Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Deze vraag was in eerste instantie gesteld aan minister-president Jambon. Mijnheer Deckmyn, ik denk echter dat u hierover zo ongeveer de hele Vlaamse Regering hebt aangesproken.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Het was niet echt mijn bedoeling om heel de regering aan te spreken. De vraag moest gewoon worden gesteld. De ministers reageren collegiaal. Ik moest gewoon weten bij welke minister ik moest zijn, en ik ben uiteindelijk bij minister Demir terechtgekomen.
Minister, het is een fenomeen dat iedere zomer terugkeert: bendes, voornamelijk allochtone jongeren uit het Brusselse, vallen bezoekers en personeel lastig en veroorzaken rellen in Vlaamse recreatiecentra. Opnieuw blijken er ondanks veel aangekondigde maatregelen en garanties ernstige incidenten te zijn geweest aan de Blaarmeersen in Gent. In de late namiddag van woensdag 9 juni 2021 blijkt er opnieuw een stevige vechtpartij te zijn uitgebroken. Er werd bericht dat minstens één iemand een messteek in de zij had gekregen en dat de politie het hele domein had moeten ontruimen. Ook werden toen meerdere jongeren naar het ziekenhuis gevoerd.
Het was daar de eerste dag waarop er officieel mocht worden gezwommen, met bescherming van toezichthouders. Blijkbaar was het er druk maar rustig, maar dat is natuurlijk veranderd in de late namiddag. Toen brak er een massale vechtpartij uit. Opnieuw ongeregeldheden, dus.
Het is een feit dat het telkens opnieuw gaat om vechtpartijen met jongeren die vooral uit Brussel komen. Nu kwamen ze blijkbaar ook uit Vilvoorde. Al ontelbare keren beloofde de burgemeester van Gent dat hij de zaken kordaat zou aanpakken en bij de Brusselse burgemeesters de problematiek van overlast door Brusselse jongeren zou aankaarten. Hij zou niet alleen de Brusselse burgemeesters aanschrijven. Hij heeft ook een brief gestuurd naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Daar is echter blijkbaar zelfs geen antwoord op gekomen, zo heb ik vernomen. Tot op heden blijkt die Gentse lokale aanpak weinig succesvol te zijn. In dat verband werd onder meer wel al de toegang voor bezoekers van buiten Oost-Vlaanderen beperkt, waarbij de brave Vlamingen eigenlijk opdraaien voor de Brusselse allochtone relschoppers. De maatregel blijkt nog altijd niet succesvol genoeg. In tegenstelling tot die brave Vlamingen laten de reljongeren zich hierdoor niet afschrikken en bedenken ze creatieve manieren om zich alsnog toegang te verschaffen tot het domein. Nu zijn de maatregelen trouwens nogmaals verlengd en verstrengd. We zien waarheen het ons brengt, maar men kan daar zeker vragen bij blijven stellen.
Het stadsbestuur van Gent kondigt aan dat de situatie zal worden bekeken en dat het zal beoordelen welke maatregelen er kunnen worden getroffen. Dat is natuurlijk een verhaal dat we inmiddels al decennia horen, en die incidenten blijven maar plaatsvinden. Ondertussen is er nog steeds geen afdoende oplossing om onze gezinnen toe te laten om op een rustige, gezellige manier te genieten van de recreatiedomeinen die Vlaanderen rijk is. Veel mensen blijven tegenwoordig dan ook maar gewoon weg van die recreatiedomeinen, en dat is jammer.
Omdat het Gentse stadsbestuur de situatie blijkbaar niet onder controle krijgt, dringen zich natuurlijk bovenlokale maatregelen op om te vermijden dat relschoppers brave mensen kunnen blijven terroriseren in recreatiecentra. Dat is de vraag die ik lokaal, maar ook hier wil stellen. Vlaanderen heeft tal van bevoegdheden die daartoe zouden kunnen bijdragen. Vandaar ook de vragen die ik naar voren wil brengen.
Welke initiatieven kan en wil de Vlaamse Regering nemen om onze burgers opnieuw het plezier te brengen om de recreatiedomeinen in Vlaanderen te blijven bezoeken? In het verleden werd er al herhaaldelijk gepleit voor de invoering van een recreatiepas. Kan deze worden ingevoerd? Kan en zal er een zwarte lijst van relschoppers worden opgesteld? Ik heb op lokaal niveau al vernomen dat dit het geval zal zijn, maar hoe gaat men dit bovenlokaal organiseren? Op welke wijze kan De Lijn desgevallend betrokken worden in het beleid dat de komst van mogelijke probleemjongeren tijdig kan signaleren?
