Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over de toename van het overmatig gamen en het aantal gameverslavingen. Dit is een thema dat in deze commissie de voorbije jaren vaker onder de aandacht is gekomen. Het gaat natuurlijk om het online gamen op een eigen scherm, zodat iemand via het internet met iedereen in heel het land of over heel de wereld in contact staat en het spel op die manier eindeloos kan spelen.
Ik wil duidelijk stellen dat het helder moet zijn dat niet iedereen die veel of passioneel gamet aan een gamestoornis lijdt. Om van een stoornis te kunnen en mogen spreken, moet er gedurende lange tijd sprake zijn van controleverlies over het gaminggedrag, in die mate dat het gamen in toenemende mate prioriteit over veel andere activiteiten en interesses krijgt. Er is sprake van een gamestoornis indien het in meerdere levensdomeinen zeer ontwrichtend wordt.
Gamestoornissen kunnen op alle leeftijden voorkomen, maar de meeste onderzoeken richten zich op jongeren. Op basis van een studie onder Europese adolescenten wordt geschat dat 1,6 procent van alle veertien- tot zeventienjarigen aan een gamestoornis lijdt. Blijkbaar lopen jongens en mannen een hoger risico. Er is een associatie tussen de vatbaarheid voor een gamestoornis en psychopathologieën als depressie en angststoornissen. Er zijn ook links met autisme en ADHD.
Het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) heeft er al eerder voor gewaarschuwd dat de coronacrisis ertoe zou kunnen leiden dat meer gamestoornissen zouden ontstaan. Misschien is het ook zo dat ouders en opvoeders ten gevolge van de coronamaatregelen en het vele thuiswerk bepaalde problemen op het vlak van overmatig gamen door hun kind gemakkelijker detecteren en dat dit vroeger onder de radar bleef.
De Hoge Gezondheidsraad heeft zich over deze problematiek gebogen en heeft in juli 2020 een beleidsadvies gepubliceerd. De Hoge Gezondheidsraad heeft geconcludeerd dat gamestoornissen heel wat overeenkomsten met gedragsverslavingen vertonen en stelt dan ook voor om, naar analogie met wat we met betrekking tot het middelengebruik doen, op interventies en hulpverlening in te zetten.
Daarin is natuurlijk een cruciale rol weggelegd voor ouders, zowel op het vlak van preventie als het leren herkennen van en omgaan met problematisch gamegedrag. Maar zij verwijzen ook naar deskundigheidsbevordering bij heel wat andere hulpverleners. Er bestaan al wat initiatieven voor de behandeling van gamestoornissen. Ik denk dat die zeker aangemoedigd en ondersteund moeten worden. Er is inderdaad een aanvoelen dat er nog te weinig wetenschappelijk onderbouwde inzichten zijn over de beste en de meest effectieve aanpak ervan. Daarom heb ik volgende vragen.
Zijn er aanwijzingen dat deze coronacrisis ertoe geleid heeft dat meer mensen een gamestoornis ontwikkeld hebben of het risico lopen om zo’n stoornis te ontwikkelen?
Op welke manier werken we aan de preventie van gamestoornissen? Doen we dat ook gericht naar risicogroepen?
Werken we samen met de game-industrie opdat zij meer rekening zou houden met het potentieel verslavende karakter van bepaalde games?
In welke mate beschikken onze centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) over expertise met betrekking tot de interventie en behandeling bij gamestoornissen?
Hoe kunnen we ouders, leerkrachten, jeugdwerkers, enzovoort ondersteunen om een potentiële gamestoornis bespreekbaar te maken en aan te pakken?
Investeren wij vanuit Vlaanderen in wetenschappelijk onderzoek rond de behandeling van deze gamestoornissen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, er is het laatste jaar wereldwijd veel meer gegamed. Of dat specifiek voor Vlaanderen ook zo is en of dat voor problemen zorgt, is nog niet verder onderzocht. Gamen heeft heel wat positieve effecten. Zo lijkt het een antigif tegen somberheid en eenzaamheid te zijn. Maar langdurig sociaal isolement en gamen als coping voor stress en negatieve emoties creëren ook nieuwe gewoontes. Wanneer dat aanhoudt, kan het leiden tot een verslechterd functioneren en uitgroeien tot een gamestoornis. Men gaat zich meer en meer afzonderen, hobby’s verwaarlozen, de schoolresultaten gaan achteruit en bijna de hele vrije tijd gaat eraan. En als er niet gegamed wordt, voelt men zich angstig, prikkelbaar of humeurig.
