Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, in een interview in Knack – begin juni – pleitte u voor een grote interne staatshervorming waarmee meer bevoegdheden aan het lokale niveau worden toegewezen. In het Vlaamse regeerakkoord werd al afgesproken dat we hiertoe opnieuw een commissie Decentralisatie in het leven zouden roepen.
In de commissie van 16 maart gaf u nog aan dat de oprichting van de commissie tijdelijk on hold stond door de coronacrisis en het gebrek aan ‘mentale ruimte’ die er was bij de lokale besturen. U verwees ook naar de brede Vlaamse heroverweging waarbij vanuit de Vlaamse Regering ook voorstellen zullen komen om bepaalde bevoegdheden te decentraliseren.
U weet, minister, dat u onze steun krijgt voor een interne staatshervorming van onderuit omdat bevoegdheden die je lokaal kunt uitvoeren dicht bij de burger gebeuren. Lokale besturen en bestuurders staan het dichtst bij de burger. Zij weten het best wat in hun gemeente wenselijk is.
Wat is de stand van zaken rond de oprichting van de commissie Decentralisatie? Wanneer gaat u die oprichten? Hebt u al zicht op de samenstelling van de commissie?
Hoe verhoudt die mogelijke oprichting zich tot de werkzaamheden die momenteel lopen rond de Vlaamse brede heroverweging? Zal de timing van die werkzaamheden op elkaar afgestemd zijn?
Heeft die brede heroverweging inmiddels al indicaties aangegeven over welke bevoegdheden de Vlaamse overheid niet langer moet opnemen en beter naar het lokale niveau overhevelt?
Minister, in het interview sprak u over de ‘tering naar de nering zetten’ door ‘onder meer bevoegdheden naar het lokale niveau door te schuiven’. Betekent dit dat de interne staatshervorming waar u het over hebt in principe vertrekt vanuit een besparingslogica voor de Vlaamse overheid? Kunt u voorbeelden geven van dergelijke door te schuiven bevoegdheden?
U stelt bezig te zijn met een interne staatshervorming. Hebt u de ambitie om een opvolger te schrijven voor het zogenaamde Groenboek Interne Staatshervorming uit 2010 en het Witboek uit 2011? Hebt u in dat kader al nader overleg gehad met de lokale besturen over de aard van de bevoegdheden die het best naar de lokale besturen zouden worden overgeheveld?
Minister Somers heeft het woord.
Goede middag, dank u, collega Warnez, voor de vraag met betrekking tot de decentralisering. Dat ligt me, zoals u weet, heel na aan het hart als overtuigde communalist.
In de commissie van 16 maart heb ik gezegd dat de commissie Decentralisatie tijdelijk on hold was gezet. De reden was dat de gemeenten en steden opgeslorpt werden door alles wat met corona te maken had. Dat vroeg ongelooflijk veel werk. Veel besturen vroegen om niet nog eens extra werk op hun schouders te laden in die moeilijke periode. Ik heb die vraag heel hard gerespecteerd en dat tijdelijk uitgesteld. Maar uitstel is geen afstel. De commissie Decentralisatie blijft een belangrijke speler of hefboom om decentraliseringsoefeningen te doen, en daarmee bedoel ik bevoegdheden en middelen overdragen naar de lokale besturen.
Op dit ogenblik wachten we met veel belangstelling op de resultaten van de zogenoemde brede Vlaamse heroverweging. Die wordt tegen de zomer gefinaliseerd. Binnen deze oefening krijgt de Vlaamse administratie vanuit haar perspectief zicht op de zaken die we anders kunnen doen in de toekomst. Misschien moeten we minder doen, zaken anders doen, vertrouwen op andere partners, in het kader van de opdracht waar Vlaanderen voor staat om na corona de inkomsten en uitgaven weer in evenwicht te krijgen. De brede heroverweging is een belangrijke oefening ter zake.