Op dat vlak geldt dezelfde vraag – maar die is uiteraard niet voor u – voor de NMBS. Dat is eigenlijk een federale vraag, ook mijn federale collega heeft hieromtrent al vragen gesteld. Een andere vraag. Kan en zal de Vlaamse Regering een initiatief nemen om ervoor te zorgen dat jongeren die in Vlaanderen wonen en zich daar aan incidenten bezondigen, strak worden opgevolgd en aangepakt? Gaat de Vlaamse Regering druk zetten op de Brusselse overheden dat ook zij eindelijk werk maken van een kordate aanpak en opvolging?
Ik weet het, het zijn een hele hoop vragen, maar ik denk dat het nu meer dan tijd is om hier afdoende antwoorden op te krijgen. Overal in Vlaanderen willen mensen op een gezellige en vreedzame manier onze recreatiedomeinen bezoeken.
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben het er natuurlijk mee eens dat de amokmakers effectief een probleem vormen voor heel wat recreatiedomeinen binnen Vlaanderen, maar ook aan de kust. We hebben dat vorige zomer ook nog mogen merken. Ik zie twee effectieve oplossingen.
Vanuit Vlaanderen kun je eigenlijk het gesprek voeren met Brussel. Ik stel vast dat in Brussel alle beleidsmakers al decennialang de kop gewoon in het zand steken als het gaat over die onveiligheid, jeugdcriminaliteit, schrijnende gevallen. We zien ook geen enkele verbetering en men grijpt daar ook niet in. Dat is een groot deel van het probleem, natuurlijk. Dat gesprek met Brussel zal moeten worden aangevat.
En twee, als we het probleem echt sluitend willen regelen, dan dient men eigenlijk op federaal niveau een wet te maken om een plaatsverbod op te leggen in recreatiedomeinen en ook in publieke zwembaden.
Ik heb gezien dat er in het parlement eigenlijk al verschillende wetsvoorstellen klaarliggen. Dat lijkt me ook de meest efficiënte manier om dit te behandelen. Via een dergelijk systeem voor recreatiedomeinen kunnen we registreren wie er binnenkomt, en wie zich misdraagt. Daarnaast kunnen ook lijsten met de namen van amokmakers worden gedeeld tussen de verschillende publieke zwembaden en recreatiegebieden, zodat deze ook overal geweerd kunnen worden. Anders verschuif je gewoon het probleem van de Blaarmeersen naar Hofstade of andere openbare zwemdomeinen.
Dat moet dan ook uiteraard gehandhaafd worden door de lokale besturen en de lokale politie, en dat zit natuurlijk ook federaal. Ik wil gerust de collega’s federaal erover aanspreken om een plaatsverbod uit te werken. Dat zal natuurlijk het meest effectieve zijn. Als we het probleem sluitend willen maken, dan hebben we ten eerste een uniform systeem met een plaatsverbod nodig en ten tweede zal ook Brussel natuurlijk zijn verantwoordelijkheid moeten opnemen. Ik kan daarover het gesprek wel aangaan, maar ik denk dat we dat langs verschillende kanalen zullen moeten doen, en dat men daar ook de nodige maatregelen zal moeten nemen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De reden van mijn vraag is natuurlijk de bovenlokale aanpak. Die is uiteraard belangrijk. U haalt aan dat dat voor een groot stuk federale materie is. Dat begrijp ik. Maar ik ben blij dat u het gesprek met de federale overheid hierover wilt aangaan. Want het is echt een prangend probleem. Het is net de bedoeling om de verplaatsing van de problemen te vermijden. Want de problemen in de Blaarmeersen in Gent vormen de aanleiding voor mijn vraag, maar in het verleden werden ons sowieso al heel wat problemen gesignaleerd, bijvoorbeeld in De Ster in Sint-Niklaas. Als de mensen die in Sint-Niklaas naar De Ster gingen, verhuizen naar de Blaarmeersen en zij, omdat we daar strikter toezicht houden, zich weer naar ergens anders verplaatsen ... We moeten dit probleem eigenlijk ook op bovenlokaal niveau aanpakken. Het is belangrijk dat we dit probleem goed aanpakken vanuit Vlaanderen.
