Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
In het regeerakkoord werd afgesproken dat de digitalisering van de cultuursector een aandachtspunt blijft en ook in uw beleidsnota hebt u daar een en ander over gezegd. We hadden niet kunnen vermoeden dat dit allemaal nog wat versneld zou worden door de crisis die nog niet helemaal bezworen is, maar goed. In uw beleidsnota sprak u ook over een complete verandering van cultuurproductie. Culturele organisaties moeten gaan innoveren en daarbij de gebruikers vooropstellen. Er stond daar ook een zinnetje – ik ga het niet allemaal voorlezen – maar het is een interessante zin: “Ik geef mijn administratie de opdracht om strategisch beleid rond de digitale transformatie van de cultuursector i.s.m. VIAA, publiq en Cultuurconnect te operationaliseren (…) en daarbij initiatieven te ontwikkelen met een concrete en meetbare output en maatschappelijke meerwaarde. (…)”
Ook in het relanceplan van de Vlaamse Regering ‘Vlaamse Veerkracht’ is digitalisering een van de strategische beleidslijnen en in het kader daarvan worden er in de cultuursector meerdere projecten opgezet. Zo bijvoorbeeld een project rond informatiedoorstroming en koppeling van databanken waarbij het departement Cultuur, Jeugd en Media een conceptueel uitwisselingsplatform wil opzetten en operationaliseren waarop de cultuurproducenten data gaan aanleveren en de cultuurparticipanten dat dan allemaal kunnen raadplegen. Data, dat wordt dus een heel belangrijke zaak.
Ik heb daarover al een paar vragen. Ik kom dan straks nog bij Podium 19.
Wat is de stand van zaken van dit project en welke zijn de concrete doelstellingen?
Wie wordt bij de uitwerking van dit project uiteindelijk betrokken?
Wat is de samenhang met het Digitaal Podium van Cultuurconnect, waar ik eerder al vragen over gesteld heb? En wat is de samenhang met de UiTPAS?
Is het de bedoeling dat het departement eigenaar en dus beheerder wordt van dat uitwisselingsplatform?
Naast de projecten uit het relanceplan zijn er tijdens de pandemie noodgedwongen stappen gezet in de digitalisering – ik zei het al. Heel wat organisaties hebben hun activiteiten online gezet, onder andere via streaming. Podium 19 gaf daar een extra boost aan als tijdelijke televisiezender. Heel wat podiumkunstenorganisaties hebben op die manier de kans gekregen om zich te tonen aan een heel groot publiek. We hebben dat eindrapport hier voorgesteld gekregen en we lezen dat de initiatiefnemers zeker nog mogelijkheden zien in een vervolg op deze zender omdat een digitaal aanbod mogelijkheden biedt om net een nieuw publiek te bereiken en participatiedrempels kan verlagen.
Ik zal misschien meteen zeggen hoe ik daarop gereageerd heb toen het rapport hier werd voorgesteld. Ik denk dat de VRT daar een rol zou kunnen spelen, maar wel in het kader van haar bestaande opdracht om cultuur te brengen op radio en televisie. Er bleken toch wel wat ‘lessons learnt’ uit dat rapport. Die moeten natuurlijk meegenomen worden.
Het hoeft niet een exacte kopie te zijn van wat het was. Laten we daarop voortwerken, maar dat is ons idee. Ik zou daar ook graag uw idee over kennen, want u was er natuurlijk niet bij op de hoorzitting.
Wat is uw mening als minister van Cultuur over de evaluatie van Podium 19? Gaat u de bevindingen van dat rapport ook meenemen in het traject met betrekking tot de digitalisering van de cultuursector? En zo ja, op welke manier? Welke partners worden hier dan bij betrokken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dit is een hele boterham, mevrouw Brouwers, ik heb dan ook een heel uitgebreid antwoord, want er zijn veel aspecten aan die vraag.
Wat is de stand van zaken van het project, en welke zijn de concrete doelstellingen? Om de digitale transformatie van de cultuursector strategisch aan te pakken en de operationalisering te faciliteren, ging het departement CJM in 2020 in zee met Digitaal Vlaanderen. Als eerste stap werd daarom deze preanalyse uitgevoerd die zowel een probleemstelling scherp stelde als een strategisch kader formuleerde.
Volgende elementen duiden de uitdaging van de huidige stand van zaken op het vlak van digitale transformatie in de cultuursector. Er bestaat een historisch gegroeide verkokering. Dat is één vaststelling, één uitdaging. En de andere is: er is onvoldoende aandacht voor digitale transformatie.
