Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over maatregelen ten gunste van de werknemers van de dienstenchequesector
Vraag om uitleg over de staking in de dienstenchequesector
Vraag om uitleg over de extra bijdrage die dienstenchequeondernemingen aanrekenen aan de klanten
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
De berichten bereiken ons weer dat het sociaal overleg in de dienstenchequesector – nog maar eens, zou ik durven zeggen – muurvast zit. Het is, denk ik, niet langer dan twee weken geleden dat we in de plenaire vergadering de discussie voerden over de voorwaardelijkheid van de extra middelen die de regering voorziet voor de indexering aan 100 procent van de dienstencheques en een extra bijdrage per cheque.
Nu blijkt dat de sociale partners maar geen akkoord weten te vinden over een verhoging van de kilometervergoeding en van de lonen, boven op de 0,4 procent die in de cao is voorzien. We weten dat de poetshulpen op 18 november protestacties hielden voor een loonsverhoging van meer dan 0,4 procent. In de praktijk betekent dat namelijk 5 cent per uur extra voor de poetshulpen. Ze vroegen ook een correcte mobiliteitsvergoeding. Het feit dat het sociaal akkoord uitblijft, zelfs als de Vlaamse Regering bereid is om het overleg te ‘smeren’ met extra middelen, is zeer teleurstellend en helaas ook zeer veelzeggend. De kleine socialprofitbedrijven zitten vandaag al in de rode cijfers, de grote bedrijven zagen de voorbije jaren hun marges afnemen en de huishoudhulpen werken zich uit de naad voor een schamel uurloon van 11,5 euro. We zijn het er allemaal over eens dat dat echt onvoldoende is.
De Vlaamse Regering heeft, zoals ik al zei, extra middelen gereserveerd om de rentabiliteit van de sector te verbeteren. Volgens het prognosemodel – een studie van IDEA – zouden, door de volledige indexering en de extra middelen, de marges van de bedrijven in de toekomst toenemen. Dat is ze eerlijk gezegd gegund. Maar, minister, u gaf ook aan – en ook minister Beke, die een vorige keer namens u het woord voerde deed dat – dat de middelen pas vrijkomen als er een sociaal akkoord afgesloten is.
De impasse is, denk ik, voor iedereen een slechte zaak, zowel voor werknemers als werkgevers. Ik hoor dat sommige bedrijven, ook commerciële, wel bereid zijn om over de brug te komen, maar een aantal grote spelers zou dwarsliggen.
Minister, wat gaat u doen om het sociaal akkoord te faciliteren?
Kunt u ons verzekeren dat de volledige indexering van de inruilwaarde er alleen komt wanneer er een sociaal akkoord is?
Welke pistes onderzoekt u om de volledige indexering van de inruilwaarde en de compensaties van de dienstencheques aan voorwaarden te onderwerpen? U hebt altijd benadrukt dat de voorwaardelijkheid belangrijk is: inspanningen voor veiligheid, voor werkbaar werk, voor betere lonen. Hoe staat u tegenover de impasse die er nog altijd is in het sociaal overleg?
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mevrouw Gennez u hebt de situatie goed geschetst. Ik zal dat niet allemaal herhalen. Slechts één punt: uit onderzoek blijkt dat 78 procent van de huishoudhulpen aangeeft dat ze medische hulp uitstellen om financiële redenen. Dat is straf, dat zijn bijna vier op de vijf mensen. Als ze ziek zijn of naar de dokter moeten, denken ze drie, vier keer na, omdat hun loon te laag is. Ik vind dat heel schrijnend.
Twee weken geleden waren we het er in de plenaire vergadering allemaal over eens dat de huishoudhulpen terecht loonsverhoging en betere arbeidsvoorwaarden vragen. Daarom voeren ze van 6 tot 20 december actie.
Collega Gennez verwees ernaar dat de rentabiliteit in de sector beter is door de steun, maar natuurlijk is het heel divers. De bedrijven zijn zeer verschillend: grote actoren die echt winst maken, kleinere en middelgrote spelers die moeten ploeteren om te overleven.
