Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Buysse heeft het woord.
Onlangs stelde Audit Vlaanderen zijn jaarverslag 2020 voor, waarin de reacties van de Vlaamse lokale besturen op de aanbevelingen van dit auditorgaan in kaart werden gebracht. De cijfers zijn op het eerste gezicht nogal hallucinant en zelfs ontnuchterend te noemen.
In 2020 volgde Audit Vlaanderen 224 aanbevelingen op bij 70 lokale besturen. Hieruit zou blijken dat minder dan de helft van deze lokale besturen, 41 procent, de auditaanbevelingen volledig opvolgde.
Aanbevelingen naar aanleiding van de thema-audit budgetbeheer, waarbij de financiële en frauderisico’s voor de lokale besturen beduidend groter zijn dan bij andere thema-audits, werden volgens Audit Vlaanderen door de lokale besturen te weinig gerealiseerd. Procentueel werden de aanbevelingen wat betreft deze thema-audit zelfs minder gerealiseerd dan de aanbevelingen uit andere thema-audits.
In vergelijking met de auditopvolgingen naar aanleiding van forensische auditrapporten lagen de opvolgingen dit jaar bovendien procentueel beduidend lager dan de vorige jaren.
Tot slot kan uit dit jaarverslag ook afgeleid worden dat er zelfs, zij het in beperkte mate, nog steeds lokale besturen zijn die zich binnen hun territorium blijkbaar onaantastbaar voelen en gewoon niets doen met de aanbevelingen.
Minister, hoe verklaart u deze geringe bereidheid van de Vlaamse lokale besturen om volledig gevolg te geven aan de objectieve en kwaliteitsvolle aanbevelingen van Audit Vlaanderen?
Wat zijn de knelpunten die de Vlaamse lokale besturen op dit ogenblik ertoe aanzetten om geen of geen volledig gevolg te geven aan de aanbevelingen? Op welke wijze en binnen welke termijn denkt u dat deze knelpunten kunnen worden weggewerkt?
Zult u ook ingrijpen bij de – als ik ze zo mag noemen – onwillige lokale besturen die deze auditaanbevelingen manifest naast zich neer blijven leggen? Indien ja, hoe zult u dat concreet doen?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u, mijnheer Buysse, voor uw relevante vraag. Laat me beginnen met te zeggen dat ik uw nogal uitgesproken negatieve lezing van de inspanningen van de lokale besturen – u was nogal kritisch in uw vraagstelling – wil nuanceren in mijn antwoord omdat ik denk dat het beeld toch iets minder zwartgallig is dan door u wordt geschetst of aangevoeld.
U weet dat wij heel hard willen inzetten op sterke lokale besturen. Zij zijn onze eerste partners. Een bestuur is maar sterk als het beschikt over een solide interne organisatie. Een audit is het sluitstuk om daartoe te komen. Een audit is een evaluatie van het systeem van organisatiebeheersing. Een audit onderzoekt of de organisatiestructuur, de manier van werken van een lokaal bestuur, voldoende solide is om de doelstellingen na te komen, de wetten en de procedures na te leven, fraude te voorkomen, efficiënt en economisch om te springen met de middelen. Dat is wat een audit doet. Een audit controleert op het einde van de rit of die organisatie soliede is, en of zij, qua organisatiebeheersing, een sterke partner is.
Omdat lokale besturen steeds meer taken, bevoegdheden en middelen beheren, heeft de Vlaamse overheid samen met de lokale besturen in 2014 beslist om de capaciteit voor externe audits te bundelen. Om dat doel te bereiken werd Audit Vlaanderen opgericht. Dat is eigenlijk een samenwerkingsverband van de lokale besturen.
Audit Vlaanderen kreeg de expliciete bevoegdheid om de organisatiematuriteit te evalueren en aanbevelingen hierover te formuleren. De concrete realisatie van de aanbevelingen is de verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. Het lokale bestuur moet op basis van de audit aan de slag gaan. Dat is belangrijk omdat de lokale besturen ook instaan voor de structurele financiering van Audit Vlaanderen via een voorafname uit het Gemeentefonds. Audit Vlaanderen is dus een instrument voor en door de lokale besturen.
