Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over seksueel geweld
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Ik wil het hebben over een nieuwe studie bij vijfduizend inwoners van dit land die de problematiek van seksueel geweld in kaart brengt. Ik vond de resultaten daarvan, minister, onthutsend.
Twee derde van de bevolking krijgt ooit te maken met een vorm van seksueel geweld, en vooral vrouwen zijn de grootste slachtoffers. Vier op de tien vrouwen heeft ooit te maken gekregen met fysieke vormen van seksueel geweld. 16 procent zou specifiek slachtoffer geweest zijn van verkrachting of van een poging tot verkrachting. Als je daar de niet-fysieke gevallen van seksueel geweld bijrekent – en dan denken we aan ongewenste seksuele uitnodigingen, maar ook bijvoorbeeld aan ‘sextortion’ – dan komen we in deze studie tot een totaal van 81 procent van de vrouwen die dus enige vorm van dit soort geweld heeft ondergaan.
Minister, het is ook niet onbelangrijk en wel onderbelicht dat 20 procent van de mannelijke bevraagden heeft aangegeven ooit een vorm van fysiek seksueel geweld te hebben meegemaakt. Bij 5 procent zou het gaan om een verkrachting of een poging tot verkrachting.
Helaas gaf ook vier op de tien zeventigplussers aan een vorm van seksueel geweld te hebben meegemaakt. De daders zijn vaak jonger, en opvallend is ook dat mensen uit de lgbtqia+-gemeenschap (lesbian, gay, bisexual, trans, queer, intersex, asexual, plus) heel vaak slachtoffer zijn, net als vluchtelingen.
Seksueel geweld laat een diepe indruk na op het slachtoffer. 60 procent van die slachtoffers kampt met depressie of klachten die daarmee te maken hebben, maar ook andere mentale problemen komen een pak meer voor. Denk aan automutilatie, aan suïcidale gedachten of posttraumatische stress.
Het zijn cijfers die u toch wel aan het nadenken zetten, en die eigenlijk blootleggen dat seksueel geweld nog een veel groter probleem is dan vaak wordt aangenomen. Het is heel aanwezig in de samenleving. Als je die cijfers kent aan de ene kant, dan is er een andere onthutsende vaststelling die in die sfeer naar voren komt, namelijk dat maar 4 procent van de slachtoffers aangifte doet en maar 7 procent professionele hulp zoekt. Dat is geen kloof, dat is een ‘grand canyon’ tussen mensen die slachtoffer zijn en mensen die er ook effectief over spreken, hulp zoeken en aangifte doen.
Ik heb in de plenaire vergadering recent aan u gevraagd, minister, hoe het met de geestelijke gezondheidszorg zit, zowel voor slachtoffers als voor daders, in het kader van – toen – een incident in Gent, waarbij een meisje zelfmoord heeft gepleegd nadat ze seksueel misbruikt werd. Ja, ik denk dat er wat verloren was gegaan ‘in translation’, zoals men dat zegt, want u hebt toen gezegd dat u het eigenlijk niet gepast vond om het in dat antwoord over geestelijke gezondheidszorg te hebben. Maar goed, als 60 procent van de slachtoffers tekenen van depressie en van posttraumatische stress vertoont, minister, en als maar 7 procent hulp zoekt, dan lijkt me dat wel een zeer pertinente vraag. Wat zou u doen om die slachtoffers van seksueel geweld aan te sporen om die psychologische hulpverlening ook effectief te zoeken?
Tweede vraag. Een aantal verontrustende signalen die we hier al vaak besproken hebben, gaat over dichtslibbende hulp voor slachtoffers, maar ook, minister, voor daders. En dan kan er vaak niet tijdig worden ingegrepen, terwijl iemand vaak heel snel hulp nodig heeft als dader om niet te hervallen en dus geen nieuwe slachtoffers te maken. Welke acties wilt u nemen, minister, om dat te versterken? Ik heb u dat toen ook in de plenaire vergadering gevraagd, nadat er bij het Justitiehuis in Leuven, dacht ik, eind vorig jaar toch wel een hulpkreet naar voren is gekomen. Het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen heeft zich wat dat betreft ook laten horen.
