Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, recent was er een staking in de gesloten gemeenschapsinstelling De Zande in Ruiselede. Ook in het verleden gebeurde dit meermaals, omdat het personeel zich niet veilig voelt door oneigenlijke plaatsingen. Er is uiteraard de opnameplicht van de instelling, maar vaak komen daar jongeren terecht met specifieke psychiatrische problemen die er eigenlijk niet thuishoren. Soms moeten er jongeren begeleid worden waarvoor men niet opgeleid is. Wegens de confrontatie met enkele zeer moeilijke gevallen werd de werking van de leefgroepen stilgelegd. Uiteraard is dat geen optimale situatie.
De staking zou geleid hebben tot overleg tussen personeel, vakbonden en het agentschap Opgroeien. Minister, ook u kondigde aan, bij indiening van mijn vraag, om samen te zitten met een delegatie vanuit Ruiselede om op zoek te gaan naar hoe men in de toekomst structureel kan omgaan met dergelijke zeer complexe dossiers.
Minister, kunt u toelichting geven bij het dossier van De Zande? Wat was uiteindelijk de ‘oneigenlijke plaatsing’?
Wat zijn de resultaten van het aangekondigde overleg tussen personeel en het agentschap?
Bent u, zoals aangekondigd, ook in overleg gegaan een delegatie uit Ruiselede? Wat is het resultaat? Wat is de huidige stand van zaken in De Zande in Ruiselede?
Minister Beke heeft het woord.
Het is natuurlijk niet mogelijk om hier als minister in te gaan op zeer specifieke, individuele situaties van jongeren binnen de gemeenschapsinstellingen. Maar de spontane actie van vorige week bracht een thematiek naar boven die we binnen de gemeenschapsinstellingen de laatste jaren regelmatig opmerken. Een aantal problematieken van jongeren en hun omgeving zijn dermate complex dat ze zeer intensieve begeleiding en expertise vanuit verschillende domeinen vragen. Het gaat vaak om een mix van geestelijke gezondheidsproblemen, verstandelijke beperking, diepe frustratie over de eigen als uitzichtloos gepercipieerde situatie, die leidt tot gedragsproblemen waardoor zulke situaties escaleren en tijdelijk ook kunnen blokkeren.
We zetten daarom al geruime tijd in op gedeelde trajecten met meerdere hulpverleningspartners in deze complexe dossiers. Zo is ook de gespecialiseerde geestelijke gezondheid actief betrokken bij jongeren binnen de gemeenschapsinstellingen via de Outreachtrajecten.
Het agentschap Opgroeien heeft in eerste instantie een aantal concrete acties en inspanningen geleverd om de specifieke situatie van de jongeren te deblokkeren en het personeel in enkele zeer concrete situaties te ondersteunen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het aantal jongeren in de leefgroep te verminderen, en voor sommigen tijdelijk in een-op-eenbegeleiding te voorzien. Breder blijkt vooral de moeilijke doorstroom en uitstroom naar meer duurzame oplossingen voor deze jongeren in de hulpverlening een bijzonder aandachtspunt. Opgroeien blijft inzetten op een verbetering van de samenwerking in deze complexe dossiers. De eerste plaatsen veilig verblijf zijn de afgelopen periode ook gestart. Ook die bieden voor een aantal van deze jongeren een concreet uitstroomperspectief. Daarnaast, en zeer belangrijk in functie van een meer structurele en duurzame aanpak, besprak het agentschap Opgroeien de vernieuwde werking van de gemeenschapsinstellingen in het kader van de zogenaamde fase 2 van de uitvoering van het jeugddelinquentierecht. Binnen deze fase 2 is in een vernieuwde werking voorzien, met inzet van multi-expertise. De vernieuwde inhoudelijke werking van de gemeenschapsinstellingen gaat gepaard met een personeelsoefening om de werkdruk en de handelingsbekwaamheid van onze medewerkers te vergroten. Door nieuwe opdrachten rond langdurige trajecten komt ook het veiligheidsaspect van onze campussen meer in beeld, met de nodige inzet van middelen op dat vlak.
