Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, de Panoreportage van vorige week ging over de buitenlandse invloed op hier levende moslims. Die heeft alweer een aantal alarmerende signalen Vlaanderen ingestuurd.
Het debat is niet nieuw. We hebben al gelijkaardige problemen gezien in de voorbije jaren in dat islamonderwijs. Mevrouw Beckers heeft u daar al over ondervraagd. Toen bleek uit krantenartikelen en mediaberichten dat het islamonderwijs in het Vlaamse leerplichtonderwijs al sowieso een bedenkelijke reputatie had met vaststellingen zoals eenzijdig letterlijke lezingen, een denigrerende kijk op ‘ongelovigen’, pure wetenschapsontkenning, het misprijzen van onze Europese cultuur, het ontkennen van universele mensenrechten en vooral specifiek vrouwenrechten. Het zijn allemaal vaststellingen die nu ook weer bevestigd worden bij controle van het lesmateriaal.
Zo blijkt dat er handboeken worden gebruikt die werden opgesteld door Diyanet: het Turkse fundamentalistische regime, trouw aan Erdogan. De handboeken werden zelfs uitgegeven door Diyanet, dat eigenlijk niet meer is dan het Turkse ministerie van Religieuze Zaken, dat de officiële Turkse islam moet organiseren en dat wereldwijd en vooral in heel Europa Turken oproept om vooral Turk te blijven en niet te integreren in de gastsamenleving. Ook de leerplannen van het vak islam worden rechtstreeks gekopieerd van die van het Turkse ministerie van Onderwijs. De lessen islam worden in Vlaanderen gecontroleerd door het Centrum voor Islamonderwijs, dat onder de bevoegdheid valt van de Moslimexecutieve. Het orgaan komt al sinds zijn ontstaan in 1999 in opspraak wegens extremisme, amateurisme, banden met bedenkelijke buitenlandse regimes enzovoort. Er blijven problemen bestaan.
In antwoord op een schriftelijke vraag over het islamonderricht in het Vlaamse leerplichtonderwijs stelde u: “Ik stel vast dat de inspecteurs-adviseurs islamitische godsdienst, samen met de vanuit mijn contingent gedetacheerde adviseur, inspanningen doen om de kwaliteit van het islamonderwijs te verbeteren. In de vorige regeerperiode is een engagementsverklaring afgesloten met de Moslimexecutieve met het oog op het verhogen van de kwaliteit van het islamonderwijs. Deze focust zich in het bijzonder op het versterken van een kwaliteitsvolle opleiding en professionalisering van leerkrachten islam.”
Minister, als u de reportage gezien hebt of vernomen hebt wat erin te zien was, zult u zich toch wel bijkomende vragen stellen. Ik leg u er graag een aantal voor.
Welke initiatieven zult u nemen – of welke garanties zult u eisen – dat de huidige handboeken van het Turkse regime hier in Vlaanderen vervangen worden door handboeken die uitgaan van de Vlaamse realiteit?
Bent u van oordeel dat de inspectie op het islamonderricht in het Vlaamse leerplichtonderwijs nog langer onder controle kan blijven van de huidige door extremisten geïnfiltreerde Moslimexecutieve, die nu overigens op verzoek van de federale minister van Justitie nogmaals wordt doorgelicht door de Staatsveiligheid? Welke initiatieven neemt u om te voorkomen dat de lessen islamonderricht in het Vlaamse leerplichtonderwijs worden misbruikt om de integratie van allochtone kinderen tegen te werken?
Minister Weyts heeft het woord.
De Panoreportage heeft enkele zaken duidelijk gesteld. Ten eerste dat er ernstige vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de Moslimexecutieve als instantie en bij de persoon van de voorzitter. Daar is het probleem dat deze voor de overheid momenteel het enige officiële aanspreekpunt is. Momenteel is dat wel problematisch. Justitieminister Van Quickenborne gaf reeds aan dat hij de organisatie in gebreke stelt en dat hij een doorlichting plant van de organisatie. Ik heb begrepen dat er net een bemiddelaar ter zake is aangesteld. Wij kijken uit naar de resultaten die daaruit zullen voortvloeien. Pas als we kunnen spreken van een betrouwbare partner, gaan we de gesprekken met hen heropstarten en bekijken welke bijkomende initiatieven mogelijk zijn.