Derde vraag. 20 procent van de mannelijke bevraagden heeft dus aangegeven dat ze slachtoffer zijn van seksueel geweld. We vergeten die doelgroep vaak, en daar is ook een reden voor. Er hangt nog een heel groot stigma aan vast. De vraag is daar heel specifiek, minister, wat u voor die doelgroep kunt doen om de aangiftebereidheid te verhogen en taboes te doorbreken.
Vierde vraag. De resultaten geven aan dat seksueel geweld echt een heel groot maatschappelijk probleem is. Minister Demir heeft een actieplan opgesteld waarin actiepunten staan opgenomen, in samenwerking met alle collega’s in de Vlaamse Regering. Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de actiepunten die u heeft bijgedragen aan dat plan, minister?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over hetzelfde. Voor het eerst werd een brede studie gedaan naar de concrete seksuele handelingen tegen iemands wil. 64 procent van de mensen die in België wonen, zijn in hun leven ooit al het slachtoffer van seksueel geweld geworden. 80 procent van de vrouwen en 48 procent van de mannen heeft dat aangegeven. Voor een groot deel gaat het om zogezegd ‘hands-off’ seksueel geweld, waarbij iemand bijvoorbeeld ongewenste seksuele opmerkingen kreeg of werd gedwongen te kijken naar iemand die masturbeert. Twee op de vijf vrouwen werden het slachtoffer van ‘hands-on’ seksueel geweld, waarbij er ongewenst fysiek contact was. Hetzelfde geldt voor een op de vijf mannen.
Bij sommige doelgroepen is het aantal slachtoffers groter, met name bij de minderheidsgroepen en bij vluchtelingen. Bij die laatste groep is het opmerkelijk dat dit jonge mannen vaker overkomt dan vrouwen. Van de mensen van 70 jaar en ouder blijken vier op de tien al seksueel ongewenst gedrag te hebben meegemaakt.
Een grote meerderheid van de slachtoffers zocht geen hulp en deed ook geen aangifte. Een op de drie vrouwen, de helft van de mannen en zes op de tien ouderen hebben er nooit over gepraat. Een probleem kan natuurlijk maar worden opgelost wanneer het bespreekbaar wordt gemaakt, in de samenleving, maar vooral ook bij hulpverleners, omdat het vaak ook levenslang sporen nalaat.
Minister, welke initiatieven wilt u nemen om de problematiek bespreekbaar te maken bij zowel mannen als vrouwen? We zien dat bepaalde groepen, bijvoorbeeld ouderen, worden geconfronteerd met ongewenst seksueel gedrag. Hoe wilt u de diverse groepen met een verhoogd risico benaderen om de problematiek bespreekbaar te maken? Wordt bij de opleiding en bij de bijscholing van verzorgend en verpleegkundig personeel ingegaan op deze problematiek, bijvoorbeeld om hun patiënten te helpen eventueel seksueel geweld bespreekbaar te maken? Overlegt u met uw collega Demir om de onderrapportering van deze feiten aan te pakken? Zo ja, zullen op dat vlak concrete stappen worden gezet? Zo niet, zult u dat nog opnemen? Hoe kunnen we de bevolking assertiever maken om kordaat en gepast te reageren op zowel hands-off als hands-on seksueel geweld? Hoe wilt u plegers van hands-off- en hands-on-geweld aanpakken op het preventieve vlak om ervoor te zorgen dat deze toch wel zeer zorgwekkende cijfers naar beneden gaan?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de voorbije jaren is er heel sterk ingezet op een verlaging van de bestaande drempels voor aangiftes en hulpverlening voor slachtoffers van seksueel geweld. In het actieplan seksueel geweld hebben we een aantal acties gepland om nog stappen vooruit te zetten in een toeleiding naar psychologische hulp. Weinig slachtoffers zullen onmiddellijk de stap naar professionele hulpverlening zetten. Daarom is het belangrijk om de drempels naar professionele hulpverlening verder te verlagen. We doen dat voor jongeren bijvoorbeeld met de verdere uitrol van de OverKop-huizen en het verder promoten van het jongerenaanbod van de Centra Algemeen Welzijnswerk (JAC), maar we blijven ook investeren in de bekendmaking, de professionalisering en de uitbreiding van de hulplijnen en de meldpunten.
