Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Collega’s, minister, het emissiehandelsysteem (ETS) wordt door de Europese Unie als een van de belangrijkste instrumenten gezien om haar klimaatdoelstellingen te halen en om uiteindelijk tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Het principe van ‘de vervuiler betaalt’ lijkt mooi in de theorie, maar keer op keer blijkt dat er toch serieuze gaten in het systeem zitten waardoor van een echte incentive richting klimaatneutraliteit geen sprake is.
Voor de grote stroomproducenten, industriële installaties en luchtvaartmaatschappijen die verondersteld worden om emissierechten te kopen voor de uitstoot die ze verwezenlijken, is ETS in plaats van een manier om hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen, blijkbaar een lucratieve handel geworden. Dat blijkt uit een recente studie van het onderzoeksbureau CE Delft. Het rapport analyseerde de werking van ETS in negentien lidstaten – toch goed voor 82 procent van alle ETS-emissies – in de periode 2008-2019. In totaal hebben de ETS-industrieën niet minder dan 30 tot 50 miljard euro verdiend aan ETS in deze periode.
Hoe hebben ze dat gedaan? Het rapport beschrijft drie verschillende verdienmodellen binnen ETS. Als eerste krijgt bijna twee derde van de bedrijven meer gratis uitstootrechten dan wat ze effectief nodig hebben. De verkoop van deze overtollige rechten leverde 1,6 miljard euro op. Een tweede manier om winst te maken binnen ETS is de mogelijkheid om uitgestoten emissies te compenseren door CO2-vermindering in ontwikkelingslanden te compenseren met goedkopere oudere emissierechten uit het Kyotoprotocol. Dit was goed voor 3 miljard euro winst voor de bedrijven.
Maar het grootste verdienmodel – en dat is toch wel laakbaar – is dat de zogenaamde ‘kosten’ van de vaak gratis verkregen rechten in verschillende mate worden doorgerekend aan de consument. Zo werd er in de periode tussen 2008 en 2019 voor 26 tot 46 miljard euro doorgerekend. Die bedragen zijn volgens de onderzoekers trouwens een zeer voorzichtige schatting.
Het doorschuiven van de kosten zou vooral gebeuren bij producten als ijzer, staal en cement, maar ook de elektriciteitsprijzen werden op die manier opgedreven. Daarop is ondertussen wel een reactie gekomen met het afbouwen van die gratis emissierechten.
De onderzoekers stellen dat de gratis rechten wel hun nut hebben bewezen in het begin van ETS, maar dat ze ondertussen vooral negatieve effecten hebben. De prikkel om koolstofarme investeringen te doen, is onvoldoende aanwezig en de prijzen voor de consument stijgen.
De Belgische bedrijven kregen voor meer dan 520 miljoen euro te veel aan emissierechten. Dit is na Spanje het hoogste bedrag van de negentien onderzochte landen. De petrochemiesector, vooral in Vlaanderen, is naast de ijzer- en staalindustrie de sector die het meest profiteert van dit overschot aan gratis emissierechten. Een bedrijf als BASF kreeg zo voor 62 miljoen euro te veel aan emissierechten over die periode. Het zijn diezelfde bedrijven die door de Vlaamse Regering ook nog eens maximaal gecompenseerd worden voor de verhoging van de elektriciteitskosten omwille van het klimaatbeleid. In dezelfde periode streken die bedrijven nog eens enkele honderden miljoenen op vanuit het klimaatfonds. En daar staat amper vooruitgang tegenover inzake uitstootvermindering.
Nu de Europese Unie volop bezig is met het nadenken over een aanpassing van het emissiehandelsysteem, moeten we ervoor zorgen dat we de juiste prikkels geven aan de industrie. Moeten we blijven inzetten op gratis rechten, op een koolstoftaks voor import van buiten Europa of zijn er nog andere mogelijkheden om onze industrie de nodige transitie te laten maken? Het zijn vragen waarover we toch goed moeten nadenken.
De prijs van CO2-uitstoot binnen ETS is de laatste maanden sterk gestegen tot ongeveer 50 euro. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat er een versnelling komt in de reconversie van de betrokken sectoren. Maar dan mag het gevolg natuurlijk niet beperkt blijven tot het doorrekenen van de meerkosten naar de consument maar moet ook de zo noodzakelijke reconversie verdergezet worden.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister.
Wat is uw reactie op dit rapport waaruit blijkt dat langs de ene kant bedrijven in België te veel gratis rechten krijgen en dat ze langs de andere kant de kosten van emissierechten doorschuiven naar de consument?
Bent u van mening dat er, net zoals bij stroomproducenten, gesleuteld moet worden aan het geven van gratis emissierechten?
Vindt u de compensatie die bedrijven krijgen vanuit het klimaatfonds gerechtvaardigd, met de resultaten van deze studie in het achterhoofd?
Welke mogelijkheden ziet u om dit soort misbruiken te doen ophouden?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, collega Steenwegen, voor deze vraag. Er zijn heel veel studies. Deze studie werd uitgevoerd in opdracht van een Europese ngo. Wij hebben dat document doorgenomen. Mijn uitgangspunt is dat het klimaatbeleid de industrie vooral moet aanzetten tot het kostenefficiënt reduceren van haar emissies, en dat dit uiteraard niet zou mogen leiden tot oneigenlijke winsten.
Het rapport baseert zijn bevindingen echter op gegevens uit de periode van 2008 tot en met 2019, en op assumpties rond de doorrekening van kosten die niet door de Commissie bevestigd worden. Tijdens de periode 2008-2019 is het ETS-systeem al meermaals bijgesteld op basis van de lessen die in het verleden getrokken werden. Het ETS-systeem van vandaag is met andere woorden totaal niet meer te vergelijken met het ETS-systeem van tien jaar geleden.
