Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over toegankelijke kinderopvang
Report
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, uit uw antwoord van 4 december 2020 op mijn schriftelijke vraag 197 blijkt dat het aantal onthaalouders dat stopt, groter blijft dan het aantal dat start. Bij de gezinsopvang waren er sinds 1 januari 2020 15 starters ten opzichte van 30 stoppers in T0. In T2A was het beeld eigenlijk nog schrijnender: er waren 178 starters en 287 stoppers. Ook bij samenwerkende onthaalouders was de balans negatief, maar daar was dat wel minder uitgesproken: tegenover 15 starters waren er 19 stoppers.
Het regeerakkoord hield rekening met die tendens. Het voorziet in de mogelijkheid dat initiatiefnemers in de gezinsopvang hun capaciteit al dan niet deels kunnen omzetten naar capaciteit groepsopvang op dezelfde locatie of elders in de regio.
Vandaar ook mijn vragen. Werd er al een regeling uitgewerkt voor de omzetting van capaciteit gezinsopvang in capaciteit groepsopvang? Zo niet, werd hiervoor al voorbereidend werk verricht? En zo niet, waarom is dat dan?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik ga wat verder bij wat collega Saeys zegt. Het is al langer gekend dat de vacatures in de kinderopvangsector niet ingevuld geraken. Ik heb zelf nog lesgegeven in verzorging – dat is ook al bijna een decennium geleden – en toen al was er enige krapte op de arbeidsmarkt, en die is alleen maar toegenomen. Vooral het tekort aan het aantal kinderbegeleiders wordt steeds groter. Dit merken we bij kinderdagverblijven, maar ook bij onthaalouders. Daarover ben ik in deze commissie ook al verschillende keren tussengekomen. Steeds minder mensen kiezen voor de uitoefening van het beroep. En wat minstens even erg is, is dat mensen die onthaalouder geworden zijn, stoppen met de uitoefening van de job. Het gevolg is dan ook dat vele ouders geen plaats meer vinden voor hun kinderen. Ouders die geen plaats vinden, moeten op zoek naar andere oplossingen. In het beste geval kunnen de kinderen soms terecht bij de grootouders en dan is het probleem van de opvang opgelost. Maar indien niet, moeten ouders zelf op zoek naar een oplossing. In een aantal gevallen wil dat dan zeggen dat ouders hun tewerkstelling moeten verminderen om op bepaalde dagen in te staan voor de opvang van hun kinderen.
Anderzijds blijkt ook uit onderzoek dat een kwart van de deeltijdse werknemers in ons land niet voltijds werkt omdat de opvang er niet is, te beperkt of niet flexibel genoeg is, of te duur is. Een kwart van de deeltijdse werknemers gaat niet voltijds werken. Collega’s, ik vind dat toch frappante cijfers. Deze reden voor deeltijds werken wordt maar liefst door drie op de tien van de deeltijds werkende vrouwen naar voren gebracht. Je zou kunnen vragen of we die vraag ook niet aan de man moeten stellen. Dat is een zeer terechte vraag, denk ik, die ook gesteld zou moeten worden, maar in dit onderzoek is ze gesteld aan de vrouwen. Bij deeltijds werkende vrouwen tussen 25 en 49 jaar gaat het zelfs om 42,5 procent. Ook voor inactieven is kinderopvang een belangrijke drempel. Professor Baert van UGent vergeleek deze cijfers met Zweden. Daar is kinderopvang slechts bij 13,8 procent van de deeltijds werkenden de belangrijkste reden waarom men niet voltijds gaat werken – toch een enorm verschil. Professor Baert pleit er dan ook voor om dringend te investeren in toegankelijkere, maar ook flexibelere kinderopvang.
Dat is iets wat we ook terugvinden in het regeerakkoord, collega’s, en ik citeer: “We bieden met het beleid ondersteuning om privé en werk te combineren, waarbij we kinderopvang flexibel en betaalbaar organiseren en voorrang blijven geven aan kinderen van werkende ouders en ouders die een opleiding volgen in het kader van een traject naar werk.” Een tweede citaat: “Om de combinatie werk en gezin ook werkbaar te maken voor ouders met onregelmatige en flexibele arbeidstijden gaan we in overleg met de betrokken Vlaamse en federale ministers voor de nodige flexibilisering van het aanbod aan kinderopvang.” Einde citaat.
