Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dit is een vraag die regelmatig terugkomt. Ik heb nu een nieuwe vraag ingediend op basis van recentere cijfers in verband met de leegstand in woonzorgcentra.
Volgens cijfers van het agentschap Zorg en Gezondheid lag de leegstand in de woonzorgcentra in mei laatstleden 3,51 procent hoger dan het gemiddelde van de drie jaar voor de coronacrisis, namelijk op 8,75 procent. Die toename heeft niet alleen te maken met de oversterfte tijdens de coronacrisis, maar illustreert ook dat mensen steeds vaker in allerlaatste optie pas kiezen voor een residentiële opname. Mensen willen zo lang mogelijk thuisblijven en daar zetten we ook vanuit het beleid heel sterk op in. Op zich is dat natuurlijk ook een goede zaak maar dat maakt dat zowel de gemiddelde leeftijd als de zorgafhankelijkheid van bewoners van woonzorgcentra de voorbije jaren is toegenomen.
Daarnaast tastte de coronacrisis het imago en de aantrekkelijkheid van woonzorgcentra aan en moet we dus werken aan een positievere beeldvorming. Mensen zijn meer dan vroeger bang om geïsoleerd te raken en ziek te worden.
Minister, tijdens de commissievergadering van 23 februari 2021 zei u dat over de evolutie van de bezetting overleg wordt gepleegd met de koepels ouderenzorg. U antwoordde ook dat een groot deel van de woonzorgcentra geen leegstand ervaart of deze intussen weer had goedgemaakt, en dat de beperkte bijkomende leegstand eerder als een tijdelijk fenomeen werd beschouwd.
U vulde aan dat de leegstand geen rechtstreekse impact bleek te hebben op de erkenningskalender of dat er systematisch meer en langer uitstel wordt gevraagd als gevolg van de coronacrisis.
Wat de tijdelijke en de structurele leegstand betreft, deed ik eerder al het voorstel om te onderzoeken op welke manier het mogelijk zou kunnen worden om onbenutte capaciteit van woonzorgcentra, eventueel tijdelijk, om te zetten naar andere zorgvormen zoals kortverblijf of dagopvang. U stelde dat u binnen uw kabinet zou onderzoeken op welke manier structurele leegstand geactiveerd zou kunnen worden. Opties moeten natuurlijk worden teruggekoppeld met het agentschap en de koepels.
Minister, kunt u actuele informatie geven over de leegstand in woonzorgcentra? Was de eerder vastgestelde leegstand inderdaad van tijdelijke aard en is er intussen een evolutie naar een grotere bezetting, of zijn er aanwijzingen dat de leegstand in woonzorgcentra op sommige plaatsen toch een structureel probleem dreigt te worden? Zijn hierin verschillen per regio?
Zijn er aanwijzingen dat de leegstand een impact begint te hebben op de erkenningskalender? Hoeveel initiatiefnemers hebben al bijkomend uitstel gevraagd als gevolg van de pandemie?
In hoeverre werd al verder onderzocht hoe structurele leegstand in woonzorgcentra kan worden geactiveerd? Hoe werd de piste van het omzetten van capaciteit naar andere zorgvormen daarin meegenomen?
Werd hierover al overleg gepleegd met de koepels? Zo ja, wat waren de bevindingen?
Minister Beke heeft het woord.
Dit is een zeer interessante vraag waarop ik u een zeer interessant antwoord zal bezorgen.
Uit de opnamegegevens waarover het agentschap Zorg en Gezondheid beschikt, blijkt dat de bezetting in de woonzorgcentra voor de achtste maand op rij toeneemt.
Ik zal u een beeld te geven van de situatie op Vlaams niveau. Op de laatste dag van januari 2020, voor de COVID-19-crisis dus, registreerde het agentschap een bezetting van 94,9 procent. Op de laatste dag van mei 2020 was die bezetting gezakt naar 89,6 procent. In de zomermaanden en het vroege najaar van 2020 noteerden we een licht herstel naar 90,7 procent eind oktober 2020.
De covidbesmettingsgolf die afgelopen winter toesloeg, had opnieuw een daling van de bezetting tot gevolg met een dieptepunt eind december 2020 van 87,1 procent. In de afgelopen maanden steeg de bezetting opnieuw significant tot 92,5 procent eind augustus.
