Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Enkele weken geleden maakte de ondernemersorganisatie Voka-Antwerpen-Waasland (Vlaams netwerk van ondernemingen) bekend dat er in de Antwerpse regio meer dan vijfduizend openstaande vacatures voor technici zijn. Bedrijven klagen erover dat ze haast niemand voor die jobs vinden. Vacatures blijven daardoor soms maandenlang open staan.
Het probleem situeert zich niet alleen in Antwerpen. Vlaanderenbreed zijn bedrijven vaak lang op zoek naar medewerkers met de juiste technische profielen voor hun onderneming.
En bovendien zien sommige technische scholen de instroom aan leerlingen voor een technische opleiding jaar na jaar dalen. Hier ligt dus een behoorlijke uitdaging.
Als reactie op het nieuws van Voka Antwerpen, verwees u naar het nieuwe STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics) dat u samen met uw collega Crevits aan het uitwerken bent en beloofde u meer aandacht voor techniek in het basisonderwijs. En ten slotte gaf u ook aan leerkrachten van het laatste jaar van het basisonderwijs meer kansen te willen geven om zich bij te scholen en specialiseren in een bepaald leergebied rond techniek en wetenschap.
Daarmee verwees u wellicht naar het regeerakkoord waarin wij specifiek aandacht voor STEM in het basisonderwijs naar voren hebben geschoven. Daarin lezen we namelijk het volgende: ‘We versterken de aandacht voor Wetenschap en Techniek in het basisonderwijs door leerkrachten in de laatste jaren van het basisonderwijs zich te laten specialiseren in een bepaald leergebied. Ook in het kleuteronderwijs prikkelen we kinderen reeds voor STEM.’
Hierbij heb ik volgende vragen:
Welke acties ondernam u ondertussen al zodat leerkrachten in de laatste jaren van het basisonderwijs zich meer kunnen specialiseren in een bepaald leergebied? Welke zaken bent u hieromtrent nog aan het uitwerken?
Meer aandacht voor het leergebied Wetenschappen en Techniek vraagt ook dat er ruimte vrijkomt. Bent u bereid om te werken met een methodiek die tijdsinschatting mogelijk maakt, zodat deze doelstelling kan gegarandeerd worden met respect voor de vrijheid van onderwijs?
Als laatste vraag: hoe ver staat het met het uitwerken van het nieuwe STEM-actieplan? Kan de vooropgestelde timing aangehouden worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat in deze materie de vrijheid van onderwijs ten volle speelt. De scholen kunnen zelf invullen hoe zij de concrete organisatie van de lessen vorm geven. We zien op het veld dat steeds meer scholen ervoor kiezen om een aantal onderwijzers in te zetten voor één of een beperkt aantal leergebieden zodat zij zich daarin kunnen specialiseren. Dat is een tendens die we vooral in de laatste jaren van het basisonderwijs zien, maar er zijn ook al meerdere voorbeelden waar scholen dat al toepassen in de eerste jaren van het basisonderwijs.
Andere scholen houden dan weer vast aan de visie dat een onderwijzer moet instaan voor alle leergebieden binnen één leerjaar om op die manier een soort holistisch, of helikopterzicht, te kunnen hebben op de leerprestaties van de kinderen.
Er is een jaarlijkse overeenkomst met Hogeschool VIVES waardoor er een heel actief Vlaanderenbreed Lerend Netwerk voor het Basisonderwijs bestaat: dat is www.stembasis.be.
In dat Lerend Netwerk – dat zijn ongeveer 200 scholen – zitten de leerkrachten aan het stuur van hun eigen professionalisering. Zij maken de lesvoorbereidingen en ontwikkelen een STEM-didactiek, ze testen die uit op de klasvloer en koppelen naar elkaar terug. Tijdsinschatting en impactmeting liggen daardoor natuurlijk ook bij de leerkrachten zelf, die perfect geplaatst zijn om wat ze in de klas brengen, tegelijk haalbaar en relevant te laten zijn.
Dit alles tien keer op een schooljaar, in elke provincie en onder begeleiding van de lerarenopleidingen professionele bachelor. Ook de pedagogische begeleidingsdiensten zijn deel van dit Lerend Netwerk. Deze aanpak richt zich tot het kleuter- en het lager onderwijs. Er is ook een nauwe afstemming met het Lerend Netwerk i-STEM, voor het secundair onderwijs, gericht op de materiaalontwikkeling voor de eerste graad. Vlaanderen neemt in een Europees perspectief met dit soort van aanpak een unieke plaats in. We gaan dus niet voor een waaier van losse projecten, die indrukwekkend kunnen lijken, maar die vaak onzichtbaar blijven voor het gros van de leerkrachten. Alleen dit schooljaar werd 'STEM voor de basis' stilgelegd omwille van corona. Het was immers onmogelijk om de fysieke bijeenkomsten, die de kern uitmaken van het concept, te laten doorgaan. De lerarenopleidingen zijn betrokken. De methodieken, didactieken en materialen worden ook daar gebruikt in de basisopleiding, en er is dus een wisselwerking tussen de leraren in opleiding en de leerkrachten op de werkvloer.