Bovendien willen we bijkomend onderzoeken hoe de website www.seksueelgeweld.be verder kan worden uitgebouwd tot dé referentiewebsite inzake het thema seksueel geweld, met toegankelijke informatie voor zowel slachtoffers als daders en gerichte verwijzingen naar een passend hulpaanbod. We willen alle burgers, maar ook de media, gevoeliger maken voor het thema seksueel geweld en daarbij taboes rond het spreken over seksueel geweld doorbreken en betrokkenen uitnodigen om niet langer te zwijgen, maar om gericht hulp te zoeken. In overleg met de relevante mediapartners wordt onderzocht hoe bij berichtgeving met betrekking tot seksueel geweld kan worden verwezen naar de betrokken hulpverlening. Bijkomend is het ook de bedoeling om bewustmakings- en sensibiliseringcampagnes te lanceren, zowel voor het grote publiek als gericht op specifieke doelgroepen. In scholen zal er bijvoorbeeld in samenwerking met Sensoa worden ingezet op het bespreekbaar maken van de seksualiteit en het belang van het zoeken van hulp als slachtoffer, als potentiële dader of als dader.
Voor mensen die de stap naar de verdere hulpverlening willen zetten, identificeren we de lacunes in het professioneel hulpverlenend aanbod en voorzieningen en diensten, zoals de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s), de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) of Vertrouwenscentra Kindermishandeling, om die te stimuleren om hun aanbod zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Ook de samenwerking met de zorgcentra na seksueel geweld (ZSG’s) wordt hierin opgenomen.
Het is bovendien erg belangrijk dat professionals, zoals huisartsen, leerkrachten, consulenten of justitieassistenten risicofactoren, signalen en situaties kunnen detecteren en weten hoe ze er gepast mee moeten omgaan. Er worden onder andere specifieke opleidingspakketten met betrekking tot het thema seksueel geweld voorzien voor justitieassistenten, advocaten en medewerkers van de Family Justice Centers (FJC's). Leerkrachten en CLB-medewerkers (centrum voor leerlingenbegeleiding) worden gesensibiliseerd om seksueel geweld te signaleren, te leren herkennen en ermee om te gaan. Zij kunnen ook gericht doorverwijzen.
Daarnaast wil ik meegeven dat ook ik deze week de resultaten van het UN-MENAMAIS-onderzoek vernam. Mijn administratie zal deze resultaten verder ten gronde bekijken en samen gaan wij na welke acties op basis van deze resultaten opgezet kunnen worden.
Er wordt vandaag ook veel meer stilgestaan bij het daderperspectief in de aanpak van seksueel geweld. Ook in het actieplan ligt een grotere focus op dadertherapie. De groep van daders is zeer divers. Zo heb je de groep van daders van seksueel geweld, die reeds in contact kwamen met gerechtelijke instanties en die van dichtbij worden opgevolgd. Deze personen worden opgevangen binnen de ambulante gespecialiseerde centra voor begeleiding en behandeling van daders van seksueel geweld en krijgen ook voorrang op de vrijwillige aanmeldingen. Daarnaast zijn er de potentiële plegers of plegers die nog niet in aanraking kwamen met gerechtelijke instanties. Dit zijn de mensen die lang onder de radar blijven.
Om hen te bereiken, investeren we onder meer in de hulplijn ‘Stop it Now!’. Enkele weken geleden lanceerde Stop it Now! een nieuwe campagne met de focus op daders en potentiële daders van online seksueel misbruik. Stop it Now! zal ook verder inzetten op de verspreiding van de handleiding 'Start het gesprek'. Dat is een handleiding die mensen met zorgen rond het seksuele gedrag of de seksuele interesse van iemand uit hun omgeving helpt om het gesprek daarover aan te gaan. Daarover wordt namelijk het beste gestart met informele zorg in het eigen netwerk, de eigen omgeving. Hoe sterker het sociale netwerk kan ondersteunen, hoe minder kans dat potentiële plegers effectief grenzen overschrijden.
Daarnaast wordt het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en de federale overheid inzake de begeleiding en de behandeling van daders van seksueel misbruik herbekeken. We zullen daarbij onder meer nagaan hoe de begeleiding en de behandeling van zedendelinquenten in de gevangenis het best georganiseerd wordt om recidive zoveel mogelijk te beperken en de re-integratie te bevorderen.
