Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, goede en bevlogen schooldirecteurs zijn essentieel voor de kwaliteit van het onderwijs. Uit internationaal onderzoek komt de link tussen sterk schoolleiderschap en effectieve leeruitkomsten steeds terug, wat wij ook al lang weten. We hebben sterke schoolleiders nodig om het Vlaams onderwijs naar de top te brengen, maar schooldirecteurs krijgen vandaag de dag nog te weinig ondersteuning, omkadering en waardering, nodig om hun complexe job uit te voeren. Het welbevinden van de schooldirecteurs staat onder druk en ze raken opgebrand. Veel directeurs vallen uit en telkens minder mensen voelen zich geroepen om de job uit te oefenen. Niet alleen in het basisonderwijs, maar ook in het secundair onderwijs komt dat steeds meer voor. Het tekort wordt telkens groter. Het is daarom ook niet verrassend dat VDAB het beroep van schoolleider reeds op de lijst van knelpuntberoepen plaatste.
Om meer directeurs aan de slag te krijgen en warm te maken voor de job, werd er een proefproject van meelooptrajecten georganiseerd, die plaatsvinden tussen 1 maart 2021 en 31 december 2022. Ik heb die omzendbrief ook heel grondig gelezen. Geïnteresseerde of potentiële kandidaat-directeurs kunnen dan gedurende een bepaalde periode meelopen met een of meerdere ervaren directeurs.
Deze trajecten hebben heel wat potentieel om kandidaat-schoolleiders te laten proeven van het beroep en hen te helpen om goed geïnformeerd de stap naar de job te nemen. Dit kwam ook aan bod in het rapport ‘Job shadowing voor leiderschap in onderwijs’ van het expertisecentrum Groeikracht in Onderwijs van de Karel de Grote Hogeschool, gepubliceerd in juli 2021. Uit de aanbevelingen die de onderzoekers meegeven in het rapport, kan afgeleid worden dat de regelgeving over de organisatie van de meelooptrajecten zoals vastgelegd in de omzendbrief van maart 2021, ruimte kent voor verbetering. Dat is ook niet meer dan normaal, want het is een proefproject. Zo kan een meelooptraject enkel op de eerste dag van de maand worden opgestart en zijn de mogelijkheden om variatie aan te brengen in de planning van het traject niet helemaal duidelijk. Daarnaast is het opzet van ‘job shadowing’ net om een kandidaat-schoolleider te laten proeven van de job. Momenteel is het echter alleen mogelijk om dit vanuit een eerder passieve, observerende rol te doen, wat ook een meerwaarde is. Mee de handen uit de mouwen steken en als ‘schaduwer’ echt mee bepaalde taken opnemen, is volgens de regels nog niet mogelijk. Ik versta ook wel dat de schaduwdirecteur geen taken van een directeur kan overnemen, dat kan ook niet de bedoeling zijn. Het mag geen duobaan worden.
Minister, welke stappen zult u zetten om de beleidsaanbevelingen uit het rapport ‘Job shadowing voor leiderschap in onderwijs’ mee te nemen in de verdere uitwerking van de meelooptrajecten? Erkent u dat het huidige kader beperkend kan zijn om het volle potentieel van ‘job shadowing’ te benutten?
