Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de aanpak van ouderenmis(be)handeling
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister en collega’s, deze vraag overlapt ook wel een beetje met de volgende gekoppelde vragen, omdat ik ook in deze vraag een stukje de link heb gemaakt naar de info die we in de media konden lezen rond seksueel geweld dat ook ouderen treft. Ik ga de vraag hier toch stellen, zoals ik ze had opgenomen. We kunnen voor de volgende vraag straks zien wat de minister erop antwoordt.
In Vlaanderen werden vorig jaar 1139 situaties van familiaal geweld bij ouderen geregistreerd. Dat gebeurde zowel door 1712, centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), als door het Vlaams Ondersteuningscentrum voor Ouderenmis(be)handeling (VLOCO). Dat komt neer op gemiddeld iets meer dan drie meldingen per dag.
Net zoals voor andere vormen van familiaal geweld, moeten we ervan uitgaan dat het gros van de gevallen helemaal niet wordt gemeld. En dat ouderenmishandeling dus nog veel vaker voorkomt dan de cijfers laten uitschijnen. Bovendien zou de coronacrisis geleid hebben tot een toename van de problematiek. Familiaal geweld bij ouderen kan gaan om een veelheid aan situaties, die ook om een heel verschillende aanpak vragen. Zo kan het bijvoorbeeld gaan om het klassieke partnergeweld dat zich ook bij ouderen kan voordoen; financiële uitbuiting van ouderen door familieleden; fysiek geweld naar ouderen toe door kinderen, en zo verder. Ook seksueel geweld komt voor op elke leeftijd en is ook bij ouderen een onderschat probleem. Een recente studie toonde aan dat een op de twaalf ouderen – 8,4 procent – in 2019 slachtoffer werd van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Naast het intentionele geweld naar ouderen toe, kan het ook voorkomen dat er op een onbedoelde manier schade wordt berokkend aan een zorgbehoevende oudere. Dat kan gebeuren in de context van mantelzorg, wanneer de situatie de mantelzorger boven het hoofd groeit, of wanneer de mantelzorger niet beschikt over de nodige kennis en kunde om bepaalde zorgtaken op zich te nemen. Om te beklemtonen dat het hier niet gaat om intentioneel geweld, wordt de term ouderenmisbehandeling gebruikt. VLOCO heeft het in dat kader ook over ‘ontspoorde zorg’. Het gaat erom dat de mantelzorger met de beste bedoeling de zorg voor de oudere wil opnemen, maar dat niet op een adequate of passende manier doet of kan, wat bij de oudere lijden tot gevolg kan hebben.
De aanpak van die vorm van ouderenmishandeling is bijzonder complex. Het gaat ook vaak om situaties die heel gradueel zijn ontstaan, waardoor de betrokkenen niet altijd inzien dat er een probleem is. Op de website www.gezondheidenwetenschap.be staat dat wanneer een arts ouderenmisbehandeling vaststelt, er in eerste instantie moet worden gekeken naar het optimaliseren van de thuiszorg. De arts kan daarvoor een zorgplan opstellen. Naarmate meer hulpverleners betrokken zijn rond de zorgbehoevende oudere wordt de kans op mishandeling klein. Indien thuiszorg niet volstaat om misbehandeling tegen te gaan, dan moeten andere opties worden bekeken, zoals een verhuis naar een woonzorgcentrum.
Enkele jaren geleden werd een risicotaxatie-instrument ontwikkeld om hulpverleners te helpen een inschatting te maken van het risico op ouderenmisbehandeling. In een vraag om uitleg een jaar geleden kaartte ik aan dat dit instrument mogelijk onvoldoende bekend is en wordt gebruikt door hulpverleners. Ook Steunpunt Mantelzorg biedt een vorming aan voor zorgverleners om beter om te gaan met mantelzorg.