Binnen de CGG’s is er op dit moment een aanbod aan gedetineerden en geïnterneerden in de vorm van forensische teams onder meer voor de begeleiding en de behandeling van seksuele delinquenten. In het kader van het strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en geïnterneerden 2020-2025 bekijken we hoe we de CGG’s kunnen versterken om een succesvolle re-integratie en recidivevermindering te kunnen realiseren. Deze versterking kadert in de brede evolutie van de hervorming van de penitentiaire gezondheidszorg.
In het najaar starten we nog een onderzoek rond het hulpverleningslandschap aan seksuele delinquenten en de vraag tot evaluatie en optimalisatie. Het onderzoeksrapport moet eind 2022 aanbevelingen opleveren over de prioriteiten voor de doelgroep van plegers en potentiële plegers die nog niet met gerechtelijke instanties in contact kwamen.
Er wordt in het actieplan tegen seksueel geweld aandacht besteed aan acties die zich specifiek richten tot bepaalde groepen, bijvoorbeeld personen met een handicap, kinderen, personen zonder wettig verblijf en lgbtq+. Mannelijke slachtoffers staan als dusdanig niet expliciet als een doelgroep in het actieplan, maar bij de praktische uitwerking van de acties zal ook zeker aandacht zijn voor deze groep. Daarbij moet mijns inziens in eerste instantie ingezet worden op het doorbreken van de mythe dat zij geen slachtoffers zijn van seksueel geweld.
Uiteraard zullen ook mannelijke slachtoffers zich aangesproken voelen door de bredere sensibiliseringscampagnes, die erop gericht zijn om zowel slachtoffers als daders aan te moedigen hun verhaal te doen en hulp te zoeken.
In 2022 zal een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van het actieplan seksueel geweld worden opgemaakt. Dat zal resulteren in een rapport met een stand van zaken en het zal, waar nodig, ook aanleiding geven tot eventuele bijsturingen.
Wat de vraag naar de bijscholing van verzorgend en verpleegkundig personeel betreft, plant Sensoa dit jaar nog de ontwikkeling van de toolbox ‘Vlaggensysteem’, die bruikbaar zal zijn zowel voor kinderen als voor volwassenen. Deze succesvolle methode zal op die manier nog toegankelijker en breder beschikbaar zijn voor al wie nood heeft aan een beoordelingsinstrument voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en hoe ermee om te gaan in diverse contexten, van woonzorgcentra tot de residentiële jeugdhulp.
In de sector van de diensten voor gezinszorg werd een charter afgesloten tegen grensoverschrijdend gedrag tegenover medewerkers. Het charter is een engagement en een leidraad om in iedere dienst voor gezinszorg de nodige stappen te zetten om het risico te verkleinen en medewerkers die alsnog slachtoffer zijn te ondersteunen.
In 2017 werd begonnen met het ontwikkelen van een Kindreflex voor de geestelijke gezondheidszorg. In 2020 werden er extra middelen voorzien om deze goede praktijk in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) te verbreden naar andere sectoren, zoals de CAW’s en de spoeddiensten.
‘Onder 4 ogen’, een preventiemethodiek van Sensoa in samenwerking met Domus Medica waarbij huisartsen maar ook andere professionals getraind worden om het thema seksuele gezondheid proactief ter sprake te brengen in een raadpleging, wordt via trainingen in de LOK-groepen (lokale kwaliteit) over heel Vlaanderen en Brussel uitgerold.
We zitten maandelijks met collega Demir samen over tal van thema’s, onder meer over het actieplan seksueel geweld, en de opvolging en evaluatie van de acties. Maar ook over de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, het samenwerkingsakkoord met de federale overheid of de overname van de chat na seksueel geweld van het federale niveau door Vlaanderen zijn we in permanent overleg.
Een van de drie strategische doelstellingen binnen het actieplan seksueel geweld is de volgende: “We investeren gericht in preventie en maken burgers (incl. slachtoffers en daders) en professionals wegwijs als ze informatie of ondersteuning zoeken.” Ik gaf daarom al een aantal voorbeelden in antwoord op deze vraag, maar ook in antwoord op de vraag om uitleg over familiaal geweld, eerder in deze commissie.