De externe audit is ook expliciet ingebracht in een onafhankelijke organisatie, helemaal onafhankelijk en los van het toezicht. Dat is een cruciale voorwaarde om succesvolle audits te kunnen uitvoeren: er moet voldoende openheid en vertrouwen zijn bij de geauditeerde besturen. Lokale besturen moeten dus Audit Vlaanderen zien als een kritische partner in het realiseren van hun eigen organisatie en op een mature manier aan de slag gaan met de resultaten en de bevindingen van de audit.
Waar moet het debat gevoerd worden: wat zijn de resultaten van het auditrapport, zijn er verbetertrajecten aangewezen en hoe pakken we dat aan? Dat debat hoort thuis in de lokale democratie, in de gemeenteraad. Dat is perfect mogelijk. U weet dat want u bent lokaal actief. Lokale auditrapporten zijn openbare documenten die worden bezorgd aan de raadsleden en waarover een openlijk debat mogelijk is en moet zijn in de gemeenteraad.
Ik wilde even schetsen waar we staan en nu kom ik tot de realisaties, waarover uw vraag ging. Het is niet zo dat de lokale besturen niet bereid zijn om volledig gevolg te geven aan de aanbevelingen van Audit Vlaanderen, als je naar de cijfers kijkt. Het is vooral een probleem van tijdig realiseren of realiseren binnen de tijd die de lokale besturen zichzelf geven.
Audit Vlaanderen hanteert voor de opvolging van de aanbevelingen zes statussen: gerealiseerd, lopend, ontwerp, niets gedaan, risico aanvaard en niet meer van toepassing. Slechts vijf procent van de opgevolgde aanbevelingen kreeg de status ‘niets’: met vijf procent van de aanbevelingen werd er niets gedaan. Als ik in de gemeenteraad van die gemeente zou zitten, dan zou ik aan de oren van dat gemeentebestuur trekken en vragen waarom ze daar niets mee hebben gedaan. Een procent heeft het risico aanvaard. Dat kan een optie zijn: men weegt het risico af en men aanvaardt dat. Een procent zegt dat de aanbeveling niet meer van toepassing was. Dat is ook mogelijk. Als je over een op honderd spreekt, lijkt me dat niet onrealistisch. In totaal is zeven procent van de aanbevelingen op die manier aangepakt. Tien procent van de opgevolgde aanbevelingen kregen de status ‘ontwerp’. Het lokaal bestuur heeft al de eerste stappen gezet om de aanbeveling te implementeren en een plan of concept uitgewerkt.
Tweeënveertig procent van de opgevolgde aanbevelingen was ‘lopend’. De lokale besturen zijn dus volop bezig met de implementatie van de aanbevelingen. Eenenveertig procent heeft ze gerealiseerd. Als ik de laatste twee cijfers samentel, dan heeft drieëntachtig procent van de besturen de aanbevelingen uitgevoerd of is daar volop mee bezig. Dat is toch iets genuanceerder dan stellen dat de lokale besturen niet geïnteresseerd zijn in die audits. Verder heeft tien procent gezegd dat ze al bezig zijn en al een ontwerp van aanpak klaar hebben.
Volgens mij zit het probleem vooral in het tijdig afwerken. Sommige besturen maken een te ambitieuze schatting van de tijd die ze nodig hebben. Het gaat om een beleidskeuze: je moet beleidsmaatregelen nemen, zaken uitwerken, een gemeentelijk reglement maken, de administratie hervormen, soms mensen aanwerven en dergelijke meer. Lokale besturen zijn niet altijd realistisch in het tijdperspectief dat nodig is om zo’n audit op een goede manier te implementeren. Ze berekenen dat soms wat krap.
Daarom probeert Audit Vlaanderen meer dan vroeger te sturen in de richting van meer realistische streefdata. Iedereen wint daarbij. Dat is ook belangrijk voor het lokale bestuur en voor het gemeenteraadslid. Als je jezelf wijsmaakt dat je dat kunt rondkrijgen binnen de zes maanden, waar je realistisch anderhalf jaar nodig hebt… Het is beter dat je zegt dat je anderhalf jaar nodig hebt, dat je daarover rapporteert aan de gemeenteraad en dat het dan binnen anderhalf jaar klaar is. Audit Vlaanderen wil op dat vlak inspanningen doen ten aanzien van de lokale besturen om een realistischere inschatting te maken.