Het spreekt vanzelf dat we vanuit het kabinet mee zoeken naar de beste oplossingen voor de gestelde problemen, en we hebben inderdaad intussen overleg gehad met een delegatie vanuit de gemeenschapsinstellingen, inclusief Ruiselede. De besprekingen van de uitvoeringsbesluiten voor deze fase 2 komen in de volgende weken op de tafel van de Vlaamse Regering, waardoor er voldoende tijd is om de veranderingen, ook in het licht van de uitdagingen die zich met deze jongeren stellen, tijdig te ontwikkelen in functie van de opstart van deze tweede fase in september 2022.
Wat de doorstroom- en uitstroommogelijkheden betreft, sprak ik al over de investering in een veilig verblijf, maar we hebben recent ook de problematiek van het plaatsgebrek binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie, een federale bevoegdheid, op de agenda geplaatst van de interministeriële conferentie. Daarnaast blijft het mobiliseren van de brede jeugdhulp rond gedeelde verantwoordelijkheid bij zeer complexe, geblokkeerde trajecten een belangrijk instrument om partners mee te nemen in de gedeelde engagementen met betrekking tot deze jongeren. Deze maand starten drie projecten ‘de ideale wereld’, die net tot doel hebben om rond deze jongeren bij private voorzieningen uit diverse sectoren een nieuwe samenwerkingsdynamiek op gang te brengen.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het was uiteraard niet mijn bedoeling om in te gaan op een individueel geval, maar ik was daar wel door getroffen, omdat zulke extreem moeilijke en complexe gevallen toch een impact hebben op de hele werking van de instellingen, en niet alleen op de instelling zelf, maar ook op het personeel, op de andere jongeren die daar zijn geplaatst enzovoort. Men moet dus toch wel proberen om dergelijke zaken te vermijden. U hebt nu vandaag een aantal aankondigingen gedaan, maar we moeten eigenlijk op zoek gaan naar een structurele en duurzame oplossing. Het is ook niet de eerste keer dat deze problematiek hier aan bod komt, dacht ik. Er is het probleem van het plaatsgebrek, er is natuurlijk de werkdruk, en er is ongetwijfeld ook een personeelstekort. Het personeel is eigenlijk niet opgeleid om om te gaan met dergelijke extreem moeilijk gevallen. Ik hoop dus dat de initiatieven die u daarjuist hebt aangekondigd, daadwerkelijk impact zullen hebben op de hele problematiek en dat we in de toekomst dergelijk dossiers hier niet meer moeten aanhalen. Ik volg dit alles van nabij, ook zeker omdat het een instelling betreft die in mijn provincie ligt, alhoewel ik deze vraag ook zou stellen over andere instellingen. Wellicht samen met een aantal andere collega’s in deze commissie die deze problematiek opvolgen, wachten we op een duurzame, structurele oplossing.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, als die jongeren volwassen zouden zijn, zouden we hen ontoerekeningsvatbaar hebben genoemd. Dat is eigenlijk de problematiek waar het in dezen over gaat. Ik heb daarover in de vorige legislatuur al eens een aantal vragen gesteld en voorstellen gedaan aan minister Vandeurzen.
Er zijn immers jongeren met psychopathische kenmerken of een heel ernstige drugverslaving die elke therapie weigeren en keer op keer weer in een gemeenschapsinstelling belanden. Er is echter ook een heel kleine groep – dat zijn voorbeelden uit een rapport dat jeugdpsychiaters van de KU Leuven hebben geschreven, wij praten daar niet graag over – jongeren die licht tot matig verstandelijk gehandicapt zijn en die pedofiele of seksuele feiten plegen, en die telkens worden teruggestuurd naar hun voorziening. Dat zijn dus feiten die tot de verbeelding spreken en ons ongemakkelijk maken. Er is het voorbeeld uit dat rapport van een autistische jongere met een bijzondere interesse voor horrorfilms die dat dus ook echt in scène zet, bijvoorbeeld door een beschadigde hersenkwab. Zelfs met heel sterke medicatie blijven sommige van die jongeren toch agressie plegen.
