Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
De vraag is eigenlijk ingegeven naar aanleiding van een gesprek dat ik had met de Association for Low Countries Studies (ALCS), de Associatie voor de Studie van de Lage Landen in het Verenigd Koninkrijk. Ik had daarover al een schriftelijke vraag gesteld, waarop ik een heel duidelijk antwoord gekregen heb, maar ik wil er nog even dieper op ingaan.
Tijdens dit gesprek verwees de associatie naar de nefaste impact die de Brexit en vooral dan de daarmee gepaard gaande uitstap van het Verenigd Koninkrijk uit de Erasmus-uitwisselingsprogramma’s heeft, voor de positie van de Nederlandse taal aan de universiteiten in het Verenigd Koninkrijk.
Hun vraag was eigenlijk duidelijk een vraag naar bijkomende ondersteuning vanuit Vlaanderen, via de Taalunie, om het voortbestaan van opleidingen neerlandistiek in het Verenigd Koninkrijk te vrijwaren.
In het schriftelijk antwoord dat ik gekregen heb, gaf u aan dat de eenzijdige beslissing van het Verenigd Koninkrijk om uit Erasmus te stappen toen een nieuw feit was, en dat de aanname van de visie rond internationale neerlandistiek door het Comité van Ministers van de Taalunie in december zou worden genomen. Dat was natuurlijk voor het definitief akkoord tussen Europa en dan ook die beslissing van het Verenigd Koninkrijk. U gaf ook aan dat de Taalunie wel degelijk via noodhulpfinanciering op basis van een realistisch plan, middelen kan voorzien om de gevolgen van Brexit een stuk op te vangen, in afwachting van eventuele nieuwe afspraken over academische uitwisseling tussen het Verenigd Koninkrijk en de Lage Landen.
U had recent ook een ontmoeting met de Britse minister bevoegd voor Europese aangelegenheden, mevrouw Wendy Morton. Tijdens dit gesprek zou die academische samenwerking met het Verenigd Koninkrijk na de uitstap van de Britten uit dat Erasmusprogramma aan bod zijn gekomen. Vandaar de volgende vragen.
Kunt u wat meer toelichting geven over die mogelijke noodhulp die kan worden geboden vanuit de Taalunie om eventueel die opleidingen neerlandistiek in het Verenigd Koninkrijk te ondersteunen, nu Erasmus weggevallen is. En in afwachting dat we een duidelijker kader hebben waarbinnen academische uitwisselingen tussen Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk nog mogelijk zijn.
De bilaterale gesprekken lopen ook op diplomatiek niveau tussen Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk, om ervoor te zorgen dat Vlaamse studenten nog naar het Verenigd Koninkrijk op uitwisseling kunnen en vice versa. Kunt u de voortgang van die onderhandelingen duiden? Heeft dit al tot mogelijke resultaten geleid?
Hoe verliep het gesprek met de Britse minister Morton, specifiek rond die academische samenwerking tussen Vlaanderen en de UK?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Coudyser, alvorens te antwoorden op uw concrete vragen, wil ik in algemene termen antwoorden dat de post-Brexitsituatie uiteraard onze aandacht heeft. Het wordt stilaan duidelijk welke richting het Verenigd Koninkrijk kiest, ook op het vlak van haar academisch onderwijs. Een centrale beleidsoptie van het nieuwe mobiliteitsprogramma Turing voor Britse studenten, is de klemtoon op wetenschapsopleidingen en onderzoek met economisch potentieel.
Daarnaast blijft het natuurlijk mogelijk om via uitwisseling, opgezet tussen Britse en Vlaamse hogeronderwijsinstellingen, – dus bilateraal, bepaalde Britse met bepaalde Vlaamse hogeronderwijsinstellingen – om daar min of meer de verworvenheden van het vroegere Erasmus+-programma toe te passen, onder meer inzake vrijstelling van inschrijvingsgeld en erkenning van studieperioden.
