Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
De voorbije weken hebben we in deze commissie twee interessante hoorzittingen georganiseerd rond de conceptnota van de collega’s van CD&V over de mogelijkheden voor leden van het onderwijspersoneel om na een langdurige ziekte deeltijds en progressief het werk te hervatten. Tijdens die besprekingen kwamen alle partners die betrokken zijn bij re-integratie in het onderwijs aan bod.
Die re-integratie is vandaag enorm actueel, maar het is tegelijk ook een complex gegeven. Dat werd door alle gesprekpartners beaamd. In het Vlaamse onderwijs bestaan er vandaag gelukkig al heel wat re-integratiemogelijkheden en bijbehorende verlofstelsels. Toch vallen een aantal groepen uit de boot en is de stap naar een deeltijdse terugkeer voor sommigen te groot. Die zaken moeten onderzocht worden en we moeten nadenken over hoe we deze stelsels en de re-integratie kunnen verbeteren.
Onze fractie riep daarom tijdens de hoorzittingen op om een ad-hocwerkgroep over deze problematiek op te richten. In het verleden bleek een gelijkaardige werkwijze immers succesvol. Zo verzamelde de ad-hocwerkgroep ‘Psychosociale risico’s in onderwijsinstellingen’ in haar beleidsplan van 2016 heel wat tools voor het omgaan met psychosociale risico’s in onderwijsinstellingen.
In deze werkgroep kunnen alle betrokken partners, zoals de werkgevers, werknemers, subsidiërende overheid en controleartsen samenwerken aan een oplossing rond re-integratie die realistisch is voor alle partijen in het onderwijsveld. De werkgroep kan bijvoorbeeld onderzoeken welke doelgroepen door de bestaande stelsels uit de boot vallen en vervolgens beleidsoplossingen suggereren.
Ik heb hierover de volgende vragen voor u, minister. Welke maatregelen hebt u reeds genomen om het re-integratieproces voor langdurig ziek onderwijspersoneel te verbeteren? Bent u bereid om een werkgroep rond deze problematiek op te richten? Indien ja, binnen welke termijn en met welke actoren zou die werkgroep kunnen opereren?
Hoe staat u tegenover een eventuele flexibilisering van de bestaande re-integratietrajecten in het onderwijs? In welke mate acht u dat haalbaar voor uw administratie en schoolorganisaties? In welke mate plant u samen met de Vlaamse Regering flankerende beleidsmaatregelen om de re-integratie van langdurig zieken te verbeteren?
Minister Weyts heeft het woord.
Welke initiatieven zijn er al genomen met betrekking tot de re-integratie van zieke personeelsleden en de bevordering daarvan? Sinds 1 september 2011 is het systeem van verlof voor verminderde prestaties, dat bedoeld is voor personeelsleden die het werk opnieuw volledig zullen kunnen uitoefenen, fundamenteel gewijzigd. Met ingang van 1 januari 2015 werd een nieuw verlofstelsel gecreëerd, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen voor personeelsleden die het werk nooit meer kunnen hervatten. Sinds 1 september 2014 zijn de mogelijkheden voor herinschakeling van een definitief arbeidsongeschikt personeelslid uitgebreid. In deze legislatuur is er al meerdere keren overleg geweest met de sociale partners rond re-integratie.
In het najaar van 2019 en het voorjaar van 2020 was er overleg over de opvolging in de werkstations van personeelsleden die een re-integratietraject conform de codex welzijn moeten volgen na een uitspraak van Medex. Ook de mogelijkheid voor tijdelijke personeelsleden om deeltijds te hervatten na een beslissing van het ziekenfonds, is na overleg geregeld. In het najaar van 2020 en begin 2021 hebben we overlegd over de werkwijze en de aanpak van het controleorgaan met betrekking tot het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Naar aanleiding daarvan zijn nieuwe afspraken gemaakt met het controleorgaan en is ook de omzendbrief met betrekking tot het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte en het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de controle ervan bijgestuurd. Dat om maar te duiden dat goed overleg in heel deze thematiek zijn nut heeft bewezen.
Een werkgroep over de specifieke problematiek die u aanhaalt, binnen de schoot van de bevoegde sectorcomités, lijkt mij waardevol. Van daaruit kan natuurlijk ook wel advies gevraagd worden aan experten. Binnen het hoger onderwijs bestaan trouwens twee werkgroepen met betrekking tot re-integratie, een voor de hogescholen en een voor de universiteiten.