De winsten van de grote actoren zijn wel degelijk indrukwekkend. Ik heb ze opgezocht: Het Poetsbureau 6,4 miljoen euro winst, Trixxo 5 miljoen euro winst. De uitgekeerde dividenden van de grote bedrijven in de sector bedroegen vorig jaar 30 miljoen euro. Dat is toch wel straf als een groot deel van die inkomsten gesubsidieerd is met gemeenschapsgeld, geld van ons allemaal.
Minister, u verklaarde al – en daar zijn wij zeer tevreden mee – dat u de 100 procentindexering koppelt aan een sociaal akkoord. Dat vinden wij zeer goed. Daarnaast vragen de werknemersorganisaties specifieke voorwaarden zoals begeleiding en vorming te verbinden aan de definitieve toekenning van de steun aan de werkgevers.
Minister, hoe staat u tegenover het uitblijven van een sociaal akkoord in de dienstenchequesector? … (onverstaanbaar) … U ziet ook de acties en de communicatie van de werknemersorganisaties, die daar zeer boos over zijn.
Zijn er volgens u bijkomende drukkingsmiddelen om een sociaal akkoord mogelijk te maken?
Welke acties zult u ondernemen ter bevordering van een sociaal akkoord?
De heer Ronse heeft het woord.
Goedemorgen iedereen, goedemorgen, minister.
De context is al goed geschetst. Minister, u hebt in een injectie van 16,6 miljoen euro voorzien, wat leidt tot een subsidieverhoging per dienstencheque van 13 eurocent en toelaat om de toelages van de dienstencheques vanuit Vlaanderen mee met de lonen te laten indexeren. Dat was een vraag die onder meer ook via de resolutie van collega Gennez werd gesteld en waaraan is tegemoetgekomen, waarvoor dank. U weet dat onze fractie ook heel bekommerd is over het welzijn en het lot van de huishoudhulpen. Ik denk dat zij in coronatijden uitzonderlijke moed aan de dag hebben gelegd. Bovendien is het verschil tussen werken en niet werken bij hen vrij klein. Grote hulde dus: dat zijn mensen die echt een bewuste stap naar werk zetten. Ik heb dan ook heel veel respect voor hen. In die zin betreuren wij het ook dat er tot op vandaag nog altijd geen sociaal akkoord is. Onze vraag ligt dan ook een beetje in de lijn van die van de vorige sprekers. Minister, wat is uw inschatting van de verdere uitkomst van dat overleg? Hoe kijkt u daar zelf naar?
Dat was mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag, met dank aan de voorzitter, die mij heeft toegelaten om dat hieraan te koppelen, gaat over de extra bijdragen die dienstenchequeondernemingen aanrekenen aan de klanten. Herinner u: begin januari 2021 heb ik daarover een vraag gesteld. Een onderzoek uit 2018 gaf toen immers aan dat ongeveer 15 procent van de Vlaamse dienstenchequeondernemingen extra bijdrages aan gebruikers aanrekent. Dat aandeel zou vorig jaar zijn toegenomen. Er zijn blijkbaar ondernemingen die eenmalige administratieve kosten aanrekenen – bijvoorbeeld bij mij doen ze dat –, die jaarlijkse vaste kosten of een extra bijdrage per cheque vragen. Heel wat onderzoek bevestigt dat de marges van de dienstenchequebedrijven voor een stuk zijn verdampt, voornamelijk toen nog door die 78/100 procent indexering, waardoor ze hun toevlucht namen tot dat soort maatregelen.
Jaarlijks voorziet Vlaanderen in 1,6 miljard euro voor die sector. Dat is gigantisch veel. Minister, in de beleids- en begrotingstoelichting 2022, die we hier hebben besproken, voorziet u bijkomend in 16,6 miljoen euro. Daar had ik het net over.
Minister, hebt u een overzicht van alle ondernemingen die vandaag een extra bijdrage vragen aan de gebruikers? Wordt dat systematisch opgevolgd? Worden bij de extra middelen die in 2022 worden vrijgemaakt voor dienstenchequeondernemingen voor een volledige indexering, voorwaarden gekoppeld inzake extra bijdragen voor gebruikers? Wat is uw standpunt aangaande die extra bijdragen die worden gevraagd, in het licht van die bijkomende middelen die men nu heeft gekregen?