Ik wil hier nog extra vermelden dat Sensoa samen met enkele partners in het kader van preventieve zorg en als vervolg op de publiekscampagne ‘Is ’t oké?’ een methodiek zal ontwikkelen voor steden en gemeenten om in te gaan op seksueel grensoverschrijdend gedrag in de publieke ruimtes. Het accent ligt in deze vervolgmethodiek op de omstaanders.
Binnen de doelstelling ‘seksuele gezondheid‘ van het Preventiedecreet wordt in samenwerking met verschillende partners werk gemaakt van een brede preventieve aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en misbruik. We richten ons daarbij – in tegenstelling tot vroeger – ook meer en meer op de potentiële plegers. Het zal daarnaast van belang zijn om verschillende sectoren zoals sport, cultuur, media, jeugd en zorg, inclusief de voorzieningen, nog meer handvatten te bieden om het beleid ter preventie en detectie van seksueel geweld verder te versterken. Ik sprak in dat verband al over de doorontwikkeling van de Kindreflex, van het Vlaggensysteem van Sensoa, de zelfhulpmodule van Stop it Now! en Onder 4 ogen van Sensoa en Domus Medica.
Ik gaf ook al aan dat we het bestaande hulpverleningslandschap voor de begeleiding en behandeling van daders van seksueel geweld evalueren en door middel van onderzoek nagaan op welke wijze het aanbod geoptimaliseerd kan worden, om bijvoorbeeld recidive sterker te vermijden. Dit alles doen we om de begeleiding en behandeling van seksuele daders, evenals de preventieve aanpak van seksueel geweld, te garanderen.
De heer Parys heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw heel omstandige antwoord. Dat laat zien dat de problematiek serieus wordt genomen en dat er op veel fronten gewerkt wordt. Ik ben ook blij met uw antwoord waarin u zei dat we zullen proberen om zorgverleners die onvoldoende voorbereid zijn om slachtoffers van seksueel geweld te helpen, een aantal instrumenten aan te reiken om dat gemakkelijker te maken en om daarvoor in een soort van educatie te voorzien. Ik vind dat heel erg belangrijk. Het zijn vaak mensen die niet meteen rechtstreeks dat soort hulpverlening doen, maar die circuleren in de kring rond een slachtoffer en die dat moeten kunnen oppikken. Ik vind het goed dat daarop wordt ingezet en dat daaraan aandacht wordt besteed.
Verder zien we, minister, dat er een nieuw soort zorg nodig is voor slachtoffers van seksueel geweld, namelijk langdurige zorg en die ontbreekt nu vaak. Mijn vraag is of er ook wordt geïnvesteerd in zeer langdurige zorg die slachtoffers op een goede wijze kan bijstaan en die niet altijd gelijkloopt met de zorg die we vandaag geven. Ik vind het ook goed dat, wanneer het thema seksueel geweld aan bod komt, er wordt gekeken dat er informatie wordt verstrekt in de media over waar een slachtoffer effectief terechtkan.
We hebben de discussie over 1712 al veel gevoerd. U weet dat 1712 in de periode van april tot augustus vorig jaar niet de helft van de oproepen heeft kunnen beantwoorden en in de periode van september tot november slechts 40 tot 50 procent. Zijn die capaciteitsproblemen bij 1712, een heel belangrijk nummer voor die problematiek, grotendeels weggewerkt en wordt daar extra in geïnvesteerd? Hoe evalueren de medewerkers de overflowlijn die bij 1712 is geïnstalleerd? Wordt daar veel gebruik van gemaakt of is dat nog maar marginaal?