Anderzijds is de belangstelling voor de studie van vreemde talen onder studenten ook in het Verenigd Koninkrijk gestaag achteruitgegaan. Tussen 1995 en 2016 is het aantal studenten in bachelor- of masterniveau voor vreemde talen gehalveerd. Sinds 2016 tot 2018 is het nog eens met 30 procent gedaald, voor alle talen. De jongste getallen – dat zijn die van mei 2021 – laten nog eens een daling zien, vooral voor het Duits en het Frans. Het Nederlands krijgt in het rapport ‘Languages for the Future’ van The British Council, weliswaar van 2017, nog wel een plaats in de top 10.
Tegen die achtergrond moet u ook de evolutie van het aantal studenten aan de twee hogeronderwijsopleidingen neerlandistiek in het Verenigd Koninkrijk zien. De Brexit en de stopzetting van het Erasmus+-programma doen hieraan uiteraard geen goed. Aan universiteiten die naar verhouding veel Erasmus-studenten opnamen, lijkt er dus een probleem voor alle taalvakken en niet alleen voor neerlandistiek.
De mobiliteit van Europese studenten naar het Verenigd Koninkrijk is niet stopgezet, maar Erasmus+ is wel stopgezet. Zoals andere talen staat ook de hogeronderwijsopleiding neerlandistiek in het Verenigd Koninkrijk onder druk.
Wat het beroepsgericht onderwijs of de zeer aparte niet-academische vakopleidingen in de maritieme sector betreft, is de situatie lichtjes anders. Daar houdt het Nederlands sterker stand. Over het algemeen daalt de belangstelling van studenten voor vreemde talen.
Mevrouw Coudyser, ik zal nu ingaan op uw concrete vraag wat de NTU kan doen. Als opleidingen neerlandistiek in het buitenland onder zware druk staan of dreigen te verdwijnen, biedt de NTU met bescheiden middelen een vorm van tijdelijke noodhulp. In de begroting van de NTU is een reserve opgenomen met een totaalbudget van 100.000 euro voor de startfinanciering en de noodhulp voor alle opleidingen Nederlands wereldwijd. Er zijn velerlei redenen waarom die noodhulp wordt toegekend. Kenmerkend is dat het steeds om tijdelijke moeilijkheden of een plotse overgangssituatie gaat, met zicht op een structurele oplossing die door de betrokken universiteit wordt gedragen.
Nu het Erasmus+-programma wegvalt, is dit aanbod er nu ook voor het Verenigd Koninkrijk. Ik sta achter deze aanpak en zal mijn beleid laten evolueren in functie van de ontwikkelingen ten gevolge van de Brexit en van de normale doorstart van het hoger onderwijs na de coronacrisis. Het bestaan van Europese uitwisselingsprogramma’s als Erasmus+ speelde een belangrijke rol in het onderwijs aan de Britse universiteiten, met name op het vlak van contact met de moedertaalsprekers. Dat het Erasmus+-programma wegvalt, betekent uiteraard niet dat elke mogelijkheid tot studentenmobiliteit in de toekomst vervalt. De universiteiten kunnen de interuniversitaire uitwisseling door middel van bilaterale akkoorden bevorderen, met vrijstelling van studiegeld en erkenning van studieperioden. Puur kwantitatief gesproken, is het waarschijnlijk dat er, zeker tijdens de eerste overgangsfase, minder studentenuitwisseling zal zijn tussen de universiteiten in het Verenigd Koninkrijk en de Vlaamse en Nederlandse universiteiten.
Zoals ik in mijn antwoord op uw schriftelijke vraag heb aangegeven, verwacht het algemeen secretariaat van de NTU een aanvraag met een realistisch plan van de Association of Low Countries Studies om een aantal noodhulpmiddelen vrij te maken. Dit plan kan een beroep doen op de aanwezige moedertaalsprekers aan de universiteiten en de talencentra, op digitaal contact, op de bestaande samenwerkingsovereenkomsten tussen de Britse universiteiten en de universiteiten in de Lage Landen en dergelijke. Tot nu toe heeft het algemeen secretariaat van de NTU nog geen plan in verband met noodhulp van de ACLS ontvangen.