Voorzitter, tot daar mijn vragen, die net als die van de voorgaande collega’s doorspekt zijn met een zeer groot respect voor onze huishoudhulpen.
Dat is kamerbreed gedragen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vele vragen. Een aantal van jullie vragen zijn trouwens ook mijn vragen. De sectorale onderhandelingen zijn een tijdje terug uitgesteld, tot vandaag, 16 december 2021. Jullie vragen komen dus op het goede moment. Ondertussen is er heel veel sociale onrust in de sector. Door het uitblijven van een sociaal akkoord blijven de bedrijven langer in onzekerheid over de 100 procent indexering. U weet immers dat we daar voorwaarden aan hebben gekoppeld. Ook moeten huishoudhulpen langer wachten op een loonsverhoging en wordt het alsmaar moeilijker om een coronapremie toe te kennen in de sector. Na de inspanningen die de huishoudhulpen tijdens de coronacrisis hebben gepresteerd en in een periode van stijgende levensduurte is dat niet wenselijk. Daarom is het ook echt mijn wens dat de onderhandelingen in een constructieve sfeer worden gevoerd om snel duidelijkheid te scheppen in deze belangrijke sector, zowel voor de ondernemingen als voor de werknemers.
Jullie weten dat we als Vlaamse overheid niet bevoegd zijn voor het vastleggen van de arbeids- en loonvoorwaarden in de dienstenchequesector. Dat heb ik al meermaals aangegeven in deze commissie en in de plenaire vergadering.
Het sociaal overleg, als het over dienstencheques gaat, is een federale bevoegdheid. Als er nood is om een sociaal bemiddelaar aan te stellen, zal dat door mijn federale collega bevoegd voor werk moeten gebeuren. Ik hoop dat dit niet nodig zal zijn, maar ik sta er wel achter als het nodig is. Wij moeten hieruit geraken. Vanuit Vlaanderen hebben we immers financiële ruimte voorzien om tot een sectoraal akkoord te komen. De inruilwaarde van de dienstencheques wordt 100 procent geïndexeerd. Dat is een structurele maatregel. Die garantie heb ik ook ingebouwd.
Maar in het besluit van de Vlaamse Regering staat ook wel dat de middelen zullen worden toegekend na het bereiken van een sectoraal sociaal akkoord. Zo kunnen we garanderen dat de verhoogde financiering van de sector ook de huishoudhulpen ten goede zal komen. Collega Gennez, ik blijf uitdrukkelijk achter mijn beslissing staan om de volledige indexering pas in werking te laten treden vanaf het moment dat er een sociaal akkoord bereikt is. De voltallige Vlaamse Regering staat hierachter. Uiteraard verwacht ik dat men hier verantwoordelijk mee omgaat.
Ik koppel op dit moment daaraan geen verdere voorwaarden, omdat ik echt respect heb voor het sociaal overleg. Voorafgaand aan de beslissing om een volledige indexering toe te kennen, heb ik afgestemd met de sector over het opleggen van bijkomende voorwaarden. Het was duidelijk dat dit moeilijk uit te voeren was, onder meer ook gezien de bevoegdheidsverdeling in kader van het sociaal overleg. Tijdens deze overlegmomenten hebben we wel de prioriteiten duidelijk gemaakt. De bijkomende middelen die via de volledige indexering worden voorzien, moeten ook gebruikt worden voor het garanderen van een kwalitatieve tewerkstelling van de huishoudhulpen. Dat moet nu ook concreet worden opgenomen in het sociaal akkoord.
Dan is er nog een vraag wat de administratieve kosten betreft, van collega Ronse. Dat is hier al enige keren aan bod gekomen. Het aanrekenen van bijkomende kosten door dienstenchequebedrijven is niet verboden. Dat wil echter niet zeggen dat een erkende onderneming vrij is om te doen en laten wat ze wil. Bij het afsluiten van een overeenkomst tussen de onderneming en de gebruiker zijn wel de algemene regels van het economisch recht van toepassing. Dat betekent dat als je een overeenkomst afsluit, je duidelijk moet communiceren over de aanrekening van bijkomende kosten. De klant moet daarmee voorafgaandelijk akkoord gaan. Bij een eenzijdige wijziging van de algemene voorwaarden, zoals nu bij sommige bedrijven is gebeurd, heeft de klant ook het recht om de overeenkomst kosteloos binnen een redelijke termijn op te zeggen. Voorts mag er in de overeenkomst met de dienstenchequeonderneming ook geen kennelijk onevenwicht zijn ten nadele van de consument. Concreet betekent dit dat de bijkomende kosten die de onderneming aan de consument aanrekent, redelijk moeten zijn.