Hoe ziet u de evaluatie van deze meelooptrajecten vorm krijgen? Er is sprake van dat de vakorganisaties en onderwijsverstrekkers bij de evaluatie betrokken worden, maar welke kwaliteitscriteria stelt u hierbij voorop en hoe wilt u de effectiviteit van de trajecten nagaan, met het oog op de verdere uitrol en eventuele bijsturing van de meelooptrajecten?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal kort kunnen zijn, want u hebt het meeste zelf al in de vraagstelling aangehaald. Het is een tijdelijk project, dat we in overleg met de sociale partners gaan evalueren. Maar het past vooral in de ambitie om de job aantrekkelijker te maken. Op dat vlak hebben we natuurlijk nog een andere, misschien nog veel belangrijkere, stap gezet in het kader van de cao. We hebben daarin de ambitie opgenomen om te zorgen dat er tussen de job van directeur en die van leerkracht met dezelfde anciënniteit en dezelfde diplomering, een afdoende loonspanning zit. We hebben dat in het kader van de cao-besprekingen in kaart gebracht en dat bleek heel uiteenlopend te zijn. Je had soms zelfs een loonspanning van 178 procent. Dat is heel uitzonderlijk en afhankelijk van de leeftijd. Maar bij anderen was er een loonspanning van 20 procent of minder, waardoor je natuurlijk een weinig motiverend perspectief kunt bieden aan leerkrachten of aan externen uit de privésector om de overstap te maken. Daarover hebben we nu een overeenkomst bereikt, waarbij we ervoor willen zorgen dat de loonspanning minstens boven de 30 procent uitkomt. We zullen in twee fasen werken. We hebben daarvoor een budget uitgetrokken van 5 miljoen euro, dus twee keer 5 miljoen euro geeft in totaal 10 miljoen euro. ‘Put your money where your mouth is.’ Ik denk dat dat nog een belangrijkere stap voorwaarts is om de job van schoolleiders aantrekkelijker te maken.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik denk dat er in dat debat twee zaken zijn. Ik ben het volledig met u eens dat u de job financieel aantrekkelijk moet maken. Ik kan dat ook alleen maar ondersteunen. Als je met veel directeurs spreekt, gaat het echter niet alleen over het loon. Men zegt dat het een bijzonder drukke job is, een job die heel veel eist. Je merkt ook vaak dat heel veel directeurs in die job stappen, soms recht vanuit de klas, en dan tot de constatering komen dat ze het hebben onderschat of dat ze onvoldoende ondersteund zijn geweest of niet goed wisten wat het was. Ik vind uw antwoord een beetje eenzijdig. Loon is oké, ik denk dat daar niemand in de commissie over discussieert. Maar aan de andere kant is het ook belangrijk dat door die meelooptrajecten potentiële kandidaat-directeurs weten wat hen te wachten staat. Zo kunnen ze een goede keuze maken en beslissen of het al dan niet iets voor hen is. Nu wordt men er vaak in gegooid door een of andere omstandigheid, ofwel door onderschatting ofwel omdat er niemand anders is of noem maar op. Men heeft de job soms zo schromelijk onderschat dat men al vlug in de problemen komt. Ik had in uw antwoord, behalve over de lonen, wel iets meer duiding verwacht over het project en ook over hoe u heel dat meeloopproject zult meenemen om, naast de lonen, ook de job van de directies aantrekkelijker te maken. Als mensen kiezen voor die job is het toch cruciaal dat ze weten waaraan ze beginnen, dat ze weten welke taken ze krijgen, wat hen allemaal te wachten staat en vooral dat ze niet in een zwembad springen waarvan ze niet weten hoe diep het is. Ik had daar graag nog een aanvullend antwoord van u op gekregen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hadden het vandaag al over de kwaliteit van ons onderwijs, en wat mij betreft start dat ook met het hebben van sterke schoolleiders, mensen die aan het hoofd staan van een school en die voor die kwaliteit gaan zorgen en die ook borgen. Het is toevallig, collega, maar ik was maandag op bezoek bij een meelooptraject in Veurne waarbij een toekomstige directeur meeliep met een directeur en die gaf aan dat hij dat een zeer interessant project vond. ‘Al was het maar dat ik niet goed wist waar ik moest beginnen met het overgeven van kennis, het overdragen van allerlei weetjes, wat je eigenlijk allemaal moet doen als directeur, waarmee je allemaal geconfronteerd wordt, de sfeer, met wie je allemaal in overleg moet gaan enzovoort.’ Het was een heel interessant gesprek.
Maar, minister, als ik het goed heb, staat er in de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst ook dat het meelooptraject geëvalueerd zal worden samen met de vakorganisaties en de onderwijsverstrekkers. Ik vind het in elk geval een heel goed initiatief dat er ook werk gemaakt wordt van de loonspanning. Het financiële is inderdaad een heel belangrijke stap. Maar waar ik de laatste tijd ongelooflijk veel vragen over krijg van directeurs, minister, is de vraag naar de beleidsondersteuning, zeker bij directeurs in het basisonderwijs. Die trekken echt wel aan mijn mouw en zeggen: ‘Daar is al zo lang sprake van geweest. Wanneer worden daar nu eindelijk stappen in gezet? Want we hebben echt wel nood aan iemand die ons ondersteunt om dat beleid te voeren, om die kwaliteit binnen ons onderwijs dan ook zo hoog mogelijk te houden.’ Dat is dus mijn concrete vraag: wanneer krijgen we duidelijkheid over die beleidsondersteuning?
De heer Danen heeft het woord.