Onderdeel van die brede Vlaamse heroverweging is die decentralisatieoefening. Onze Vlaamse administratie kijkt nu vanuit haar perspectief wat al dan niet kan worden gedecentraliseerd naar de lokale besturen. Ik neem het engagement op mij om zodra de resultaten bekend zijn, al die decentralisatiesporen uit die oefening over de verschillende beleidsdomeinen te verzamelen. Ik zou met deze aanzet dan ook naar de regering willen gaan maar ik zal dat niet doen zonder interactie met de lokale besturen. Het is daar dat die commissie Decentralisatie een rol zal krijgen.
Waar ik oorspronkelijk de ambitie had om bij de commissie Decentralisatie te starten en te vragen wat volgens haar nog extra kan worden toevertrouwd aan de lokale besturen, hebben we door de coronaomstandigheden de zaken in een andere volgorde moeten doen. Nu zullen binnen die brede Vlaamse heroverweging vanuit de Vlaamse administratie aanzetten worden gegeven die zullen worden voorgelegd aan die commissie Decentralisatie die zelf ook nog inzichten en voorstellen kan formuleren die we op onze beurt kunnen gebruiken richting de Vlaamse overheid. Dat is de dynamiek waar we momenteel in zitten.
Het overhevelen van bevoegdheden gebeurt niet vanuit een besparingsperspectief maar vanuit vier sporen, die ik voor mezelf een klavertje vier noem, ter versterking van de lokale besturen. Het klavertje vier kent u intussen waarschijnlijk. Ten eerste is er het herfinancieren van de lokale besturen. Dat hebben we gedaan sinds het begin van de legislatuur. De middelen zijn deze legislatuur opgetrokken van 15 naar 20 miljard euro. Ten tweede versterken we de lokale besturen via regiovorming en dus de mogelijkheid tot vrijwillige fusies. Ten derde versterken we de lokale democratie. We hebben het vandaag over een ontwerp van decreet dat een eerste stap in die richting is. En tot slot is er die decentralisatieoefening.
Die vier sporen samen moeten ervoor zorgen dat de lokale bestuurskracht sterker kan worden en dat de lokale besturen nog meer dan vandaag een toonaangevende rol kunnen spelen in het oplossen van alle maatschappelijke uitdagingen en daarmee ook een inhaalbeweging maken ten aanzien van een aantal Noord-Europese landen. Ik denk dat dit de essentie is van die oefening. Dat bij die oefening efficiëntiewinsten kunnen worden geboekt, staat voor mij buiten kijf. Wanneer men bevoegdheden overhevelt naar de lokale besturen, komen die natuurlijk terecht in een weefsel, in een netwerk dat dicht bij de burger staat waar complementariteiten kunnen worden gerealiseerd. We moeten daar durven kijken of we deze oefening hand in hand kunnen laten gaan met een stuk efficiëntiewinst. Ik ben er zelf van overtuigd dat dit kan zonder aan kwaliteit in te boeten. Dat is voor mij de oefening waar we nu voor staan.
Waar ik minder sterk in geloof, is in het opnieuw maken van een zeer groot groenboek, witboek of in mijn geval blauwboek, of oranjeboek, collega Warnez, een grootschalig rapport waar we opnieuw heel veel studiewerk doen, waar heel veel energie in kruipt maar waarbij niet altijd de garantie bestaat dat het ook effectief wordt gerealiseerd. Ik ben meer van het voluntaristisch-pragmatische type waarbij ik een doorbraak wil realiseren op het terrein, gericht, zichtbaar, effectief richting lokale besturen. En ik denk dat nogal wat sporen daarvoor in aanmerking kunnen komen.
Ik wil niet op de zaken vooruitlopen, het zou getuigen van weinig respect ten aanzien van onze Vlaamse ambtenaren om voorafnames te doen op hun oefening. Tijdens de zomer vindt die oefening plaats en zullen wij de sporen zien die zij op tafel leggen. Ik ben zelf ook bezig met een oefening waar zaken zouden kunnen worden gedecentraliseerd. Vervolgens zullen we praten met die lokale besturen, met de werkgroep en met de commissie. Die commissie kan dan ook nog eens haar ideeën geven en dan denk ik dat we een mooi palet maatregelen hebben waarvan ik hoop minstens een deel te kunnen realiseren tijdens deze bestuursperiode. En dan zetten we een goede stap vooruit.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is wel interessant om te weten, welke kleur het boek dan ook heeft, dat u geen boek zult schrijven over die grote interne staatshervorming. In het verleden waren die grote interne staatshervormingen daar wel altijd op gebaseerd en gingen zij over meer dan bevoegdheden.