Het gaat over de inhoud van levensbeschouwelijke vakken. Ik heb daar wat terughoudendheid in die zin dat die totaal verschilt van het debat dat we voeren over de eindtermen. In de eindtermen gaan we bepalen wat kinderen en jongeren moeten kennen en kunnen. Wat betreft de inhoud van levensbeschouwelijke vakken, en of je al dan niet moet geloven in een opperwezen en wie dat dan moge zijn, bestaat er vandaag gelukkig vrijheid. Ik moet me daar ook niet over uitspreken. Dat geldt evengoed voor het katholicisme als voor zedenleer of andere levensbeschouwingen.
Wat wij wel eisen, is dat de lesinhouden in overeenstemming zijn met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder, en ze moeten de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen respecteren, maar daarover wordt gerapporteerd door de erkende instanties en vereniging. U weet aan wie die rapporteren. Dat is aan u, aan het Vlaams Parlement. Niet aan mij, maar aan het parlement. Het jaarverslag is u bezorgd. Ik zou de commissie aanraden om dat ter hand te nemen en te bekijken. Dit is het tweede jaarverslag dat in maart bezorgd is aan deze commissie en waar geen vragen rond gekomen zijn. Het is wel een uitvoerig werkstuk dat net daarover gaat. Dat gaat over de leerplannen, de inhoud, het respecteren van de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen, de interlevensbeschouwelijke competenties, en of de inhoud van levensbeschouwelijke vakken in overeenstemming is met de rechten van de mens en het kind.
Als u mij vraagt wat ik daaraan zou toevoegen als een bijkomende beschermingslaag, is om te bekijken of we ook de reguliere onderwijsinspectie daar een taak in kunnen geven, maar dat moet ik eerst juridisch laten bekijken. Opnieuw, u spreekt over de grondwettelijke vrijheid, want dit rapport wordt natuurlijk opgeleverd door de inspecteurs levensbeschouwelijke vakken. Het is misschien zinvol om daarnaast anderen te plaatsen die iets afstandelijker kunnen spreken over die inhouden. Ik zeg het niet ten kwade en ik twijfel niet aan de waarachtigheid en de correctheid van het verslag, maar je zou kunnen argumenteren dat die niet in een volledig afstandelijke positie staan ten opzichte van die levensbeschouwelijke inhouden en die lesinhouden. Ik moet kijken of het juridisch kan, gelet op de grondwettelijke rechten en vrijheden, maar het is misschien zinvol dat er ook een advies is van de reguliere inspectie. Het is misschien een taak voor deze commissie om dat verslag eens goed te bespreken en te bekijken of er alternatieve pistes zijn.
Zoals u ook stelt, werd in de vorige regeerperiode een engagementsverklaring afgesloten met de Moslimexecutieve met het oog op het verhogen van de kwaliteit van het islamonderwijs. Deze focust in het bijzonder op het versterken van een kwaliteitsvolle opleiding en professionalisering van leerkrachten islam. In het kader van deze engagementsverklaring werd er gewerkt aan het uitbouwen van een netwerk van islamleerkrachten en hogeschooldocenten en het verzamelen, screenen en verspreiden van kwaliteitsvol lesmateriaal.
Er is toen ook van start gegaan met het actualiseren en verfijnen van de leerplannen. Hierbij moet ik opnieuw onderstrepen dat voor alle levensbeschouwingen geldt dat de ontwikkeling en actualisering van de leerplannen een exclusieve bevoegdheid is van de erkende instanties.