Sorry, ik had blijkbaar mijn camera uitgezet.
Er was al paniek hier in de zaal.
Ik had blijkbaar op de verkeerde knop geduwd.
Er spelen altijd verschillende factoren een rol bij het ontstaan van middelen- en gedragsstoornissen. Het gaat om een complex samenspel van drie factoren: mens, middel en milieu, de drie M’s. Als we vanuit de bril van het MMM-model kijken naar gamen, zijn er in coronatijd wel enkele redenen tot alertheid. Het virus en de maatregelen brengen emoties zoals angst, bezorgdheid, somberheid en stress met zich mee. De bewegingsruimte is ingeperkt. Het veel thuis zijn zet gezinnen onder druk, wat kan leiden tot spanning, ruzies en geweld. De spanningen en ruzies zijn voor sommigen misschien herkenbaar. Langs de kant van de industrie worden games ook extra gepromoot, en worden aanbod, grote variëteit en makkelijke beschikbaarheid extra in de verf gezet. Het risico op overmatig of problematisch gamen, neemt dus door de coronapandemie zeker toe voor kwetsbare gamers. Toch blijft gamen in de meeste gevallen ook een positieve bezigheid. Het merendeel van de gamers gamet zonder problemen. De VAD-leerlingenbevraging voor het schooljaar 2020-2021 zal ons de komende periode een inzicht kunnen geven in het gamegedrag en of er nu meer problematische gamers zijn dan voordien.
De wetenschappelijke literatuur over de preventie van problematisch gamen is nog heel beperkt. Naar analogie met preventief werken rond het middelengebruik is de meest effectieve aanpak ter preventie van problematisch gamen een aanpak die inzet op de vier gekende preventiestrategieën: educatie, afspraken en regels, omgevingsinterventies, zorg en begeleiding en dit binnen de verschillende settings.
Naar het onderwijs toe is gamen opgenomen in de leerlijn voor verslavingspreventie. Ouders worden ondersteund door middel van informatie en advies via de Druglijn. Preventiewerkers organiseren ook interactieve avonden vanuit, bijvoorbeeld, het pakket ‘Als kleine kinderen groot worden’, waarin het onderwerp aan bod komt. De gids voor ouders is overigens gratis downloadbaar via de Druglijn.
VAD ontwikkelt ook een vroeginterventietool, gericht naar jongeren en hun ouders, die in het najaar wordt uitgebracht. VAD, de partnerorganisatie binnen het Vlaams preventief gezondheidsbeleid, geeft aan dat het niet samenwerkt met de game-industrie, vanuit conflicterende belangen.
Het breder aanpakken van het potentieel verslavend karakter van games door verplichtingen op te leggen aan de industrie, zijn zaken die op Europees niveau dienen te worden bekeken. Recent werd ook het PEGI-classificatiesysteem (Pan European Game Information) uitgebreid met waarschuwingen voor in-game-aankopen.
De behandeling van gamestoornissen gaat vooral door in CGG. Sommige CGG’s zijn gespecialiseerd in verslavingen. Ook heel wat zelfstandige psychologen gaan aan de slag met deze problematiek. VAD heeft zijn inventaris van de diensten die hulp verlenen aan personen met een gamestoornis geactualiseerd.
Er werden de voorbije jaren ook nieuwe initiatieven ondersteund, zoals de zogenaamde Rebootkampen. Reboot is een ervaringsgerichte methodiek, waarbij jongeren alternatieven voor het gamen leren herontdekken. Reboot werd initieel opgericht met financiering van het agentschap Opgroeien. Een aantal CGG’s overwegen het programma verder aan te bieden vanuit hun reguliere werking.
VAD doet aan ondersteuning en deskundigheidsbevordering van intermediairs rond gamen. Professionals worden ondersteund door middel van onlinevormingen, werkgroepen, dossiers, factsheets, de wegwijzer voor hulpverleners, een inspiratiebox voor jeugdhulpverleners, het drugbeleid in de jeugdhulp. In het kader van de leerlijn verslavingspreventie worden educatieve pakketten voor leerkrachten ontwikkeld, gekaderd binnen het drugbeleid op school. Gamen is ook een thema in de jaarlijkse leerlingenbevraging.