Naast een goede detectie en aanpak van ouderenmisbehandeling moet er natuurlijk ook worden ingezet op preventie. Dat betekent dat er proactief aan de slag moet worden gegaan met mantelzorgers. Niet alleen moeten ze alert zijn voor signalen dat de zorg uit de hand dreigt te lopen, ze moeten ook weten waar ze terechtkunnen indien ze zich onzeker voelen over hun taken als mantelzorger of als ze zich overbelast voelen. Via de website www.ouderenmisbehandeling.be kan men toegankelijke informatie vinden, maar het is niet duidelijk in welke mate mantelzorgers hun weg daarnaartoe vinden. Er is ook het psycho-educatiepakket ‘Dementie en nu’ dat enkele jaren geleden werd ontwikkeld door Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en de Alzheimer Liga Vlaanderen. Het gaat om een reeks van bijeenkomsten die kunnen worden georganiseerd door allerlei organisaties, zoals de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen of geheugenklinieken, en die gericht zijn op de ondersteuning van mantelzorgers van personen met dementie.
We weten dat mensen zo lang mogelijk thuis, in de vertrouwde omgeving willen blijven wonen. Dankzij de inzet van mantelzorgers kunnen ze die wens ook waarmaken. De wens om thuis te blijven wonen mag er echter niet toe leiden dat de inschakeling van professionele hulpverlening te lang wordt uitgesteld. Het is nodig dat er ook voldoende aandacht gaat naar de draagkracht en ondersteuning van mantelzorgers, zodat ze hun rol op een goede manier kunnen opnemen, samen met andere zorgverleners.
Minister, moeten ouderen als doelgroep volgens u meer aan bod komen in sensibiliseringscampagnes rond familiaal geweld en rond seksueel grensoverschrijdend gedrag? Zal er in de opmaak van het nieuwe Mantelzorgplan aandacht worden besteed aan de problematiek van de ouderenmisbehandeling? Is de detectie en aanpak van ouderenmisbehandeling volgens u een thema waarrond meer vorming moet worden aangeboden voor zorgverleners? Waar kunnen familieleden, buren of vrienden terecht indien ze met vragen en onzekerheden zitten op het vlak van de zorgen die ze verlenen aan oudere mensen in hun nabijheid? Moet hierover volgens u op een meer proactieve manier worden gecommuniceerd naar die informele zorgverleners, en zo ja, via welke weg gebeurt dat dan het best? Hoe wordt vermeden dat er bij de opmaak van een zorgplan voor zwaar zorgbehoevende ouderen niet te sterk wordt teruggevallen op mantelzorgers? Acht u het nodig om oudere mensen, zowel zij die in een woonzorgcentrum verblijven als zij die zelfstandig wonen maar misschien wel informele zorg en hulp krijgen van mensen in hun omgeving, te sensibiliseren omtrent de signalen van ouderenmisbehandeling en hen te informeren over waar zij desgevallend terechtkunnen?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, uit cijfers van 1712, de CAW’s en VLOCO blijkt dat er elke week zo’n 22 gevallen van familiaal geweld bij ouderen in Vlaanderen worden gemeld. Deze cijfers omvatten partnergeweld tussen ouderen en ouderenmisbehandeling, waarbij de oudere slachtoffer is van geweld dat een kind pleegt. Het begrip ‘ouderenmisbehandeling’ is een breed begrip. Dit kan gaan van verwaarlozing tot ongewenste aanrakingen. (Het geluid van Suzy Wouters valt weg.)
Collega Wouters, u bent opnieuw weggevallen.
Excuseer. Bij ouderenmisbehandeling kan het ook gaan om seksueel geweld. Uit internationaal onderzoek blijkt ook dat vier op de tien 70-plussers ... (Het geluid van Suzy Wouters valt weg.)
Collega Wouters, het lukt heel moeilijk, maar ik veronderstel dat de minister de vraag heeft gelezen en dus uw vragen kan beantwoorden.
Collega Wouters, ik zal uw vraag zeker meenemen. VLOCO, een deelwerking van het CAW, wijst erop dat het aantal bekende situaties van ouderenmishandeling slechts het topje van de ijsberg zijn, en dat dat vooral samenhangt met het taboe dat op het thema rust. Het is dus belangrijk verder te sensibiliseren en alle betrokken partijen aan te moedigen en te ondersteunen om te durven spreken. VLOCO schreef hiervoor onder meer het handboek ‘Ouderenmis(be)handeling, praat erover!’ en organiseerde vorige week twee webinars om professionelen te informeren over de thematiek. Op 15 juni is er een persbericht uitgestuurd om de problematiek onder de aandacht te brengen, en dat heeft, ook getuige uw vraag, zijn effect niet gemist. In mijn antwoord op de vraag om uitleg van collega Saeys, collega Schryvers en collega Wouters gaf ik ook al aan dat we met 1712 een nieuwe campagne lanceerden gericht op de plegers van situationeel familiaal geweld, onder meer ook van ouderenmisbehandeling.
