Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Een driehonderdtal jongeren die een beroep doen op een multifunctioneel centrum (MFC) en dit jaar 21 jaar worden, ontvingen recentelijk een schrijven van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) met de melding dat zij een persoonsvolgend budget (PVB) mogen opstarten vanaf 1 juli 2021. De hoogte van het toegekende budget is gebaseerd op de ondersteuning die zij kregen van het MFC, maar is vaak onvoldoende om als volwassene in de nodige ondersteuning te voorzien. Voor het hogere gedeelte of bij meer zorg komen deze jongeren op de PVB-wachtlijst in de urgentiecode of de prioriteitsgroep 1, 2 of 3. De jongeren die een PVB-budget toegekend kregen, krijgen een zogenaamde zorgcontinuïteit en moeten effectief hun budget inzetten binnen de vier maanden na toekenning.
Er is ook een groep van jongeren die als externe leerlingen jarenlang buitengewoon onderwijs volgden. In die gezinnen nemen ouders al jaren zelf de zorg op hun schouders. Bij de uitstroom van onderwijs naar volwassenheid komen die jongeren en gezinnen helemaal in de kou te staan: er is geen zorgcontinuïteit noch zicht op een PVB-budget. Als ze de aanvraagprocedure voor een PVB doorlopen hebben, staan ze geparkeerd op de wachtlijst met een urgentiecode 1, 2 of 3.
Weliswaar kunnen leerlingen ouder dan 21 jaar, die nood hebben aan dagondersteuning, maar nog geen PVB hebben om die ondersteuning te organiseren en te betalen, bij de klassenraad een aanvraag indienen voor de verlenging van de schoolloopbaan in opleidingsvorm 1. Ook leerlingen die over een persoonsvolgend budget beschikken dat ontoereikend is om er de nodige dagondersteuning mee te realiseren, kunnen een verlenging aanvragen bij de klassenraad. Die laatste kan een verlenging van de schoolloopbaan goedkeuren in die situaties. De nodige attesten voor die aanvragen kunnen verkregen worden bij het VAPH. Maar het beleid over het al dan niet verlengen van de schoolloopbaan nadat de leerling 21 jaar wordt, is van school tot school verschillend. Dat is afhankelijk van de groepssamenstelling binnen de school en de mate van nodige zorg.
Zo krijgen sommige busoscholen (buitengewoon secundair onderwijs) een veel te grote groep aan 21-tot-25-jarigen, waardoor er geen plaats meer is voor nieuwe instroom van jongeren, waarbij zij een verlenging van de schoolloopbaan weigeren. Ook zijn er jongeren die vanwege hun multiproblemen en stijgende zorgnoden geweigerd worden eenmaal ze ouder zijn dan 21 jaar.
Jongeren kunnen vanaf de leeftijd van 17 jaar een procedure voor een PVB opstarten. Die procedure start bij het opmaken van een ondersteuningsplan bij een DOP of een dienst maatschappelijk werk. In de praktijk blijkt dat die diensten pas een ondersteuningsplan willen opmaken als de jongere 21 jaar is. Het VAPH moet dat plan nadien goedkeuren. Dan moet de jongere het initiatief nemen om zich aan te melden bij een multidisciplinair team (MDT), dat in principe vijf maanden de tijd heeft om die opdracht uit te voeren. In de praktijk blijken er wachtlijsten te bestaan bij de MDT’s, waardoor jongeren ook hier moeten wachten en de aanvraagdata verlaat worden. Pas als een dossier klaar is, gaat het naar de regionale prioriteitencommissie, die een urgentiecode vaststelt.
De problematiek van de zorgcontinuïteit van jongeren die uit het buso uitstromen, is dus complex. Ik vat samen. Voor hen die uitstromen uit een MFC, is het budget vaak ontoereikend, zelfs voor de nodige dagopvang. Wie een budget toegekend kreeg, moet dat opnemen binnen de vier maanden en kan dus niet terugvallen op een mogelijke verlenging van de schoolloopbaan. Wie nog geen PVB-budget toegekend kreeg, kan een verlenging van de schoolloopbaan aanvragen, maar de goedkeuring daarvan is afhankelijk van school tot school. Jongeren die als externen buso-onderwijs volgden, hebben geen uitzicht op een PVB-budget wegens de lange wachtlijsten. De aanvraagprocedures voor het PVB ‘overgang minderjarigen-meerderjarigen’ is voor tal van ouders ontoegankelijk, en zelfs in de aanvraagprocedure is er een wachtlijst op het niveau van de MDT’s.
Minister, mijn concrete vragen zijn de volgende.