Ik heb daarbij de bedenking, mijnheer Buysse, dat er het voorbije anderhalf jaar ook andere zaken zijn geweest waar de lokale besturen mee bezig waren. Ik kan me inbeelden dat de reden waarom hier en daar de implementatie niet zo snel gebeurt, corona kan zijn. Tegelijkertijd doet Audit Vlaanderen enorme inspanningen om de lokale besturen mee te krijgen, bijvoorbeeld door de auditrapporten te integreren in de jaarlijkse rapportering over de organisatiebeheersing. Het agentschap monitort steekproefgewijs. Sinds 2021 neemt het bovendien tijdens elke audit bij een lokaal bestuur zowel de evaluatie van de aanpak van organisatiebeheersing als de opvolging van de aanbevelingen onder de loep. Op die manier krijgen honderd lokale besturen jaarlijks een rapport over wat ze gedaan hebben met de vorige aanbevelingen. Dat rapport komt opnieuw op de gemeenteraad. Opnieuw wordt een schepencollege dat niet snel genoeg gewerkt heeft, geconfronteerd met een te trage implementatie van die audits.
Daar waar er onvoldoende opvolging is, zal Audit Vlaanderen bijkomende audits uitvoeren. Als het lokaal bestuur de aanbevelingen niet snel genoeg implementeert en niet ernstig genoeg neemt, komen er bijkomende audits die het lokaal bestuur triggeren om sneller te werken. Indien dit niet gebeurt, blijft Audit Vlaanderen dit opvolgen door middel van thematische audits in verband met thema’s en processen waar te weinig beweging in komt. Voorbeelden zijn de opvolging van de meerjarenplanning of de informatiebeveiliging. Dat zijn typisch thematische audits die er komen als Audit Vlaanderen aanvoelt dat er te weinig reactie op de audits komt.
Na een reeks audits wordt een globaal rapport opgesteld met overkoepelende vaststellingen die in verband met veel lokale besturen worden gedetecteerd. Daarin is ook een benchmark terug te vinden, wat de lokale besturen opnieuw triggert. Een lokaal bestuur zit niet graag onderaan in een benchmark. Een lokaal bestuur wil minstens in het midden en liefst vooraan in het peloton zitten. Een slechte score in een benchmark triggert om aan de slag te gaan. Dit geeft de gemeenteraadsleden en zeker de gemeenteraadsleden van de oppositie instrumenten om het vingertje te zwaaien en op het bijkomend werk te wijzen.
In 2021 heeft Audit Vlaanderen toenemende aandacht geschonken aan de sensibilisering van de lokale politieke mandatarissen. Dit moet ertoe leiden dat die mandatarissen de aanpak van de organisatiebeheersing door het management actief opvolgen. Hiervoor wordt gezorgd door een samenwerkingsverband tussen Audit Vlaanderen, de provinciale bestuursscholen en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Zo heeft recent een webinar voor politieke mandatarissen over de monitoring van het meerjarenplan plaatsgevonden. Op die manier worden de lokale mandatarissen meer gewapend en gefocust op de audits van de processen en de organisatiebeheersing.
De vraag is hoe het verder moet. Dat is een onderdeel van de lokale democratie, maar er zijn uitzonderingen. Als uit een auditrapport blijkt dat er ernstige rechtsschendingen zijn, is het evident dat niet enkel de lokale democratie moet functioneren. Op die momenten wordt de informatie door het Agentschap Binnenlands Bestuur met de provinciegouverneur gedeeld. De gouverneur kan ten aanzien van het lokaal bestuur stappen zetten om de aanbevelingen te realiseren die voortvloeien uit de audits die op ernstige rechtsschendingen wijzen. In die gevallen moet de hogere overheid actief worden. In andere gevallen speelt vanuit mijn perspectief de lokale democratie voluit.
Mijnheer Buysse, ik hoop dat dit antwoorden zijn op uw terechte, maar iets te negatief ingekleurde vraag om uitleg over de bereidheid van de lokale besturen om de audits ter harte te nemen.