De verwijzingen naar flexibelere kinderopvang zijn ook meermaals terug te vinden in de beleidsnota van de minister, waarvoor dank om dat daar ook mee te nemen. Onder andere de volgende verwijzing, opnieuw een citaat: “Om de combinatie werk en gezin ook werkbaar te maken voor ouders met onregelmatige en flexibele arbeidstijden gaan we in overleg met de betrokken Vlaamse en federale ministers voor de nodige flexibilisering van het regelgevend kader.” Einde citaat.
Tot slot heeft de Vlaamse Regering een budget van 27 miljoen euro voorzien voor 2500 bijkomende plaatsen in de kinderopvang met inkomenstarief, waardoor het aantal plaatsen naar inkomenstarief voor ouders stijgt tot 75.063 plaatsen.
Minister, bent u op de hoogte van het tekort aan kinderopvang, en meer bepaald, hoe groot is nu die nood aan flexibele kinderopvang voor werkende ouders?
Wanneer zullen er gesprekken gestart worden tussen de betrokken ministers voor de organisatie van die flexibele kinderopvang? Zijn die gesprekken er al geweest? Wat is er uit dat overleg gekomen? Zijn de plannen voor dat regelgevend kader er al? Kortom, waar staan we daar? Welke voorstellen doet u zelf om die opvang flexibeler te maken?
Op welke manier kunnen we nog verder inzetten om het beroep van kinderbegeleider aantrekkelijker maken om de vacatures sneller in te vullen en om mensen aan de slag te krijgen en op die manier ook hogere tewerkstellingspercentages te halen bij de ouders?
De bijkomende plaatsen zijn goed om de vraag naar opvang op te vangen. Maar hoeveel plaatsen zullen er nu effectief nog bijkomen? Hoe verhoudt zich dat tot die flexibele plaatsen?
Minister Beke heeft het woord.
De omzetting van plaatsen gezinsopvang en groepsopvang door samenwerkende onthaalouders naar reguliere groepsopvang is al regelgevend mogelijk gemaakt door een wijziging van het Procedurebesluit van 9 mei 2014. Sinds 1 april 2021 kunnen subsidieerbare plaatsen overgeheveld worden naar de groepsopvang, waar dezelfde organisator wel voldoende bezetting haalt.
In bepaalde regio’s zijn er inderdaad nog tekorten aan kinderopvang en dus ook aan flexibele kinderopvang. Dat bleek ook uit een onderzoek van het Steunpunt Welzijn in 2019 over het gebruik van en de behoefte aan kinderopvang voor baby’s en peuters jonger dan 3 jaar in het Vlaamse Gewest. We krijgen ook regelmatig signalen, bijvoorbeeld van VDAB, dat er in bepaalde regio’s nogal wat werkzoekenden zijn voor wie het vinden van beschikbare en betaalbare kinderopvang in de buurt een probleem kan vormen.
Er is al een regelgevend kader voor flexibele en occasionele opvang opgenomen in het Subsidiebesluit voor kinderopvang. Voor groepsopvang zijn er de subsidiemodules ‘ruime openingsmomenten’, die het voor opvang mogelijk moeten maken om opvang aan te bieden op atypische opvangmomenten, vroeg, laat, of in het weekend, en in functie van de combinatie arbeid-gezin. Daarnaast voorzien we ook ‘dringende opvangplaatsen’, specifiek bedoeld om opvang te voorzien als de ouder plots werk vindt of kan starten met een opleiding.
We blijven uiteraard ook inzetten op het creëren van extra plaatsen. We voorzien deze legislatuur subsidies voor 2500 nieuwe plaatsen met subsidies voor inkomenstarief en 4577 nieuwe plaatsen met de basissubsidie. Later deze legislatuur komt daar nog 4 miljoen euro bij voor de creatie van 2065 subsidiemodules ‘ruime openingsmomenten’ en 104 ‘dringende opvangplaatsen’.