Welke boodschap of oplossing hebt u voor ouders, en ook voor al die jongeren die het MFC verlaten met onvoldoende budget, voor een jongere die geen verlenging krijgt na 21 jaar schoolloopbaan en ook nog op een wachtlijst staat voor een PVB?
Bent u op de hoogte van de wachtlijst binnen de aanvraagprocedure PVB op niveau van de MDT’s? Wat gaat u hieraan doen?
En dan nog mijn laatste vraag. Onlangs aanvaardde de Kamer een nieuw artikel in de Grondwet waarbij men zich ertoe verbindt de rechten van personen met een handicap progressief te realiseren, en de opdracht geeft aan de diverse overheden om dat effectief te doen. Hoe rijmt u dit kader met de uitzichtloze situatie van de jongvolwassenen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, het persoonsvolgend budget na de jeugdhulp is voorzien om de ondersteuning die iemand als minderjarige kreeg, te kunnen continueren wanneer de overstap naar een ondersteuning als meerderjarige wordt gemaakt. De hoogte van dat budget is daarom gebaseerd op de ondersteuning die de betrokkene kreeg in het MFC. Als blijkt dat de jongvolwassene als meerderjarige nood heeft aan meer ondersteuning dan voorzien, dan zal die meervraag worden geprioriteerd.
Deze situatie wordt gelijkgesteld aan die van andere meerderjarige personen met een handicap die een vraag naar een hoger persoonsvolgend budget stellen – of deze vraag nu op 20 jaar, op 30 jaar, of op 40 jaar of andere wordt gesteld. Over het al dan niet verlenen van een verlenging van de schoolloopbaan na 21 jaar kan ik mij als minister van Welzijn niet uitspreken. Dat behoort tot de bevoegdheid van mijn collega Weyts.
Vanuit het VAPH brengen we de wachttijd periodiek in kaart voor de personen die de aanvraagprocedure al hebben doorlopen. Het Verwijzersplatform volgt de wachttijden bij de verschillende MDT’s ook verder op. De wachttijd om op intake te komen bij een MDT, bedraagt op dit moment gemiddeld circa twee maanden.
Elke jongvolwassene met een handicap kan in principe een vraag stellen naar een persoonsvolgend budget. Als de vraag naar een persoonsvolgend budget er vanuit een zekere zorgzwaarte is, is er geen reden om te wachten met deze aanvraag tot een bepaalde leeftijd. Mensen kunnen anticiperen op de overgang naar ondersteuning voor meerderjarigen.
Ook jongvolwassenen die geen gebruik maakten van een PAB of een MFC, kunnen een vraag stellen naar een persoonsvolgend budget. Indien zij in aanmerking komen, zal hun vraag geprioriteerd worden, net zoals dit het geval is voor alle andere meerderjarige personen die een vraag stellen, en die nog geen ondersteuning van het VAPH kregen.
Wat ook duidelijk is, is dat deze groep jongeren erg heterogeen is en vaak ook moeilijk een weg vindt in het onderwijs-, welzijns- en werklandschap, en dat persoonsvolgende budgetten niet altijd de oplossing bieden voor deze jongvolwassenen. Om deze groep perspectief te geven, voorzien we een aanpak op diverse fronten.
Dat begint bij de opmaak van een goed zorgplan, een groeiplan, waarin de sterktes en zwaktes van de jongere en zijn context, zijn ondersteuningsbehoeften op de verschillende levensdomeinen, de wijze waarop aan de behoeften zal worden tegemoetgekomen en het persoonlijk traject dat de jongere voor ogen heeft op middellange en op lange termijn aan bod kunnen komen.
De oplossingen die dan volgen, kunnen divers zijn en afhankelijk van de gestelde noden en vragen. Een goede combinatie van informele zorg en reguliere hulpverlening zal voor heel wat jongeren, al dan niet in combinatie met rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) of een PVB, een groot verschil kunnen maken.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister.
Mijn eerste vraag is of u al overleg hebt gehad met uw collega van Onderwijs rond de uitstroom en de problemen die er zijn met het buitengewoon onderwijs.
Mijn tweede opmerking is de volgende. U hebt, minister, ook kinderen. Stel dat u ook een zorgenkind hebt, en dat u op de leeftijd van 18, 19, 20 jaar met uw kind een zorgplan hebt opgemaakt. U kent de sterktes en de zwaktes, en u hebt een plan gemaakt. Maar uw kind stroomt uit en u hebt geen budget. U hebt eigenlijk een weinig informele omgeving. U ziet geen uitweg. Kunt u zich inbeelden in welke situatie heel veel ouders terechtkomen, op het moment dat hun jongeren de school uit lopen?