Wat die historisch gegroeide verkokering betreft: het digitale tijdperk stelt de cultuursector voor een aantal uitdagingen die het noodzakelijk maken om te evolueren vanuit de historisch gegroeide verkokering naar een netwerkmodel over sectoren en doelgroepen heen. In de afgelopen jaren heeft digitalisering in de cultuursector een veranderingsproces op gang gebracht. De sector en de overheid namen reeds meerdere initiatieven die ondersteuning boden in dit proces. Deze initiatieven gebeurden echter niet op een gecoördineerde manier, wat leidde tot versnippering. Ze lossen wel een deelprobleem op of bedienen een specifieke doelgroep, maar door een gebrek aan een gecoördineerde aanpak wordt het volle potentieel van deze initiatieven niet gerealiseerd. Dat is de eerste uitdaging.
De tweede is onvoldoende aandacht voor digitale transformatie. De stap van visie naar strategie en proces ontbreekt. Momenteel zijn er evenmin verantwoordelijke actoren aangeduid voor verdere implementatie, noch is er een duidelijke rolverdeling voor de verdere uitrol. Er ontbreekt, met andere woorden, een governancestructuur. Het ontbreekt eveneens aan monitoring- en evaluatiesystemen, inclusief een nulmeting, om acties of reeds ondernomen acties op te volgen en daaruit te leren.
Daarnaast reikte de preanalyse een algemeen strategisch kader aan. De nadruk ligt daarbij op de architecturale coherentie tussen de digitaliseringsinitiatieven, de data-architectuur en de nodige aansturing. Concreet gaat het om de volgende uitgangspunten.
Een, datagedreven dienstverlening. Met een datagedreven beleid willen we door het samenbrengen van data en doorgedreven data-analyses meer waarde uit de beschikbare data halen om de toepassingsmogelijkheden ervan te vergroten.
Twee, ontzorgen en de ondersteuning van de operationele dienstverlening van de sector. Zowel op technisch vlak als op het vlak van opleidingen, handleidingen en tools. Ik denk dat we daar ondersteunend moeten optreden.
Drie, internationale afstemming om de wisselwerking tussen het Vlaamse en internationale beleidsniveau te maximaliseren, met het oog op een sterker beleid en een sterkere sector.
En vier, procesoptimalisatie. Dat moet leiden tot efficiëntiewinsten, kostenbesparing en samenwerkingsmodellen waarbij samenwerking moet worden begrepen als een netwerk van partners die processen end-to-end ondersteunen. Dat kan op basis van een duidelijke verdeling van rollen en verantwoordelijkheden. Beide principes hebben een transversale impact op de bovenliggende pijlers.
Dit algemeen kader biedt een werkbaar kader dat via projecten geïmplementeerd kan worden. Het relanceplan Vlaamse Veerkracht brengt hierin de nodige prioriteiten aan. ‘Doelgericht digitaal transformeren’ is een eerste project dat, vanuit de preanalyse, een concrete invulling geeft aan een datagedreven dienstverlening, het ondersteunen van een volledig dienstverleningsproces en het uitbouwen van een organisatorisch netwerkmodel.
U verwijst in uw vraag naar twee projecten die ontwikkeld worden in het kader van het relanceplan. Gezien het belang ervan voor de operationalisering van de algemene strategie ga ik graag verder in op die twee projecten.
Het eerste is het project ‘Doelgericht digitaal transformeren’. Dat project werd de vorige maanden scherp gesteld door de uitwerking van een businesscase. Het departement CJM werd hierin begeleid door Digitaal Vlaanderen en de culturele sector werd hierbij maximaal betrokken. Het project wil de brede waaier van het culturele aanbod verbinden met geïnteresseerde cultuurparticipanten, om zo de cultuurparticipatie te verhogen en een impuls te geven aan een datagedreven beleid.
De focus ligt daarbij op gegevensontsluiting via standaarden. Het project stimuleert op die manier de digitale innovatie door middel van samenwerking en verbreding. Tevens worden open innovatie en marktbetrokkenheid gestimuleerd.
Standaardisatie ligt dus aan de basis van dit open ecosysteem. Een semantische standaard maakt het delen en uitwisselen van data tussen de verschillende stakeholders gemakkelijker. Het brengt eveneens een efficiëntiewinst met zich mee als de data in verschillende processen gebruikt kunnen worden. Om die reden zal in eerste instantie de OSLO-methodologie (Open Standaarden voor Linkende Organisaties) toegepast worden om data in functie van activiteiten en participatie te standaardiseren.