De lokale loketten kinderopvang verzamelen nu ook cijfers over de niet-invulbare opvangvragen. Zo wordt lokaal scherper duidelijk waar er precies tekorten zijn en voor welke groepen.
We willen de kinderopvang ook sensibiliseren om maximaal flexibel te werken binnen het huidige kader. Dit willen we doen door de opvang bewust te maken van praktijken die drempelverhogend zijn en goede praktijken die nu reeds mogelijk zijn, zoals flexibele opvangplannen, beperkingen van vereisten om een minimumaantal opvangdagen te vragen en de werking met verticale leefgroepen, te inventariseren en te verspreiden.
Het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) ‘vernieuwend aanbod Huis van het Kind’, dat we onlangs goedkeurden, biedt nog een bijkomend regelgevend kader om opvang op maat aan te bieden aan kwetsbare doelgroepen in het kader van trajecten naar werk of inburgering. Van de 24 geselecteerde projecten zijn er 15 projecten die inzetten op de doelstellingen werk en/of inburgering, met telkens de betrokkenheid van minstens 1 kinderopvanginitiatief. Overleg met de minister van Werk is hieromtrent lopende.
Het beroep van kinderbegeleider in de kinderopvang is een knelpuntberoep. Het aantrekkelijker maken van het beroep vergt een aanpak op meerdere fronten, in functie van drie cruciale elementen: voldoende, duurzame en kwaliteitsvolle – lees: werkbare – tewerkstelling voor kinderbegeleiders. Deze elementen hangen uiteraard samen en vragen een aanpak op korte en op middellange termijn.
Het VIA 6 (Vlaams intersectoraal akkoord) en het uitbreidingsbeleid bevatten al heel wat maatregelen voor de kinderopvang, voor een budget van 60 miljoen euro en respectievelijk 58 miljoen euro, dus alles samen bijna 120 miljoen euro. We hebben die maatregelen in deze commissie al heel vaak besproken. Het gaat daarbij onder meer om betere loon- en arbeidsvoorwaarden, een groei van trap 2B naar trap 2A en tot 600 extra voltijdse equivalenten vanuit het sui generis naar een werknemersstatuut.
VIA 6 voorziet verder ook nog in een structurele ondersteuning van kinderbegeleiders door het inzetten van coaches op de werkvloer. Dat betekent niet enkel meer handen, maar ook meer expertise en coaching op de werkvloer.
Daarnaast werken we aan een referentiekader voor correcte verloning en volwaardige sociale bescherming voor alle medewerkers die niet als werknemer in de kinderopvang actief zijn.
Dit zijn maatregelen om de aantrekkelijkheid van het beroep te versterken, en ook het behoud van de aanwezige kinderbegeleiders beter te verzekeren.
De instroom van voldoende en competente kinderbegeleiders is een tweede belangrijke uitdaging. Om daartoe doelgericht en afgestemd te werken, wordt er systematisch overlegd tussen Opgroeien, VDAB, Werk en Sociale Economie (WSE), de administratie Onderwijs en de onderwijsaanbieders, en uiteraard de kinderopvangsector zelf.
Daartoe zal ook aangesloten worden bij het globale actieplan in functie van instroom, zijinstroom en doorstroom van medewerkers in de zorgsectoren, dat in kader van VIA 6 vanaf dit najaar vorm zal krijgen. We zullen er daarbij absoluut op toezien dat hier ook voldoende aandacht is voor de kinderopvangsector en dat de acties ook ten goede komen van de medewerkers in de kinderopvang.
We bouwen ook verder aan het doelgericht inzetten van de EVC-methodiek (erkenning verworven competenties), waardoor medewerkers vanop de werkvloer via het erkennen van hun verworven competenties zich kunnen kwalificeren.
