt vandaag slechts door weinig organisaties opgenomen, en het is volgens mij dus ook niet juist dat we kunnen spreken over een vloedgolf of een door de overheid gefinancierde 'industrie', zoals u beweert.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, ik noteer dat u eigenlijk toch niet ingaat op de essentie, namelijk het aanzetten tot geweld. U zegt eerst dat het niet aan u is om daarop in te gaan, maar u doet dat dan vervolgens toch. Dat is natuurlijk een bekende tactiek. Over die passage, waarbij hij een jong meisje met naam en toenaam noemt, valt te discussiëren, absoluut.
Maar Jeff Hoeyberghs is ook veroordeeld wegens seksisme. Mag ik u er toch op wijzen dat men heel wat uitspraken kan vinden, ook van mensen uit uw partij? Gwendolyn Rutten zei bijvoorbeeld dat Tom Van Grieken een klein pietje heeft. En Kamervoorzitter Patrick Dewael zei tegen een vrouwelijk parlementslid: “Het is goed dat u af en toe op de knieën ligt, maar ik zou dat toch voor een andere gelegenheid voorbehouden.” Ik heb daar geen massale veroordeling gezien, van het establishment dan, laat staat dat ik daar een gerechtelijk vonnis heb gelezen waarbij serieuze straffen zijn uitgesproken wegens seksisme. Er is dus op zijn minst, los van het aspect vrije meningsuiting, een dubbele moraal die heerst, en die mogelijk wordt gemaakt.
U zegt dat het strafrecht duidelijk is, maar dat is absoluut niet zo. Het strafrecht is zo vaag, dat zeggen ook juristen als Jogchum Vrielink en Joris Van Cauter, die ik heb geciteerd. Het is zo vaag dat rechters hun activisme kunnen botvieren, en dat is natuurlijk ook wat er gebeurt. Want als iemand als Jeff Hoeyberghs wordt veroordeeld wegens het aanzetten of oproepen tot geweld tegen vrouwen, dan moet er ook wel een rechter te vinden zijn – ik zal mij eens goed informeren over welke stappen ik eventueel moet ondernemen – die zich wil buigen over vers 4:34 van de Koran … Daarin staat letterlijk “vermaant haar” en “slaat haar”. Die Koran wordt gepropageerd, gereciteerd in alle Koranscholen en moskeeën in ons land, en daar zie ik geen vonnissen tegen. Neen, sterker nog, ik zie subsidies die daarvoor worden uitgetrokken. En er is de fameuze vrijheid van religie die daar van toepassing is.
Tot slot gaat u ook niet in op die fameuze rechtsongelijkheid waar ik het over heb. Het is toch totaal oneerlijk, om de woorden van die adjunct-directeur zelf te gebruiken, dat de slachtoffers zich kunnen larderen met belastinggeld, terwijl de daders of vermeende daders dat allemaal zelf moeten betalen. Dat is toch een fundamentele vorm van oneerlijkheid, van rechtsongelijkheid, waar u het toch niet mee eens kunt zijn, minister?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik denk dat we starten met een belangrijk debat, het debat over de vrije meningsuiting. Ook voor onze partij is dat enorm belangrijk. Het is alvast goed dat we het er allemaal over eens zijn dat de uitspraken van Hoeyberghs ranzig zijn.
Waar ligt de grens? Dat is de vraag, denk ik. Voor ons ligt de grens daar waar men de vrijheid van anderen schade berokkent, en/of oproept tot geweld. Maar die grens is natuurlijk niet altijd even gemakkelijk objectief te trekken. Het is een enorm debat geworden, en de ophef rond die veroordeling wordt natuurlijk ook mee gevoed door de discussie over de proportionaliteit. Het valt heel moeilijk te begrijpen dat de haatdragende uitspraken die er wel degelijk waren, zo streng worden gestraft, en dat terzelfdertijd groepsverkrachtingen en recente gevallen van huiselijk geweld, waarbij bijvoorbeeld een zwangere vrouw geslagen werd, eerder met de mantel der liefde worden bedekt, met een werkstraf of een opschorting van straf. Uiteraard is dat anekdotisch, maar het geeft toch wel aan dat de prioriteiten daar voor justitie verkeerd zitten, wat ons betreft.
Aansluitend stel ik toch ook vast dat heel wat academici zich vragen hebben gesteld bij het vonnis, dat vonnis in vraag stellen, en zich vragen stellen bij de bepalingen in de beherende wetgeving. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat dat debat zeker moet worden gevoerd. Het gaat dan voornamelijk over het debat over de seksismewet. En dat hoort natuurlijk thuis in de Kamer. Ook onze partij heeft daarover heel duidelijk standpunten ingenomen. Gisteren nog heeft onze voorzitter daar een essay over geschreven waarin hij ook zelf de discussie op scherp zet.