Maar dan komen we bij het grootste probleem. En ook dat hebt u eigenlijk op een nogal zachte en vriendelijke manier proberen te verwoorden. Ik doel op het gesprek met Brussel, niet alleen met de Brusselse burgemeesters, maar ook met de Brusselse overheden in het algemeen. U bevestigt dat dit een moeilijk gesprek is, een dovemansgesprek. Ik heb daarnet verwezen naar brieven die vanuit Gent verstuurd zijn naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Er komt daar zelfs geen antwoord op. Men doet alsof er geen probleem is in Brussel. Blijkbaar weten zij van niets. De problemen veroorzaakt door jongeren die vanuit Brussel afzakken naar Vlaanderen, moeten maar op lokaal of op Vlaams niveau worden opgelost. Dit is eigenlijk te gek voor woorden.
U stelt dat we het gesprek zullen moeten aangaan. Maar we moesten dit gesprek al tien jaar geleden aangaan. En dat gebeurt blijkbaar niet. We mogen niet bij de vaststelling blijven dat we het gesprek moeten aangaan.
Minister, we moeten concrete initiatieven nemen. We moeten de Brusselse overheid concreet op haar verantwoordelijkheden drukken. Ik wil dan ook graag weten aan welke concrete initiatieven u had gedacht om Brussel hier effectief op aan te spreken. Want zij voelen zich niet aangesproken. En dat, minister, is het concrete probleem.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Goed, het is niet de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Justitie om hierin op te treden. En toch zegt de minister dat ze de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zal aanspreken en dat ze op federaal niveau zal bekijken wat ze zal doen. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Ik vind het heel goed dat de minister meer doet dan wat ze eigenlijk kan en waarvoor ze instrumenten heeft, en dat ze alle ‘soft power’ – zo zullen we het noemen – in haar handen aanwendt om hierin een verschil te kunnen maken.
Maar collega’s, de essentie van de vraag – en dat heeft de collega die de vraag stelt, ook wel duidelijk vermeld – is het feit dat alles in handen ligt van de federale overheid en van de Brusselse overheid om hierin op te treden. Ik vind het fijn dat de minister meer doet dan wat ze moet en eigenlijk kan. Maar laat ons niet vergeten dat de focus moet worden gelegd bij die overheden die effectief bevoegd zijn.
Minister Demir heeft het woord.
Ik zal besluitend antwoorden. Eender wat we zouden kunnen doen op Vlaams niveau zal misschien tot niets leiden. Daarom moet elke overheid haar verantwoordelijkheid opnemen. Ik wil ze daar zeker heel hard bij ‘nudgen’. Dat zal ik zeker en vast doen. De meest effectieve oplossing is om er werk van te maken en zulke plaatsverboden uit te werken via een goed systeem. Voor het overige zal ik, samen met minister Dalle die bevoegd is voor Brussel, de Brusselse verantwoordelijken en beleidsmakers hierover aanspreken.
Ik kan mij helaas niet bezighouden met de Brusselse of federale overheden. Dat gaat niet. Dit land is nu eenmaal zo georganiseerd. Maar ik zal wel alles doen wat ik kan om iedereen op zijn verantwoordelijkheid te wijzen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ik wil u sowieso bedanken. Ik hebt hier geen verwijten in uw richting geuit. Ik ben alleszins al blij dat u initiatieven wilt nemen. Collega Parys heeft natuurlijk gelijk. Hij zegt dat het positief is dat u meer doet dan wat u moet doen, maar dit lijkt me een taak van iedereen. Het Vlaams Belang wil dat ook doen. Wij willen op alle mogelijke niveaus die vragen stellen om dit probleem eindelijk te doen ophouden. Het duurt al tientallen jaren. We hebben dit probleem federaal aangekaart. Ik heb dat nu hier op Vlaams niveau aangekaart. Op lokaal niveau heb ik het ook aangekaart. Ik hoop dat we volgend jaar of het jaar daarna niet opnieuw met dezelfde problematiek te maken krijgen. Dit moet echt worden opgelost. Iedere aanzet om tot een oplossing te komen is voor mij meer dan welkom.
De vraag om uitleg is afgehandeld.