Daarnaast lanceerde ik recent de oproep “Pilootprojecten ter versterking van de lerarenopleidingen, in nauwe relatie met actoren die instaan voor het verdere professionele continuüm”. Via deze projecten konden lerarenopleidingen voorstellen voor innovatieve projecten indienen om hun werking te versterken. De focus hierbij ligt onder andere op vakkennis en vakdidactiek STEM. De projecten zullen ervoor zorgen dat student-leraren enerzijds voldoende bagage meekrijgen voor STEM tijdens hun opleiding, maar worden anderzijds ook in nauwe samenwerking met het werkveld uitgewerkt. Op die manier creëren we opnieuw effecten tot op de werkvloer. Die projecten kunnen al van start gaan eerstkomend schooljaar.
Ook voor de ontwikkeling van de eindtermen voor het basisonderwijs hoop ik dat wij kunnen terugvallen op de expertise uit het werkveld. De STEM-Agenda 2020-2030 wordt toevallig morgen, vrijdag 11 juni, geagendeerd op de Vlaamse Regering. De vooropgestelde timing komt niet in het gedrang, omdat alle strategische lijnen en initiatieven van het eerste STEM-Actieplan 2012-2020 niet zijn stopgezet.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, vanmorgen kwam het thema ook al aan bod in de commissie Economie. Uw collega Crevits verwees naar de noodzaak van technisch geschoold personeel. Er werd onder andere verwezen naar de techniekacademie die in elke gemeente van het Vlaamse land zou worden geïntroduceerd. Momenteel zijn er al 221. Ook kwamen de Doedagen in samenwerking met de VDAB aan bod.
Eén woord is voor mij heel belangrijk in het hele STEM-Actieplan en dat is ‘wisselwerking’. In mijn eigen gemeente, Poperinge, is er ook een techniekacademie. Ik zie dat er een wisselwerking en samenwerking is tussen de STEM-academie en het technisch onderwijs. Je kunt bijna spreken van duaal lesgeven in de techniekacademie en in het regulier onderwijs. Je zou die wisselwerking kunnen organiseren en versterken. Ook wisselwerkingen tussen leerkrachten onderling moeten gestimuleerd worden. Ik sta zeker achter specialisering van leerkrachten, maar dan hebben zij ook de tijd en ruimte nodig om zich te professionaliseren. Ik blijf daarop hameren. Hoe kunt u dat realiseren? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de leerkrachten de tijd en de ruimte krijgen om zich te professionaliseren? Ik denk bijvoorbeeld binnen Edusprong aan de ICT-opleidingen die sterk gericht zijn op leerkrachten in het volwassenenonderwijs. Hoe kunnen wij op eengelijkaardige manier de leerkrachten in het basisonderwijs nog meer ondersteunen?
Nu, in elk geval, minister, met de sectorconvenants en tal van andere initiatieven op het vlak van imago, levenslang leren, het Partnerschap Levenslang Leren bijvoorbeeld, moeten we toch opletten, want een van de evaluaties van het eerste STEM-actieplan zei dat er heel veel initiatieven zijn, maar dat ze versnipperd zijn, vandaar de wisselwerking en de verbinding.
Als we dan toch wisselwerking doen en verbinden, stel ik voor dat we een gezamenlijke commissie organiseren met de commissie Economie over het STEM-actieplan. Er zijn zoveel zaken op elkaar afgestemd dat het me goed lijkt dat we die twee laten samenlopen.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, bij STEM denk ik meteen aan de regionale technologische centra (RTC’s) die een hele expertise hebben opgebouwd de voorbije jaren rond het aanbieden van techniek en de mogelijkheden in de praktijk bij bedrijven en scholen en die bedrijven samenbrengen om van elkaar te leren en om de nieuwste technieken te leren.
Ziet u een rol weggelegd voor de RTC’s? Kunt u al iets zeggen over de visie daarrond?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, de nood aan technische profielen is overal groot, ook bijvoorbeeld in mijn regio. Ik ben blij dat het STEM-actieplan morgen op de regeringsagenda komt.
