Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Report
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dit sluit eigenlijk een beetje aan bij de vorige discussie, ook al heb ik die niet voor 100 procent gevolgd. Ik heb echter wel de vragen gelezen.
We weten allemaal dat de Sustainable Development Goals (SDG’s) doelstellingen zijn die in 2015 door de Verenigde Naties werden vastgelegd. Het gaat om zeventien doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, maar dan echt ‘worldwide’. Enkele weken geleden bracht de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) over die SDG’s een advies uit aan de overheid, onder andere aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De teneur was duidelijk: de SDG’s zijn een enorme opportuniteit voor Vlaamse ondernemingen en de relance na covid is een ideaal moment om de focus te leggen op het verduurzamen van bedrijfsmodellen.
Er werden concreet drie aanbevelingen geformuleerd. De eerste luidt: “Stimuleer in de interactie met bedrijven, op verschillende manieren en op verschillende niveaus, business uit purpose en het verduurzamen van bedrijfsmodellen. Daartoe zijn ook specifieke initiatieven mogelijk, bijvoorbeeld gericht op internationale business opportuniteiten in het kader van de SDG’s.” De tweede luidt: “Verbind aan alle mogelijke overheidssteun aan bedrijven de voorwaarde van een globaal positieve impact op de SDG’s.” Ik moet erop wijzen dat dit al wordt toegepast, bijvoorbeeld in Wallonië, waar men een rapportage moet doen over alle gewestelijke aanbestedingsdossiers, maar ook over gemeentelijke aanbestedingsdossiers. De derde luidt: “Gebruik regelgeving en normering op een slimme manier om markten te creëren voor producten, technologieën of diensten die bijdragen aan het behalen van de SDG’s.”
Minister, volgend op dit advies heb ik dan ook de volgende vragen voor u. Wat is uw reactie? Hoe zult u VLAIO ondersteunen in het uitwerken van deze aanbevelingen? Op welke manier worden de SDG’s vandaag al als toetssteen gebruikt voor overheidssteun?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gryffroy, ik heb het advies met betrekking tot de SDG’s met zeer veel interesse gelezen. Het is trouwens een vervolg op een eerder advies, advies 17 van begin dit jaar, waarin wordt gepleit voor het gebruik van de SDG’s. Ik heb toen het belang ervan onderstreept in mijn reactie aan VARIO. Ik volg volledig de duurzaamheidsstelling in de ruime betekenis, namelijk dat dit zowel op het ecologische, het sociale als het economische vlak de kern van bedrijfsvoering moet uitmaken. Het moet ook onze ondernemingen in Vlaanderen competitief en veerkrachtig houden. Door verder in te zetten op projecten die bijdragen aan de realisatie van de SDG’s, kunnen bedrijven zich ook internationaal sterk in de markt zetten. VARIO erkent dat er op een aantal niveaus al goede evoluties in gang zijn gezet. Het advies en de aanbevelingen zijn er net op gericht om dit beleid nog te verbeteren en versnellen. Ik ondersteun dus zeker de algemene teneur van het advies.
Vier specifieke aanbevelingen komen ruim aan bod. Ik ga er kort op in. Ten eerste moet het verduurzamen van alle bedrijven worden opgenomen in de missie van VLAIO. Een aantal strategische doelstellingen die betrekking hebben op de maatschappelijke uitdagingen, zijn al opgenomen in het ondernemingsplan van VLAIO. Mede dankzij de relancemiddelen passen ook steeds meer acties en projecten daarin. Ik denk, collega Gryffroy, dat we dit nu inderdaad moeten formaliseren en benadrukken. VLAIO heeft de opdracht gekregen om met die maatschappelijke missie rekening te houden in zijn algemene missie.
Ten tweede moeten de SDG’s structureel worden ingebouwd in de werking van VLAIO. Onder deze aanbevelingen worden een aantal praktische aanbevelingen bij elkaar gebracht zoals opleiden van de staf, koppelen aan andere transities, hanteren van geschikte businessmodellen, vermijden van greenwashing. Dit staat absoluut op de agenda.
Ten derde moeten binnen VLAIO enkel innovaties worden gesteund die een globaal positieve bijdrage leveren aan de SDG’s. Dat is een heel concrete aanbeveling om ook meer te doen dan lippendienst te bewijzen aan de SDG’s.
