Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken

– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.

Mevrouw Ryheul heeft het woord.

Minister, met de visienota ‘Clean Power for Transport’ (CPT) wilt u ervoor zorgen dat tegen 2025 20 procent van alle nieuwe personenwagens elektrisch rijdt en dat dit tegen 2030 opgekrikt wordt naar 50 procent. In totaal zouden er tegen 2030 in Vlaanderen een half miljoen elektrische wagens moeten rondrijden.

De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is echter van oordeel dat dit streefdoel te laag ligt en vindt de visienota achterhaald. Hij wijst erop dat de aankoop van een elektrische wagen de komende jaren goedkoper zal worden en dat de grote autofabrikanten zelf massaal aankondigen dat ze de productie van auto’s met verbrandingsmotoren zullen uitfaseren. Bovendien kan volgens de SERV ook de voor elektrische bedrijfswagens gunstige fiscaliteit vanaf 2026 meegenomen worden in de redenen waarom het ambitieniveau hoger mag. Volgens de SERV is de fiscale maatregel van de federale overheid op zich al bijna voldoende om de doelstelling van 500.000 elektrische auto’s in 2030 te halen. De SERV vraagt zich in zijn advies dan ook luidop af wat de meerwaarde is van een visietekst als de ambities niet verder reiken dan wat er al is of spontaan zal komen? Deze aanpak zou ook betekenen dat er onvoldoende investeringen in laadinfrastructuur en in het elektriciteitsnet zullen gebeuren.

De SERV plaatst ook vraagtekens bij de vergroening van vrachtwagens en bussen.

Minister, volgens de SERV is de weg naar de vergroening van dat verkeer niet voldoende uitgewerkt. Wat het openbaar vervoer betreft, zitten de ambities volgens de SERV dan weer goed, maar het ontbreekt De Lijn aan middelen om die ambities uit te voeren. U hebt gesteld dat u het advies van de SERV eerst grondig zou analyseren en dat u er niet voor zou terugdeinzen de ambities aan te scherpen.

Ondertussen heeft de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) ook een advies over de visienota gegeven. De Minaraad is milder, maar stelt dat er meer aandacht voor de vergroening van het zware vrachtvervoer moet zijn en dat er wel doelstellingen naar voren worden geschoven, maar dat er nog geen raming van de budgettaire impact is. De Minaraad verwacht van de Vlaamse Regering dat ze een raming opmaakt voor de looptijd van deze ontwerpvisie en dat ze die raming ook regelmatig evalueert. Bovendien stelt de Minaraad zich vragen bij de vaststelling dat de uitdagingen alleen maar toenemen, maar dat het team dat de visie moet coördineren, wordt afgeslankt. De Minaraad vraagt zich af of dit team voldoende menskracht en middelen heeft om de taken naar behoren in te vullen.

Minister, hebt u het advies van de SERV ondertussen grondig geanalyseerd? Met welke zaken gaat u al dan niet akkoord? In welke mate bent u bereid de visienota aan te passen op basis van de kritiek van de SERV? Zal het eventueel opkrikken van de ambities ook leiden tot een nood aan bijkomende middelen? Hoeveel bijkomende budgetten zijn volgens u in een aantal scenario’s nodig?

Hoe staat u tegenover het advies van de Minaraad? Met welke zaken gaat u al dan niet akkoord? Zult u een budgettaire raming voor de looptijd van de ontwerpvisie maken? Zo ja, wanneer kunnen we die raming verwachten? Hoe regelmatig zal die raming worden geëvalueerd?

Wanneer denkt u, tot slot, de definitieve visienota aan de Vlaamse Regering te kunnen voorleggen?

Mevrouw Moors heeft het woord.

Voorzitter, ik kreeg daarnet het bericht dat de heer Gryffroy vastzit in een andere commissie. Er was me gevraagd bij u te informeren of het mogelijk was deze vragen om uitleg wat naar achteren te schuiven, maar mevrouw Ryheul was al begonnen met haar vraag te stellen.

Mevrouw Ryheul, gaat u ermee akkoord deze vragen om uitleg iets later vandaag verder te behandelen?

Ik wil uiteraard collegialiteit tonen. Voor mij is dat geen probleem.