Ik verwees al naar de initiatieven voor ouders via de Druglijn en het initiatief van VAD, gericht naar jongeren en hun ouders, dat in het najaar wordt uitgebracht.
Vlaanderen investeert niet in wetenschappelijk onderzoek rond de behandeling van gamestoornissen. Binnen de Algemene Cel Drugsbeleid kan er wel gekeken worden of het opportuun is om dit thema op te nemen in de jaarlijkse call voor projecten rond alcohol en drugs, vanuit het Belgische Federale Wetenschapsbeleid of BELSPO (Belgian Federal Science Policy Office).
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn uitgebreid en verhelderend antwoord. Ik weet uit eerdere vragen inderdaad wel dat er een feeling bestaat voor de thematiek. Ik wil u ook bedanken, minister, dat u in uw antwoord ook nu een goede balans houdt. Ik heb dat ook geprobeerd in mijn vragen en ik denk dat het belangrijk is. Er is een probleem, er zijn mensen met een probleem, maar gamen op zich is dat niet, ook niet als je dat passioneel of heel graag doet. Ik deel uw mening die bevestigt dat de coronamaatregelen niet bepaald hebben geholpen als we specifiek naar deze problematiek kijken.
Als ik goed heb geluisterd, dan zal de jaarlijkse leerlingenbevraging van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) hierover veel duidelijk maken, zodat we opnieuw cijfers krijgen die ons kunnen helpen om een gericht beleid hierop af te stemmen.
U hebt ook verwezen naar heel wat initiatieven, en naar het feit dat er niet wordt samengewerkt met de game-industrie. Ik kan dat begrijpen. Dat is een dunne lijn want de motieven en de initiatieven van de game-industrie lopen natuurlijk niet gelijk met waar wij, vanuit Volksgezondheid en Welzijn, op inzetten. Toch denk ik dat men daar een stuk verantwoordelijkheid, een stuk expertise ook heeft om dat te doen.
U hebt ook verwezen naar de Rebootkampen. Ik weet dat men, binnen de hulpverleners die hier op dit moment actief mee bezig zijn, poogt om de mensen te vinden op die plekken waar de problemen zich afspelen. Dat is ook zo met het klassieke straathoekwerk, waar de straathoekwerker naar de plekken toegaat waar jongeren bijeenkomen. In dit verhaal zouden we eigenlijk onlinestraathoekwerkers moeten hebben, die naar die platformen gaan waar de jongeren zijn.
Ik weet niet of u daarvoor open staat. Men kan dan zaken installeren die vroeger vrij courant waren in de gamingindustrie, maar nu niet meer, zoals tijdssloten. Vroeger kreeg je namelijk regelmatig een melding als je x aantal uren aan het spelen was. Dat zijn wel zaken waarvoor je de sector nodig hebt. Vandaag gebeurt – zo laat ik me vertellen – het installeren van timers veel minder. Integendeel: de sector is heel vernuftig in zijn innovatie en probeert mensen naar een spel te lokken en daar te houden.
We moeten er volgens mij ook eens over nadenken of we geen waarschuwingen moeten geven. We doen dat ook op verpakkingen van alcohol en sigaretten. We kunnen dat verplicht maken. Mensen kunnen dan nog doen wat ze willen, maar het kan wel aanzetten tot nadenken.
Als ik u goed heb beluisterd, minister, wilt u overwegen om dit thema een grotere rol te laten spelen in de projecten rond drugs en alcohol van VAD. Ik denk dat daar een spoor ligt om de expertise die er is te bundelen en te versterken. Het lijkt me belangrijk dat we hier aandacht aan blijven geven, want de problematiek zal zeker niet vanzelf afnemen, zoals bij meerdere thema’s in deze commissie het geval is.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik denk dat collega Jans hier terecht deze problematiek aankaart. Soms wordt er wat lacherig over gedaan, soms wordt dit niet au sérieux genomen. Maar dat is allesbehalve terecht, zeker als het gaat over die gameverslavingen. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft gameverslaving niet voor niets opgenomen in haar internationale lijst van ziektes. Verschillende landen hebben hier ook al gespecialiseerde behandelingscentra voor. Dat gaat dan over het curatieve luik.
