Report meeting Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Slootmans heeft het woord.
Voorzitter, ik had deze vraag al een hele tijd geleden ingediend. Dit is ondertussen al beknopt toegelicht tijdens de begrotingsbespreking. Maar soit, het kan geen kwaad om daar nog enige duidelijkheid over te krijgen. Het biedt de minister als het ware de gelegenheid om hier nog eens zijn visie over te geven, wat hij wellicht geen drama zal vinden.
Voor ons is het wel zo dat er rond dit project nog heel wat mist dwaalt. Zelfs op de gemeenteraad van Beersel, waar dit intergemeentelijke samenwerkingsverband werd goedgekeurd, kon men eigenlijk weinig zeggen over de concrete invulling ervan. Zelfs een partijgenote, die ook bevoegd is voor dit domein, kon eigenlijk weinig tot niets zeggen over de concrete invulling van ‘Zennevallei hergist’.
We weten intussen dat het de bedoeling van het project is om de Zennevallei economisch, ecologisch en cultureel te laten ontwikkelen. Maar de concrete vertaling daarvan is veel minder duidelijk. Het blijft allemaal nogal cryptisch. In de oprichtingsakte lezen we het volgende. “Om gezamenlijke projecten te identificeren, financieren, uit te voeren en monitoren die tegemoet komen aan de grootstedelijke en maatschappelijke uitdagingen in de Zuidelijke Kanaalzone van de Vlaamse Rand.” Wat de financiering betreft, leren we dat het project over drie jaar gespreid een budget krijgt van 1,1 miljoen euro. 750.000 euro daarvan komt uit het Vlaamse Randfonds en 360.000 euro van de gemeentebesturen zelf.
Een belangrijk inhoudelijk element bleek uit de communicatie die u zelf naar voren bracht: men wil de Zenne teruggeven aan de inwoners, omdat die in het verleden vaak verstopt en ingekapseld was.
Minister, welke concrete projecten staan op stapel in het kader van dit samenwerkingsverband? Wat is de timing hieromtrent?
Welke prioriteiten schuift u naar voren in het kader van ‘het tegemoetkomen aan de grootstedelijke en maatschappelijke uitdagingen’? Dat is namelijk voor interpretatie vatbaar.
Wat zijn de voorlopige conclusies van de projectcoördinator, die sedert september maandelijks vergadert met de raad van bestuur van het intergemeentelijk samenwerkingsverband (IGS), toch als we de oprichtingsakte mogen geloven?
Minister Weyts heeft het woord.
Samen met de drie betrokken gemeenten hebben we de ambitie geuit om het concept en de identiteit van de Zennevallei wat nieuw leven in te blazen, omdat we vaststellen dat er wel heel wat troeven zijn. Het gaat om een smalle strook die geprangd zit tussen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest. Onbekend maakt onbemind. We stellen wel vast dat de betrokken regio heel wat troeven heeft op het vlak van natuur, kunst en toerisme, maar ook heel veel economisch potentieel. We willen de notie Zennevallei dus nieuw leven inblazen door die troeven opnieuw op de voorgrond te plaatsen en door te zorgen voor een multiplicatoreffect, een hefboomeffect, waarmee we gezamenlijk concrete projecten gestalte willen geven op velerlei domeinen.
We hebben in hoofdzaak drie thema’s gekozen: ten eerste een cluster rond cultuur, toerisme en zachte recreatie, ten tweede het groene karakter en ten derde economie en streekontwikkeling.