Wanneer we de cijfers op provinciaal niveau bekijken en we vergelijken de laatste dag van augustus 2021 met de laatste dag van januari 2020, dan zien we wel enkele verschillen. Antwerpen kende tussen die periodes een daling van 4,02 procent, Limburg van 1,12 procent en Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant beide van 2,35 procent. In West-Vlaanderen bleef de daling beperkt tot 0,54 procent, terwijl ze in Brussel 9,06 procent bedroeg. De aanzienlijk lagere bezetting in Brussel is ook een gevolg van enkele zwaar getroffen voorzieningen. Gegeven het beperkte aantal erkende woonzorgcentra in Brussel heeft dit meteen een ernstige impact op de algemene bezettingscijfers. De aanhoudende stijging van de bezetting zet zich wel overal door. We kunnen dus zeker nog niet spreken van een structurele leegstand.
De cijfers tonen geen uitzonderlijke afwijkingen op het aanvragen van uitstel voor een erkennings- of omzettingskalender ten aanzien van de periode voor de pandemie. Er gebeurt geen systematische monitoring van de reden waarom een initiatiefnemer uitstel vraagt voor de erkennings- of omzettingskalender. Uit navraag van mijn administratie blijkt dat een beperkt aantal projecten specifiek vanwege COVID-19 vertraging hebben opgelopen bij de oplevering van bijvoorbeeld hun bouwproject. Dit heeft ertoe geleid dat zij een of twee kwartalen bijkomend uitstel hebben gevraagd en ook hebben bekomen.
Op 5 mei 2021 heb ik een oproep gericht heel specifiek aan de initiatiefnemers van de woonzorg die houder zijn van een goedgekeurde erkennings- en/of omzettingskalender, initieel toegekend voor de periode 2021-2025, die hiervoor nog geen erkenning hebben aangevraagd. Hierin heb ik de initiatiefnemers verzocht om hun toekomstplannen grondig te evalueren, en indien zij zeker zijn dat het geplande initiatief niet tijdig zal worden gerealiseerd, nu al uitstel van de verleende erkennings- en/of omzettingskalender aan te vragen bij het agentschap Zorg en Gezondheid.
Tot op heden heeft de administratie slechts voor een vijftal dossiers een vraag tot uitstel ontvangen naar aanleiding van deze oproep. Voorzieningen die uitstel vragen doen dat meestal, en dat is niet veranderd, in het kwartaal voorafgaand aan, of het kwartaal van de kalender zelf, wanneer blijkt dat zij hun vooropgestelde timing niet halen.
Op verschillende momenten werd de verminderde bezetting met de koepelorganisaties besproken in het kader van het structureel koepeloverleg. Uit deze overlegmomenten kwam naar voren dat de verminderde bezetting vooralsnog een tijdelijk gegeven is. Ook zij verwachten immers een herstel.
Dat herstel blijkt ook uit de cijfers die ik zojuist gaf. Maar het herstel verloopt nog traag, en dat was ook de reden om de compensatiemaatregelen voor de verminderde bezetting vanwege COVID-19 te verlengen tot het einde van dit jaar.
De omzettingskalender was een eenmalige oproep in de periode december 2018-februari 2019 gericht aan de initiatiefnemers met voorafgaande vergunningen voor een uitbreidingscapaciteit waarvoor nog geen erkenningskalender werd goedgekeurd. Deze omzettingskalender kwam er na intensief overleg met de koepels ouderenzorg.
We overwegen inderdaad om het systeem van de omzettingskalenders te hernemen en zullen dit bekijken samen met de koepels ouderenzorg, het agentschap Zorg en Gezondheid en mijn kabinet.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, bedankt voor de informatie en al het cijfermateriaal dat u hebt meegegeven. Het is goed om vast te stellen dat er toch een herneming is van de bezetting, al is het zo dat het natuurlijk gestaag gaat, en dat is begrijpelijk. We hebben ondertussen ook nieuwe coronagolven gekend.
Ik leid toch ook wel een verschil af tussen de verschillende provincies, waarbij de provincie Antwerpen mij vooral in het oog springt, niet alleen omdat ik daar geboren en getogen ben, maar vooral omdat de cijfers die u noemde daar veruit het hoogst zijn. Is er een analyse gebeurd van de reden waarom dat zo zou kunnen zijn, dat er in Antwerpen een lagere bezetting is dan in de andere provincies?
Verder is het natuurlijk goed dat er compensaties zijn tot het einde van het jaar. Uit alle cijfers blijkt ook wel echt dat dat nodig was.