Er is al veel gezegd en geschreven over dit onderwerp, maar ik geloof nog altijd dat we de markt hier haar rol moeten laten spelen. Een onderneming heeft er geen baat bij om dezelfde dienstverlening als haar concurrenten veel duurder in de markt te gaan zetten door hoge administratieve kosten aan te rekenen. Toch nemen we begeleidende maatregelen. Wij hebben al bilaterale gesprekken gehad met de sociale partners over deze problematiek. Mijn administratie werkt momenteel op basis van die gesprekken aan een afsprakenkader waar we de geldende regels die van toepassing zijn op de administratieve kosten, gaan concretiseren op maat van de dienstenchequesector. Zo bieden we een duidelijk kader en transparantie aan de consumenten. Als dit niet voldoende blijkt, en de kosten swingen de pan uit, zal ik bijkomende acties ondernemen en bekijken of we de bijkomende kosten regelgevend kunnen begrenzen. We mogen evenwel niet uit het oog verliezen dat de kostprijs voor een huishoudhulp voor de klant wel nog steeds zeer voordelig blijft.
Om zicht te krijgen op de extra vergoedingen die worden aangerekend door de dienstenchequeondernemingen zal in het kader van het jaarlijkse rentabiliteitsonderzoek vanaf volgend jaar een vraag worden meegenomen over de administratieve kosten in de enquête bij de erkende ondernemingen. Zo kunnen we hopelijk jaar na jaar structureel zicht houden op hoeveel bedrijven er bijkomende kosten aanrekenen aan de klant. Ik wil begin volgend jaar een zicht hebben op de stand van zaken van de vergoedingen zoals ze vandaag zijn. Het departement Werk en Sociale Economie (WSE) is daarvan een overzicht aan het opstellen.
Dat is de stand van zaken tot op vandaag. Ik deel absoluut de bezorgdheid van alle vraagstellers en het belang dat zij hechten aan een goed sociaal akkoord. Ik heb u het kader geschetst waarmee de regering akkoord gegaan is met een indexering van 100 procent. Ik hoop dat de onderhandelingen tot resultaat leiden en dat de wederzijdse posities leiden tot een harmonie.
Collega Gennez, het is een traditie dat er spanning is op momenten dat er sociale akkoorden moeten worden bereikt. Maar ik heb mijn 100 procent indexering niet onvoorwaardelijk toegekend.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u voor het heldere antwoord, minister. Ik denk dat het goed is dat beslissingen die een regering neemt, gestand worden gedaan. De 100 procent indexering komt er dus enkel op voorwaarde dat er een sociaal akkoord afgesloten wordt. Geldt dat ook voor de extra vergoeding per cheque?
Wat de extra kosten betreft, wil ik me graag aansluiten bij wat collega Ronse aangeeft. Ik zie dat er een enorme explosie is van extra kosten, die dan perfect legaal worden doorgerekend aan de klanten. Dat neemt soms vreemde proporties aan. Ik heb weet van klanten die de vraag krijgen om te kiezen tussen drie opties: de poetshulp behouden en geen verzekering meer hebben voor eventuele schadegevallen, 6 euro extra per cheque aangerekend krijgen of maandelijks 9 euro administratiekost betalen, zonder garantie dat dezelfde huishoudhulp blijft komen. Dat is natuurlijk niet serieus. Dan geef je inderdaad opties aan klanten, maar maak je het, binnen het geldende wettelijke kader, de facto bijna onmogelijk om de huishoudhulpen te behouden of aan de klant te binden. Dat is misschien niet het allergrootste probleem voor gezinnen met twee werkenden, maar ik denk dat het voor sommige senioren of alleenstaande ouders stilaan wel onbetaalbaar wordt. Dat is natuurlijk een evolutie die we niet willen. Als we daar meer dan 1,3 miljard euro belastinggeld in investeren, dan willen we niet dat de sociaal zwakkere klanten het slachtoffer worden. Ik denk dat dit echt niet de juiste evolutie is. Ik vraag dus om dat zeer goed te monitoren en indien nodig te reguleren opdat die kosten niet de pan uit rijzen.