De heer Buysse heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U hebt een aantal keren vermeld dat het geen kwestie van politieke onwil is, maar dat het soms niet mogelijk is de zaak tijdig te regelen. Beschikken de lokale besturen naar uw aanvoelen over voldoende mankracht en expertise om de aanbevelingen te plaatsen en te implementeren? U hebt over webinars gesproken, maar misschien moeten nog meer initiatieven worden genomen. U hebt veel gesproken over wat Audit Vlaanderen doet, maar wat moet ter plaatse nog meer gebeuren?
Is ooit overwogen de gemeentebesturen te belonen voor de mate waarin ze de aanbevelingen implementeren? Ik heb het dan niet over het sanctioneren van de slechte leerlingen, maar over het belonen van de goede leerlingen. Wordt die werkwijze al gevolgd of kunt u dit eventueel onderzoeken?
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, niemand twijfelt aan het waardevol instrument dat Audit Vlaanderen is. We mogen de impact op de lokale besturen zeker niet onderschatten. Ik heb, net als u in uw uitgebreid antwoord, een veeleer positief gevoel bij dit alles. De meeste lokale besturen gaan heel actief aan de slag met de rapporten die ze ter inzage krijgen.
Maar ik denk ook, en ik voel dat ook zelf heel duidelijk dagelijks aan, dat niet alleen het tijdspad een probleem kan zijn, maar vooral het personeel. Er is hier al naar verwezen. Zeker voor de kleinere organisaties is het toch niet evident om de nodige manschappen te vinden voor alle taken die ons worden opgelegd op lokaal niveau, om die dingen te realiseren.
Minister, als extra vraag had ik opgeschreven of u nog extra uitdagingen zag voor Audit Vlaanderen om beter in te spelen op de noden van de lokale besturen, maar u hebt daar duidelijk voorbeelden over aangeven waarmee u in de toekomst aan de slag kunt gaan.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij wat collega Van Miert zegt. Op die manier wil ik toch ook de minister bijtreden dat we de audit als een waardevol instrument moeten zien. Ik denk niet dat het de ambitie kan zijn om naar een 100 procent-opvolging van die aanbevelingen te gaan. We weten allemaal dat we niet in de ideale wereld leven, dus ik denk wel dat we kritischer moeten zijn. We moeten absoluut inzetten om het zo veel mogelijk te doen en om die aanbevelingen op te volgen. Anderzijds moeten we ook realistisch zijn en weten dat wij op een kort tijdbestek geen 100 procent-opvolging van al die aanbevelingen kunnen doen. Minister, hoe kan dat misschien toch wat opgekrikt worden met een betere begeleiding?
Collega Van Miert haalde het daarnet ook aan en het is al een beetje een opstap naar de volgende vraag: In welke mate zijn de lokale besturen uitgerust om ook soms wat technische aanbevelingen, de interne organisatie daadwerkelijk ook op een vaste manier op te volgen? Minister, is dat ook gerelateerd aan de grootte van de gemeente? Hebt u daar al een onderzoek naar gedaan? In welke mate kan in de schaal van de gemeente eventueel een verklarende factor zitten in verband met de opvolging van de aanbevelingen van Audit Vlaanderen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Buysse voor het stellen van deze toch wel terechte vraag. Minister, u hebt een ruim antwoord gegeven en u hebt in het antwoord ook wel de klemtoon gelegd op de rol die de lokale democratie moet spelen in de opvolging en het aanvuren daarvan. Ik wil daar toch iets dieper op ingaan. Ik heb natuurlijk geen zicht op iedere gemeenteraad in Vlaanderen, maar het is natuurlijk vaak een eigenschap van onszelf, van politici, dat we ons soms een beetje laten leiden door de zaken die wat spectaculairder zijn, die politiek eventueel heel aantrekkelijk zijn om mee aan de slag te gaan, misschien soms ook incidenten die voorvallen. De hoofdzaak van het auditwerk is natuurlijk om structurele antwoorden te geven en daar ook structureel mee aan de slag te gaan voordat er incidenten voorvallen. Ik vraag me af of u zelf nog manieren ziet om de animo daarrond structureel, in een gemeenteraad en in een college, voldoende op peil te houden om een aantal dingen te blijven aanvuren, want we kunnen hier schetsen dat het soms ook te maken heeft met begrenzingen van ambtenaren die men daarvoor kan inschakelen. Het zijn natuurlijk ook allemaal politieke keuzes. De vraag is ook altijd wie je waarvoor inzet en wat er prioritair is voor een lokaal bestuur. Ik kan me voorstellen dat dit vaak ook een van de zaken is die bewust of onbewust naar de achtergrond verdwijnt, zeker in crisisperiodes zoals het voorbije jaar, maar ook in andere tijden. Minister, ziet u manieren om de werking rond audit en alles wat daar uitkomt iets hoger op de agenda van de lokale democratie te krijgen of kijkt u daarvoor enkel en alleen naar de lokale mensen zelf?