Minister, ik heb begrepen dat er ook een evaluatie van het Gelijkekansendecreet zit aan te komen deze legislatuur. Ik en mijn fractie hopen dat u daar echt wel werk van maakt, en dat u dan ook de recente gebeurtenissen meeneemt om na te gaan of de bepalingen daarin nog beantwoorden aan de tijdsgeest, en of ze wel degelijk efficiënt zijn in het bestrijden van discriminatie in Vlaanderen. Ik wil ik toch ook benadrukken dat we het kind niet met het badwater mogen weggooien. Discriminatie in alle vormen en aspecten is verwerpelijk, en dat moeten we wel degelijk bestrijden. Alleen moeten we daar telkens opnieuw de vraag stellen over de proportionaliteit, en over de manier waarop we dat het best doen in onze samenleving, zodat we ook niet het omgekeerde effect of een omgekeerde uitwerking krijgen.
Een mening bestrijden met een celstraf, een overtuiging sanctioneren met een geldboete, heeft, denk ik, nog nooit iemand doen afzien van die mening. Dat debat moeten we zeker telkens opnieuw aangaan.
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, ik wens eveneens iedereen een voorspoedig nieuwjaar toe en een zeer goede gezondheid. Het zal nodig zijn.
Wat betreft de tussenkomst van de heer Van Rooy, is het debat tussen seksisme en vrije meningsuiting inderdaad de laatste dagen sterk aangewakkerd door het proces van Jeff Hoeyberghs. Wij kunnen als fractie zeer duidelijk zijn over dat standpunt. Het oproepen tot geweld, discriminatie en haat moet te allen tijde veroordeeld worden. Het recht op vrije meningsuiting is zeker een belangrijk recht, maar niet het enige recht. Er moet effectief een evenwicht worden gevonden tussen die vrije meningsuiting en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het veroordelen van het aanzetten tot geweld, discriminatie en haat. Dat bepaalde uitspraken aanzetten tot geweld zoals wordt geargumenteerd in het arrest moet voor ons zeker veroordeeld worden. Dit is niet louter een vrijheid van mening maar het is aanzetten tot geweld. Er zijn uiteraard voorwaarden die vervuld en gemotiveerd moeten worden. Vrije meningsuiting wordt vaak ingeroepen als excuus voor eerstelijnsgebral en om niet te lang te moeten nadenken voor iets wordt gezegd, terwijl deze uitspraken wel degelijk kunnen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld.
Wat we hier zien, is duidelijk een verhaal van twee maten en twee gewichten van de collega van het Vlaams Belang en zijn fractie, want als iemand met een moslimachtergrond dit gezegd zou hebben of iets anders radicaals dan zou er zeker een andere reactie komen van collega Van Rooy.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor uw bijdragen aan het debat. Voor alle duidelijkheid, voor de seksismewet moet ik psychologisch naar de overzijde van de straat verwijzen, naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het is een federale wetgeving en zij zijn bevoegd. Daar kan het debat in ons parlement niet over gaan.
Twee, ik volg de redenering rond de rechtsongelijkheid helemaal niet. Er is een heel verschillende relatie tussen partijen inzake strafrecht en burgerlijk recht. Bij burgerlijk recht zijn er twee partijen die hun private belangen tegen elkaar proberen af te wegen of proberen hun gelijk te halen bij de rechter. Bij strafzaken is het de overheid die vanuit het publieke belang ageert en waar men zich als burgerlijke partij bij kan aansluiten. Dat is een heel andere relatie. Dat is een situatie van potentiële dader en potentieel slachtoffer. Men kan die twee niet met elkaar vergelijken.
Verder is er het internationaal recht en zijn er de internationale verdragen die ons land heeft ondertekend. Die leggen op dat er organisaties moeten kunnen zijn die optreden ten behoeve van de slachtoffers. Dat is een internationale verplichting. Vind ik dat we die internationale verplichting niet moeten nakomen? Neen, ik vind dat niet. Ik vind dat we in een samenleving zijn en dat als we een verdrag ondertekenen, we de consequenties van die verdragen moeten nakomen en respecteren zoals elk ander Europees land dat doet. Daar is geen uitzondering op binnen de EU. Ik voel me nogal comfortabel in die club, er zijn andere clubs in de wereld waarin ik me minder comfortabel zou voelen.
Drie, de middenveldorganisaties die in Vlaanderen de bevoegdheid hebben om in rechte op te treden, hebben dat tot nu toe nog nooit gedaan. Nog nooit! Voor Unia en de Genderkamer loopt een procedure om de regels te veranderen. Ze zullen in de toekomst niet meer in rechte optreden omdat ze een andere rol moeten gaan spelen. Ze moeten de mensenrechten verdedigen en niet zozeer het individu dat ter zake – vermeend – geschaad is in zijn belangen op het vlak van discriminatie, gelijke kansen of man-vrouwissues, handicapissues en dergelijke.
Nogmaals, wat me een beetje verbaast, het gaat hier niet over de heer Hoeyberghs die een vrije mening uit, het gaat over de heer Hoeyberghs die concreet aanzet tot het gebruiken van geweld ten aanzien van een minderjarig meisje van 14 jaar oud. Hij zegt dat men haar moet opwachten met een aantal mannen, dat men haar handtas moet afpakken en in brand steken. Hij zegt dat meisjes van die leeftijd het best ontmaagd worden want als ze ouder zijn dan 20 jaar heeft het allemaal niet veel zin meer. Ik citeer vrij uit het vonnis. Dat is de link die de rechter heeft gelegd: aanzetten tot geweld ten aanzien van een concreet minderjarig meisje.