We merken nu dat heel veel klassenraden in busoscholen wel de goedkeuring geven om langer te blijven. Op dit moment komen heel veel jongeren daar in een bovengroep, die totaal niet meer op hun plaats zitten en ook geen uitweg hebben, en die de busoscholen eigenlijk volledig op de top laten dichtstromen. Hoe gaat u dat op termijn oplossen? Of hoe denkt u dat uw collega van Onderwijs dat gaat oplossen? Gaat u daarover overleg plegen?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik wil even reageren op de vraag van de collega.
U haalt aan dat er heel wat jongeren zijn die niet toekomen met het budget, maar ik denk dat het belangrijk is om te kijken naar wat die jongere wil. Ik kijk even naar mijn eigen regio. Als je slechtziend bent, moet je al ver weg gaan om naar een aangepaste school te kunnen gaan. En dan zit je meestal ook op internaat. Het is dus niet omdat je als jongere op internaat hebt gezeten, dat je dan nadien nog steeds dag- en nachtopvang zoekt. Het kan heel goed zijn dat je in die regio alleen voor dagopvang wilt gaan. En dan kom je echt wel toe met het budget dat er was voorzien.
Het is in heel dit verhaal dus belangrijk om te kijken naar wat de jongere wil. De jongeren hebben vaak nog een heel netwerk, heel wat concentrische cirkels, mensen op wie ze kunnen terugvallen. Mij lijkt het dat we daar meer en meer op moeten gaan inzetten. Wat vindt u daarvan, minister?
Nu is er natuurlijk een groot onderscheid tussen kinderen die uitstromen vanuit een multifunctioneel centrum en kinderen die nooit in een opvang hebben gezeten en waar de ouders altijd voor hebben gezorgd. Als zij een vraag moeten stellen, komen ze inderdaad op de wachtlijst te staan. Is het een idee, minister, om eens goed te kijken wie die doelgroep juist is en over hoeveel mensen dat gaat? Er gaat nu al heel wat geld naar de zorgcontinuïteit van minderjarige naar meerderjarige. Is het nodig dat zij allemaal starten met het budget waar ze op uitkomen vanuit een MFC? Of zou het ook een mogelijkheid zijn om de jongeren bijvoorbeeld allemaal een startersbudget te geven? Ik denk dat we met hetzelfde budget dat we nu hebben, veel meer jongeren zouden kunnen bereiken door te starten met een startersbudget. Dat moet natuurlijk ook heel goed begeleid worden. We moeten goed kijken wie er nog allemaal rond is, waar ze nog een beroep op kunnen doen en of ze dan toekomen.
Ik heb ook cijfers opgevraagd, collega De Martelaer. Heel wat van die jongeren zitten ook in de lagere categorieën. Mij lijkt het dat zij ook met een kleiner budget heel wat zorg kunnen opvragen. De doorgroei vanuit welzijn en onderwijs is zeker wel een probleem. Ik weet niet wat u ervan zou denken, minister, om deze doelgroep eens goed te bekijken en om daar bijvoorbeeld te starten met startersbudgetten.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wat de uitstroom betreft, kijken wij ook naar pistes rond RTH – er zijn heel wat mooie voorbeelden – om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de nodige zorg en ondersteuning wordt gegeven. En zoals hier gezegd is, hoeft dat geen persoonsvolgend budget te zijn. Er zijn ook andere mogelijkheden die daarvoor in aanmerking kunnen komen. Ik denk dat bijvoorbeeld het Breakoutproject, dat inzet op die groep en dat die mensen meeneemt in een traject richting werk, ook een mooi voorbeeld daarvan is.
Collega van der Vloet, wat u vraagt, is wat wij al een tijdje doen. We brengen dat in kaart en we bekijken wat de mogelijkheden van ondersteuning zijn. Is dat PVB? Is dat RTH? Of zijn dat andere mogelijkheden? We laten nieuwe starters ook niet aan hun lot over. We zetten in op die startersbudgetten via bijstandsorganisaties.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het voorstel van collega van der Vloet heel erg genegen ben. Want u zegt dat er wordt ingezet op bijstandsorganisaties, maar dat is op het moment dat de jongeren eigenlijk al een budget hebben. Ik hoor ook dat het heel belangrijk is dat als jongeren uitstromen, we hen ook direct opvangen, ze kansen geven en de talenten die ze hebben, benutten en dat we ze minimaal een klein budget geven. Ik denk dat ouders vaak ook niet meer vragen. Want als we niets doen en we laten ze aan hun lot over, dan parkeren we ze in een sofa van nietsdoen, nutteloosheid en uitzichtloosheid, zowel voor zichzelf als voor hun omgeving. Ik zou dus willen voorstellen om het voorstel van collega van der Vloet ter harte te nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.