Ik wens zelf ook heel even aan te sluiten, omdat ik het een zeer interessante vraag vind, de tussenkomsten van de collega’s ook, maar in het bijzonder ook het antwoord van de minister. Wat Audit Vlaanderen binnen onze lokale besturen doet, is zeer zinvol en zeer nuttig. Ik draai al langer mee, ook wat lokale politiek betreft. Ik heb de Vlaamse overheid zien evolueren van een inspecterende overheid naar – ik zou bijna zeggen – een begeleidende, een sturende overheid.
Ik denk dat dat zeer sterk gewaardeerd wordt, toch zeker door degenen die het verschil in aanpak gemerkt hebben. Zoals collega Van den Heuvel zegt, heeft dat natuurlijk veel te maken met beleidsvoerend vermogen. Ik ben ervan overtuigd dat de juiste cijfers voorliggen, waar de heer Buysse het negatieve uithaalt, ik denk niet dat dat met kwade bedoelingen is. Maar Rome is niet in één dag gebouwd, de aanbevelingen worden zeer serieus genomen. Het is inderdaad een prachtige hefboom om het debat in de gemeenteraad aan te zwengelen. Ik zie er alleen maar positieve elementen in.
Minister Somers heeft het woord.
Een heel interessant thema, een interessante vraag van de heer Buysse en reacties erop. Het valt onder de maturiteit van organisaties om zich te onderwerpen aan audits. Ik zit ook al een tijdje in de politiek, voorzitter. Dat is toch wel een instrument dat in mijn beginjaren niet bestond. Het was een onwillig instrument, vandaag heeft het nog te vaak een negatieve perceptie. Een audit wordt vaak geïnterpreteerd als ‘er is daar iets aan de hand, er is daar iets fout gelopen’. Het komt vaak in een pejoratieve sfeer terecht.
Maar volwassen organisaties moeten zich regelmatig laten doorlichten. Ze moeten zich kwetsbaar durven opstellen en vooral leren. Dat moeten we allemaal samen in gedachten nemen. Het is een gezond sluitstuk voor de organisatie. Zit het basic goed of niet?
Mijnheer Buysse, ik denk niet dat er veel onwil is bij de lokale besturen om hiermee aan de slag te gaan. Ik sluit het ook niet helemaal uit, misschien is er hier en daar wel een bestuur dat een audit krijgt die niet echt bevalt en daar niet mee aan de slag gaat. Dat er af en toe gebrek aan politieke wil of zelfs onwil is, ga ik niet helemaal tegenspreken. Als u mij in algemeen termen vraagt of er bij lokale besturen een attitude leeft van terughoudendheid om aanbevelingen te implementeren en gewoon stof te laten vergaren, dan zeg ik neen.
Ik denk dat het instrumentarium dat Audit Vlaanderen de voorbije jaren ontwikkeld heeft van dien aard is dat het steeds moeilijker wordt voor een lokaal bestuur, zelfs als de oppositie wegkijkt en te weinig actief is, om dat zomaar naast zich neer te leggen. Sinds 2021 publiceert Audit Vlaanderen al zijn rapporten op zijn website, waardoor ze nog meer en duidelijker ontsloten worden. Ze worden zo toegankelijk voor alle gemeenteraadsleden en voor alle burgers.
Het animo, mijnheer Vaneeckhout, Audit Vlaanderen doet al heel veel. Ze organiseren studiedagen, doen aan opleidingen, benchmarken, werken met best practices, hebben thema-audits. Het instrumentarium en de inzet zijn heel groot. Het is aan de volwassenheid van de lokale mandatarissen om dat probleem vast te pakken.