Wat de inhoud van het sociaal overleg betreft, weet ik ook wel dat het overleg in de eerste plaats aan de tafel gevoerd moet worden tussen werkgevers en werknemers, dat dat een bilateraal overleg is en geen trilateraal, wat bijvoorbeeld wel het geval is bij de Vlaamse intersectorale akkoorden (VIA’s). De mobiliteitsvergoeding wordt echt wel een heel moeilijke kwestie. Blijkbaar leggen de huishoudhulpen veel meer dan vroeger grote afstanden af van de ene klant naar de andere en van huis naar de eerste klant, waardoor die mobiliteitskosten almaar zwaarder wegen, terwijl er geen bijkomende compensatie tegenover staat. Zij krijgen slechts een vergoeding van 13 eurocent per kilometer, en een Vlaamse ambtenaar 37 eurocent per kilometer. Ik zie eigenlijk niet goed in waarom dat zo is, integendeel: de huishoudhulpen moeten mobieler zijn en moeten zich dagelijks vaak meerdere keren verplaatsen. Dat lijkt me toch een signaal dat zeker gegeven zou mogen worden aan de partners rond de tafel.
Tot slot wil ik het nog hebben over werkbaar werk. Er zijn een aantal initiatieven, ook van de Vlaamse overheid, die wij zeker steunen. Er wordt ook ingetekend op Europese begeleidingsprojecten. Maar we denken dat we toch nog iets sturender kunnen zijn op het vlak van de veiligheid van producten. Misschien moeten we echt gaan werken met een lijst van producten die toegelaten zijn om te poetsen, en de klanten daaruit laten kiezen. Want de gezondheidsproblemen en de risico’s voor de huishoudhulpen worden natuurlijk alleen maar groter als ze met onveilige of niet-ergonomische schoonmaakmiddelen moeten werken. We denken dat er op dat vlak nog ruimte is voor verbetering. Hopelijk kan er ook op die drie elementen worden toegezien en ingezet door de overheid.
De heer De Witte heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Huishoudhulp is een knelpuntberoep. De markt werkt blijkbaar toch niet zo goed op dit punt. Je zou denken dat de lonen voor een knelpuntberoep stijgen om zo meer mensen te kunnen aantrekken. Maar we zien dat dat niet het geval is.
Als we dat niet rechttrekken – niet corrigeren –, riskeren we een immens probleem te hebben in die sector. We zijn het erover eens dat de mensen zeer belangrijk en nuttig werk doen. Zowel de mensen zelf als de invulling van het aantal huishoudhulpen komt zwaar onder druk te staan. Het gaat over loon, en een mobiliteitsvergoeding, zoals collega Gennez zei. Het gaat over begeleiding en vorming, en daar hebt u niet op geantwoord. Dat is wat ze zelf vragen. Wat wilt u daarrond doen?
U zegt dat het een federale bevoegdheid is. Dat is natuurlijk de absurditeit in dit land: bevoegdheden zijn vaak gesplitst, wat het allemaal veel moeilijker maakt. Wat gaat u daar zelf concreet aan doen? In heel veel overleg komt de overheid immers tussen. In het pensioenoverleg, in veel sociale materies, is de overheid een derde partner om een kader te schetsen. De overheid kan haar steun – 1,3 tot 1,6 miljard euro, het varieert – verbinden aan voorwaarden inzake loonstijging, vorming en begeleiding, mobiliteitsvergoeding. Ik vind dat u er een beetje gemakkelijk vanaf komt met de verwijzing naar uw collega en de aanstelling van een sociaal bemiddelaar. Kunt u dwingender optreden?