In tweede instantie is het nodig dat die standaardisatie in het ecosysteem toegepast kan worden, dus dat alle betrokken partijen die standaarden kunnen hanteren en dat de informatiearchitectuur toelaat dat data automatisch van de ene applicatie naar de andere vloeien. Om dat te faciliteren, zal er met het concept van bouwstenen gewerkt worden. Het is zo dat binnen het culturele landschap er al databanken en applicaties beschikbaar zijn die het databeheer faciliteren. In uw vervolgvragen haalt u alvast twee organisaties aan die voor dit project belangrijke componenten kunnen aanleveren.
Die reeds bestaande bouwblokken werden voor deze businesscase in kaart gebracht. Waar mogelijk, wordt verder gewerkt op bepaalde bouwstenen. Waar nodig, worden nieuwe bouwstenen uitgewerkt. In de businesscase worden de bouwblokken beschreven waarvan de bruikbaarheid verder onderzocht moet worden. Dat gaat onder meer over UiTiD en UiTdatabank en digitaal podium.
In eerste instantie zal er onderzocht worden hoe die bouwblokken kunnen worden ingezet in de algemene architectuur en welke aanpassingen daarvoor nodig zijn om de ambities van het project te realiseren. Op die manier wordt verzekerd dat er verder gewerkt wordt op de relevante realisaties in de cultuursector, maar worden de initiatieven in een strategisch kader geplaatst dat de verdere digitale transformatie van de cultuursector ondersteunt. Het werken aan die bouwstenen zal via addenda aan beheersovereenkomsten aangestuurd worden in het project ‘doelgericht digitaal transformeren’.
Dan kom ik bij het tweede project: ‘koppeling databanken en betere informatiedoorstroming’. Dat project draagt op zijn beurt bij aan het uitwerken van een overkoepelende informatiearchitectuur. Het project geeft invulling aan de verdere implementatie van het algemene kader in 2022 waarvoor het departement CJM en Digitaal Vlaanderen structureel samenwerken. Met dit project worden complementair aan ‘doelgericht digitaal transformeren’ stappen vooruit gezet. Via ‘doelgericht digitaal transformeren’ wordt een deel van de digitale basisinfrastructuur vormgegeven. Er zijn echter tal van culturele digitale processen die buiten beeld blijven en die via deze iteraties opgenomen kunnen worden. Dit flankerende project heeft als doel om processen te prioriteren en de informatiearchitectuur daarvoor uit te werken als opstap naar toekomstige digitaliseringsinitiatieven.
Als we de digitale transformatie van de cultuursector willen stimuleren, is het cruciaal om de relevante – culturele, maar ook andere – organisaties maximaal te betrekken om met de nodige gedragenheid de geschetste overkoepelende visie te realiseren in alle deeltrajecten. Dat is belangrijk om de taakstellingen en technische ondersteuning die deze organisaties bieden, maximaal in de strategie in te bedden, maar ook om ervoor te zorgen dat projecten compatibel met de strategie en onderling afgestemd kunnen worden uitgevoerd.
In het kader van ‘doelgericht digitaal transformeren’ werden de relevante bovenbouwspelers en alle culturele subsectoren betrokken. Aan de hand van interviews en focusgroepen werd een contextanalyse uitgevoerd. Er werd bij de verschillende betrokken partijen gepeild naar de verwachtingen met betrekking tot het project en de reeds bestaande bouwblokken werden geïdentificeerd. Tevens werden er werkgroepen georganiseerd. Tijdens die werkgroepen werden de verworven inzichten uit de interviews en focusgroepen toegelicht, werd feedback verzameld met betrekking tot de opgestelde ‘use cases’ en werd het resultaat van de businesscase besproken.
In de projectuitvoer wordt er eveneens gestreefd naar maximale betrokkenheid. Dat zal gebeuren via werkgroepen, samengesteld uit leden die de verschillende stakeholders en gebruikers van de toepassing vertegenwoordigen. Daarnaast fungeert een klankbordgroep als een strategische reflectiegroep, zodat er voldoende draagvlak behouden blijft, die de samenwerking met alle stakeholders, zowel intern als extern, zal versterken.
Uiteraard wordt er eveneens maximaal afgestemd met Digitaal Vlaanderen, wiens methodologische expertise instaat voor afstemming met de Vlaamse strategie met betrekking tot digitale transformatie.
Zoals ik al heb aangegeven, is het pilootproject ‘Digitaal Podium’ een bouwsteen dat in het project ‘doelgericht digitaal transformeren’ past. Dit betekent concreet dat de data die het Digitaal Podium zal opleveren in andere processen en toepassingen bruikbaar moeten zijn. De voorwaarde is dat ze gestandaardiseerd moeten zijn. De data moeten, met andere woorden, voldoen aan de specificaties die de methodologie voor Open Standaarden voor Linkende Organisaties zal opleggen. De concrete relatie bestaat erin dat het Digitaal Podium als testcase zal fungeren om de te ontwikkelen OSLO-standaarden uit te testen.