Ik wil ook meegeven dat ik het belangrijk vind dat de expertise en ervaring op het vlak van kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking die aanwezig is bij de onderwijsinspectie, kan doorstromen naar de inspectie levensbeschouwelijke vakken. Er is wel regelmatig discussie over de aanpak van de onderwijsinspecteurs, maar we hebben dat nu echt wel op punt staan, en dat wordt – op een uitzondering na – gewaardeerd. Dat is expertise die effectief aanwezig is. Het zou zinvol zijn mocht die nog meer kunnen doorstromen naar de inspectie levensbeschouwelijke vakken. Er is wel het zogenaamde SOLO-overleg met de inspecteur-generaal, met vertegenwoordigers van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en de inspecteurs van de levensbeschouwelijke vakken, maar dat kan zeker nog intenser.
Ik geef altijd mee – maar die boodschap is niet altijd even duidelijk voor eenieder – dat directies op dit moment binnen de huidige regelgeving wel degelijk de bevoegdheid hebben om leraren levensbeschouwelijke vakken te beoordelen op hun algemeen functioneren. Daarom mogen zij die vakken bijwonen. Indien zij vragen zouden hebben bij de vakinhoudelijke aspecten, kunnen ze contact opnemen met de betrokken inspecteur-adviseur. Als een directeur oordeelt dat het betrokken personeelslid – wat de niet-vakinhoudelijke aspecten betreft – onvoldoende functioneert, kan hij een negatieve evaluatie opstellen. Ik heb de indruk dat niet alle directies zich bewust zijn van de mogelijkheden waarover zij in dit kader al beschikken.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, als u de indruk hebt dat de directies daar onvoldoende van op de hoogte zijn, dan is het misschien eens de moeite om hen daar attent op te maken. Want het is wel degelijk zo dat er inderdaad behoorlijk wat scheefloopt in die lessen. Ik zou niet zozeer spreken over levensbeschouwelijke vakken, want over de andere godsdiensten hoor ik zelden of nooit problemen, maar binnen het islamonderwijs duiken met de regelmaat van de klok problemen op.
Ik vraag me af of de problemen die gesignaleerd worden in de Panoreportage over handboeken van het Diyanetregime uitgegeven door de Turkse overheid en leerplannen van het Turkse ministerie, u al door de inspecteurs-adviseurs van het islamitisch onderwijs zijn gemeld. Was men daarvan op de hoogte? Of is het echt de VRT-reportage die deze problemen het daglicht heeft doen zien? Het decretale takenpakket van die inspecteurs-adviseurs voorziet toch ook in de controle van leermiddelen en leerplannen. Dus ik ga ervan uit dat die dat voldoende controleren. Nu, we kennen de problemen. Er is amper een handvol inspecteurs-adviseurs voor meer dan duizend moslimleraren. Er kan dus onmogelijk afdoende controle zijn omdat men gewoon met veel te weinig is.
Vanzelfsprekend ben ik er samen met u voorstander van dat er een betere samenwerking is tussen de reguliere onderwijsinspectie en de inspectie levensbeschouwelijke vakken, al is het maar omdat die laatste redelijk wat steken laat vallen.
Dan hoor ik een dame uit het onderwijs in die Panoreportage zeggen dat de overheid oogluikend toelaat dat er leerplannen uit Turkije gebruikt worden. Dat is ook een beetje – en ik begrijp dat u voor een stuk met de handen op de rug gebonden bent – wat ik vandaag in uw antwoord hoor, want concreet op de problematiek die ik heb aangekaart, hebt u eigenlijk geen antwoord gegeven. U hebt verwezen naar een rapportage die aan het parlement gebeurt. Ik ga ervan uit dat ook de minister van Onderwijs kennisneemt van dergelijke rapporten en daar vooral de juiste gevolgen uit trekt voor zijn beleid.
Je ziet dan dat dat islamonderwijs in Vlaanderen geïnfiltreerd of gedomineerd wordt door buitenlandse machten, door Diyanet, dat verbonden is aan AKP van Erdogan en aan de Turkse overheid. De staatsveiligheid hier in eigen land zegt dat Diyanet een organisatie is die verbonden is aan spionage, die de lange arm van Erdogan hier in Vlaanderen de macht laat uitoefenen. Er worden boeken uitgegeven door diezelfde organisatie. We pleiten hier in Vlaanderen voor een scheiding tussen kerk en staat, maar er is blijkbaar geen scheiding tussen moskee en buitenlandse staat. Dat moet toch heel wat alarmen doen afgaan.