Met betrekking tot de omzet van capaciteit denk ik dat mensen gewoon vragen naar de nodige flexibiliteit, en dat dat zaak is van ons ouderenbeleid. Daarbij woon je niet meer of thuis, of in een aangepaste woning of in een woonzorgcentrum. Er moet interactie en uitwisseling tussen die verschillende zorgvormen kunnen zijn, en we moeten zoeken naar manieren om flexibel om te gaan met de verschillende mogelijkheden die er zijn, binnen het zorgaanbod, en mensen kunnen laten wisselen. Dat betekent ook voorzieningen kunnen laten wisselen in functie van de noden. Maar ik begrijp wel dat dat natuurlijk niet zo eenvoudig is en dat dat heel wat gevolgen heeft. Maar ik ben in ieder geval wel tevreden dat u daar verder naar wilt kijken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, een paar bijkomende vragen. door covid en de uitbraken en de desastreuze gevolgen die dat soms had, zeggen sommige mensen nu dat ze echt tot het laatste moment willen wachten, als het echt niet anders meer kan, om naar een woonzorgcentrum te gaan. Klopt dat beeld? Herstelt zich dat al? Komt men toch vroeger? Is dat de reden van de inhaalbeweging? Of zet de situatie zich wel degelijk verder? Dienen zich nu mensen aan met nog zwaardere zorgnoden?
Het omzetten van de erkenning was al bespreekbaar toen de omzettingskalender werd opgezet. Het is echter beperkt gebleven tot het omzetten van vergunningen. Nu, ziet u op korte termijn mogelijkheden om omzettingen naar thuiszorg te voorzien? Daarmee sluit ik aan bij de vraag van mevrouw Schryvers om inderdaad de flexibiliteit in te zetten naar wat men nodig heeft aan ondersteuning op een bepaald moment.
Een debat dat we in het verleden al voerden, ging over de kwestie van de reclame en de kortingen die werden ingezet om bewoners te lokken. U ging daar overleg rond organiseren. Is dat al gebeurd? is daar iets uitgekomen?
Collega Parys heeft op 21 december een schriftelijke vraag nummer 240 gesteld. Bleek dat het niet mogelijk was om op structurele basis de volledige en correcte gegevens over de bezettingsgraad per maand of organisatievorm te kennen. Is het ondertussen wel mogelijk om die cijfers meer in detail te volgen?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, minister, als we echt willen inzetten op buurtgerichte zorg, moeten we niet blijven focussen op de sterke bezetting van die bedden. Misschien moeten we dan focussen – zoals collega Schryvers zegt – niet alleen op al vergunde bedden die kunnen worden omgezet, maar ook, als woonzorgcentra merken dat bepaalde bedden niet worden ingevuld, op de flexibiliteit om die om te zetten in dag- of kortopvang. Op dit moment is dat niet gemakkelijk of kan het niet. als we die kaart willen trekken, moeten we dat doen. Is dat uw bedoeling, minister, om daarrond wat soepeler te worden in de toekomst?
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb geen wetenschappelijk onderzoek, maar u vraagt naar inschattingen. De belangrijkste reden die mensen in de coronacrisis weerhouden heeft om naar een woonzorgcentrum te gaan, was de bezoekregeling. Men vreesde afgezonderd te geraken van familie. Daarom werd uitgesteld om naar een woonzorgcentrum te gaan.
De cijfers van de voorbije maanden en de stabilisering daarrond hebben daartoe bijgedragen. Herinner u de discussie van daarnet. Ik heb gezegd dat we dat absoluut moeten bewaren, niet voor de cijfers maar omdat de zekerheid voor de mensen van belang is.
Er is nu ook een nieuwe instroom omdat men keuzemogelijkheden heeft. Als men in een regio geen keuze heeft tussen verschillende woonzorgcentra, het meest aangepaste, waar men zich het meest comfortabel voelt, beïnvloedt dat een aantal stappen. Door de lagere bezettingsgraad was de keuzemogelijkheid weer groter. Dat heeft op zich een positief effect gehad.
In het specifieke geval van Antwerpen, daar is echt wel voldoende capaciteit. Ik denk dat het kwestie is van het juiste aanbod en vraag op elkaar af te stemmen.
Collega Daniëls, we hebben de bezettingscijfers van de woonzorgcentra per maand. Ik denk niet dat we ze per sector hebben, dat moet ik eens navragen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik onderschrijf natuurlijk dat het vol zetten van de woonzorgcentra geen doel op zich is. we moeten zorgen dat mensen die zorg nodig hebben die kunnen krijgen, in de thuiszorg, in een aangepaste woning, in een woonzorgcentrum. We moeten zorgen dat mantelzorgers ondersteund worden door kortverblijf en dagverzorgingscentra enzovoort. Die afstemming moet goed zijn.
Aan de andere kant begrijp ik wel dat woonzorgcentra financieel leefbaar moeten zijn. Daarom moet de leegstand worden tegengegaan. Dat is iets wat we continu goed moeten monitoren. Vandaar mijn pleidooi – ik heb begrepen dat het op de nodige bijval kan rekenen – om de nodige flexibiliteit te voorzien in de toekomst. voorzieningen zullen zeker een spil vormen in de buurtgerichte zorg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.