Via een aantal instrumenten van VLAIO is er vandaag al een duidelijke gerichtheid op maatschappelijke uitdagingen die onderdeel vormen van de SDG’s. Ik verwijs hiervoor naar een deel van de innovatie-agenda’s van de speerpuntclusters, het Moonshotprogramma of de thematische COOCK- of TETRA-oproepen (Collectief Onderzoek & Ontwikkeling en Collectieve Kennisverspreiding/-transfer, Technologietransfer door Instellingen voor Hoger Onderwijs) in het kader van circulaire economie of zorg.
Voor de O&O-projecten (onderzoek en ontwikkeling) op initiatief van bedrijven is dit niet noodzakelijk het geval. Dit neemt niet weg dat heel wat van deze projecten een duidelijke maatschappelijke impact kunnen hebben die breder gaat dan werkgelegenheid en innovatiecapaciteit.
Zoals ik daarnet tegen de voorzitter heb gezegd, zijn wij met VLAIO aan het onderzoeken hoe we daar heel concrete stappen kunnen zetten. We zoeken actief inspiratie bij landen die al wat ervaring hebben op dit vlak. In welke mate we rechtstreeks van de SDG’s gebruik zullen maken of deels ook nog van andere mechanismen, is nog niet beslist. Maar dat er een bredere maatschappelijke impact vereist is, staat voor mij buiten kijf.
Ten vierde moet binnen VLAIO nog meer gebruik worden gemaakt van de expertise van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) Vlaanderen. Er zijn ad- hocsamenwerkingen met MVO Vlaanderen, maar we willen dit meer systematisch doen, zeker wat de sensibilisering betreft.
Binnen mijn bevoegdheden is er momenteel een directe toepassing van SDG’s bij de toekenning, namelijk voor de projecten van Strategisch BasisOnderzoek (SBO), een van de steunformules van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO). Een mogelijke bijdrage tot een SDG waar België slecht op scoort, geeft daar een bonuspunt in de ranking bij de selectie. Ik heb u daarnet ook al een aantal instrumenten gegeven.
De leidinggevend ambtenaar van VLAIO, Mark Andries, heeft met zijn personeel een heel intensieve ronde achter de rug om net die maatschappelijk gedreven missie sterker in de verf te zetten. Dat is ook de reden waarom ik zelf de steuninstrumenten in dit perspectief van aan het herbekijken ben.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wat het principe betreft, heb ik uiteraard geen enkel probleem. Ik denk dat bet gezond is dat bedrijven in de toekomst meer rekening zullen kunnen houden met SDG’s. Ik ben alleen maar pragmatisch. Zo zullen we het verschil zien tussen de kleine bedrijven en de grote bedrijven. Dat was vroeger ook het geval, toen we vijftien jaar geleden spraken over innovatief en duurzaam. Investeringen moesten innovatief en duurzamer zijn. Men komt dan tot enigszins holistische begrippen wanneer het gaat over de definitie van innovatief en duurzaam.
Gisteren was ik deelnemer in een panel georganiseerd door het Europees Comité van de Regio’s. Het ging over de Green Deal Going Local, gekoppeld aan de SDG’s. Er waren drie burgmeesters die kwamen praten over hoe zij dat doen in hun stad, namelijk Espoo in Finland, Mannheim in Duitsland en Warschau in Polen. Ik stelde daarbij vast dat ze alle drie een andere invulling hadden van de SDG’s. Ze zaten daar dus niet op dezelfde lijn. Over de globale lijn zijn ze het eens, maar de concrete invulling in hun lokaal beleid is dan weer verschillend. En dan rees het de vraag hoe dat kan worden gemonitord, een vraag die niet is beantwoord.
Ik zou niet willen dat het enkel gaat over het invoeren van een aantal begrippen rond de SDG’s, maar men moet het natuurlijk wel kunnen monitoren. Anderzijds moet het pragmatisch en praktisch invulbaar en toepasbaar zijn, ook bij de kleine kmo’s. Heel grote bedrijven hebben soms een cel mensen die daaraan werken en die ervoor zorgen dat alles in orde is, maar voor kmo’s is het niet zo eenvoudig om daar geld en tijd in te steken. Minister, hoe zullen we dit pragmatisch en praktisch oplossen? Of ik zal de vraag anders stellen: zult u er zeker rekening mee houden dat het voldoende praktisch en pragmatisch is en dat het op een correcte manier moet worden gemonitord?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijn antwoord is: ja, uiteraard. Je moet geen lippendienst bewijzen om een paraplu te maken waarbij niemand weet dat je gaat concretiseren. Dat is absoluut niet de bedoeling.
De vraag om uitleg is afgehandeld.