Aan welke concrete projecten denken we dan binnen die thema’s? Ten eerste is er de uitbouw van een Zennepad, waarmee we die Zenne willen teruggeven. Destijds kende de Zenne een ‘verdoken’ karakter, node wegens stank en overlast, waardoor men de Zenne weggekanaliseerd heeft. We willen de Zenne teruggeven aan de mensen en langs de Zenne Zennepaden uitwerken die de drie betrokken gemeenten letterlijk met elkaar verbinden. Er werd al gestart met de aanleg van Zenneterrassen. Ook wordt ingezet op de ontwikkeling van oude industriesites, de erfenis van een ver industrieel verleden, denk aan de twee Catalasites in Huizingen. Ook in Drogenbos is er een heel grote ruimte met heel wat potentieel, die ingekapseld is in een vrij groene omgeving, vlak aan de Zenne. Er wordt ook samengewerkt met de culturele centra van de gemeenten, waarbij we denken aan een gedeelde programmatie rond het thema Zennevallei. Er wordt tevens bijkomend groen aangelegd. Verder zal een triënnale ‘Zennevallei hergist’ worden georganiseerd, met als bedoeling om op driejaarlijkse basis een status quaestionis te geven van de projecten waartoe de samenwerking tussen die drie gemeenten in het kader van de Zennevallei concreet geleid heeft.
‘Zennevallei hergist’ is natuurlijk een vette knipoog naar onze lambiekcultuur. U weet dat het basisbrouwsel van kriek en geuze lambiek is, en lambiek ontstaat door spontane gisting. Wanneer die verschillende soorten lambiek met elkaar worden vermengd, komt geuze tot stand, en wanneer lambiek vermengd wordt met krieken, komt kriek tot stand. Vervolgens gaat dat product ook nog eens hergisten op de fles. Die permanente hergisting is een element van onze biercultuur.
Kriek en geuze zijn misschien op dat vlak ook wat exemplarisch, in die zin dat kriek en geuze een moeilijke tijd achter de rug hebben. In de jaren 80 gaf men, zeker wat betreft de geuze, geen cent meer voor de toekomst. Geuze was helemaal van de markt verdwenen. Vervolgens hebben verschillende lambiekbrouwers, hoewel concurrenten van elkaar, de handen in elkaar geslagen om de lambiek, de geuze en de kriek te redden. Ze hebben onder andere gemeenschappelijke promotie en campagnes gevoerd. Ook dat voorbeeld is inspirerend voor onze samenwerking.
Zo zijn we, door een samenwerking in de Zennevallei, erin geslaagd om de geuze en de kriek opnieuw tot een succesproduct te maken. De gemeentebesturen, ondersteund door de minister van de Vlaamse Rand, moeten erin slagen om ook van de Zennevallei, van het concept van identiteit door samenwerking, opnieuw een succes te maken.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, elke euro die naar de Rand gaat, is er zeker en vast een gewonnen, zeker als hij naar de Zennevallei gaat. Het verbaast u niet dat ik zoiets zeg, zeker niet als het gaat over producten van spontane gisting: we zijn daar allemaal wel liefhebber van. Maar wat dat nu juist te maken heeft met het Vlaamse en groene karakter of het verbeteren daarvan, wat toch de inzet is van het Vlaamse Randfonds, is mij niet helemaal duidelijk.
Laat mij duidelijk zijn: ik ben geen tegenstander van dit project. We hebben het ook mee gesteund op de gemeenteraad van Beersel toen we stemden over het IGS. Maar hier komen er middelen van het Vlaamse Randfonds bij, en dan kan men de vraag stellen. Niet alleen u maar ook mevrouw De Coninck zegt dat de middelen van het Randfonds echt beperkt zijn. Men moet daar echt focussen op het Vlaamse karakter. Hier worden niet weinig middelen aangewend. Daar zijn heel wat goede ideeën bij, en daar is heel wat goede wil. Ik denk aan de heropbouw van de Catalasite en het driejaarlijkse evenement. Ik hoorde van de burgemeester van Halle dat we binnenkort weer allemaal samen zullen kajakken. Ik vind dat fantastisch. Maar om nu te zeggen dat daar middelen van het Randfonds voor moeten aangewend worden, terwijl wij op het vlak van integratie, op het vlak van onderwijs, op het vlak van het onthaal van anderstaligen, op het vlak van de vernederlandsing van het verenigingsleven eigenlijk met dramatische problemen zitten … Dan vind ik dit een beetje een ‘folieke’ van de minister, die daar in zijn eigen streek, die ook de mijne is, een aantal cadeautjes aan het uitdelen is. Ik vrees dat de doelstelling van het Randfonds daar niets mee te maken heeft. Dat betreur ik.