Men ging daarbij ook studies uitvoeren over hoe de gemeenteraad nog sterker gemaakt kon worden en hoe de planlast voor lokale besturen verminderd kon worden. Betekent dat dan dat u op die domeinen geen oefening zult uitvoeren, dat dit op dit moment niet meegenomen wordt? Zit dat in een ander traject?
De heer Tommelein heeft het woord.
Een goedemiddag allemaal van aan zee, waar het heel mooi is. Voor ons is de commissie Decentralisatie toch wel cruciaal. Naast het aanmoedigen van vrijwillige fusies – de regiovorming – moet de stap gezet worden naar meer bevoegdheden. Het is goed dat we de brede heroverweging het werk laten doen en dat we naar een hervorming gaan waarbij we nagaan welke bevoegdheden en middelen we kunnen overhevelen naar de gemeenten. In het kader van de bottom-up-aanpak, met aandacht voor meer bestuurskracht, waarbij regiovorming uiteraard ook een belangrijke rol zal spelen, zorgen we effectief voor sterkere lokale besturen die ook klaar zijn om verantwoordelijkheid op te nemen. Ik denk dat we die ook moeten geven.
Wij kijken uit naar de werkzaamheden van die werkgroep Decentralisatie die in 2021 volop van start zal gaan. We hopen dat ze haar werk grondig doet en met concrete voorstellen komt. Wat mij betreft, mijnheer Warnez, hoort daarbij ook het bekijken op welke manier we onze bestuurders kunnen versterken. Ik heb in de hoorzitting van professor Matthijs gehoord dat het versterken van de rol van de gemeenteraadsleden en hen beter ondersteunen alleszins een aandachtspunt is. Dat is ook iets waarvoor ik altijd gepleit heb.
Ik denk dat men zich goed bewust moet zijn van de les die we uit de voorbije corona-aanpak hebben getrokken: wat we lokaal hebben moeten doen, hebben we volgens mij ook goed gedaan. We hebben dat ook efficiënt gedaan. Ik heb vanmorgen nog de zorgsector in onze regio toegesproken en nogmaals sterk benadrukt dat wij, samen met de zorgsector en de lokale besturen, bergen werk hebben verzet en nog altijd verzetten in de vaccinatiecentra, in de testcentra en bij de verschillende zaken die opgevolgd moesten worden. Minister, gelet op de enorme budgettaire opdracht waar uw collega, minister Diependaele voor staat en waar wij ook voor staan de komende jaren, kan dat ook een extra stimulans zijn om onze terughoudendheid te laten varen. Het moet geen besparingsoperatie zijn, maar het moet wel een efficiëntieoefening zijn, uiteraard.
De heer Van Miert heeft het woord.
Ik denk dat ik niet moet duiden dat die interne staatshervorming en de commissie Decentralisatie ook voor onze fractie een belangrijk gegeven is waar wij naar uitkijken, om op die manier verder te werken aan een versteviging van die lokale besturen. De minister en ook collega’s haalden het al aan: momenteel wordt het belangrijke proces bekeken van de regiovorming en alles wat daarbij komt kijken – de hulpverleningszones, de politiezones, de lokale woonactoren. Collega’s, ik denk dat het goed zou zijn als we daar eerst een en ander wat verder laten bekoelen en zijn beslag laten krijgen. We moeten ook nog stappen ondernemen op het vlak van de organieke regelgeving daaromtrent. De minister haalde al aan dat de lokale besturen al veel hebben moeten doen wegens corona en heel veel beslissingen hebben moeten nemen. Ik zou ervoor willen pleiten dat we eerst die regiovorming en een aantal andere processen die daarmee parallel lopen een goede kans tot slagen geven, vooraleer ons hals over kop in verdere avonturen te storten.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, ik denk niet dat onze standpunten ver uit elkaar liggen. Ik denk dat we allemaal inzien dat we tijdens deze bestuursperiode met onze commissie en binnen het beleidsdomein dat we samen opvolgen en waarvoor ik verantwoordelijkheid draag, zeer verregaande hervormingen aan het realiseren zijn.
