Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, in het ontwerp van Instrumentendecreet hebben we de idee ingeschreven van de verhandelbare bouwrechten. Na de hoorzittingen en bij amendement van de meerderheid denken we nu dat het beter zou zijn om dat te schrappen. Daar zijn ook goede redenen voor, onder andere het feit dat steden en gemeenten daar nog niet klaar voor lijken te zijn. Men heeft onvoldoende zicht op locaties die in aanmerking komen voor hogere dichtheden, waardoor het ruilen van dat soort gronden nog niet echt realistisch zou zijn.
In het regeerakkoord hebben we echter ook ingeschreven om hier proefprojecten rond te organiseren. Ik denk dat dat heel interessant kan zijn om dit systeem te testen en op langere termijn dan toch te realiseren.
In hoeverre hebt u hier al initiatieven rond genomen en hoever staat het daarmee?
Hoeveel gronden in eigendom van de Vlaamse Overheid werden sinds de start van de legislatuur reeds geneutraliseerd?
Pleegt u overleg met de lokale besturen, sociale huisvestingsmaatschappijen of publiekrechtelijke rechtspersonen om mogelijkheden te onderzoeken om het slecht gelegen juridische aanbod binnen hun portefeuille niet langer te ontwikkelen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Coenegrachts, het regeerakkoord voorziet inderdaad verschillende maatregelen om die bouwshift te realiseren, zoals het neutraliseren van slecht gelegen juridisch aanbod. We doen dit in tal van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP’s). Ook lokale besturen zijn momenteel bezig, met tal van RUP’s.
U weet dat wij volop bezig zijn met het Instrumentendecreet. Ik hoop dat we daarover op korte termijn kunnen terugkoppelen, zoals dat ook door verschillende collega’s gevraagd is.
Sommige gemeenten proberen in hun RUP’s ook het principe van de planologische neutraliteit te hanteren. Dat wil zeggen dat ze geen nieuwe harde bestemmingen vastleggen tenzij ze tegelijk een minstens even grote oppervlakte harde bestemmingen schrappen, bijvoorbeeld de stad Gent.
Het inzetten van het formele instrument herverkaveling met planologische ruil uit het Instrumentendecreet kent momenteel nog een beperkte toepassing. Dit instrument wisselt niet alleen de bestemmingen maar ook de eigenaars. Dat is uiteraard niet simpel. Daarom ondersteunt mijn administratie via proeftuinen en pilootprojecten de lokale besturen die daarmee aan de slag willen gaan. Ik verwijs naar de pilootprojecten in de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen. Er lopen ook een tweetal strategische projecten, Horizon+ en Getestreek.
De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) begeleidt op dit moment ook twee concrete projecten in Zuienkerke en Aartselaar waarbij men effectief kiest voor het instrument van de herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil.
Maar ook in het kader van gewone RUP-procedures op gemeentelijk niveau onderzoekt men hoe men als lokale overheid meer de regie in handen kan nemen in het ruimtelijk beleid. Ik verwijs naar het RUP Heizijdse velden in Turnhout. Hierbij werd een woonreservegebied deels herbestemd tot woongebied en deels tot landschapspark. De eigenaars van bouwgrond in het gebied dat zal worden ingericht als groenzone, kregen in ruil een grond elders binnen het gebied. Op deze manier behielden deze mensen hun bouwmogelijkheden en kan het landschapspark worden gerealiseerd.
Ik heb geen volledig overzicht van de diverse lokale projecten waar gemeenten, vaak in samenwerking met private partijen, ontwikkelingsmogelijkheden op de ene plek verhogen en op de andere plek verlagen via privaatrechtelijke instrumenten.
Sinds januari dit jaar loopt een tweede reeks pilootprojecten waarbij een groep werkt rond de realisatie van de bouwshift. Hierbij kijkt de intercommunale Leiedal samen met acht gemeenten welke instrumenten kunnen worden ingezet voor de realisatie van hun ambities met betrekking tot de bouwshift. Planologische ruil kan hierbij zeker ook aan bod komen.
Volgens de Vastgoedwijzer 2015 is de Vlaamse overheid eigenaar van ongeveer 60.000 hectare waarvan meer dan 50.000 hectare bos, natuur en landbouwgronden. De oppervlakte onbebouwde gronden in harde bestemmingen is sowieso beperkt.
In gewestelijke RUP’s wordt steeds gekeken of gronden in eigendom van de Vlaamse overheid kunnen worden herbestemd wanneer deze slecht gelegen zijn. We gaan natuurlijk geen specifiek RUP opmaken om hier of daar een perceel te gaan herbestemmen. Bij RUP’s kijken we naar een groter ruimtelijk geheel en nemen we dat dan eventueel mee.