Wat Audit Vlaanderen ook doet, telkens als er een rapport is, is terugkoppelen met het managementteam van het lokale bestuur. Die ervaringen, met de topambtenaren van het lokale bestuur, zijn volgens Audit Vlaanderen door de bank genomen, positief.
De vraag naar capaciteit van de collega’s Buysse, Van den Heuvel en anderen is relevant. Dat kan misschien wel een probleem zijn, zeker als het meer technische audits betreft en technische implementatie, is de knowhow van de eigen administratie niet altijd adequaat genoeg om op elke audit een antwoord te geven. U herinnert zich dat bij de fusieoperaties – collega Van den Heuvel kan u daar uitvoerig over onderhouden, hij heeft daar een heel actieve rol in gespeeld – bestuurlijke kwetsbaarheid vaak een van de argumenten was om aan fusies te denken.
Vooral eenmansdiensten zijn kwetsbaar. Zij vormen niet noodzakelijk het beste antwoord op een bestuurlijke uitdaging. Daar speelt dat zeker af en toe een rol. Daarom geven we de kans om vrijwillig te fusioneren. Ook de regiovorming kan daar een platform aanreiken dat misschien die kwetsbaarheid of het gebrek aan capaciteit kan opvangen.
De vraag naar belonen is natuurlijk een sympathieke vraag. Hoe meer we kunnen belonen, hoe beter. Maar het is een beetje een rare context omdat de lokale besturen zelf Audit Vlaanderen organiseren. Zij zeggen dat zij voor zichzelf audits willen doen omdat zij daarvan willen leren. Als je zelf iets in elkaar steekt om jezelf te verbeteren en als je dan luistert naar wat er gezegd wordt, moet dat dan beloond worden? Ik heb, in alle eerlijkheid, mijn kinderen zo niet opgevoed. Ik moet ze toch niet belonen voor de target die ze zichzelf hebben gesteld? Dan word je misschien wel een heel genereuze en sympathieke vader. Ik zie mij niet in de rol van vader ten opzichte van de lokale besturen, maar dit is echt wel een element: dat lokale besturen zich inzetten om hun eigen organisatiebeheersing op peil te houden, om de keuzes die ze zelf hebben gemaakt te bereiken. Alleen waar er zware rechtsovertredingen zijn, moeten we natuurlijk met de gouverneur ingrijpen, maar voor de rest is dat echt wel het werk dat men op lokaal niveau moet doen.
Mijnheer Buysse, als we dan toch naar beloningen zoeken: misschien kan de beloning erin bestaan dat in de openbaarheid en in de benchmarking die gemeenten bovendrijven die op een heel goede manier audits hebben geïmplementeerd. U moet weten: voor een burgemeester is het altijd heel plezant dat hij in een ranking bovenaan staat en dat zijn gemeentebestuur bovenaan staat. Daar haalt hij heel veel trots uit. Dan wordt hij door zijn eigen lokale bestuur vaak gezien als een goeie. Dat is belangrijk, zeker in 2024.
In 2024 en in alle jaren daarvoor.
De heer Buysse heeft het woord.
We zullen het niet over pedagogie hebben vandaag. Daarvoor is mijn ene minuut te kort. Maar ik stel wel vast, minister, dat u eerst zegt dat die beloning een beetje zot is, maar op het einde van uw tussenkomst begint u toch een aantal van die systemen voor te stellen. Met alle plezier.
Dank ook voor de wijze woorden van de collega’s. Daaruit blijkt dat iedereen vandaag de waarde inziet van een dergelijke audit. Maar het is natuurlijk afhankelijk van wat ermee gebeurt voor de lokale besturen.
Minister, ik onthoud vooral dat u toch erkent dat er hier en daar een probleem kan zijn met de capaciteiten van het personeel. Ik hoop dat u daar de komende maanden of misschien bij de volgende beleidsverklaring met ideeën voor de dag komt. We zullen dan, samen met de vorige interpellant, collega Sintobin, binnen een jaar afspreken. Tegen dan zal het jaarverslag 2021 van de persen rollen. Dan kunnen we eens bekijken hoe het ervoor staat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.