Het is een geheel, zoals ik daarjuist heb gezegd, een klavertje vier: de lokale democratie grondig herdenken en moderniseren, iets waar we vandaag in het decreet nog over gaan praten; zorgen dat er veel meer middelen naar de lokale besturen gaan – een stijging van 33 procent, dat is een nooit geziene stijging van de middelen die lokale besturen krijgen; meer slagkracht, door eindelijk werk te maken van de regiovorming en een goed kader te creëren voor vrijwillige fusies; en ten vierde zorgen dat onze gemeenten meer bevoegdheden krijgen, omdat we weten dat gemeenten veel zaken efficiënter kunnen doen dan de hogere beleidsniveaus. Ze staan dichter bij de mensen, ze zijn slagkrachtiger, ze zijn wendbaarder, ze hebben een sterker netwerk. Zij kunnen dat.
Binnen dat kader werken we dus. Collega Warnez stelt zich de vraag of we dan niets gaan doen aan planlast en zo. Voor mij zit dat in de decentraliseringsoefening. De decentraliseringsoefening gaat niet alleen over het overdragen van bevoegdheden. Voor mij is het ook: minder betutteling, minder planlast, meer ruimte laten aan de lokale besturen, hen meer vertrouwen geven. Voor mij hoort dat daarbij.
Zoals collega Tommelein – en ook collega Van Miert – terecht heeft gezegd: het is voor ons geen besparingsoefening, het is een efficiëntieoefening. Dat is evident. Een overheid moet zich elke keer opnieuw de vraag stellen of ze de middelen die ze krijgt van de burger, van de belastingbetaler, wel efficiënt genoeg inzet. En voor mij is efficiëntie – misschien in tegenstelling tot wat men 30 of 40 jaar geleden nog dacht – niet centraliseren, maar decentraliseren. Dichter bij de burger. ‘If mayors ruled the world’: die filosofie ben ik heel genegen. Dat is de oefening die we maken.
Er werd ook een vraag gesteld over hoe we kijken naar bestuurders, en bestuurders versterken. Gaan we daarrond iets doen? Ik denk dat we nu vier sporen aan het uitwerken zijn, maar we zijn nog maar halverwege – nog niet eens halverwege – van deze legislatuur. Ik ga daar straks verder op ingaan. Inderdaad, de positie van het gemeenteraadslid: ik zou de commissieleden zelfs willen uitnodigen om daar zelf ook over na te denken. Ik sta open om mee na te denken en te zoeken, of te luisteren naar welke voorstellen er in de commissie zijn om de gemeenteraad te versterken. Dat is ook voor mij een uitdaging, vind ik. Als ik kijk naar de voorbije bijna 30 jaar – ik moet goed nadenken, het is sinds 1994 – dat ik in de gemeenteraad zit, heb ik toch de ervaring dat door heel veel hervormingen, misschien ongewild, de impact van de gemeenteraad toch voor een stuk gedevalueerd is, ten voordele van het college van burgemeesters en schepenen. Daarover nadenken, kijken hoe je dat op een verstandige manier kan versterken, dat is een debat dat we in deze legislatuur ook nog moeten voeren. Dat is een zinvol debat. Ik zou ook aan de commissie willen vragen om daar mee over na te denken, daar een stuk in te groeien. Misschien vinden we wel draagvlak om daar nog een aantal dingen beter te doen.
Ik hoop dat dat een aantal elementen van antwoord waren.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister, en in het bijzonder ook voor het laatste wat u zei. Je hoort van heel wat raadsleden soms de vraag: ‘Wat doe ik hier eigenlijk? Heb ik wel impact, of is mijn impact groot genoeg?’ Ik ben dus wel blij dat die oefening er ook zit aan te komen. Ik denk dat we met deze commissie heel graag die uitgestoken hand van u willen aannemen. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.