Het zou iedereen sieren die aan het debat over de vrije meningsuiting deelneemt, om te erkennen dat dat geen vrije meningsuiting meer is en dat zoiets vervolgd moet worden. Ik zou het ook graag horen, als mensen vinden dat het aanzetten tot geweld tegenover concrete minderjarigen niet voor de strafrechter moet komen. Dat zou meer duidelijkheid creëren in het debat. Het zou veel beter zijn als men zegt ‘we verstaan dat in het vonnis, maar we hebben nog andere bedenkingen, namelijk de bedenking of het aanzetten tot haat strafrechtelijk vervolgd kan worden of niet’.
Dat moet gewoon strafrechtelijk vervolgd worden! Opnieuw, we zijn gebonden door internationale verdragen om dat in onze interne rechtsorde in te brengen. We zijn ertoe gehouden om dat te doen. Bovendien heeft de geschiedenis ons geleerd – die regelgeving valt niet zomaar uit de lucht – dat die aanzet tot haat ook geweld provoceert. Dat willen we niet, daar stopt het recht op vrije meningsuiting.
Ten slotte, we gaan het Gelijkekansendecreet inderdaad evalueren. Dat is een belangrijke oefening. Mijn perspectief om dat te doen in een modern zichzelf respecterend Vlaanderen is: hoe kunnen we de rechtsbescherming van mensen versterken en niet verminderen? Dat is voor mij onze essentiële rol. We kunnen discussiëren over de beste manier, de beste weg, de beste methode om dat te doen, maar dat is wel het uitgangspunt van een humane samenleving. Als mensen onrecht wordt aangedaan, worden gediscrimineerd, om hun handicap, hun vrouw-zijn, hun holebi-zijn, hun andere culturele achtergrond, als ze worden geschonden in hun rechten, rechten die in het positief recht zijn opgenomen, hoe kunnen we hen dan beschermen? Hoe zorgen we dat die mensen hun vrijheid wordt gerespecteerd? Dat is een moeilijk debat, daar zullen we de komende weken en maanden ongetwijfeld verder over praten. De rechtsbescherming versterken zal mijn uitgangspunt zijn, en niet het afbouwen ervan. Dat zou haaks staan op het Vlaanderen dat ik voor ogen heb.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Alles wordt altijd op één hoop gegooid, oproepen tot haat, seksisme en geweld. Over dat meisje – Liene, denk ik – zei Jeff Hoeyberghs wat hij allemaal zou doen met haar. Hoe erg ik dat ook vind, ik vind dat verwerpelijk en moreel zeer laakbaar, maar juridisch gezien is dat een fundamenteel verschil met een algemene oproep tot geweld tegen minderjarige meisjes of vrouwen. Jawel, minister, dat is wel zo.
In de Koran, vers 434, staat een algemene oproep aan alle moslims om vrouwen die niet gehoorzamen, te slaan. Dat is de religie die jullie niet alleen hebben geïmporteerd, maar ook gefaciliteerd en gesubsidieerd. Ik heb daar geen enkele les over te krijgen van jullie. De wijken waar meisjes en vrouwen zich onveilig voelen, zijn niet de wijken waar Jeff Hoeyberghsen wonen maar waar veel moslims wonen door het beleid van open grenzen dat jullie al decennia in de praktijk brengen. Voor ons blijft de enige grens voor de vrijheid van meningsuiting liggen bij het oproepen tot geweld.
Minister Somers heeft het woord.
Ik zou nog één element willen aanhalen, en ik zal aanvaarden dat de heer Van Rooy daarna nog reageert. Maar ik wil nog één ding zeggen. Een algemene oproep tot geweld is veel moeilijker strafrechtelijk te veroordelen dan een concrete oproep tot geweld. De reden waarom in dit geval geoordeeld werd dat de strafwet geschonden was, was omdat het om een concrete oproep tegen een concreet persoon ging. De heer Van Rooy zei het daarnet net andersom; strafrechtelijk is het niet juist wat hij toen zei. Dat is het enige wat ik wilde zeggen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik zit hier niet in dit parlement om de verschrikkelijk slechte strafwetten die partijen zoals de uwe hebben gemaakt, mijnheer Somers, te verdedigen. Ik zit hier om de strafwetten, waardoor groepsverkrachters ervan afkomen met een opstelletje, en iemand die seksistische en hatelijke praat verkoopt in de cel belandt en een boete krijgt, die verschrikkelijke disproportionaliteit, en ook die vaagheid, te bekritiseren. Het zijn die strafwetten waardoor activistische rechters groepsverkrachters vrijlaten en iemand anders met een mening een gevangenisstraf te geven. Daar gaat het hier over.
De vraag om uitleg is afgehandeld.