In uw vraagstelling refereert u aan de situatie in Zweden. Dit is bij uitstek het land dat een zeer gericht en geïntegreerd beleid voert met een zeer hoge graad van overheidsinvestering in kinderopvang in een doorgaande lijn, met en op hetzelfde niveau als het onderwijs voor jonge kinderen. Het debat over een soortgelijke aanpak en financiering in Vlaanderen mag wat mij betreft gevoerd worden. Maar dat veronderstelt in de eerste plaats ook wel een mindshift in ons denken over de rol en het belang van de kinderopvang in ons economisch en sociaal weefsel. Dit moeten we doen als we een visie willen ontwikkelen waarbij we kinderopvang in de toekomst nog meer zien als een basisvoorziening voor elk gezin, met flexibele, multifunctionele en gezinsondersteunende antwoorden voor een diversiteit aan behoeften, vragen en zorgpuzzels waar een gezin mee te maken kan krijgen. Zoals ik in het voorjaar reeds zei, heb ik Opgroeien de opdracht gegeven daartoe het nodige voorbereidende werk aan te vatten en te integreren in de toekomststrategie die het agentschap voor de komende jaren kan uittekenen.
Ik gaf al aan hoeveel plaatsen er zullen bijkomen. Voor de plaatsen met de subsidie voor het inkomenstarief zijn er de voorafnames voor de grootsteden voor 30 procent van het budget en hanteren we voor 60 procent van het budget een meerjarenprogrammatie, zodat we in 131 Vlaamse gemeenten met de grootste nood bijkomende plaatsen kunnen voorzien. Deze meerjarenoproep lanceerde Opgroeien in februari 2021 en voor de zomer werden bijna 1900 plaatsen toegekend, die kunnen starten volgens de fasering van het budget: een deel nog in 2021, de rest in 2022, 2023 en 2024. In 56 gemeenten konden niet alle beschikbare plaatsen toegekend worden omdat er niet voldoende aanvragen waren of omdat na toekenning aan hoger gerangschikte aanvragen er slechts een kleine fractie van plaatsen nog beschikbaar was. Voor deze 360 plaatsen in 56 gemeenten zal op korte termijn de oproep herhaald worden.
10 procent van het budget voor de bijkomende plaatsen met de subsidie voor inkomenstarief wordt voorzien voor die gemeenten die op basis van cijfers van het lokaal loket kinderopvang een hoge nood aantonen. Daartoe volgt in 2022 en 2023 een oproep.
We bereiden een evaluatie voor van de bestaande dringende opvangplaatsen in functie van een oproep voor de toewijzing van de bijkomende dringende opvangplaatsen in 2023 en 2024. We nemen daarin ook de aanbevelingen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) mee. En we voorzien in 2022 een oproep voor bijkomende middelen voor flexibele groepsopvang met ruime openingsmomenten, met het oog op de combinatie werk-gezin voor wie niet van negen tot vijf werkt. Zoals wij.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, u had het over samenwerkende onthaalouders. Ik bedoel vooral de diensten. De diensten ondervinden dat er lege plaatsen zijn omdat zij onvoldoende onthaalouders vinden. Daardoor staan die plaatsen veel te lang open. Daarom willen we juist de mogelijkheid bieden om die plaats te kunnen omzetten naar de groepsopvang. Dat is mijn vraag: of daar al een regeling voor is uitgewerkt.
Ik vernam afgelopen week ook dat minister Weyts 550 voltijdse kinderverzorgsters of -verzorgers zal aanwerven in het kleuteronderwijs, juist om die kleuterbegeleidsters te ondersteunen. Gelet op de interessante arbeidvoorwaarden, met regelmatigere uren, meer vakantie en dergelijke meer, bestaat toch wel het risico dat de kinderverzorgsters eerder daarvoor zullen kiezen dan voor een baan in de kinderopvang. Private kinderdagverblijven stellen ook vast dat zij concurrentie ondervinden van de openbare besturen omdat die ook voorzien in meer verlof en betere verloning. En dan is er natuurlijk het gevaar van een vergrote uitstroom van kinderbegeleiders op 1 januari 2024, omdat ze niet zullen beschikken over de nodige kwalificaties.
Ik denk ook dat de mensen in de kinderopvang zich ook wel ondergewaardeerd voelen. Het is heel belangrijk dat we dat beroep zo positief mogelijk in beeld brengen. Gaat u nog maatregelen nemen om die beeldvorming te verbeteren?