Collega Ronse, u stelde op zich een interessante vraag. Ik heb daar drie aanvullingen bij. Wanneer swingen de administratiekosten volgens u de pan uit? Waar ligt volgens u de grens? Hoe gaan we dan concreet ingrijpen? Met welke middelen? Ik ben daar niet zeker van, want ik heb er nog geen onderzoek rond gedaan noch gelezen, maar ik heb gehoord dat vooral de commerciële spelers de kosten sterk doen stijgen. Als dat klopt, vind ik dat extreem pervers, want het zijn natuurlijk die spelers die – voor een deel – met gemeenschapsmiddelen veel winst maken en dan ook nog eens – niet alleen ten laste van de huishoudhulp – de kosten aan de klant doorrekenen. Als dat laatste klopt, vind ik dat u op de tafel moet kloppen.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat u siert in dit is dat u zeer sereen blijft, het zeer correct speelt en het heel integer aanpakt. Ik zal in die zin mijn repliek opbouwen.
We besteden 1,6 miljard euro, 16,6 miljoen euro extra, ook in dit jaar. We hebben de jobbonus, die jaarlijks – recurrent – ongeveer 600 euro netto betekent voor de meeste huishoudhulpen. Ik hoop echt dat men eruit geraakt, uit dat sociaal overleg, dat de huishoudhulpen beseffen dat Vlaanderen achter hen staat, dat we inspanningen gedaan hebben die toelaten het verschil tussen werken en niet werken bij hen echt aan te pakken en die ervoor zorgen dat die kloof met niet werken vergroot is. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat men tot een eerlijk en rechtvaardig akkoord komt.
Ik ben op mijn hoede voor het aanrekenen van extra diensten of services. Het moet kunnen in een aantal gevallen, maar als we zoveel geld steken in die sector vanuit Vlaanderen, is het met één bedoeling: ervoor zorgen dat mensen werk en gezin kunnen combineren door heel betaalbare huishoudhulp aan te bieden. Als dat ooit in het gedrang komt, kunnen we de filosofie van onze inspanning en de uniciteit van onze dienstencheques in vraag stellen. Op een bepaald moment moeten we toch regelgevend gaan optreden.
Ik heb geen bijkomende vragen. U kunt dit gerust beschouwen als een slotrepliek, tenzij de collega’s mij straks nog zouden triggeren om nog eens te reageren.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit me uiteraard aan bij de huldeblijken aan het werk dat de vele poetshulpen verrichten. Dat is evident. Dat is zeer waardevol werk in soms moeilijke omstandigheden. Ik sluit me ook heel graag aan bij de oproep en de hoop van de collega’s dat er toch snel een akkoord zou kunnen worden bereikt bij de sociale onderhandelingen, waarbij er voor de poetshulpen zelf natuurlijk ook extra loon zou komen. Alleen helpt het natuurlijk niet dat er bij zulke onderhandelingen fabeltjes de wereld in worden gestuurd over woekerwinsten. Kijken we naar de situatie: er is het feit dat die onderhandelingen moeizaam verlopen. Dat komt omdat er gewoon weinig marge is. Er is ook het feit dat heel wat van die dienstenchequeondernemingen steeds meer extra kosten beginnen aan te rekenen, waarnaar collega Ronse verwees. Er is ook het feit dat er toch al diverse studies zijn geweest over de rentabiliteit in de sector, die we hier in de commissie hebben besproken, die toch echt wel wijzen op een fundamenteel probleem wat de marges daar betreft. Een verhaal ophangen dat daar toch nog grote woekerwinsten worden gemaakt en op die manier eigenlijk de indruk geven dat het een kwestie van slechte wil is aan werkgeverszijde, dat vind ik dus gewoon niet correct, en dat helpt zeker ook niet. Ik hoop dus dat we dat toch wat achter ons zouden kunnen laten.
Collega Ronse verwees er natuurlijk ook al naar: de Vlaamse Regering doet extra inspanningen voor die volledige indexering. Er is natuurlijk echter ook de jobbonus. Als ik mij niet vergis, zullen velen van die werknemers – van die poetshulpen – daar wel degelijk onder vallen en daardoor 600 euro netto per jaar extra krijgen. Ook op die manier zullen ze toch worden beloond voor het feit dat ze aan de slag gaan. Minister, kunt u daar wat meer zicht op geven? Zullen die werknemers daar inderdaad onder vallen? Kunt u misschien ook nog eens meegeven vanaf wanneer die jobbonus zal worden ingevoerd?