We hadden het hier daarnet nog over de sociale verdringing en het feit dat het Agentschap voor woon- en zorginfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant (Vlabinvest), er amper in slaagt om in zijn gebied per jaar twee woningen per gemeente te bouwen. Dan stel je vast dat dit veel te maken heeft met middelentekort. Hier worden dan een beetje in het wilde weg centen rondgestrooid, voor een doelstelling die ik steun – ik wil dat hier zeer duidelijk herhalen –, maar die mijns inziens niets te maken heeft met het Vlaamse karakter van de streek. Dat moest toch de focus zijn. In die zin geeft het mij de indruk dat men met dit IGS een blanco cheque heeft uitgeschreven naar eigen goeddunken: ‘Het is bijna Sinterklaas, deel maar uit.’ Dat is mijn bedenking daarbij.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik wens toch ook even tussen te komen. Collega Slootmans, in deze commissie is het dikwijls zo dat, als het gaat over het Randfonds, er de kritiek komt dat de lokale besturen veel te weinig inbreng zouden hebben of veel te weinig zouden worden betrokken. ‘Waarom kunnen zij niet zelf kiezen wat er met die middelen gebeurt?’
Hier hebben we nu een initiatief dat van onderuit gegroeid is, en dat wil werken aan die streekidentiteit. We hebben in de Vlaamse Rand inderdaad al een aantal streken – ik denk aan het Pajottenland of de Druivenstreek – die eigenlijk over onze regio bekend zijn. Maar wat de Zennevallei betreft, is dat nog minder het geval. Die is toch minder bekend, zelfs in de eigen Rand. Dus ik denk dat het goed is dat daar met vereende krachten wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de streekidentiteit, want ik denk dat er nog heel wat winst te boeken valt om die streek aantrekkelijker te maken.
De minister zei het ook: het zit een beetje geprangd tussen het kanaal, verouderde industrieomgevingen en dergelijke meer. Ik zie daarin totaal geen probleem, integendeel. Ik zie daarin een opportuniteit, en ik juich dergelijke initiatieven toe, zodat die samenwerking, die van onderuit gegroeid is, ook die duw in de rug krijgt van de minister van de Vlaamse Rand. Deze keer is het dus niet het duwtje in de rug via een initiatief van zijn collega-ministers om de Vlaamse Rand een boost te geven; het gaat om een initiatief van onderuit, dat zeker nodig en nuttig is, denk ik.
Dus wat ons betreft wensen wij u zeker alle succes om dat initiatief resultaat te laten boeken, minister, en tot een succes te maken.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. In 2014, toen u minister van de Rand werd, had u het grote, megalomane plan opgevat voor het cultuur-en congrescentrum in Ruisbroek. Van meet af aan is daar toen enorm veel weerstand tegen gekomen, omdat men de nood daarvan niet zag. Wat niet betekende dat die kanaalzone niet moet worden ontwikkeld. Er moest iets gebeuren. Daar steun ik u voluit in.
Dan is er daarna ook een dure haalbaarheidsstudie uitgevoerd, die eigenlijk uitwees wat iedereen altijd al op voorhand zei: dat er onvoldoende draagvlak is voor zo’n grote vuurtoren, en dat het aanbod eigenlijk hetzelfde publiek zou bedienen als de nabije cultuurhuizen. Het rapport heeft dan ook uitgewezen dat je die middelen eigenlijk beter gebruikt voor investeringen in kleinere projecten rond toerisme, onderwijs, landschapsbeleid en zo verder. En gebruik de kiemen van de creatieve, culturele, industriële activiteiten die er al zijn.
