Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, deze vraag gaat over het zogenaamde reactief afwegingskader voor prioritair watergebruik tijdens schaarste. U hebt dat voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Dat is natuurlijk een belangrijk plan om te bepalen welk watergebruik aan banden moet worden gelegd wanneer er droogte of schaarste is en wij daartoe worden gedwongen. De beslissingen worden genomen op basis van een plaatsafhankelijk alarmniveau of crisisniveau. Bij dat alarmniveau wordt er ook een verbod op pleziervaart of andere recreatie opgelegd. Dat heeft natuurlijk ook onmiddellijk consequenties voor de beoefening van bepaalde sporten: ik denk aan waterskiën, figuurskiën, showskiën. Dat zijn niet de sporten die ik vaak beoefen, maar er zijn mensen die daar heel veel plezier aan beleven en dat ook soms op professioneel niveau doen. De pleziervaart werd in het afwegingskader ondergebracht onder de scheepvaart, maar het rapport stelt dat de watertekortindicator door het stilleggen van de pleziervaart slechts zeer beperkt daalt. Dat viel me op. Minister, vandaar dan ook de volgende vragen.
Waarom dacht en denkt u dat het toch noodzakelijk is om de pleziervaart mee op te nemen in dit plan, met het vooruitzicht op een verbod deze zomer, als de impact dan toch zo beperkt is? In welke fase treedt dat verbod dan eventueel in werking? Het plan is een soort cascadeplan. In welke fase zou dat eventueel voorkomen? Hoe waarschijnlijk is het dat dat gebeurt? Ik weet niet zeker of ik voor het volgende bij u aan het juiste adres ben, maar hebt u een indicatie van het aantal plezierboten in Vlaanderen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, dank u wel. Voor de zekerheid wil ik wel meegeven dat een mogelijke beperking op pleziervaart in de eerste plaats de bevaarbare waterlopen betreft, een bevoegdheid van collega Peeters. Uw vraag handelt echter natuurlijk over het reactief afwegingskader. Dat kader definieert twee droogteniveaus. Droogteniveau 1 staat voor dreigende waterschaarste en droogteniveau 2 voor effectieve waterschaarste. Het kader gaat uit van het principe dat niet-essentieel watergebruik kan worden beperkt. Het kan bijvoorbeeld gaan om het vullen van zwembaden, het wassen van wagens of het afspuiten van verhardingen, maar dus ook over het watergebruik voor de pleziervaart. In essentie gaat het natuurlijk over het beperken van het versassen van boten en pleziervaartuigen via sluizen. De reden is evident: het is bij dat schutten dat er watergebruik is. Dat betekent dat activiteiten zoals jetskiën, waterskiën enzovoort nog steeds kunnen plaatsvinden, omdat daarvoor niet moet worden geschut.
In welke fase treedt het verbod in werking? Het kader is zo opgesteld dat er steeds een gebiedsspecifieke en tijdsafhankelijke afweging wordt gemaakt. Dat betekent dat gedurende de periode van waterschaarste de afweging zal worden gemaakt wat de meest efficiënte maatregelen qua kosten en baten zijn voor die specifieke periode en dat specifieke gebied. Zoals u weet, is het kader een beleidsondersteunend instrument. Het geeft objectieve info, die kan worden gebruikt om beleidsbeslissingen mee te onderbouwen.
Binnen het afwegingskader en de daarin doorgerekende droogteperiodes wordt het opleggen van beperkingen voor pleziervaart om schutverliezen te beperken voornamelijk beschouwd voor het systeem van het Albertkanaal en de Kempische kanalen, het Kanaal Brussel-Charleroi en het Zeekanaal. Bij de overige waterwegen bieden mogelijke beperkingen niet meteen een antwoord, ofwel omdat schuttingen er de enige vorm van debiettoevoer zijn, zoals in het IJzerbekken, of omdat er opwaarts geen waterschaarste is, zodat het water anders ook afwaarts zou worden doorgevoerd. De kans op het invoeren van waterbesparende maatregelen is vooral afhankelijk van de hydrologische situatie. Hoe langer een periode van aanhoudende droogte duurt, hoe groter ook de kans wordt dat dergelijke maatregelen moeten worden ingevoerd.
Om de impact op de scheepvaart tijdens droogteperiodes structureel te beperken werd een aantal jaren geleden beslist om op elk van de zes sluizencomplexen van het Albertkanaal een pompinstallatie te bouwen waardoor het water kan worden teruggepompt. Dergelijke installaties zijn al operationeel op de sluizen van Ham, Olen en Hasselt. De installatie van de sluis van Diepenbeek is in aanbouw. Via de Blue Deal zorgen we voor een versnelling in de bouw van de installaties van de sluis van Genk en Wijnegem. De uitvoering in Genk is gepland in 2021, in Wijnegem in 2024. Daarnaast worden ook mobiele pompen voorzien die in afwachting van de werken in Genk of Wijnegem, maar ook op andere locaties zoals het kanaal Brussel-Charleroi, kunnen worden ingezet. Ik denk dat dit vanuit de Vlaamse overheid een zeer goede investering is.
Ik kan tot slot niet aangeven hoeveel plezierboten er zijn. De registratie daarvan is een federale bevoegdheid en dus moet ik u doorverwijzen naar de FOD Mobiliteit en Vervoer.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zit ook in de Senaat en zal het daar dus opvragen. Voor de eerste keer is het dus andersom. Normaal geeft u ons de antwoorden maar in dit geval zal ik u schriftelijk het antwoord van de FOD laten bezorgen.
Uw antwoord is heel duidelijk. Pleziervaart heeft natuurlijk ook een toeristische component. Heeft die toeristisch-economische component ook meegespeeld bij de opmaak van dat plan of is daar enkel naar watergebruik en waterschaarste gekeken?
Minister Demir heeft het woord.
De detaildoorrekening zal nog volgen maar de voornaamste insteek is inderdaad droogte, wat ook wel goed is voor andere doelstellingen. Dat is ook heel uitvoerig besproken in het kader van de Blue Deal. Ook minister Peeters heeft toen mee aan die kar getrokken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.