Er moet worden ingezet op preventie en behandeling, maar we moeten ook durven te zeggen dat er ook een moment komt voor een hele kleine groep jongeren dat we hen echt tegen de maatschappij en de maatschappij tegen hen moeten beschermen. Ik vrees dat het voorbeeld waar de collega nu een vraag over stelt, een van die voorbeelden is. Minister, we hebben ervoor gepleit, maar dat is tot nu toe geen realiteit, om een aparte voorziening te maken die, zoals men dat noemt, ‘high security’ en ‘high care’ is. Dat is ook wat we nodig hebben, want vandaag gaan we ervan uit dat elke jongeren die in het jeugdhulp terechtkomt, toerekeningsvatbaar zou zijn als hij een volwassene zou zijn, en dat is gewoon niet waar, dat is niet de realiteit, dat zijn niet de feiten. Omdat we blijven doen alsof ontoerekeningsvatbaarheid niet bestaat als je minderjarig bent, verwachten we echter wel van onze hulpverleners dat ze daarop blijven anticiperen met de middelen die ze vandaag al hebben en die ontoereikend zijn. Minister, ik zou u dus willen vragen om werk te maken van zo’n voorziening, want ik denk echt dat dat nodig is.
Minister, ik heb nog een heel specifieke vraag. Misschien weet u daar nu het antwoord niet op, maar dan kunt u dat uiteraard nog bezorgen. Er is een probleem met het feit dat 80 procent van de jongeren die in de gemeenschapsinstellingen zitten, een psychiatrische of psychologische problematiek hebben. We hebben dus veel meer jeugdpsychiaters nodig, en een betere samenwerking met de jeugdpsychiatrie. Het is echter zo, of alleszins toch tot voor kort, voor zover ik weet, dat de jeugdpsychiaters in bijvoorbeeld De Grubbe als externe medewerkers worden beschouwd. Die hebben dus een toegangsbadge, maar hebben geen toegang tot het dossier van die jongeren in onze gemeenschapsinstellingen. Is dat probleem al aangepakt en opgelost? Hebben ze ondertussen al toegang tot die dossiers?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb een paar bijkomende vragen aan u. Ten eerste, klopt het dat er momenteel sowieso een serieus probleem is met bezettingen in de gesloten instellingen, en dat het niet alleen gaat, zoals tot nu toe bekend was, om jonge krachten, om mensen waarvan we weten dat er al jaren een probleem is om ze te houden, maar ook om ervaren mensen die nu uitstromen, mensen die al decennia werkten in de gesloten instellingen, in de jeugddelinquentie?
Ten tweede, de collega heeft het al aangehaald: er is inderdaad op zich een mogelijke oplossing voor deze jongeren, waarin wordt voorzien in het decreet betreffende de jeugddelinquentie. De collega omschreef het als ‘high security’. Wij vinden dat wat vreemd voor jongeren die evengoed slachtoffer zijn van zichzelf en echt moeten worden geholpen. (Opmerkingen van Lorin Parys)
Collega, ik ben aan het praten. Dank u wel.
Die ‘high security’ vinden wij een vreemde term voor jongeren die ook slachtoffer zijn van zichzelf. Die moeten echter wel worden geholpen. Als ik het me goed herinner, wordt in een oplossing voorzien tegen september 2022. Dat is een beetje laat, gezien de crisis die er op dit moment is. Minister, bent u bereid om dat te vervroegen, zodat de crisis die er op dit moment is, kan worden opgelost?