Ik merk aanvullend op dat er, buiten die eventuele noodhulp, ook verschillende reguliere activiteiten van de NTU zijn waaraan Britse studenten en docenten met volledige financiële steun van de NTU kunnen deelnemen. Daarnaast kunnen de afdelingen in het Verenigd Koninkrijk ook aanvragen voor projectfinanciering indienen. De afgelopen jaren zijn de projectvoorstellen van de onderzoekers van de Universiteit van Sheffield steeds gehonoreerd.
Tot slot hebben we tijdens het afgelopen Comité van Ministers van de NTU een impulstraject voor de wereldwijde internationale neerlandistiek besproken. Ik zal daar naar aanleiding van uw vraag om uitleg over de agenda van het Comité van Ministers van de NTU dieper op ingaan.
In elk geval is het zo dat we met de eventuele noodhulp slechts ten dele tegemoet kunnen komen aan het gat dat de uitstap uit het Erasmus+-programma in de Britse opleidingen Nederlands slaat. Naast de uitstap uit het Erasmus+-programma zijn er ook andere elementen die een bedreiging voor de neerlandistiek in het Verenigd Koninkrijk vormen, zoals de verminderde belangstelling voor universitair of niet-universitair vreemdetalenonderwijs en de globale afname van het aantal studenten.
Wat de bilaterale onderhandelingen betreft, heb ik in het begin van mijn antwoord al uiteengezet welke lijn het Verenigd Koninkrijk in verband met de studentenmobiliteit kiest. Ik zal zo meteen de inhoud van mijn ontmoeting met minister Morton toelichten. Het is niet mijn rol om als minister van Cultuur verdere uitspraken te doen over de Vlaamse studentenmobiliteit in de richting van het Verenigd Koninkrijk of over de initiatieven die we moeten nemen of die op dat vlak nog lopende zijn. Dat zijn eveneens zaken die we in de Europese context moeten bekijken. Minister Weyts heeft met de Schotse minister van Onderwijs een gesprek over de samenwerking in verband met het hoger onderwijs aangeknoopt.
Ik heb minister Morton recent ontmoet. Het onderhoud handelde voornamelijk over de samenwerking in het innovatiebeleid, maar de studentenmobiliteit is ook aan bod gekomen.
Daarbij gaf ik aan dat ik het betreurde dat het Verenigd Koninkrijk zich niet heeft ingeschakeld op het Erasmus+-programma en nu een eigen initiatief hanteert. Minister Morton verduidelijkte dat de Britse regering wel degelijk nog wenst in te zetten op de internationale mobiliteit van studenten. Via het nieuwe Turingprogramma zullen er fondsen beschikbaar worden gemaakt voor ongeveer 35.000 studenten van Britse universiteiten die in het buitenland een uitwisseling wensen te doen. Deze uitwisselingen zullen vanaf september aanvangen en zullen vraaggestuurd zijn, waarbij Britse universiteiten kunnen identificeren met welke partners ze nog wensen samen te werken. Europese partners zouden desgevallend nog altijd studenten kunnen sturen, maar de kern van het programma is een ‘university-to-university’-verhaal.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
De specifieke problematiek rond ALCS moeten we inderdaad in een breder geheel zien … (het geluid van Cathy Coudyser valt weg) … zodat we zien dat bijvoorbeeld beroepsgerichte avondopleidingen of opleidingen die academisch zijn, maar naar de economische sector – de maritieme sector of iets anders –, wel blijven aanslaan. Als de kennis van het Nederlands – in dit geval – ook belangrijk is op economisch vlak, zal dat misschien opnieuw studenten aanzetten om te kiezen voor studies vreemde talen.