Op basis van die werkzaamheden kan dan ook blijken of een verdere flexibilisering van de verlofstelsels nodig is en of dat ook haalbaar en werkbaar is. Want dat is natuurlijk ook wel een aandachtspunt. We moeten ervoor zorgen dat dit ook voor de scholen organiseerbaar is. We moeten ook nadenken over de continuïteit van het leerproces van leerlingen en studenten. Dat moet ook gegarandeerd worden.
Ik wil zo’n werkgroep dus zeker de kans geven om de werkzaamheden op te starten. De volgende stap is dan dat er ook wel enig perspectief zou kunnen zijn over wanneer men denkt te kunnen landen met concrete voorstellen.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
De re-integratie van langdurig zieken in het onderwijs is heel complex. Dat hebben de hoorzittingen zeker duidelijk gemaakt. Complexe vraagstukken kunnen inderdaad niet in een-twee-drie opgelost worden. We zitten dan ook nog met die onderwijscontext, die heel specifiek is. De job van leerkracht laat het eigenlijk maar in beperkte mate toe om aangepast werk te vinden. Het moet nog blijken of die flexibilisering ook haalbaar is voor de schoolorganisatie. We moeten natuurlijk ook de leerlingen en de studenten in het achterhoofd houden. En dan moet het financieel plaatje ook nog kloppen.
Er zijn inderdaad al heel wat maatregelen genomen, en ik denk dat het heel belangrijk is om dat traject nu verder te zetten. Daarom ben ik heel blij dat u eigenlijk een derde werkgroep zult oprichten, los van de werkgroep voor het hoger onderwijs en de werkgroep voor de universiteiten. Ik denk dat dit echt een belangrijke rol kan spelen in oplossingen die haalbaar zijn voor elke partner. Ik denk dat het goed is dat experten zich over dat probleem buigen en nagaan wat haalbaar en realistisch is. Ik denk dat het verstandig is om daar geen verdere uitspraken over te doen, aangezien u in die werkgroep verder werkt. Ik denk dat het allerbelangrijkste is dat er nu verder stappen vooruit worden gezet.
Ik heb dus geen bijkomende vragen.
De heer Danen heeft het woord.
We hebben de hoorzittingen daarover gehad; we gaan die hier niet opnieuw doen, denk ik. Maar er waren toch twee zaken die me daar heel erg zijn opgevallen en waarvan ik toch wil vragen, minister, om die toch in het achterhoofd te houden bij beslissingen die u hierna moet nemen. Ik wil hier geen echte voorafnames doen, want de werkgroep moet natuurlijk zijn werkzaamheden kunnen volbrengen, en dat kunnen doen in alle onafhankelijkheid.
Er was bijvoorbeeld Medex, het medisch centrum Antwerpen – dat is het eerste van de twee dingen die ik wil zeggen –, dat eigenlijk zei dat ze puur medische beslissingen nemen, wat ze ook moeten doen, en ik roep ze ook op om dat vooral te blijven doen. Maar vaak zijn die niet uitvoerbaar, omdat er geen stelsel bestaat waarbinnen die uitvoerbaarheid kansen kan krijgen. Dus ik denk dat het goed zou zijn dat er mogelijkheden zouden zijn om medische beslissingen, van Medex dan, tot uitvoering te brengen. Dus niet de medische besluitvorming aanpassen aan de verlofstelsels, maar wel andersom. Datgene wat medisch mogelijk is, ook echt mogelijk maken binnen wat mensen moeten doen.