Ten derde heb ik een concrete vraag over het geval van die jongere in De Zande waar het om gaat, waarrond die zware crisis eigenlijk draaide. Die jongere is doorverwezen naar psychiatrische crisishulp gedurende drie weken. Klopt het, kunt u bevestigen dat die jongere daar intussen 18 is geworden en op dat moment zonder meer uit de psychiatrische crisishulp is gezet? Is dat gangbaar voor jongeren in zo’n situatie, en is dat inderdaad veilig, zowel voor de maatschappij als voor de jongere in kwestie? Want dat is dus iemand die in een zware crisis zit en die daarom in de gesloten instelling niet meer kon blijven leven, en die dan uiteindelijk – als ik het goed begrijp – op straat belandt. Kunt u daar omkadering en al dan niet bevestiging rond geven?
De heer Daniëls heeft het woord. U voelt zich geroepen om uw collega te verdedigen?
Het gaat niet om verdedigen, het is een genuanceerd onderwerp en daarom stel ik voor dat we toch genuanceerd spreken en geen dingen proberen af te schilderen die niet gezegd zijn.
Het gaat wel degelijk over een jongere met een hoog risico, maar ook met een hoge zorgnood, waar een specifiek team rond werkt. Vandaar dat collega Parys ook spreekt over ‘high risk, high care’. Het is niet juist dat de collega probeert om voor dergelijk kwetsbare jongeren het zo op flessen te trekken. Dat wou ik toch even nuanceren.
Dat is heel goed, collega, in dat geval gaat u het soort zorg bieden dat ik ook voorsta. (Opmerkingen)
Collega’s, laat ons verder doen. Een mens zou nog verlangen naar hybride vergaderingen. (Gelach)
Collega Parys, is het niet veel plezanter hybride dan online?
Ik vind het voordeel bij hybride dat je soms collega’s kunt dempen.
Wij kunnen hier zelfs alles uitschakelen.
Minister Beke heeft het woord.
Het was hier bijna een highsecuritycommissie. (Gelach)
Collega’s, ik denk dat het bij de woorden ‘high security’ en ‘high care’ gaat over hoe we ervoor kunnen zorgen dat in onze instellingen de nodige bescherming wordt geboden. Ik weet niet wat u vroeger met mijn voorganger, de heer Vandeurzen, hebt besproken daaromtrent – u mag me dat altijd bezorgen – maar het is de bedoeling dat een aantal zaken ook interfederaal verder worden opgenomen.
Ten tweede, wat onze capaciteit betreft: u weet dat wij voor de capaciteit ook heel wat bijkomende inspanningen hebben gedaan. Als ik vandaag naar onze gemeenschapsinstellingen kijk, dan zit de bezetting op ongeveer 72,5 procent. Dat geeft op zich wel ruimte om zich te organiseren.
Wat uw vraag betreft over de jeugdrechter en of die toegang heeft tot de dossiers: ik denk dat in principe begeleiders, psychologen, psychiaters onder het beroepsgeheim ook een aantal inlichtingen kunnen uitwisselen. U schudt van neen? Als daar een structureel probleem is, dan moeten we dat bekijken en zien hoe we daarmee kunnen omgaan. Uiteraard zullen er wel situaties zijn waar de zaken misschien ten individuelen titel fout lopen, maar ik zou dat toch niet willen veralgemenen.
Ik denk dat algemeen voor wat dan genoemd is ‘high risk, high care’ we in een volgende fase met de gemeenschapsinstellingen ook veel sterker moeten kunnen inzetten op die multi-expertise. Dat heb ik bij het begin van mijn antwoord ook al gesteld. Vaak gaat het over heel complexe problematieken waarbij alle puzzelstukjes samengelegd moeten kunnen worden om het probleem te kunnen aanpakken. Die multi-expertise is belangrijk. Dat is ten andere ook een van de vragen die vanuit het personeel zelf worden gesteld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.