Minister, gaat u iets aan de inspecteurs-adviseurs overmaken? Wilt u hen oproepen tot een scherpere, betere controle van die gemelde problemen? En aangezien de Moslimexecutieve een federale bevoegdheid is, ressorterend onder de minister van Justitie, neemt u ook met hem contact op om te zien hoe u met dat Centrum voor Islamonderwijs aan tafel kunt gaan zitten om voor een betere en strengere controle te pleiten van al die Diyanetperikelen in het islamonderwijs?
De heer De Gucht heeft het woord.
Er is toch wel een tegenstelling. Langs de ene kant doen we er alles aan om ervoor te zorgen dat moskeeën die vanuit het buitenland worden gestructureerd en gesteund, niet meer erkend worden. En langs de andere kant hebben we binnen het onderwijs inderdaad diezelfde buitenlandse staten die ons onderwijs binnendringen en eigenlijk misbruik maken van het levensbeschouwelijk onderwijs om daar zowel hun religieuze als hun politieke macht te vergroten.
Het is altijd al mijn overtuiging geweest dat het verkeerd is om leerlingen in het levensbeschouwelijk onderwijs in te richten. Het gaat veeleer om een dialoog die je moet starten op school. Maar dit is toch wel echt een fundamenteel probleem. Als je ziet op welke manier Diyanet gestructureerd is, als je ziet op welke manier Erdogan, die we ondertussen toch kunnen aanzien als een autoritaire leider, Diyanet gebruikt om zijn politieke macht, trouwens niet alleen in Vlaanderen of in België, maar over een groot deel van Europa en daarbuiten, uit te breiden, is dat toch echt een fundamenteel probleem.
De realiteit is dat de manier waarop wij naar ons levensbeschouwelijk onderwijs kijken en de manier waarop het gecontroleerd wordt, achterhaald is. We moeten daar op een andere manier mee omgaan. Als we daar niet op een andere manier mee omgaan, kunnen we langs de ene kant wel constant zeggen hoe belangrijk het is dat mensen Nederlands leren en dat ze integreren, maar als je langs de andere kant de deuren openzet voor een invloed die zeker bij bepaalde gemeenschappen van een dermate grote aard is binnen die lessen, waardoor alles ondergraven wordt wat we langs de andere kant met deze Vlaamse Regering en ook in het algemeen als maatschappij proberen te doen, dan loopt het fout.
We hebben dan nog het geluk dat we hier spreken over een systeem waarbij het alleen maar gaat over de levensbeschouwelijke vakken. Want binnen ons systeem van onderwijs in Vlaanderen kan er eigenlijk perfect morgen een school opgericht worden. Dat is de volgende generatie. Dat is de manier waarop onze maatschappij vorm krijgt en de manier waarop ze in de toekomst zal evolueren. Dat komt niet overeen met mijn waarden en normen. Dat komt ook niet overeen, minister, met uw waarden en normen.
We moeten echt eens een open debat hebben over de manier waarop wij gaan omgaan met levensbeschouwelijk onderwijs. Want het is inderdaad zo dat je die uitwassen ziet bij de islam, maar je ziet die uitwassen ook elders. Ik vind inderdaad dat een debat in dit parlement zich opdringt. Laat ons dan ook gebruikmaken van dit moment om dat te doen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het kan natuurlijk absoluut niet zijn dat er in vakken levensbeschouwing zomaar bijvoorbeeld vrouwonvriendelijke of homofobe dingen zouden worden gezegd of dat niet-gelovigen worden afgeschilderd als minder goede mensen. Wij met Vooruit hebben er zeker een groot probleem mee dat schoolboeken of leerplannen, waar zulke dingen in staan, zomaar klakkeloos uit het buitenland worden overgenomen, of het nu gaat over Diyanet of om het even wie. We hebben nood aan leerplannen en schoolboeken voor levensbeschouwing die aangepast zijn aan onze context.
