Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we er met z’n allen van overtuigd zijn dat elke student de kans moet krijgen om zijn of haar talent te ontwikkelen en een diploma hoger onderwijs te behalen, en als de sociaal-economische achtergrond daarbij een drempel is, dat we daar dan vanuit Vlaanderen moeten tegemoetkomen. En we doen dat ook, door middel van studietoelages. Dat is een financiële steun voor de kosten van het lopende academiejaar. In Vlaanderen is de afdeling Studietoelagen van Het Vlaams Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) verantwoordelijk voor de verwerking en uitbetaling van die studietoelagen.
Uit een antwoord van u, minister, op mijn schriftelijke vraag 632 van 13 april dit jaar, blijkt dat de administratie de afgelopen jaren eigenlijk al heel mooie stappen heeft gezet in de verkorting van de doorlooptermijnen van deze dossiers. In 2015-2016 had men nog gemiddeld 114 dagen om een dossier te finaliseren. Dit jaar, met bijna 40 procent meer dossiers, lukt dat in gemiddeld 47 dagen. We zien dat dit de afgelopen 5 jaar een beetje sneller gaat, wat natuurlijk een goede evolutie is.
Maar toch, hoewel het academiejaar quasi ten einde is – de examens zijn volop bezig – wachtten, op het moment dat u het antwoord gaf, half mei, nog 12.729 studenten op de toekenning van hun studietoelage. Als we naar dat aantal kijken dan zien we eigenlijk twee groepen. Voor de ene groep, van 5932 studenten, is er nog geen onderzoek tot toekenning van een studietoelage gestart, omdat er nog essentiële informatie ontbreekt die de student zelf moet aanleveren. Bij 6797 andere studenten is het onderzoek al gestart maar nog niet afgehandeld.
Dat zijn cijfers die ons toch tot nadenken moeten stemmen, wetende dat jaarlijks ongeveer 60.000 studenten in aanmerking komen voor een studietoelage. Zeker dit jaar, waarin studenten door de pandemie weinig kans gekregen hebben om een extra job of vakantiejob aan te nemen, bereiken ons meer en meer signalen dat het toch wel wat lang wachten is op financiële zekerheid. Ik begrijp dat ook. Studenten en hun familie moeten die studiekosten natuurlijk nu betalen. Het heeft weinig zin om nu, in mei, een studietoelage toe te kennen voor boeken die in oktober al gekocht moeten worden. Als je nu pas begint met je boeken te kopen, dan heb je uiteraard ook een probleem.
Welke interne en externe oorzaken ziet u, waardoor deze dossiers zich opstapelen?
Welke mogelijkheden ziet u om de eindbeslissingen in de toekomst wat vroeger te verkrijgen?
Als je vaststelt dat bij bijna 6000 dossiers de administratie nog aan het wachten is op bijkomende informatie van de student, is het communicatiemedium waarmee deze informatie wordt opgevraagd, al geëvalueerd naar duidelijkheid, begrijpbaarheid en efficiëntie? Ziet u in dezen nog kansen om het proces ten goede te beïnvloeden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik was wat verrast over het artikel dat verscheen op grond van het schriftelijk antwoord, vooral door de titel die erboven verscheen, die ik me nu niet meer herinner, maar ik herinner me wel dat de toonzetting ervan eerder negatief was.
Maar van een opstapeling van de dossiers is geen sprake. Wij hebben met het departement Onderwijs – de totaliteit van het beleid van Onderwijs – de afgelopen jaren ongelooflijk veel stappen vooruit gezet. Het voorbije aanvraagjaar werd een recordaantal dossiers onderzocht in een recordtempo. Nog nooit zijn er zoveel onderzoeken afgerond bij de deadline van de aanvraagperiode. Bij het afsluiten van het aanvraagjaar werd méér dan 90 procent van de onderzoeken afgerond. Om u een idee te geven van de evolutie: in 2013 waren er 69.000 aanvragen en dit jaar 108.000. Van die 69.000 aanvragen in 2013 werd 65 procent afgerond. Van de 108.000 aanvragen dit jaar, werd er 90 procent afgerond. Dat is een ongelooflijk positieve vooruitgang. De cijfers geven bovendien een beeld van de situatie eind april. De situatie evolueert snel en mijn administratie communiceert daar ook transparant over op haar website.
Collega’s, waarom zijn nog niet alle onderzoeken afgerond? De regelgeving voor de studietoelagen in het hoger onderwijs is fijnmazig en vooral selectief. Een grondige analyse van een aanvraag is nodig. We willen vermijden dat men onterecht middelen – het zijn overheidsmiddelen – krijgt toegekend. Daardoor is in een heel aantal gevallen bijkomende informatie nodig, informatie die vandaag niet ontsloten kan worden uit databanken. Op het vlak van privacy is dat nog wat strenger geworden. Denk maar aan zeer actuele inkomensgegevens, studiegegevens over studies in het buitenland – dat zijn er ook steeds meer –, onderhoudsgelden die studenten ontvangen, of zelfs gewoonweg het rekeningnummer van de student. Op bijkomende informatie moet mijn administratie vervolgens wachten, vooraleer ze een correcte beslissing kan nemen in het onderzoek. Sommige studenten antwoorden daar niet op wegens een vergetelheid, of omdat ze al zijn gestopt met studeren en hun onderzoek naar een studietoelage nog niet hebben stopgezet.