Mijn vraag is dus heel concreet: in welke mate is dit plan het uitvloeisel van die studie? En is hiermee dan dat hele idee van de bouw van de vuurtoren eindelijk van de baan?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is inderdaad ook de resultante van een hele gedachtegang, en een proces waarbij we met z'n allen vaststelden, ook op grond van studies, dat er in die zuidelijke kanaalzone – ook in de noordelijke, trouwens – wel wat nood is aan nieuw leven en aan een enthousiasmerend, breed gedragen project. Dit is de concretisering daarvan.
Het mag in de Vlaamse Rand toch niet alleen een kommer-en-kwelverhaal zijn, waarbij we moeten vaststellen dat er heel veel sociale verdringing is en een soort van vervreemding die ons parten speelt? En net dit biedt een positief, enthousiasmerend antwoord, waarbij we met vereende krachten samenwerken, over de grenzen van de gemeenten heen, en ook over de grenzen van partijpolitiek heen, want het gaat over verschillende politieke gezindheden en besturen die hier gaan samenwerken. En daarbij zeggen we dat we onze krachten gaan bundelen, ten voordele van onze regio, de Zennevallei. En we proberen ook om daar het nodige draagvlak voor te vergaren bij onze bevolking.
En dit is ook een voorbeeld van ‘put your money where your mouth is’. Niet alleen ik, vanuit het Vlaamse Randfonds, maar ook de gemeenten in kwestie zeggen dat ze daar mensen en middelen specifiek voor gaan vrijmaken. Daardoor slagen we erin om een investering te geven vanuit ons Vlaamse Randfonds, en dat heeft dan een helftboomeffect. Dat leidt tot additionele investeringen en inspanningen, ook van de betrokken besturen.
Dat wil dus zeggen dat de gemeenten ook bijleggen naar rato van hun inwonersaantal, waardoor we samen tot een budget van 1,1 miljoen euro komen. Er is ook een expertenorgaan dat voor de begeleiding zorgt. Wie zetelt daarin? Onder andere Sergio Servellón van FeliXart, de projectcoördinator van het Vlaamse Randfonds, van elke gemeente een ambtenaar met een specifieke expertise, die daarvoor ook is vrijgesteld. Ik heb daarstraks over die drie thema’s, die drie clusters gesproken. Ik heb ook gevraagd dat we altijd een gemeentelijke ambtenaar hebben die in een van de drie domeinen expertise heeft. Ook de directeur van vzw ‘de Rand’ maakt deel uit van het expertenpanel, net zoals de projectcoördinator van het strategisch project Zennevallei. Ik denk dus dat dit wel wat kan worden en dat we ervoor kunnen zorgen dat we die Zennevallei nieuw leven kunnen inblazen en dat het Vlaamse Randbeleid via die weg tot een versterking van het groene en Vlaamse karakter van de Zennevallei leidt.
De heer Slootmans heeft het woord.
Dank u, voorzitter en minister. Voor de duidelijkheid: nogmaals, wij zijn absoluut geen tegenstander van dit project. Elke euro die naar de Rand gaat, is er inderdaad een gewonnen. De vraag is gewoon of men hier bezig is het met accuraat inzetten van de middelen met het oog op het na te streven doel. En die vraag blijft ook na uw antwoord, minister, nog altijd onbeantwoord. In die zin zou je naar de collega van Toerisme kunnen gaan kijken om dergelijke projecten te ontplooien, maar de vraag is of deze middelen uit het Vlaamse Randfonds moeten komen. We zitten met bijzonder acute problemen in het kader van sociale verdringing, taalachterstand, integratie enzovoort, en dan is het de vraag of de middelen hier accuraat worden ingezet, temeer omdat het Vlaamse Randfonds natuurlijk werd opgezet en ingesteld om net die specifieke uitdagingen die gelieerd zijn aan de Vlaamse Rand, aan te gaan en in de mate van het mogelijke op te lossen. Dit initiatief lijkt daar, ongeacht mijn sympathie, niet aan tegemoet te komen. Dat betreur ik, zeker gezien de beperktheid van de middelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.