Minister, u hebt het al gezegd: sinds 2013 bestaat er al wetgeving die bepaalt dat leerplannen van levensbeschouwelijke vakken ook in overeenstemming moeten zijn met de rechten van de mens en het kind en dat ze de eindtermen moeten respecteren. Het wordt gecontroleerd door levensbeschouwelijke inspecteurs die een beetje rechter en partij tegelijkertijd zijn, want ze zijn verbonden aan de erkende instanties die leerplannen ontwikkelen en suggesties doen over welke handboeken te gebruiken. Het is verre van ideaal.
Wat er volgens Vooruit zou moeten gebeuren, is dat er telkens een check van de leerplannen gebeurt door de gewone inspectie en dat ze het recht krijgen om de boeken die worden gebruikt, te kunnen inspecteren en na te gaan of ze in overeenstemming zijn met de eindtermen. Minister, mijn eerste vraag was of u bereid bent om die piste te onderzoeken. U hebt het eigenlijk al bevestigd, en dat kunnen wij enkel toejuichen. Het is een goede zaak, en we zullen het zeker verder opvolgen. Directeurs kunnen vandaag inderdaad levensbeschouwelijke vakken bijwonen maar, zoals u ook hebt gezegd, kunnen ze het vak niet inhoudelijk evalueren. We denken dat dat ook nodig is, en we zien hiervoor een rol weggelegd voor de reguliere onderwijsinspectie. Het zal inderdaad een uitdaging zijn om na te gaan in hoeverre dat kan binnen de grondwettelijke vrijheid van godsdienst.
U zei het ook al, maar wij hebben ook onze research gedaan. Sinds 2018 moet de levensbeschouwelijke inspectie jaarlijks rapporteren. Ik heb een mail naar de commissiesecretaris gestuurd toen ik de Panoreportage zag. Hij zei me dat die rapporten inderdaad beschikbaar zijn en te vinden zijn op de drive van onze commissie. Ik zal heel eerlijk zijn dat ik dat niet wist. Collega's, ik stel voor – en ik reken daarbij op jullie brede steun – dat we er een gewoonte van maken om de levensbeschouwelijke inspectie jaarlijks uit te nodigen op het moment dat het rapport wordt ingediend om een toelichting te geven zodat we vragen kunnen stellen, want dat lijkt me toch wel nodig.
Tot slot sluit ik me aan bij de vraag van de heer De Gucht. Wij zijn ook grote voorstander van het voeren van een debat over de plaats van levensbeschouwing in het leerplichtonderwijs. Wat mij betreft, moeten we eens goed nadenken hoe we het debat opstarten. Op onze steun kunt u alvast rekenen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
De N-VA-fractie sluit zich aan bij wat er net door de collega’s is gezegd. Het zijn ook onze bezorgdheden. Het feit dat er handboeken en leerplannen zijn die niet aansluiten op de waarden en normen van onze samenleving, is echt een groot probleem.
Minister, niet alleen nu maar ook in de vorige legislatuur zijn er verschillende vragen over gesteld. Men zegt steeds dat er actualisatieplannen zijn en dat er initiatieven tot aanpassingen zijn, maar – en u geeft dat ook aan – men komt steeds terecht bij de Moslimexecutieve. Het is een vicieuze cirkel, en dat is ook het probleem. De Moslimexecutieve is uw enig aanspreekpunt, en die vertegenwoordigt niet de moslims die in onze maatschappij op een meer Europese manier hun godsdienst beleven. Er zijn heel veel moslims die ons aanspreken en zeggen dat ze geen gehoor vinden bij die Moslimexecutieve. Die vertegenwoordigt hen niet en wordt niet op een democratische manier verkozen. Ze worden aangeduid. Het is een heel groot probleem.