Sinds 2019 werd ongeveer 60 hectare eigendom Vlaamse overheid herbestemd naar een openruimtebestemming in verschillende gewestelijke RUP’s. 46 hectare daarvan situeert zich in het GRUP Demervallei. Het gaat over de omzetting van gronden met gemeenschapsbestemming van de Watergroep naar natuur.
Daarnaast kunnen gronden en gebouwen van de Vlaamse overheid die niet langer een functioneel doel hebben, worden vervreemd. Daarbij wordt ook naar het regeerakkoord verwezen. Zeker als het gaat om gronden die slecht gelegen zijn of overstromingsgevoelig, lijkt het mij niet wenselijk om deze gronden te verkopen. Zoals voorzien is in het regeerakkoord, moeten wij hierbij nagaan of deze gronden niet perfect geschikt zijn voor extra bos of de realisatie van onze instandhoudingsdoelstelling (IHD).
Ik waak er dan ook over dat er bijvoorbeeld geen signaalgebieden worden verkocht door de Vlaamse overheid in functie van ontwikkeling, maar dat eerst gekeken wordt of deze niet in aanmerking komen voor natuur of bos, om op die manier ook onze doelstelling te behalen.
Ik heb al verwezen naar het feit dat tal van gemeenten in hun ruimtelijke beleidskeuzes effectief stappen zetten om slecht gelegen juridisch aanbod te neutraliseren. Het is natuurlijk ook zo dat de lokale besturen, de OCMW’s, intercommunales en sociale huisvestingsmaatschappijen ook gronden in eigendom hebben, die een harde bestemming hebben maar die om verschillende redenen misschien niet langer worden ontwikkeld. Dat kan zijn als gevolg van overstromingsgevaar, door een waardevol bos of natuur, of omdat ze minder goed gelegen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt.
Specifiek voor de woon- en woonuitbreidingsgebieden kan ik meedelen dat ongeveer 8000 hectare in eigendom is van de overheid: ongeveer 6000 hectare van een gemeente, OCMW of kerkfabriek, 1500 hectare van sociale huisvestingsmaatschappijen, 500 hectare van intercommunales, 30 hectare van provincies, 426 hectare van Vlaanderen en 104 hectare van de federale overheid. Dat is uiteraard niet allemaal slecht gelegen woongebied en moet dus niet allemaal worden geneutraliseerd.
Voor de gronden in eigendom van de sociale huisvestingsmaatschappijen wil ik samen met minister Diependaele kijken welke acties mogelijk zijn.
Het Departement Omgeving bekijkt momenteel samen met de betrokken overheidsactoren aan de hand van enkele concrete cases op welke manier dit aanbod kan worden geneutraliseerd. De vraag stelt zich immers of hier steeds een RUP voor nodig is, aangezien deze grond bijvoorbeeld ook perfect als buurtgroen of speelplein kan worden ingericht binnen de huidige bestemming.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik heb vandaag ook een antwoord van u ontvangen op een schriftelijke vraag over het aantal RUP’s dat de verschillende overheden hebben geïnitieerd om gronden anders te bestemmen maar ik heb nog niet de kans gehad om dat ten gronde te analyseren. Daar kom ik misschien later nog wel op terug.
Het is heel belangrijk dat op het lokale niveau waar natuurlijk de sleutel ligt, wordt gewerkt en geëxperimenteerd en dat daar allerlei nieuwe vormen worden uitgedacht en uitgeprobeerd. Maar het zou toch interessant zijn dat er vanuit Vlaanderen een soort evaluatie zou kunnen gebeuren van die projecten of dat men op zijn minst die best practices kan oppikken die men daar uitwerkt om die aan anderen te bezorgen en hen op die manier te inspireren en motiveren om die bouwshift verder in de praktijk om te zetten. Ik weet niet of u daar al plannen voor hebt maar het lijkt me toch niet onbelangrijk om die voorbeelden dan te doen circuleren doorheen Vlaanderen.
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Coenegrachts, u doet een goede suggestie. Die pilootprojecten lopen inderdaad maar zodra ze zijn afgelopen en de resultaten bekend zijn, moeten die worden meegenomen in de best practices voor andere lokale besturen zodat ideeën kunnen worden uitgewisseld en men niet telkens opnieuw moet beginnen. Ik denk dat heel veel lokale besturen op zoek zijn naar goede pilootprojecten. Wanneer zij op die manier van elkaar kunnen leren, dan is dat des te beter. Ik zal uw suggestie zeker meenemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.