In de Senaat is er een zitting geweest waarin Wim Van De Voorde van 1712 heeft laten optekenen dat de hulplijn slechts vijf telefoonlijnen en twee chatlijnen heeft en dat er nog groeipotentieel is. Minister, wordt daar iets aan gedaan?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Eerst en vooral dank ik u voor het uitgebreide antwoord. Ik denk vooral dat zo’n problematiek bespreekbaar moet zijn. Dat is een beetje het probleem vandaag. Vaak worden die zaken opgekropt en leiden ze vaak tot eetstoornissen, depressie en suïcidepogingen. Naar aanleiding daarvan komt uiteindelijk naar boven dat er in het verleden seksueel geweld werd gebruikt. De maatschappij moet het thema meer bespreekbaar maken. Ik vind het goed dat de hulpverleners voldoende tools krijgen. Als je zoiets vertelt, zul je dat eerder doen aan een vertrouwenspersoon. Zeker ook beroepsmatig kunnen in de vertrouwensrelatie mogelijke signalen worden gegeven. Net zoals de collega zei, is het belangrijk om die mensen zo langdurig mogelijk te kunnen opvolgen. Een kortdurende opleiding heeft weinig zin. Het is ook een specifieke problematiek. Langdurige zorg is heel belangrijk bij mensen die met seksueel geweld worden geconfronteerd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor de vraag. Ik heb de resultaten van het onderzoek ook te zien gekregen. Het is een heel belangrijk thema. Het blijkt dat veel meer mensen met de problematiek te maken hebben dan we algemeen denken. Het is goed dat er een heel ruim actieplan is waarin de focus wordt gericht tegen seksueel geweld vanuit de verschillende beleidsdomeinen en hoe iedereen daarin een bijdrage kan leveren. Het doet me terugdenken, collega’s, aan de Commissie Grensoverschrijdend Gedrag, de zogenaamde #MeToo-commissie, waar ik in 2018 voorzitter van mocht zijn en die haar werkzaamheden toen heeft afgesloten met twee voorstellen van decreet en met een resolutie met een aantal aanbevelingen.
Ik wil er graag eentje uit halen, minister, omdat er ook hier – zoals daarstraks ook al gezegd – een grote dark number is. We hebben toen in die aanbeveling, in die resolutie gesteld dat er werk moest worden gemaakt van een performant registratiesysteem van meldingen van grensoverschrijdend gedrag, waaronder dus ook seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat zou sectoroverschrijdend gebruikt kunnen worden en ook bijdragen aan beleidsevaluatie en -verbetering. Misschien is dit een vraag die ik ook moet stellen aan minister Demir, maar ik wil ze hier graag voorleggen.
En dan is er nog een ander element, minister. In het verleden is er voor kinderen en jongeren vanuit Sensoa met een vlaggensysteem gewerkt om seksueel gedrag bij kinderen en jongeren goed te kunnen inschatten, en ook duidelijk aan te geven waar de grenzen liggen. Recent heeft Sensoa ook een analoog systeem ontwikkeld voor volwassenen. Kunt u meer toelichting geven bij de ontwikkeling van dit vlaggensysteem voor volwassenen en hoe dit kan bijdragen aan het totale beleid rond seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb drie bijkomende, concrete vragen, ten eerste rond de kwetsbare doelgroepen die u aangeeft. Het is heel belangrijk dat iemand die slachtoffer wordt van seksueel geweld hulp kan zoeken zonder dat daar negatieve consequenties aan hangen. Een van de redenen waarom jongeren zonder papieren of vluchtelingen slachtoffer worden, is omdat men weet dat zij zeer terughoudend zullen zijn om hulp te zoeken. Op welke manier wordt daar concreet rond gewerkt?
Mijn tweede vraag gaat over het continuüm dat deze enquête aangeeft. Het is, denk ik, heel goed dat heel duidelijk wordt gezegd dat het vaak niet om fysieke agressie gaat, maar om gedrag dat niet fysiek is – soms passerend, soms moreel, soms psychologisch. Het is goed dat collega’s het meer verregaande geweld hebben aangekaart waarbij we inderdaad over dadertherapie, straf, aangiftes spreken. Maar heel veel van dit geweld zal natuurlijk vallen onder een noemer waar men, ten eerste niet elke keer voor naar de politie wil gaan en, ten tweede niet elke keer hulpverleners voor wil zoeken. We hebben daar nood aan maatschappelijke zorg, aan preventie die gaat over mentaliteitswijziging. En daar is nog heel veel werk te doen. Eigenlijk is het pas een paar jaar geleden dat we ons echt bewust zijn geworden hoe schadelijk straatintimidatie bijvoorbeeld was, terwijl dat het heel vaak werd afgedaan als een ‘compliment’ of ‘trek je dat niet aan’. Enzovoort. Hoe gaat u daarop inspelen? Hoe gaat u die mentaliteitswijziging mee stimuleren?