Ik sluit me aan bij de bedenking van mevrouw Goeman over de inspecteurs. Ze zijn inderdaad een beetje rechter en partij tegelijkertijd. Ik verneem ook dat slechts een van die inspecteurs effectief het Nederlands wat machtig is, de anderen niet. Dat is ook een probleem. Het ergste is nog dat ik ook hoor dat leerlingen die die handboeken krijgen, vaak geen binding voelen met de manier waarop zij hun godsdienst beleven. Dat is een probleem. Op het moment dat die 12-tot-14-jarigen in het secundair onderwijs zoekende zijn naar wie ze zijn in de maatschappij, wat hun godsdienst is, hoe die godsdienst ingebed is in de maatschappij waarin ze leven en zich bewegen, sluiten de handboeken er niet bij aan. Ze geven geen antwoord op die zoektocht.
Die islamleerkrachten geven aan dat dit voor hen heel moeilijk is en dat ze dat eigenlijk moeten vertalen, maar dat mag dan weer niet van de inspectie. Ik denk dat die worsteling niet in orde is. We moeten daarmee aan de slag gaan.
Ik sluit me bij het voorstel die inspecteurs eens naar deze commissie te brengen. Ik sluit me ook aan bij de bezorgdheid om de directies. Zij mogen die lessen volgen. Misschien moeten we in een omzendbrief of op een andere manier duidelijk maken dat ze die lessen mogen bijwonen en dat ze commentaar mogen geven over de manier waarop die lessen worden gegeven.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, het is een van de opdrachten van ons onderwijs onze jongeren op een zeer diverse samenleving voor te bereiden. Sommigen zullen het niet graag horen, maar de feiten zijn wat ze zijn.
Mijnheer De Gucht, mevrouw Goeman, het klopt dat bepaalde vormen van godsdienstonderwijs daar helemaal niet bij aansluiten. Ik steun jullie vraag om dat debat in deze commissie te voeren. Ik besef dat het Vlaams Parlement de Grondwet niet kan veranderen, maar als we geen debat over de plaats van die levensbeschouwelijke vakken in het onderwijs starten, is de vraag waar dat wel zal gebeuren. Ik denk dat het nergens zal gebeuren, maar het is wel belangrijk.
Mijn partij en ikzelf zijn al langer voorstanders van een vak waarin we een aantal godsdiensten, ethiek en filosofie samenbrengen. Dit bereidt mensen net voor op het samenleven met anderen met andere gedachten, godsdiensten en overtuigingen. Dat is de weg die wel moeten volgen. We zullen het niet zelf bepalen, maar we moeten het debat hier wel starten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, als we kijken naar het actieplan dat tijdens de vorige legislatuur is opgesteld, blijkt dat een aantal zaken goed zijn afgewerkt. Toen zijn de opleiding tot islamleerkracht aan een vijftal hogescholen en de bekwaamheidsbewijzen gerealiseerd.
Dan is er het punt met betrekking tot de leerplannen en de boeken. We zijn op zoek gegaan en het kaderdecreet biedt een houvast dat misschien niet iedereen heeft opgepikt. Ik stel vast dat we dat moeten doen. Ik zou dan de volledige rapportage aanpakken en alle inspecteurs van alle levensbeschouwelijke vakken uitnodigen. Wat mij betreft, kan dat alleen maar inspirerend zijn.
Mevrouw Goeman, we moeten opletten. U pleit voor een overzichtstoezicht, maar dat bestaat ook niet voor de handboeken voor andere vakken. We moeten opletten, want de levensbeschouwing zit natuurlijk in het grondwettelijk recht verankerd. Ik denk evenwel dat we dit met het kaderdecreet kunnen aanpakken.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, het klopt dat iedereen een school kan oprichten, maar voor de erkenning en de subsidiëring gelden natuurlijk voorwaarden, waaronder uitdrukkelijk de eerbiediging van de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en de rechten van het kind in het bijzonder. Het is trouwens op die grond dat ik zelf al aanvragen heb geweigerd, met een procedure voor de Raad van State tot gevolg.