Ik wil ook kort nog iets zeggen over die bijkomende kosten. Wat dat betreft, volg ik helemaal uw redenering. Ik denk dat we dat goed moeten bewaken en opvolgen. We hebben er immers voor gekozen om de dienstencheques betaalbaar te houden. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat er nu dusdanig veel extra kosten worden aangerekend dat heel de redenering van mensen proberen uit zwartwerk te houden en zo op de helling komt te staan, omdat er op die manier toch een aanzienlijke prijsverhoging wordt doorgevoerd. Het is dus goed dat u dat goed blijft opvolgen en dat we daar desnoods ingrijpen.
Minister Crevits heeft het woord.
Er zijn eigenlijk twee groepen commentaren. De eerste gaat over het sociaal akkoord en de 100 procent, de tweede over de administratieve kosten.
Ik zal starten met de administratieve kosten. Voor mij is het duidelijk: ik wil zo snel mogelijk een zicht op welke onderneming welke kosten aanrekent. We gaan dat op twee manieren doen. Onze administratie doet dat nu heel snel door overal te bekijken wie wat aanrekent, maar het wordt ook meegenomen in het rentabiliteitsonderzoek. Als dit echter een explosie aan het worden is, zoals sommigen hier suggereren en waarover ik mij zorgen maak, dan is het simpel: dan kunnen we via een besluit ingrijpen en een maximum opleggen met betrekking tot de kosten die men kan aanrekenen. De bedrijven hebben dat eigenlijk zelf in de hand. Wie te hoge vergoedingen aanrekent, weet dat we op een bepaald moment gaan ingrijpen. Dat laat ik niet toe. Er zijn natuurlijk organisaties die al jaren een bedrag aanrekenen. Bij het bedrijf waarmee we bij mij thuis werken, is dat 50 euro per jaar. We weten dat ook al heel lang. We wisten dat bij de inschrijving. Dat was dus eigenlijk allemaal geen probleem. Er zijn er echter die nu meewerken aan een explosie, en ik vind dat eigenlijk wel problematisch. We willen echter eerst een goed zicht krijgen op wie wat aanrekent, en dan kunnen we, ook na discussie met jullie, beslissen of we ter zake al dan niet regelgevend moeten optreden.
Wat het sociaal akkoord betreft: voor mij is het eigenlijk heel duidelijk. Ik probeer het nog eens uit te leggen. Collega De Witte, het paritair comité is geen driepartijengesprek en is federaal. Ik kan daar ook niks aan doen. Ik heb al gezegd dat dat wat mij betreft gerust Vlaams mag worden, aangezien wij ter zake bevoegdheden hebben. Dat kan perfect worden gesplitst. Dat zou misschien beter zijn. Men wil dat echter niet. Ook de vakbonden willen het niet. Ze willen federaal onderhandelen. Ik kan wel bellen met die mensen.
Ik heb trouwens, vind ik, al heel fors mijn nek uitgestoken door die 100 procent in het besluit van de Vlaamse Regering te blokkeren als er geen akkoord is. Ook dat zet druk op de werkgevers. Je mag dat niet onderschatten. De regering ging daar trouwens mee akkoord, ook de coalitiepartners. Het is een statement van de hele Vlaamse Regering. Maar voor het overige is het een federale materie en wordt er thans over onderhandeld. Het is mijn wens dat zij eruit geraken. Ik heb ook al bilaterale gesprekken gehad. Maar de onderhandelingen worden niet op Vlaams niveau gevoerd. U mag hierover zeker vragen stellen, en het verslag van deze commissie zal niet onbelangrijk zijn.