Wat het preventieve luik in Vlaanderen betreft: hier bestaan ook al verschillende initiatieven die beantwoorden aan bepaalde noden op het vlak van preventie en van vroeginterventie. Al dient volgens mij wel de opmerking gemaakt te worden, en dat blijkt ook heel duidelijk uit het advies van de Hoge Gezondheidsraad, dat alles gebeurt onder de noemer van VAD. Zo verlopen de zelftests voor gameverslavingen, zo blijkt uit het rapport van die Hoge Gezondheidsraad, bizar genoeg allemaal via de website www.druglijn.be. Het punt dat ik hiermee wil maken, is niet dat ik de expertise van VAD in dezen in vraag stel, absoluut niet, want ze leveren schitterend werk en beschikken echt wel over expertise inzake verslavingen. Maar ik denk toch dat het niet meer dan normaal is dat preventie valt en staat met laagdrempeligheid. Als ik zelf bijvoorbeeld op zoek zou gaan naar info over gameverslavingen, dan ga ik niet automatisch naar de druglijn. Ik denk dat dit misschien wel beter kan, minister. Daarom heb ik ook deze vraag. Zult of wilt u er op korte termijn werk van maken om het bestaande preventie- en vroeginterventieaanbod van VAD via aparte websites en kanalen te ontsluiten? Ik denk dat dat zeker niet veel geld moet kosten. Dat zal die drempel echt wel verlagen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Bedankt, collega Jans, voor deze vraag. Ik deel uw bezorgdheid over dit niet te onderschatten probleem. Het aantal mensen met een gameverslaving neemt jaarlijks toe. En aan die gameverslaving zijn toch een aantal serieuze gezondheidsrisico’s gekoppeld. Het belangrijkste risico is het ontstaan van een disbalans doordat er meer tijd wordt besteed aan gamen dan aan andere dagelijkse activiteiten en levensbehoeften. Deze disbalans kan tot uiting komen op lichamelijk, psychisch en sociaal vlak.
Een gameverslaafde leidt als het ware een dubbelleven. In de virtuele wereld van de game lijkt het leven vaak een stuk spannender en uitdagender dan het echte leven. Naarmate het gamen steeds meer de overhand krijgt op het eigen sociale en maatschappelijke leven en dus voor problemen en conflicten gaat zorgen, wordt de wereld van de game steeds aantrekkelijker en belandt men dus in een vicieuze cirkel en loopt men meer risico op een gameverslaving.
Ik denk dat het niet zozeer de leerkrachten maar vooral de ouders zijn die in de eerste plaats moeten worden ondersteund om die gamestoornis tijdig op te merken en om ook tijdig op te treden, want zij zijn de eersten die veranderingen bij de kinderen opmerken, zoals almaar meer tijd besteden aan gamen, irritatie en last van stemmingswisselingen. Hun rol mogen we dus zeker niet onderschatten. Daarnaast kan een gameverslaafd kind ook zorgen voor een onaangename sfeer.
Ik denk dus, minister, dat er extra initiatieven genomen moeten worden om vooral deze ouders te sensibiliseren omtrent deze problematiek en dat aan hen handvaten moeten worden aangereikt om om te gaan met deze problematiek. Ik ben dan ook tevreden met uw antwoord dat er daarover al initiatieven worden genomen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik dank collega Jans voor de terechte bezorgdheid over een problematische verslaving. Collega’s, we moeten alles in perspectief zien: gamen op zich heeft ook heel veel voordelen. Mijn ouders zeiden vroeger ook dat ik gameverslaafd was, maar uiteindelijk is het allemaal min of meer goed gekomen. Collega Daniëls knikt van ja.
Problematische gameverslaving verdient zeker aandacht, maar soms wordt gamen in het verdomhoekje geplaatst. Het heeft niet alleen maar nadelen als mensen heel intensief met gamen bezig zijn. Ze leren ook heel veel vaardigheden, zoals vreemd genoeg veel sociale vaardigheden. We mogen niet alles op een hoopje gooien.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om een gelieerd onderwerp van verslaving aan te kaarten. De reden daarvoor is omdat het vrij dringend is. Het gaat over gokverslaving. We weten allemaal uit vorige discussies hoe pertinent dat probleem is, zeker bij jongeren. Minister, ik denk dat u daarover eens met de minister van Media zou moeten spreken. Ik zie dat tijdens het Europees Kampioenschap (EK) Voetbal het op de VRT niet alleen wemelt van de gokreclame, maar ook van reclame voor live betting, gericht naar jongeren. Analisten die later in de tv-studio’s aanwezig zijn, maken reclame om te gokken. We kunnen dat toch niet aanvaarden van een openbare omroep, vooral omdat het een verslavingsprobleem is dat in deze commissie al een paar keer aan bod is gekomen. Ik dacht dat de CEO van de VRT in het parlement had gezegd dat er geen gokreclame meer zou zijn. Toch zien we dat het ervan wemelt tijdens dit EK waar heel veel jongeren naar kijken. Ik vind dat een discussie waard. Die reclame kan allemaal volgens de regels gebeuren, maar er is nog de ethische verantwoordelijkheid. Als minister van Welzijn en Volksgezondheid zou u dat toch eens moeten aankaarten. Het is natuurlijk uw schuld niet en ook niet die van de minister van Media, maar het is een vrij pertinent en dringend probleem.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Vande Reyde, een van de kenmerken van een problematische verslaving is dat de verslaafde zegt dat hij geen probleem heeft. Dat is net een van de kenmerken in de verslavingsproblematiek. Daar gaan heel wat debatten en discussies over in de huiskamer.