De essentie is uiteindelijk dat de lesinhoud in verband met welke levensbeschouwing dan ook in overeenstemming moet zijn met de rechten en de vrijheid van mensen en kinderen en met de rechten en de vrijheden die in de Grondwet zijn vervat. Daarover wordt aan het Vlaams Parlement gerapporteerd. Het is geen toeval dat die vreemde systematiek wordt gehanteerd. Gezien de gevoeligheid en de grondwettelijke vrijheid van godsdienst is een veiligheid ingebouwd. Ik roep deze commissie dan ook op dat rapport ter hand te nemen, er conclusies uit te trekken en eenieder, vooral de auteurs, uit te nodigen om daar zijn licht over te laten schijnen. De commissie kan dat debat zeker voeren. Ik kan blaffen, maar het Vlaams Parlement kan bijten.
Ik zal ervoor zorgen dat ik tegen dat moment een juridisch advies klaar heb waarin staat in welke mate het mogelijk is een tweede opinie van de Vlaamse onderwijsinspectie te krijgen. De Vlaamse onderwijsinspectie kan zich natuurlijk niet uitspreken over de lesinhouden, maar wel over de overeenstemming met de rechten en de vrijheden waarvan sprake is. En ik denk dat dat misschien wel een mogelijkheid moet kunnen zijn. Maar ik herhaal dat we dat dan wel juridisch moeten kunnen onderbouwen.
Ik zal ook verder wijzen op de mogelijkheden die de directies hebben, wat zij kunnen doen op de klasvloer. Ik denk dat ze daar ook alle baat bij hebben. Ik verwijs ook naar het SOLO-overleg dat wij hebben, namelijk de inspecteur-generaal, de vertegenwoordigers en de inspecteurs van de levensbeschouwelijke vakken en de vertegenwoordigers van het departement. Maar dat is ook maar beperkt in zijn mogelijkheden. Ik denk dat u in dezen wel wat meer armslag hebt dan ikzelf.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik merk enige consensus over het tegengaan van buitenlandse beïnvloeding in ons onderwijs, en dat lijkt mij uiteraard maar evident. Maar tegelijkertijd zien we dat er in Vlaanderen heel wat Koranscholen zijn, en daarvan zegt men dat men er geen vat op heeft. Tegelijkertijd zien we dat in het islamonderwijs Diyanethandboeken worden gebruikt, en daarvan zegt men eigenlijk dat men er geen vat op heeft. Ik vind dat toch onaanvaardbaar. Want wat is daarvan het resultaat? Dat de 77.000 leerlingen die hier in Vlaanderen islamitisch onderwijs volgen, allemaal potentieel onder invloed komen van een man als Erdogan, de man die aan het hoofd staat van die hele Diyanetstructuur. Ik denk dat we het er ook allemaal over eens kunnen zijn dat dat voor ons, voor het Vlaams onderwijs, totaal onaanvaardbaar is.
En als je kijkt naar het charter van de inspecteurs-adviseurs voor levensbeschouwelijke vakken van januari dit jaar, dan zie je dat dat voor de islamitische godsdienst werd ondertekend door Mehmet Üstün. Dat is dan die fameuze voorzitter van de Moslimexecutieve, die nu zelf in opspraak komt en die ook voorzitter is van een moskee in Heusden-Zolder die aan extremisme wordt gelinkt. Ja, dat is dan die man die tezelfdertijd dat charter heeft ondertekend. Dan vraag je je toch af wat het engagement is van die inspecteurs-adviseurs van de islamitische godsdienst.
Minister, ik wil u vragen om wat dat betreft zeker contact op te nemen met de federale minister van Justitie, om aan de slag te gaan met die hele Moslimexecutieve, maar ook met het daaronder ressorterend Centrum Islamonderwijs. Ik wil u vragen om ervoor te zorgen dat de alarmsignalen die we nu via Pano te horen en te zien hebben gekregen, via de inspecteurs op tafel worden gelegd en niet via een reportage op tv. Ik denk dat ‘wie controleert de controleurs’ de kwestie is bij de Moslimexecutieve. En verder denk ik dat we in Vlaanderen vooral nood hebben aan een betere controle, betere inspectie, meer inspectie, zodat we deze problemen tijdig kunnen signaleren en vooral kunnen oplossen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.