Ik merk op dat de industrie die internationaal concurreert niet vergelijkbaar is met de elektriciteitssector die per definitie lokaal concurreert en de kosten van het emissiehandelssysteem doorrekent aan de eindconsument. Op deze basis werden de toewijzingen aan de elektriciteitssector geschrapt.
Het is de Europese Commissie die bepaalt welke sectoren van de industrie de kosten niet kunnen doorrekenen door blootstelling aan internationale concurrentie. De Europese Commissie doet dit op basis van objectieve criteria.
De lijst van sectoren die de kosten niet kunnen doorrekenen, werd onlangs nog aangescherpt. De sectoren die niet op deze lijst staan, ontvangen dan ook geen toewijzingen meer tegen het einde van deze handelsperiode.
U polste naar de compensaties voor de indirecte emissiekosten die gefinancierd worden door Vlaanderen. Die compensaties kwamen niet aan bod in het nieuwe rapport en deze staan wat mij betreft ook los van het onderwerp van deze studie.
Deze compensaties gebeuren binnen de krijtlijnen die werden vastgelegd door de Europese Commissie. Het gaat hierbij over een gedeeltelijke compensatie. Bovendien werden de staatssteunregels hieromtrent onlangs nog verder aangescherpt.
De toewijzingsregels voor de industrie worden regelmatig bijgestuurd op basis van zaken die we zien, ook in het verleden. Ook volgende maand zal de Europese Commissie voorstellen formuleren om het ETS-systeem van de Europese Unie opnieuw te herzien. Ik zal zorgvuldig alle voorstellen van de Europese Commissie in die context met open blik bekijken.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Het klopt dat het ETS-systeem al een aantal keer is aangepast, maar het blijft een heel zure vaststelling. Ik wil het rapport of de studie van dat bureau niet in vraag stellen. Dat is een onafhankelijk bureau dat wel degelijk een goede analyse heeft gemaakt als het zegt dat er drie soorten van winst maken zijn ten koste van de consument. De eerste twee zijn feitelijk vastgesteld en de andere is wat moeilijker, namelijk het doorrekenen naar de consument. Het is ongelooflijk dat die bedrijven enorm veel middelen krijgen. Ik heb de koppeling met het Klimaatfonds gemaakt en ik ken uw antwoord: dat het allemaal in overeenstemming is met de staatssteunregels enzovoort. We weten dat allemaal, maar de vaststelling blijft toch dat we die bedrijven die tientallen miljarden euro’s winst maken, nog altijd geld blijven toestoppen en dat er niets tegenover staat op het vlak van het klimaatbeleid. Dat staat in schril contrast – we hebben dat debat al gevoerd - met uw aanpak van de rest van het Klimaatfonds. Daar bepaalt u dat er tegenover de middelen die u vanuit het Klimaatfonds toewijst, een kostenefficiëntie moet staan.
Het begin van uw antwoord stelde me wel tevreden, want ik denk dat we het erover eens zijn dat het eigenlijk moet leiden tot reconversie. We moeten ervoor zorgen dat die industrieën de noodzakelijke reconversie doen. We weten allemaal dat ze dat maar zullen doen als ze niet kunnen ontsnappen aan het beleidskader en dat moet sterk genoeg wegen om hen die reconversie te doen maken. Anders blijven ze inzetten op het boeken van winst en op het oude model dat enorm veel klimaatschade veroorzaakt. Ik blijf met een heel zuur gevoel zitten. We hebben het al heel moeilijk met de toepassing van het Klimaatfonds en een maximale invulling van middelen die u de industrie toeschuift. Als je dan ziet dat de industrie ten koste van de consument nog eens honderden miljoenen euro’s winst maakt, alleen op Belgisch niveau, dan vind ik dat een echte schande.
Ik heb geen bijkomende vraag, maar ik kan alleen maar vaststellen dat deze regering de petrochemie en de andere industrie de hand boven het hoofd houdt en eigenlijk geen voorwaarden oplegt. In die zin worden heel veel miljoenen euro’s die we beter zouden inzetten voor een goed klimaatbeleid, gewoon te grabbel gegooid.
Minister Demir heeft het woord.
Ik heb deze discussie al regelmatig gevoerd met collega Steenwegen. Ik denk dat we van mening zullen blijven verschillen. Dat is geen probleem. Bedrijven die indirecte compensaties ontvangen, moeten toegetreden zijn tot de energiebeleidsovereenkomst (EBO), collega Steenwegen. Dat weet u. Zoals ik ook eerder heb gezegd, zal die EBO hervormd worden. Ik zal daar de lat wat hoger leggen. We zijn daarover in gesprek met de hele sector.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Ik dank u, minister. Het klopt dat we daar van mening verschillen. Dat kan ook en dat moet. Zoals u terecht zegt, worden de EBO’s herbekeken. We hebben daar in het verleden al veel vragen over gesteld omdat we ook daar vaststellen dat de EBO’s in vergelijking met het buitenland vaak te lage eisen opleggen of te lage verwachtingen stellen. Ik hoop dat u bij de herziening van de EBO’s de lat een pak hoger zult leggen, zoals u aankondigt, zodat de incentive voldoende groot is en we echt naar de reconversie van die industrie gaan, in het belang van die industrie en van onze Vlaamse consumenten en werknemers.
De vraag om uitleg is afgehandeld.