Dan is er nog een randopmerking over mobiliteit. Dienstencheques betreffen veelal jobs die in de directe omgeving kunnen gebeuren. Het klopt ook dat de werknemers flexibele uren kunnen invullen. Het is voor veel werknemers een belangrijk element om voor een job te kiezen. Als de bedrijven voldoende mensen willen vinden, gaan zij daar ook op moeten inzetten. Veiligheid is een erkenningsvoorwaarde voor dienstenchequebedrijven, collega Gennez. Maar hier speelt ook een federale bevoegdheid. De algemene regels voor preventie op het werk zijn federaal. Bijkomende voorwaarden ga ik niet opleggen omdat dit akkoord van levensbelang is voor de bedrijven. Zij moeten wel tot een akkoord zien te komen.
Collega Ongena, de jobbonus zal ook goed zijn voor de huishoudhulpen. Wij komen de werkgevers tegemoet, maar er moet nog een traject doorlopen worden. Maar het komt wel goed. Wij hebben daarover ook een principieel akkoord in de regering. Maar het moet nog in het Vlaams Parlement komen. Er is nog de fiscale vrijstelling die moet worden geregeld, enzovoort. Het is een ‘work in progress’ dat ik met heel veel zorg verder opvolg.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik heb nog één vraagje waarop niet meteen is geantwoord. Voor het overige was het antwoord duidelijk. Blijft niet alleen de 100 procent indexering maar ook de bijkomende vergoeding per cheque voorwaardelijk? Ik meen dat die aspecten hand in hand moeten gaan.
Over woekerwinsten heb ik nooit gesproken. Maar wij moeten ons wel de vraag stellen of het zinvol is dat er dividend wordt uitgekeerd door dienstenchequebedrijven die werken met 100 procent subsidie met publieke middelen. Dat is een soort ondernemerschap dat niet veel risico vergt. Wij moeten daar met een andere bril naar kijken dan risicovolle private activiteiten in het normale economische leven. Ik denk dat alle actoren er belang bij hebben dat akkoorden worden gesloten. Met de extra mogelijkheden die de Vlaamse Regering voorziet, zullen de marges in de sector substantieel verbeteren. Het zijn in de eerste plaats de bedrijven die er belang bij hebben dat er een akkoord komt, dat de medewerkers in kwaliteitsvolle omstandigheden en tegen betere loon- en arbeidsvoorwaarden kunnen blijven werken. Dat is ook in het belang van de klanten.
Tot slot heb ik misschien iets fout uitgedrukt. Vandaag ziet u, minister, dat huishoudhulpen net verder van huis werken waar het in het verleden vooral een buurt- en nabijheidsdienst was. Door de krapte op de arbeidsmarkt zie je nu dat huishoudhulpen soms 20 tot 30 kilometer van huis moeten gaan werken. Daardoor begint die lage mobiliteitsvergoeding meer en meer te wegen op hun inkomen. Als wij die nabijheid zouden kunnen herstellen, zou het probleem minder groot zijn. Ook daarmee moet rekening worden gehouden in het sociaal akkoord.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik noteer, minister, dat u voet bij stuk houdt. Die 100 procent indexering vind ik goed. Ook ik hoop dat er een akkoord komt. Het is mijn overtuiging dat de werkgevers daartoe moeten worden gebracht.
Dat zijn niet mijn woorden, maar de woorden van Ann Cattelain, de CEO van Federgon. Zij zei vorige maandag op Radio 1 dat de sector geen eengemaakte sector is, dat er grote verschillen zijn. Ze zegt dat er grote bedrijven zijn die het niet moeilijk hebben, mijnheer Ongena, en wel woekerwinsten maken. Dat woord komt niet van u. Ik zeg: ze maken winst. Ze maken een winst van 30 miljoen euro, die uitgekeerd wordt aan de aandeelhouders. Dat is niet niets. Ze maken winst, zegt ze. Er zijn ook kleine en middelgrote spelers die het heel moeilijk hebben om te overleven. Ik vind dat toch wel een raar fenomeen in een zo sterk gesubsidieerde sector met dat soort winstmarges, zeker als dan blijkt dat het op het vlak van vorming, begeleiding, loonvoorwaarden en administratieve kosten aangerekend aan de klanten, net die bedrijven zijn die wat buiten de lijnen lopen. Ik vraag dus om dat toch goed in de gaten te houden. Ik hoop, samen met jullie, dat er snel een akkoord komt en dat de arbeidsvoorwaarden van die huishoudhulpen snel verbeteren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.