Minister, u zet de laatste tijd erg in op zijinstromers in het onderwijs. Ik denk dat het ook interessant kan zijn om ook een zijinstromer als directeur te kunnen laten fungeren. Zeker in het kader van het lerarentekort vind ik het niet altijd nodig en logisch dat automatisch een leerkracht directeur moet worden. Dat loopt dikwijls goed en dat kan natuurlijk wel zo zijn. Maar het is goed om ook elders te kijken, breder dan het onderwijsveld. Zeker als u zegt dat u iets gaat doen aan de loonspanning, lijkt dat me interessant. Ik ken trouwens een paar van die directeurs die uit het bedrijfsleven komen en dan directeur zijn geworden, en dat loopt dan ook wel vaak goed. Mijn vraag is dus heel concreet: plant u initiatieven of zaken, misschien samen met de koepels of met het breder onderwijsveld, om te trachten zijinstromers te werven als directeur?
De heer Laeremans heeft het woord.
Wij zijn zeker voorstander van dit project dat hier op dit ogenblik loopt. Het is absoluut noodzakelijk dat de mensen die mogelijk geïnteresseerd zijn om een directiefunctie op te nemen, zo’n meelooptraject zouden doen.
De evaluatie moet uiteraard volgen, omdat het nog niet afgelopen is. Maar het rapport dat door de Karel de Grote Hogeschool opgesteld is – ik heb het eens wat doorgenomen –, lijkt mij bijzonder nuttig als reeks van tips. Is het al bezorgd aan alle directies? Of is dat niet de bedoeling? Dat rapport is beschikbaar op het internet. Maar wordt dat aan alle directies bezorgd? Staat dat in uw Schooldirect, dat ze dat daar kunnen opvragen? Ik denk dat dat wel een goede handleiding is.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga ervan uit dat we via Schooldirect en de klassieke kanalen zoals Klasse die communicatie ook doen.
Toen het ging over de cao was ik nog vergeten enkele elementen mee te geven. Ten eerste zijn we momenteel bezig aan de schets van het competentieprofiel van schooldirecteurs. Ten tweede willen we bij de beleidsondersteuners een nieuw ambt creëren. Ik heb de afspraak al gemaakt om daarvoor extra middelen toe te kennen aan de scholen, vanaf september al, dus vanaf nu. Maar daar zit gewoon de moeilijkheid dat we die middelen nu in de vorm van administratieve ondersteuning gaan toekennen, eenvoudigweg omdat we het ambt nog moeten creëren. Daarvoor moet je ook decretaal ingrijpen. Dat zouden we dan voorzien vanaf volgend jaar, dat we dan ook dat ambt op de rails kunnen zetten met aandachtspunten en beleidsondersteunend personeel. Dus ook daar denk ik dat we wel een serieuze stap vooruitzetten – ‘put your money where your mouth is’ – voor de schooldirecties.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
Ik wil nog eens naar de lonen terugkeren. Als je vanuit de zijinstroom degelijke directeurs wilt aantrekken – dat moet perfect kunnen –, moet je inderdaad een correcte en marktconforme verloning kunnen geven. Ik ondersteun dat en ik herhaal dat ook nog een keer. Er zijn heel bekwame mensen die vanuit zijinstroom goede directeurs geworden zijn, ik ken er heel wat.
Ten tweede sluit ik mij ook aan bij uw initiatief. Beleidsondersteuning voor directeurs is van cruciaal belang, naast een degelijk loon, omdat zij eigenlijk verantwoordelijk zijn voor het beleidsvoerend vermogen van de school en haar kerntaak. Haar kerntaak is in het belang van de kinderen nog altijd het pedagogische, dat denk ik toch. Daar is er vandaag vooral in basisscholen – in het secundair onderwijs iets minder, denk ik – te weinig tijd en ruimte voor.
Alle directeurs hebben natuurlijk ook heel de covidpandemie op hun dak gekregen. Daar kan niemand iets aan doen, maar daar moet je ook nog rekening mee houden, dat ze ook daar heel veel tijd verloren hebben om pedagogisch werk te doen, anderhalf schooljaar lang. Daarom is het wel cruciaal dat we de directeurs beleidsmatig terdege ondersteunen zodat zij hun leerkrachten pedagogisch kunnen opvolgen en vooral het pedagogische project van hun school naar behoren kunnen uitvoeren. We volgen het dus verder op en we kijken er verder naar uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.