Ten tweede stelde ik ook wel vast in deze hoorzittingen – en dat is het tweede en het laatste dat ik wil zeggen in deze ronde – dat men nogal snel, naar ons inzicht, uitging van ‘niet organiseerbaar’. Maar kijk, vroeger, nog niet zo lang geleden, was je ziek of was je gezond. Als je gezond was, ging je werken, als je ziek was, bleef je thuis. Dat was de situatie. Maar we gaan in de toekomst naar een situatie van heel veel chronische ziektes, jammer genoeg – of gelukkig, als het alternatief zou zijn dat je dan vlugger zou sterven, want dan is een chronische ziekte misschien het beste van de slechte keuzes. En dan zie ik eigenlijk geen enkele reden waarom bijvoorbeeld iemand die Frans geeft, niet aan één klas drie of vier uur Frans zou kunnen geven in een school. Ik zou niet te snel op voorhand opgeven of stellen dat het halftijds, voltijds of niets is. Ik denk echt dat er tussenvormen zijn. En net zoals veel ziektes progressief zijn en tussenvormen kennen, moeten we ook in onze toekomstgerichte onderwijsaanpak en -organisatie die zaken mogelijk maken. Dat is de oproep die ik vanuit Groen graag wil doen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Die hoorzittingen waren inderdaad interessant. We hebben daar toch heel wat uit geleerd. We hebben inderdaad vastgesteld dat de problematiek wel behoorlijk complex is. In ieder geval, minister, is het ook echt belangrijk dat we vaststellen dat door de twee stelsels die er zijn – en hoe goed ze een deel van de problemen van ziekte ook oplossen – er toch een niet onaanzienlijk aantal mensen tussen de mazen van het net valt. We hebben dat al aangekaart in eerdere vragen om uitleg. Die mensen passen niet in het ene stelsel en niet in het andere. Die sluiten dus niet goed aan. En dat zou toch vrij snel moeten kunnen worden opgelost.
Wat collega Danen zegt, is natuurlijk ook waar en dat heb ik ook gezegd in de hoorzittingen. Ik vind dat er genoeg souplesse moet kunnen zijn om leerkrachten bijvoorbeeld vier uur of vijf uur te laten hervatten. We hebben ze allemaal nodig, zeker in deze tijd van schaarste aan leerkrachten. Dat is belangrijk.
Collega Grosemans stelde hier de vraag naar de werkgroep, maar ook naar wie daar deel van zou kunnen uitmaken. En daarop heb ik niet echt een antwoord gehoord. Dat zou ik toch nog eens willen vernemen. Verschillende politieke fracties zeiden dat ze daaraan willen meewerken. Maar dan is er duidelijk gemaakt – ik denk door collega Daniëls – dat het dan zou moeten worden gedepolitiseerd en dat het niet de bedoeling was dat er daarin politici zitten.
Maar goed, de politiek heeft hier uiteraard een belangrijke rol in te spelen. Wat die conceptnota betreft: dat is natuurlijk allemaal relatief nieuw voor ons en we zijn daar nog niet zo mee vertrouwd. Maar we zouden eerder hebben verwacht dat hierover onder de meerderheidspartijen op voorhand een akkoord zou zijn gesloten. En dat leek mij dus echt niet het geval, wat ik een beetje jammer vind. Men kan dat dan natuurlijk ook nog met de oppositie doen. Maar wij zijn er alleszins toe bereid om hier zo snel mogelijk een concrete mouw aan te passen.
Ik vond het voorstel van de collega’s van CD&V behoorlijk goed. Ik heb ook een ander systeem gezien. Dat was dan het federale ambtenarenstelsel. Maar ik denk dat we het niet zo ver kunnen drijven. Ik vind het echter wel belangrijk dat we dit hier zo snel mogelijk politiek opvolgen en een oplossing vinden om de mensen die dat willen toch mee aan de slag te krijgen. Ik dank u.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel. Ik was eigenlijk niet van plan om tussen te komen op deze vraag van collega Grosemans. Maar waarnaar ik verwees, collega Laeremans, was niet het depolitiseren van de werkgroep. Nee, in onderwijs heb je sectorcomités. Die zijn samengesteld uit werkgevers, werknemers en tutti quanti. Er hebben nog nooit parlementsleden mee aan tafel gezeten en die zullen daar ook nooit zitten. Dat lijkt mij ook heel onlogisch. Het gaat over een werkgroep in de schoot van het sectorcomité. Het is daarover dat ik sprak. Voor alle duidelijkheid, ik zeg niet dat we daar niet bij willen of whatever. We hebben de hoorzittingen gehad. Dat is het instrument dat we in het parlement hiervoor hebben gebruikt. En als daar op termijn regelgevende initiatieven voor nodig zijn, dan zal dat altijd via een decreet gebeuren. Want het gaat natuurlijk over het decreet Rechtspositie – zoals u weet, zijn het er twee – van maart 1991, die in dezen van toepassing zijn. Dat wilde ik louter ter verduidelijking meegeven, zodat er geen misverstand zou bestaan over hoe of wat.