Was u op de hoogte van het initiatief van minister Weyts? Dat kan toch wel een implicatie hebben op de kinderopvang?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben wel nog een beetje op zoek naar het beleid dat we zullen voeren om de flexibele kinderopvang meer ingang te laten vinden. Ik wil een oproep lanceren. Ik raad iedereen aan om op de website van Kind en Gezin eens een kinderopvang te zoeken die effectief flexibele uren heeft. Dat vind je daar niet. Je moet er elke kinderopvang afzonderlijk bekijken. Je kunt wel aanduiden welke soort kinderopvang je wilt en welk soort tarief je wilt, inkomensgerelateerd of niet, maar je kunt niet aanduiden dat je een flexibele kinderopvang wilt, op welke uren je kinderopvang nodig hebt. Minister, het lijkt me goed dat we dat faciliteren, dat ouders dat kunnen vinden. Ik stel mij gewoon de vraag: als je met de vroege staat, zoals bij mij in het Waasland in de haven, in hoeveel kinderopvangen kun je dan effectief terecht om half zes om je kinderen af te zetten? Ik weet het niet en ik vind het ook niet. Dat moet je individueel nagaan. Die suggestie wil ik u graag doen.
Dan is er iets wat de ronde doet bij onthaalouders. Ik wil dat aftoetsen. Er zou na dit jaar geen groepsopvang meer kunnen worden gestart door twee samenwerkende onthaalouders. Dat zou zijn omdat men anders in het vaarwater zou komen van de minicrèches. Dat verhaal doet blijkbaar goed de ronde. Het samenwerken van onthaalouders is, dacht ik, toch een manier waarop we dat maximaal kunnen realiseren. Dat is ook goed voor beide onthaalouders. Misschien is dat een signaal dat weet ik veel van waar wordt rondgestuurd, maar het is nu al de vierde keer dat ik het binnenkrijg. Het is dus geen individuele casus. Daar is mijn vraag om dat na te gaan.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, dit zijn pertinente vragen. We hebben het al heel vaak gehad over het probleem in de kinderopvang van het gebrek aan goede plekken en natuurlijk ook het probleem van de werknemers zelf. In deze problematiek vertrekt toch wel heel veel van de werknemers. Mensen starten niet met de opleiding. Mensen stromen na de opleiding niet door naar de kinderopvang zelf. Dat gaat nog erger worden door de maatregelen van minister Weyts. Er zijn in de kinderopvang meer stoppers dan starters. Het zijn op zich goede maatregelen, maar dat zal voor de kinderopvang natuurlijk voor een ontzettend knelpunt zorgen. Dan kunnen we overgaan naar het fundamentele probleem van mensen die in de kinderopvang niet meer willen starten maar ook niet willen voortdoen. Daar is op dit moment geen fundamentele oplossing voor. Dat is een ijsberg die al jaren op ons afkomt en die door covid nog wat sneller is gekomen. De botsing is er nu. Er is nu geen oplossing.
Als ik u bezig hoor, ook in uw vorige antwoorden, dan hoor ik dat u plannen zult maken tegen de volgende legislatuur en dat u een oproep zult uitschrijven in 2022-2023. Maar u biedt nu geen oplossing, minister, en daar heb ik echt de vraag naar een grondige aanpak om de kinderopvang en het beroep op een andere manier aan te pakken. Dat gaat over veel meer dan over beeldvorming alleen. Dat gaat over de inhoud. Komt de oplossing er alsjeblieft sneller, zodat mensen nog pakweg een jaar kunnen volhouden en dan in het beroep waar ze met passie zijn ingestapt kunnen blijven?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het aantal onthaalouders in de gezinsopvang daalt al heel wat jaren. Er is al heel wat onderzoek gebeurd naar de redenen daarvoor en er zijn al actieplannen opgemaakt. Minister, ik denk ook dat u ook al inspanningen hebt geleverd om dat aantrekkelijker te maken. Ik verwijs naar de maatregel die u recent samen hebt genomen of naar het feit dat u het bijvoorbeeld mogelijk hebt gemaakt om dienstencheques te gebruiken voor onthaalouders.