Ik dank collega Jans voor haar vraag. Waar we vroeger debatten voerden in het kader van corona dat er te weinig of geen laptops of andere toestellen waren, zijn er in heel wat gezinnen wel degelijk gametoestellen.
Ik wil een paar zaken aanhalen. Het is vandaag de internationale dag tegen ouderenmishandeling. Ik leg die link omdat ik de situatie in een aantal gezinnen echt zie ontsporen vanwege het problematische gamegedrag van kinderen, meestal jongeren, waarbij ouders niet weer weten hoe ze het moeten aanpakken en vanaf wanneer te veel te veel is. Soms neemt de virtuele wereld het over van de reële wereld. Het klopt dat er serieuze games zijn, collega Vande Reyde, en die leren absoluut een aantal vaardigheden. Maar het gaat over de situatie wanneer die vaardigheden er niet meer zijn.
Minister, de wereld evolueert. Bij Kind en Gezin krijgen we alle ouders over de vloer. Zoals collega Verheyen zegt, denken mensen bij een centrum voor drugsproblemen niet aan gamen, maar ik denk dat we ouders in het kader van opvoedingsondersteuning wel mee moeten kunnen geven vanaf wanneer het gamegedrag problematisch is. Het gaat daarbij niet alleen om veel gamen, maar ook om het gedrag. Vanaf wanneer moet je ingrijpen en hoe kun je dat het beste doen? Dat wil ik nog even aanbrengen ter aanvulling van deze vraag.
Minister Beke heeft het woord.
Het is een belangrijk thema waar veel ouders mee worstelen. Wanneer is iets problematisch? Het is goed dat we niet alles problematiseren. We moeten het juiste evenwicht bewaren en als we voelen dat het juiste evenwicht wordt verstoord, moeten we handelen.
VAD zorgt voor ondersteuning en deskundigheidsbevordering met betrekking tot gaming onder intermediairs, bijvoorbeeld huisartsen. Zo kunnen ze op een gepaste manier op problematisch gedrag inspelen. Het JAC, het jongerenaanbod van het CAW, heeft hiervoor een grote sensitiviteit en speelt een belangrijke rol met betrekking tot de vragen over gaming en gameverslavingen. Dat element speelt ook bij de jongeren zelf een rol. Ze vragen zich af wanneer het nog gezond voor henzelf is als ze het gevoel krijgen dat ze op een pad zitten dat de zaken niet meer in evenwicht houdt. Ik zal dit aan minister Dalle signaleren, want we kunnen dit niet negeren.
Gokreclame is effectief een groot probleem, maar het gaat dan om een andere problematiek dan gamen. Ik denk dat we die twee elementen uit elkaar moeten houden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, het is goed dat u de link legt met de grote inzet vanuit de bevoegdheden van de minister van Media, onder meer met betrekking tot mediawijsheid. Dat is een goede basis om hieraan te werken. Verder heb ik de indruk dat uw beleid zich vooral richt op de uitrol van laagdrempelige initiatieven. Dat zien we aan wat u doet met betrekking tot de JAC’s, de OverKophuizen en de Huizen van het Kind. Daar kunnen al veel antwoorden worden gevonden. Ik vind het positief dat VAD zich specifiek tot huisartsen richt. Dat is vaak de plek waar mensen dit ter sprake brengen. De huisartsen krijgen de mogelijkheid zich bij te scholen. Ik dank u voor de waardevolle aanvullingen. We zullen het er later zeker nog eens over hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.