Mijn antwoord op de vraag wat de samenhang met www.uitinvlaanderen.be en met de UiTPAS is, is grotendeels hetzelfde. Ook de UiTdatabank en de UiTiD zijn bouwstenen die in het licht van de algemene strategie verder kunnen worden ontwikkeld.
Het project ‘doelgericht digitaal transformeren’ ijvert tegen een harde afhankelijkheid van de producten die door een organisatie worden beheerd. Alle vormen van monopolies, zowel van culturele spelers als van marktspelers, worden tegengegaan. Alle data worden op een vendorneutrale manier in het uitwisselingsplatform geaggregeerd. Op die manier kunnen verschillende, al dan niet culturele, organisaties op dit platform verschillende use-cases ontwikkelen.
Omwille van de onderliggende filosofie betreffende het ecosysteem is het cruciaal dat een gedeelde verantwoordelijkheid voor en een gedeeld beheer van het uitwisselingsplatform worden gecreëerd. Het project ‘doelgericht digitaal transformeren’ moet duidelijk maken welke toegang het departement CJM tot deze data heeft. Het lijkt me niet wenselijk het departement CJM de exploitatie van het uitwisselingsplatform te laten opnemen. De vraag is niet zozeer of het departement CJM eigenaar of beheerder is. De vraag is veeleer in welke mate het departement CJM een regierol in de digitale transformatie kan opnemen. Vanuit die optiek wil ik onderzoeken hoe het onderscheid tussen de investerings- en exploitatiekosten met betrekking tot dergelijke platformen kan worden vormgegeven en welke rol het departement CJM hierin kan opnemen.
Wat Podium 19 betreft, kan ik gemakkelijk verwijzen naar wat ik op 17 juni 2021 in deze commissie heb verklaard: “Ik zal het Departement CJM vragen om een gesprek aan te gaan met de initiële initiatiefnemers om te peilen naar hun bereidheid om een kader op te zetten voor een eventuele voortzetting op structurele basis en om mij daarover verslag uit te brengen, met inbegrip van de modaliteiten en voorwaarden die daartoe moeten vervuld zijn, niet het minst natuurlijk op budgettair vlak. Dat onderzoek vergt uiteraard enige tijd, zeker nu iedereen in de cultuursector in de eerste plaats en gelukkig maar bezig is met de heropstart van de reguliere publieke werking. Ik zal hierop terugkomen na het zomerreces, ter gelegenheid van de beleids- en begrotingstoelichting Cultuur voor 2022.”
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, het was een uitgebreid, maar interessant antwoord. Ik heb al gezegd dat digitalisering de toekomst is. We hebben net nog een resolutie over de digitalisering in de EU goedgekeurd. We zien dat overal terugkomen. Digitaal Vlaanderen speelt een grote rol in dat verhaal. Ik heb het eindrapport, de preanalyse en de publicatie van de business case met betrekking tot digitale transformatie op de website teruggevonden. Dat zijn natuurlijk technische documenten. Het is voor ons moeilijk om dat technisch te beoordelen. Ik ben geen ICT-specialist. Ik zou u willen vragen om de drie organisaties die u in uw beleidsnota hebt vermeld, namelijk publiq, Cultuurconnect en het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA), een belangrijke rol te geven.
Ik ben tevreden dat u op het einde van uw antwoord hebt verklaard dat u niet wilt dat het Departement CJM een te exclusieve rol zou spelen. Misschien moeten we werken met stuurgroepen waarin de belangrijkste betrokkenen met hun expertise samenzitten. Dat is het operationeel werk. We vragen vooral dat de leiding niet ergens in één hand zou zitten. Het gaat om belangrijke data en dit moet op een goede manier worden aangepakt.
We zien ook dat die businesscase voortbouwt op wat er al bestaat, en dat is zeer belangrijk. In die zin huiveren wij toch een beetje voor zo’n centrale, externe dienstverlener die dan via dure consultants opdrachten bijeen gaat verzamelen onder regie van het departement. Ik denk dat we moeten zorgen dat de sector daar echt voldoende bij betrokken is. Maar we zullen daar zeker nog op terugkomen, want het is allemaal zo ver nog niet. Een en ander is ook nog in aanbesteding. Er gebeurt ook heel veel, dat blijkt ook uit uw antwoord.