We bekijken op welke manier we de doelgroep van ouderen die met ouderenmis(be)handeling in aanraking komen nog meer kunnen bereiken in de toekomstige sensibiliserings- en communicatiecampagnes gericht op het verder bekend maken van het aanbod.
Momenteel wordt er volop gewerkt aan een nieuw mantelzorgplan dat voorzien is om in te gaan op 1 januari 2022. Op basis van de resultaten uit een evaluatie van het mantelzorgplan 2016-2020 en de lopende onderzoeken, zoals de survey over de informele zorg, zullen prioritaire doelstellingen en acties worden bepaald waar we vanaf 1 januari 2022 met het nieuwe mantelzorgplan op willen inzetten. Het traject naar dat nieuwe plan is nog lopende. Het is nog te vroeg om al in te gaan op de specifieke doelstellingen en acties die het plan zal bevatten.
Het is zeker belangrijk om zorgverleners te vormen rond de detectie en de aanpak van ouderenmis(be)handeling. Ik sprak al over de VLOCO-studiedagen voor professionelen, waarbij er ook aandacht is voor meer verdiepende thema’s zoals het implementeren van een protocol met betrekking tot ouderenmis(be)handeling, het ethische thema dat speelt bij ouderenmis(be)handeling, het beroepsgeheim, en andere. VLOCO deelt hieromtrent ook goede praktijken en stelt tools ter beschikking, concrete instrumenten om op casusniveau aan de slag te gaan, maar ook voor beleid op organisatieniveau. Daarnaast wordt VLOCO ook gevraagd als spreker op studiedagen en congressen om professionelen te informeren over de thematiek én kunnen organisaties en onderwijsinstellingen een vorming aanvragen voor hun medewerkers en/of studenten. Domus Medica werkte met de steun van de Vlaamse overheid een e-learningmodule voor huisartsen uit, specifiek gericht op het thema ouderenmis(be)handeling. Deze module werd in 2020 uitgebracht. Momenteel werkt Domus Medica aanvullend een vormingspakket voor de lokale kwaliteitsgroepen (LOK’s) van huisartsen uit, dat aansluit op de e-learningmodule huisartsen, met casusbesprekingen en uitwisseling tussen collega’s.
Huisartsen, maar ook thuisverpleegkundigen en medewerkers van de diensten voor gezinszorg zijn belangrijke actoren in het detecteren van signalen. Zij zijn vaak belangrijke steunfiguren voor familieleden en aanspreekpersonen voor de ouderen zelf. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat slechts 1 op de 24 ouderen er zelf met iemand over spreekt. Daarom is het belangrijk dat professionelen niet wachten tot de betrokkenen er zelf over beginnen. Er moet voldoende gelegenheid, gevoeligheid en alertheid zijn bij de professionelen om signalen en risicofactoren ook te erkennen en te herkennen.
Als men zich zorgen maakt omtrent de manier waarop oudere mensen behandeld worden, kan men met vragen en onzekerheden ook terecht bij 1712 of bij het CAW. Daarnaast zijn er zes erkende mantelzorgverenigingen die ontspanningsactiviteiten, ontmoetingsruimten en informatieve samenkomsten voor mantelzorgers organiseren. Ook de mantelzorgtelefoon, een initiatief van Samana, biedt een luisterend oor voor grote en kleine problemen van mantelzorgers. Met klachten over grensoverschrijdend gedrag binnen een woonzorgvoorziening kan iedereen steeds terecht bij de Woonzorglijn. Elk woonzorgcentrum is verplicht de contactgegevens van de Woonzorglijn publiek te afficheren.
Zorgverleners moeten bij de opmaak van een zorg- en ondersteuningsplan ook voldoende rekening houden met de draagkracht van de mantelzorgers, het netwerk. Ook dat is belangrijk in het kader van de preventie van ouderenmis(be)handeling.