Ik wil graag zelf nog een kleine tussenkomst doen. Bij de toelichting rond mijn conceptnota heb ik aangegeven waarom ik het initiatief heb genomen. Ik heb ook geduid dat we via een conceptnota proberen initiatief te nemen tot nieuwe beleidsnoden die er zijn. We hebben er vanuit onze fractie ook voor geijverd om hoorzittingen te organiseren die heel specifiek gelinkt waren aan de commissie Onderwijs. Want aanvankelijk was het de vraag om die gezamenlijk met de commissie Economie te doen. Ik hoor nu over alle partijen heen dat het inderdaad het beste was om dat gekoppeld aan de onderwijscontext te doen.
De toelichtingen en hoorzittingen waren inderdaad zeer interessant. Ik zal hier niet opnieuw op alles ingaan. In elk geval blijft onze fractie altijd voorstander van kwaliteitsvol onderwijs. Het leerproces is zeker belangrijk, daar gaan we niet over discussiëren. Maar anderzijds, als er personeel is dat aangeeft dat het heel graag terug aan het werk wil gaan en voor een stuk betaald of doorbetaald wordt vanuit de overheid, maar aangeeft dat er zoveel remmen en obstakels zijn die het onmogelijk maken om dat te doen, wetende dat er een lerarentekort is, dan denk ik dat we vanuit onze fractie er goed aan hebben gedaan om deze conceptnota toch op tafel te leggen.
De bedoeling van de vraag van collega Grosemans is om de werkgroep op te starten. Wij zijn altijd akkoord om het overleg dat er is, verder te zetten en om nieuw overleg op te starten. Naast het overleg dat gaande is over het leerplichtonderwijs, zijn wij ook zeer sterk vragende partij om werkgroepen op te richten voor het hoger onderwijs. Als die werkgroep wordt opgestart, wat is dan de timing? Tegen wanneer willen we landen? Hoe voorziet men de terugkoppeling naar het parlement?
Voor mij is dit geen zaak van namen of streepjes, maar vooral een zaak van inzetten op beleid en ervoor zorgen dat wie nu tussen de mazen van het net valt, opgevangen kan worden en weer voor de klas kan gaan staan. Want de mensen die bij ons aan de deur kloppen, zijn mensen die een heel groot hart hebben voor onderwijs en die er alles aan zullen doen om opnieuw voor de klas te kunnen gaan staan. Wat onze fractie betreft, willen we alles doen om dat mogelijk te maken.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Laeremans, mocht u zelfs na gisteren nog altijd de illusie koesteren dat elk initiatief in de meerderheid doorwrocht, doortimmerd en volledig afgeklopt is, dan kan ik u duiden dat de weg om een voorstel te lanceren via een conceptnota, altijd een mogelijkheid is om het debat te starten over zaken waarover men misschien niet bij voorbaat een akkoord heeft of over thematieken die misschien zelfs nog niet ter sprake zijn gekomen, zoals in dezen, en ook om nieuwe zaken op tafel te leggen. Ik denk dat dat een goed instrument is.
Wat betreft de samenstelling van de werkgroep: we hebben natuurlijk de klassieke sectorcomités, zonder parlementsleden. Inderdaad, ieder heeft zijn rol. Maar de sectorcomités kunnen natuurlijk aangevuld worden met experten a rato van de thematiek die ter tafel komt. Dat zal in dezen zeker het geval zijn omdat het specialistische materie is. Ik zou dus dit najaar de werkgroep willen laten opstarten. De tijdshorizon kan ik u nu absoluut nog niet geven. Ik veronderstel dat dat in handen zal liggen van de werkgroep zelf.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Collega's, we hebben allemaal de schrijnende verhalen gehoord en in onze mailbox gekregen. Als we een toverstaf hadden, dan zouden we dat hocus pocus meteen oplossen. Ik denk dat iedereen hier in deze vergadering dat zou willen doen. Helaas is het heel complex en wordt er al jarenlang aan gewerkt. Er worden wel degelijk stappen vooruit gezet. Het is niet zo dat er nog niets is gebeurd. Minister Crevits heeft al stappen vooruit gezet en heeft haar tanden daarin gezet. Ik ben blij dat ook minister Weyts eraan verder werkt met de werkgroep. We zullen dat in deze commissie zeker verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.