Maar ik wil toch nog even terugkomen op Digitaal Podium. Dat is niet hetzelfde als Podium 19, maar het is soms verwarrend. Digitaal Podium is het verhaal rond de ticketing, waar ik al meermaals vragen over heb gesteld. U weet dat wij geen grote believers waren van de eerste aanpak van het project. Men heeft dat dan wat bijgestuurd. Maar wat wij daarin belangrijk vinden, is dat de vele dynamische Vlaamse bedrijven die daar al dienstverlening geleverd hebben – op een goede manier, rechtstreeks aan de spelers, ze willen meedoen aan de verdere concepten – in dat grotere geheel niet weggeconcurreerd dreigen te worden door goedkopere buitenlandse bedrijven. Daar willen we echt voor waarschuwen. Misschien leidt dat uiteindelijk ook tot een minder goede dienstverlening.
In dat opzicht heb ik de vraag wie dat lastenboek schrijft voor Digitaal Podium, voor dat pilootproject. Welke consultants worden daarbij betrokken en welke achtergrond hebben die? En zijn die dan wel volledig neutraal, hebben die geen enkele werkrelatie met een leverancier van een ticketingsysteem, eventueel in het buitenland? Ik denk dat dat zeer goed moet worden nagekeken.
Als het pilootproject dan tot stand komt, wat zijn dan uiteindelijk de objectieve succescriteria die u daarin ziet?
Ik heb misschien veel bijkomende vragen, maar het is dan ook een groot project. Het is inderdaad interessant dat we, in het kader van de begrotings- en beleidscyclus bij de beleidsnota die u gaat voorleggen in het najaar, daar toch wat dieper op kunnen ingaan. Dan zal het misschien ook allemaal wat meer concreet vorm gekregen hebben. Maar we volgen dit zeker op, want het is een groots project en we moeten zien dat onze kleine Vlaamse spelers daar ook een belangrijke rol in kunnen spelen, alsook de organisaties – die drie die u zelf ook in uw beleidsnota hebt vernoemd.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, laat mij zeggen dat wij dezelfde doelstellingen hebben. Het is niet mijn bedoeling om naar een grote, internationale multinational te gaan die dat hier allemaal eens voor ons komt regelen. Ons hele relanceplan is erop gericht om de Vlaamse economie een relance te laten doen, en niet om de economieën in het buitenland te herlanceren. Die bekommernis delen wij absoluut.
U moet ook goed inzien dat hetgeen centraal geregeld wordt, het vastleggen van de standaarden is. Je kunt niet anders. Daarna kunnen bedrijven, van start-ups tot de grootste multinationals, op basis van die standaarden apps ontwikkelen en weet ik veel wat doen. Maar door die standaarden te bepalen waarlangs data kan worden uitgewisseld, maak je het mogelijk dat anderen bereid zijn om met die standaarden rekening te houden. De Open Standaarden voor Linkende Overheden, dat is niet iets excentrieks, dat is een algemeen aanvaarde set van standaarden.
We leggen het veld aan waarop gespeeld kan worden, en we leggen een aantal spelregels vast. Iedereen kan daar dan apps op ontwikkelen. Dat moet niet allemaal via een centraal gestuurd orgaan. Zodra men zich aan die standaarden conformeert, kan men daarmee te werk gaan.
Op uw zeer concrete vraag wie het lastenboek schrijft en wat de objectieve succescriteria zijn, moet ik u het antwoord schuldig blijven. Het departement werkt samen met Digitaal Vlaanderen, maar of daar een consultant bij betrokken wordt, en wie dat dan is, dat antwoord kan ik nu niet geven. We kunnen die informatie meegeven om aan het verslag toe te voegen, als dat goed is.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dank u wel, we zullen het verslag daarop nalezen. Het verhaal van die standaarden en de OSLO-methodologie was ik inderdaad vergeten te vermelden in mijn eerste repliek. Het is niet aan mij om te zeggen of dat goed of slecht is. Dat zal allemaal goed bekeken zijn door Digitaal Vlaanderen, dat daar ervaring mee heeft.
Dit is een algemeen aanvaarde set van spelregels, zegt u, dan hoop ik een stuk dat de bestaande digitale tools waarmee onze verschillende organisaties in de cultuursector werken, al min of meer voldoen, en indien dat niet het geval is, dat zij daartoe worden gedwongen via beheersovereenkomsten. Dat hebt u op een bepaald moment ook genoemd. Er moeten ook de nodige middelen tegenover gesteld worden, zodat ze zich kunnen aanpassen aan de standaarden, indien dat voor sommigen nodig zou blijken. Wilt u dat eventueel meenemen bij de begrotingsbesprekingen die stilaan, na de zomer, zullen aanvatten?
De vraag om uitleg is afgehandeld.