Ik wil er nog een keer op hameren dat kleuters van nature heel erg nieuwsgierig zijn en dat daar nog heel veel potentieel zit. We moeten echt vanaf de kleuter- en lagere school beginnen om leerlingen warm te maken voor STEM. Mevrouw Vandromme verwees er al naar.
Ik ben onlangs op bezoek geweest bij de PXL STEM Academy. Daar was ook een lagere school aanwezig. Die leerkrachten vonden het geweldig dat ze die zaken niet kenden maar toch de kinderen ermee in contact konden brengen. We moeten daar verder op inzetten. Die wisselwerking is heel belangrijk, ook vanuit het lager onderwijs, omdat de interesses van kinderen vaak al op heel jonge leeftijd gevormd worden. Als we hen dan warm kunnen maken voor STEM, kunnen ze later een positieve keuze maken in het hoger onderwijs voor een STEM-richting.
De heer Coel heeft het woord.
Dat was een interessante vraag, mevrouw Vandromme. We hebben allemaal kennisgenomen van de problematiek. Dit leeft al langer. Het STEM-actieplan dat in 2020 afliep, heeft gepoogd om daarop in te zetten. In maart in de commissie heb ik samen met de heer Brouns gevraagd naar het nieuwe actieplan. Het was toen in de maak. De minister kon toen nog geen tipje van de sluier oplichten, maar nu staat het morgen op de agenda. Ik veronderstel dat het vandaag nog niet zo nuttig is om naar de inhoud van het nieuwe plan te vragen. We kijken er alleszins naar uit om er kennis van te nemen en te kijken welke lessen getrokken zijn uit het vorige actieplan en welke nieuwe accenten gelegd worden.
Ik merk dat heel wat gemeenten bij de organisatie van hun zomerscholen de nadruk leggen op STEM of dat alleszins meenemen in hun aanbod. Hoe ziet u dat, minister? Is het een goed idee om via die weg ook de interesse voor STEM op te wekken bij de leerlingen van de lagere school?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank voor de discussie rond tijd en ruimte voor professionalisering, net zoals het debat over tijd en ruimte voor alle taken en kerntaken van de leerkrachten. We proberen te zorgen voor wat extra adem in de klas. In de eerste plaats in het basisonderwijs hebben we toch wel wat inspanningen gedaan. Begin vorig jaar startte het met 71 miljoen euro.
Dat is inderdaad nog een weg die we moeten begaan. Wat specifiek de RTC’s betreft, denk ik dat dat een ideaal platform is voor ontmoeting en voor het inspelen op lokale noden en wensen, waarbij de lokale situatie altijd zal verschillen, dus ook als het gaat over de specificiteit binnen STEM. We willen er wel voor zorgen dat bij die RTC’s niet alleen leerkrachten worden betrokken van de drie graden van het secundair onderwijs, maar evengoed ook van het basisonderwijs. We zijn momenteel begonnen met de hertekening. Dat vergt wel heel veel dialoog, want er zijn ook wel uiteenlopende meningen omtrent de taken en de samenstelling van de RTC’s, maar ik zie dat wel als een ideaal lokaal platform, waarbij we er ook voor kunnen zorgen dat het onderwijsaanbod, zeker in de technische en beroepsrichtingen, ook gericht is op de vraag die bestaat, zodoende dat de aantrekkelijkheid en de jobzekerheid van de betrokken opleidingen absoluut toenemen.
Ik wil nog even terugkomen op de oproep voor pilootprojecten voor de versterking van de lerarenopleidingen. Daar zitten ook een twaalftal dossiers voor basisonderwijs, in relatie tot STEM, in vervat. Daar kunnen we dus wel mee aan de slag.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de bijkomende antwoorden. Het is toch wel belangrijk wat we vandaag gehoord hebben, en ook de aanvullingen en de extra vragen die er waren.
Ik denk dat jullie allen ook aansluiten bij de oproep om te gaan verbinden, collega's, en bij de vele initiatieven en de vele aandacht die er naar STEM gaat, en de oproep die vanuit het werkveld komt. We moeten er alles aan doen om al die krachten te bundelen. Ik denk dat dat ook de bedoeling is van dat STEM-actieplan.
U verwijst een paar keer naar de pilootprojecten, minister. We gaan dat zeker ook goed opvolgen. Hopelijk kunnen we ook vaststellen dat wat in die leernetwerken en in die projecten binnen de lerarenopleiding ontwikkeld wordt, ook een wisselwerking is met de scholen zelf en dat zich dat als een olievlek verspreidt binnen de scholen zelf.
Ik kijk in elk geval uit naar wat er komt en ik hoop dat we binnenkort ook die gezamenlijke commissie kunnen organiseren.
We zullen dat zeker meenemen in onze regeling der werkzaamheden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.