De Taalunie heeft wel degelijk een mogelijkheid om noodhulp te geven. Ik begrijp wel dat dat gaat over tijdelijke steun, waarbij tijdelijke moeilijkheden een stuk verholpen kunnen worden, of, als er een structurele oplossing in zicht is, als een soort overgangsmaatregel kan dienen. Daarvoor heeft de Taalunie, als ik het goed begrijp, 100.000 euro. Maar ik begrijp ook dat de ALCS nog geen enkele aanvraag heeft ingediend en ook geen concreet plan heeft liggen waar ze mogelijk die tijdelijke noodsteun zouden krijgen. Als ze dat mogelijk achten en ze daar een concreet plan voor hebben, kunnen we hen natuurlijk alleen maar aansporen om een plan in te dienen en dat te bespreken.
Los van deze specifieke problematiek: dat het UK- en het Erasmus+-programma wegvalt, kunnen we alleen maar betreuren. Maar ik begrijp ook dat er ondertussen, zowel in de gesprekken met die minister als andere, een duidelijk beeld is dat het Verenigd Koninkrijk wel degelijk blijft inzetten op uitwisselingen, maar dat men dat ziet van universiteit tot universiteit. Dat moeten we inderdaad in een Europees verband zien. Onderwijs is hier natuurlijk een Vlaamse bevoegdheid en dat moet misschien in alle gesprekken ook nog duidelijk gemaakt worden, ook in het Verenigd Koninkrijk. Misschien is het dan ook een suggestie om daar bondgenootschappen te zoeken met Nederland, om samen de Vlaamse en Nederlandse universiteiten en de opleidingen die wij hier hebben, ook op het vlak van wetenschapsopleidingen en waar het Verenigd Koninkrijk op focust, te belichten, dat wij hier ook wel degelijk opleidingen hebben en dat het voor studenten interessant kan zijn om naar Vlaanderen te komen, en omgekeerd om het aanbod van het Verenigd Koninkrijk hier in Vlaanderen aan de studenten kenbaar te maken.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister-president, dit is de eerste keer dat ik in deze commissie te gast ben. Fijn!
Dit is natuurlijk een zoveelste fall-out van de situatie in Groot-Brittannië. Maar het is wel in een context waar de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek zich publiek al zorgen gemaakt heeft over de internationale uitstraling van het Nederlands. U hebt terecht ook aangegeven dat er nog drie universiteiten in het Verenigd Koninkrijk zijn die wel Nederlandse studies geven, maar eentje daarvan is uitdovend. Het is dus een wankele situatie.
Nu, als ik zo keek naar de middelen die u in dit kader toekent naar Groot-Brittannië toe, dan hebt u in 2019 een markant hogere impuls gegeven, die de laatste twee jaar heel erg is teruggevallen. Die middelen fluctueren sowieso al, maar die schommeling was heel merkwaardig. Heeft dat te maken met de onstabiele situatie van de laatste jaren? En bent u zinnens om die hulp nu iets stabieler te maken? Want juist in deze situatie zou dat natuurlijk wel welkom zijn.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank voor de bedenkingen en de bekommernissen. Die middelen zijn meestal vraaggestuurd. Als er veel vragen zijn, kunnen we die vragen bekijken en al dan niet op een aantal vragen ingaan. Maar als er minder vragen zijn, zijn er d’office ook minder middelen. Ik denk dat in het kader van de Brexit de focus langs de kant van het Verenigd Koninkrijk wel op andere dingen was gericht dan uitwisselingsprogramma-aanvragen te doen bij ons.
Het is dus eerder vraaggestuurd dan dat wij zelf met geld staan te zwaaien. De vraag moet van de andere kant komen. Daarom leggen zowel minister Weyts als ikzelf ook contacten, om erop te wijzen om toch op te letten, want we zien dat niet graag verloren gaan. Er zijn mogelijkheden om die uitwisseling toch financieel haalbaar te maken voor studenten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.