Ik schrok zelf ook van de evaluatie van de cijfers. Ongetwijfeld heeft dat te maken met de kwetsbare positie waarin deze mensen zich bevinden ten aanzien van de geweldplegers. Schaamte, angst of loyaliteit maakt dat deze ouderen het geweld dat ze meemaken vaak ook niet durven uit te spreken. VLOCO linkte de toename van de cijfers ook aan de toegenomen stress door de COVID-19-crisis. Spanningen liepen hoger op, mensen stonden meer onder stress en het familiale en sociale leven werd beperkt tot een heel kleine bubbel, die in verhouding vaak bijzonder veel zorg moest opnemen.
Erkende woonzorgvoorzieningen zijn decretaal verplicht om situaties van grensoverschrijdend gedrag te melden bij het agentschap. Na het invoeren van het nieuw woonzorgdecreet werd in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 het begrip ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag’ uitgebreid naar ‘grensoverschrijdend gedrag’. Dat begrip omvat ook extreem agressief gedrag, verwaarlozing, psychologische vernedering, afpersing en mishandeling.
Wat het bereiken van de plegers en de potentiële plegers betreft, verwijs ik eveneens naar mijn antwoord op de vragen om uitleg over familiaal geweld. Ik had het daarin onder meer over de nieuwe campagnes van 1712.
Het risicotaxatie-instrument (RITI) oudermishandeling wordt als zeer gebruiksvriendelijk en ondersteunend ervaren voor het maken van een goede inschatting. De tool bevraagt niet alleen signalen en risicofactoren bij de ouderen, maar ook bij de pleger en de omgeving. Het geeft een duidelijke indicatie over belastende factoren die aanwezig kunnen zijn of zich zouden kunnen ontwikkelen. Professionals geven aan dat het RITI ook gebruikt wordt als basis om een plan van aanpak te kunnen maken.
In 2020 bevroeg het VLOCO de geregistreerde gebruikers van het RITI naar het gebruik en de eventuele verbetering van de tool. In opvolging van een bevraging van de geregistreerde gebruikers in 2020 onderneemt het VLOCO in overleg met diverse betrokken organisaties verdere stappen om het RITI nog te verbeteren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u, minister. Het is natuurlijk een complex probleem, met heel veel verschillende facetten. Aan de ene kant is er de heel duidelijke mishandeling, aan de andere kant is er de misbehandeling, die soms stilletjes in een zorgtraject insluipt, soms door overbelasting van een mantelzorger. De cijfers over het aantal ouderen die hier melding van maken, frapperen toch: 1 op de 24 spreekt er zelf over. Daar komen verschillende elementen bij kijken. Er rust een groot taboe op. Er is angst om erover te praten. Wellicht is er ook angst om de mantelzorger te verliezen. Ook daar moeten we rekening mee houden. Er is inderdaad een heel grote taakstelling voor professionele zorgverleners in de omgeving van de oudere, zoals de huisarts. Ten eerste om de signalen te herkennen maar ook om erover te spreken en om het op tijd bespreekbaar te maken, zodat het niet verder gaat en de mantelzorgrelatie moet stoppen.
Minister, ik las in het actieplan seksueel geweld dat de oudere als een specifieke doelgroep naar voren wordt geschoven voor het uittekenen van bepaalde acties. Wij hebben het nu al gehad over het doorbreken van het taboe en over het detecteren en signaleren. Voor ouderen die dit meemaken, is de stap naar de hulpverlening van groot belang. Op welke manier wordt hierop ingezet?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het toch beantwoorden van de vragen die ik daarnet niet heb kunnen stellen. Ik heb nog een bijkomende vraag.
U gaf in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag over de aanpak van grensoverschrijdend gedrag in de woonzorgcentra van 10 mei 2021 aan dat in artikel 10 van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers van 28 juni 2019 wordt voorgeschreven dat de woonzorgvoorziening of de vereniging een geschreven referentiekader moet hanteren voor elke vorm van grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers. Minister, u kunt hiervoor nadere regels bepalen. Tot nu toe is geen ministerieel besluit opgesteld. Minister, zult u voor deze nadere regels een ministerieel besluit opstellen?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, we hebben al verschillende keren in deze commissie gedebatteerd over dit belangrijke onderwerp. Ik vroeg mij af of u zicht hebt op hoe groot deze problematiek is. We hebben de cijfers, die de collega’s ook hebben aangehaald. Maar er is een ‘dark number’, een cijfer dat onder de waterlijn blijft.