Maar een van de zaken waar wel nog altijd groei in zat, dat waren de samenwerkende onthaalouders. Ik kan mij dat ook perfect voorstellen, dat je niet de hele dag alleen wilt instaan voor de opvang van een aantal kindjes in je woning, maar dat je dat samen doet met een zus, een moeder, een dochter en zo verder. We zien dat, en daar zit wel degelijk nog groei in. Maar ook daar doen zich een aantal problemen voor, onder andere als je dat niet doet in de gezinswoning, maar daar elders een woning of een appartement voor huurt. Er is de problematiek van RSZ, die zegt dat het dan niet onder het sui-generisstatuut valt. Op welke manier wordt er gewerkt aan een kader om de samenwerkende onthaalouders meer garanties te kunnen geven? Want ik geloof echt wel dat daar nog groeimogelijkheden zitten.
Minister Beke heeft het woord.
Eerst even terminologisch: hier wordt gesproken over kinderverzorgsters. Ik spreek liever over kindbegeleiders. Ik denk dat dat een veel betere term is. Het gaat niet alleen over het verzorgen, want dat roept de indruk op alsof het het verversen van de luier en het geven van het flesje melk is, en daarmee zijn we rond. Maar dat is het absoluut niet. Het gaat echt wel over het begeleiden van het kind in de meest cruciale periode dat een mens mens wordt. Daar doen zij ongelooflijk mooie inspanningen voor.
Wij honoreren die inspanningen ook. Hier wordt de vraag gesteld welke initiatieven ik ga nemen en of ik ga investeren. Er wordt deze legislatuur 120 miljoen euro geïnvesteerd in de kinderopvang. Het is ‘never seen before’ dat er zoveel geld wordt uitgetrokken om in plaatsen, maar ook in kwaliteit te investeren in de kinderopvang.
De regeling voor de omzetting van gezinsopvang naar groepsopvang bestaat. Sinds april van dit jaar kunnen er aanvragen gedaan worden, op voorwaarde dat de bezetting daar hoog genoeg is.
Wat gaan we doen rond de beeldvorming voor de kinderopvang? Dat is ook onderschreven in het VIA 6-akkoord. Dat gaan we dus ook verder uitvoeren.
Wat betreft de vraag rond de samenwerkende onthaalouders die geen groepsopvang zouden kunnen opstarten, collega Daniëls: ik ga eens navragen wat dat precies is. Ik kom daar graag nog eens op terug.
Alleszins zullen wij ook verder in overleg gaan, zowel met minister Weyts als met minister Crevits, omdat een van de punten in het overleg met het onderwijs onder andere de ontwikkeling van een leerladder over de verschillende opleidingsniveaus heen is, en omdat we ook willen bekijken hoe de uitwisseling van personeel tussen de kinderopvang, kleuteronderwijs, buitenschoolse opvang, voorzieningen voor kinderen met een beperking enzovoort vlotter kan gebeuren. En dus zullen we naast minister Weyts ook met minister Crevits daaromtrent rond de tafel zitten om daar afspraken rond te maken en hen uiteraard ook te betrekken bij de uitwerking van die afspraken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt om dat na te kijken, minister. Vooral de uitwisseling van dat personeel van kindbegeleiders in onderwijs – in het Staatsblad heet dat ambt nog altijd kinderverzorger, ik kan er ook niet aan doen – vind ik wel een belangrijk iets. Als we kijken in de voor- en naschoolse opvang, zijn die voor- en nabewaking een probleem. Je hebt dan de opvang op school, de begeleiders op school, eventueel nog speeltijden. Daarnaast hebben we ook de groepsopvang en de onthaalouders. Als we daar naar betere uurroosters kunnen gaan, waarbij we mensen flexibel kunnen inzetten, om hen op die manier ook aan te trekken, denk ik dat dat een win is voor alle sectoren die u hebt opgesomd. Ik hoop dat dat overleg absoluut verder vorm kan krijgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.