En ten derde had u het over mannen als bystander. Dat is een heel interessant punt, maar u schakelde dan onmiddellijk over naar de man als mogelijke dader. Nochtans is daar eigenlijk heel veel winst te boeken als je mannen niet alleen op potentieel daderschap gaat aanspreken, maar ook op wat ze kunnen, hoe ze respectvol met de andere kunnen omgaan. Maar het gaat ook om hoe zij medestander kunnen zijn, wanneer ze passerend grensoverschrijdend gedrag zien – in hun eigen omgeving, op straat, op de werkplek enzovoort, waar er eigenlijk zware repressie is en waar een vrouw of een lgbtq+-persoon of iemand anders die slachtoffer is niet zal durven in te grijpen. Op welke manier gaat u specifiek daarop in? En ik wil daar toch ook even aanhalen dat gender inderdaad uiteindelijk niet in de eindtermen staat, maar dat dat hier toch wel een winst zou kunnen hebben betekend. Mannen en jongens worden van kleinsaf aangeleerd dat alles wat zacht, kwetsbaar, emotioneel enzovoort is, geen plaats verdient. En heel vaak ondergaan ze geweld, fysiek neerbuigende opmerkingen enzovoort, als ze dat bij henzelf tonen. We kunnen de vraag stellen of het geweld tegenover anderen, die juist die kenmerken hebben – vrouwen, de regenbooggemeenschap enzovoort – daar geen veruiterlijking van is. Op welke manier gaat u dat opvangen?
Dat waren mijn concrete vragen.
Minister Beke heeft het woord.
Ten eerste, collega Parys, sprak u over langdurige zorg. Ik weet niet wat u daarmee precies bedoelt. Bedoelt u dan medische zorg of andere zorg of psychische zorg?
Het zijn alleszins de behandelende psychologen of psychiaters of de CAW’s of de CGG’s die een zorgpad voor hun cliënt mee kunnen afspreken. In december is 1712, op basis van het onderzoek van 1712 en de onbeantwoorde oproepen, bijkomend versterkt, zodat het op piekmomenten extra capaciteit kon inzetten om ervoor te zorgen dat het percentage onbeantwoorde oproepen zou dalen. We volgen dat ook verder op. We hebben recent ook nog in het kader van Vlaamse Veerkracht de hulplijnen verder versterkt. Dat is de opvolging van Zorgen voor Morgen. Voor 1712 komt dat neer op een bedrag van ongeveer 150.000 euro per jaar dat we daar extra aan geven. Daardoor kunnen zij de uitbreiding van de chaturen dus verder organiseren. Daarnaast werken we ook voor de overname van de ‘Chat na seksueel geweld’ met 1712 en Nupraatikerover, om dat daarin te integreren. Vanzelfsprekend trekken we daar ook de middelen voor uit.
Wat vluchtelingen betreft, is het belangrijk aan te geven dat mensen steeds terechtkunnen bij onze hulpverleners, ook los van hun verblijfsstatuut. Dat is steeds ondergeschikt aan de nood aan hulp.
Het registreren van meldingen gebeurt in de hulpverlening anders dan bijvoorbeeld bij de politie of het parket. Het is in de hulpverlening niet altijd mogelijk om een mogelijke onderliggende problematiek, zoals seksueel geweld, onmiddellijk te detecteren, laat staan al te registreren. Bovendien zijn de kanalen die een slachtoffer of een dader gebruikt, ook heel divers. De ene vindt een vertrouwenspersoon bij een CLB, de andere richt zich tot zijn eigen netwerk, een derde belt naar 1712, nog iemand anders contacteert bijvoorbeeld een privépsychologenpraktijk. Ik zie dus niet goed in hoe we die diversiteit op een of andere manier kunnen samenbrengen tot het niveau van het uitsluiten van dat zogenaamde ‘dark number’.
Ik heb in mijn antwoord ook al verwezen naar de ontwikkeling van een vlaggensysteem voor volwassenen dat door zorg en hulpverlening kan worden gebruikt.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb geen verdere slotbeschouwingen. Ik vond het antwoord van de minister duidelijk.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het antwoord was heel uitgebreid.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.