De vraag is of we dat op een of andere manier kunnen inschatten en daar enige indicatie van hebben.
U hebt er in uw antwoord al naar verwezen, maar het is heel belangrijk dat we de drempel om hulp te vragen zowel door het slachtoffer als de mensen uit de omgeving zo laag mogelijk maken, want dat is de enige manier waarop dat aan het licht kan komen.
Mijn concrete vraag voor u is: hebben we een daderprofiel? Uit het onderzoek komen een aantal kenmerken naar voren. Het zijn meestal mensen die dicht bij het slachtoffer staan en veelal met hen samenwonen. Maar weten we meer over die mensen dan de demografische kenmerken, zoals of het een man of een vrouw is, of ze al dan niet samenwonen, maar vooral wat hen ertoe aanzet om op deze manier aan ouderenmis(be)handeling te doen? Ik vraag me af of dat inschattingsinstrument die data ergens capteert en of we daar iets uit kunnen leren.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik wil me graag focussen op de situatie van ouderen die thuis wonen en misschien te maken hebben met mishandeling, maar dat nog niet zelf beseffen. Ik heb een tijdje geleden een puzzelboekje gezien. U weet dat veel ouderen puzzelen en onder meer sudoku’s en kruiswoordraadsels invullen. In dat puzzelboekje stond naast kruiswoordraadsels heel laagdrempelige informatie over situaties waarmee ouderen te maken kunnen hebben en die hen konden doen nadenken over het feit dat er in hun omgeving zaken gebeuren die niet oké zijn. Naast die puzzels werden er ook verklaringen gegeven evenals adressen waar ouderen terechtkunnen. Ik vind dat een heel laagdrempelige manier van preventie en van bewustmaking van ouderen. Mijn vraag is of de overheid overweegt om zo’n laagdrempelige empowerende informatiecampagne te voeren.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, we zullen in overleg met de sector de verdere richtlijnen over de opvolging van grensoverschrijdend gedrag invullen. Ik heb momenteel geen concrete cijfers of dark numbers, collega Parys. In het actieplan ter bestrijding van seksueel geweld worden de ouderen bereikt door onder meer het versterken van professionals die met ouderen werken rond dit thema. We werken ook al met de vzw Aditi samen om bewust te maken en ook preventief te werken rond seksueel gedrag, maar ook rond de grenzen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Collega Parys, er is een onderzoeksproject in het kader van het programma van Belgian Research Action through Interdisciplinary Networks (BRAIN-be) van het Federaal Wetenschapsbeleid waarin er voor het eerst wordt gepeild naar de situatie van ouderen in het kader van seksueel geweld. De juiste elementen worden dus onderzocht. Meer concrete gegevens en synthesen uit het RITI moeten opgevraagd en bevraagd worden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ouderen moeten in de best mogelijke omstandigheden en het liefst kleinschalig in hun eigen buurt oud kunnen worden en een zo goed mogelijke levenskwaliteit en zorg krijgen. We weten dat ze extra kwetsbaar zijn, dus we moeten heel alert zijn wanneer er sprake zou kunnen zijn van mishandeling, maar ook van mis(be)handeling. Net zoals bij zoveel zaken die in deze commissie aan bod komen, moeten we op verschillende vlakken werken: preventie, het taboe doorbreken, bewustmaken, vroeg detecteren en zorgen voor de nodige hulpverlening. Het is een heel belangrijk thema dat we met veel interesse en heel veel engagement graag verder opvolgen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Ouderen zijn voor de verzorging vaak afhankelijk van de verpleger. Er kan ook een emotionele en financiële afhankelijkheid zijn van bijvoorbeeld een inwonende zoon of dochter. Die afhankelijkheid zorgt ervoor dat de mis(be)handeling vaak wordt verzwegen voor de buitenwereld. Dat maakt hen extra kwetsbaar. Het is nodig dat er voldoende aandacht naar onze ouderen gaat. Naast een goede detectie en aanpak van elke vorm van ouderenmis(be)handeling is het ook heel belangrijk dat we inzetten op preventie zodat ouderen zonder angst en mis(be)handeling van hun oude dag kunnen genieten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.