Het succesvol afronden van een onderzoek naar een selectieve studietoelage vereist wel enige input van de studenten zelf. Dat mogen we ook wel van hen verwachten. Hoewel dat in het overgrote deel van de onderzoeken vlot verloopt, merken we dat dit voor sommigen toch wel wat moeizamer gaat.
We gaan nog stappen vooruitzetten. Ik laat mijn administratie inzetten op drie verschillende pistes. Eén, communicatie: zoals ik hier vorige week reeds heb aangekondigd, ontvangen op dit eigenste ogenblik de scholen folders voor de leerlingen in het laatste jaar, waarin we hen nu al goed informeren over de studietoelagen. Dat is de eerste keer dat we dit doen als overheid. We gaan de studenten nog beter informeren over wat er mogelijk is qua financiering en welke stappen er van hen worden verwacht. We zetten bij de start van het academiejaar ook opnieuw in op sociale media om studenten te informeren.
Sinds begin 2021 staan er op de zeer gebruiksvriendelijke website van mijn administratie zelfs live dashboards. Zo rapporteren we elke 48 uur over het aantal toegekende studietoelagen en dat ook in vergelijking met vorig jaar. Sinds twee weken rapporteren we ook elke 48 uur over het aantal dossiers waarin we nog een antwoord verwachten van de student.
Twee, de studentenvoorzieningen zijn een geprivilegieerde partner voor mijn administratie. De voorbije maanden kregen ze nog meer toegang tot de dossiers van studenten die een opleiding volgen aan hun instelling. Zij kunnen daardoor nog beter de openstaande vragen in de dossiers opvolgen.
Drie, Onderwijsdecreet XXXI maakt een versnelde opstart van de onderzoeken mogelijk. Hierdoor versnellen we de uitbetaling van de studietoelagen de komende jaren enorm. Het onderzoek zal voor alsmaar meer studenten al kunnen plaatsvinden nog voor de start van het academiejaar. In combinatie met de automatische herstart van het onderzoek voor gekende studenten, kan mijn administratie zo ook zelf het tijdstip van het onderzoek vervroegen en moet ze dus niet meer wachten tot wanneer de student een toelage aanvraagt. Enkel een geldige inschrijving zal dan aan het begin van het academiejaar nog nodig zijn om de studietoelage te kunnen uitbetalen.
Ik wil ook nog meegeven dat mijn administratie voortdurend de manier waarop ze communiceert met studenten, evalueert en bijstuurt. Het spreekt voor zich dat dat een specifieke invalshoek vereist. Ze hanteert daar ook betrekkelijk vooruitstrevende instrumenten bij, als je vergelijkt met wat andere overheidsinstanties doen. De processen van het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen, en meer bepaald de afdeling Studietoelagen, hebben al verscheidene ‘service design’-trajecten doorlopen. Daarbij wordt de dienstverlening opgezet voor en samen met de studenten.
Ik kan u verzekeren dat onze mensen echt gaan voor ‘the extra mile’. We gaan niet zeggen dat die 90 procent keigoed is en dat we een fantastisch parcours gereden hebben de afgelopen jaren. Neen, we gaan nog verder in onze dienstverlening. Het voorbije jaar werden studenten niet enkel via mail gecontacteerd. Als het antwoord uitbleef, ontvingen de studenten minimaal 1 herinnering, vaak ook per post, en daarna ontvingen bijna 2500 van hen een persoonlijk telefoontje, om duidelijk te maken wat er van hen nog werd verwacht. Het is dus een bijna aanklampend beleid: ‘We willen u financiële steun geven.’ En daarvoor worden zelfs 2500 mensen opgebeld, wat waarschijnlijk meer dan 2500 telefoontjes vergt.
Ik denk dus dat we er nog verder voor gaan kunnen zorgen dat we in een recordtempo een recordaantal studietoelagen kunnen toekennen.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik heb ook gezegd dat het de afgelopen jaren sneller gaat en dat ik ook erken dat er veel stappen zijn gezet. Maar zeker ook vandaag mogen we het zonlicht niet ontkennen. 12.000 studenten vind ik persoonlijk nog altijd veel. 90 procent van de meer dan 100.000, dat is ook veel. 12.000 studenten, dat zijn toch 12.000 individuele gevallen.
U wijst heel vaak naar de student zelf. Ik begrijp dat ook. Dat zal zeker en vast ook het geval zijn. U wijst ook naar bijvoorbeeld het rekeningnummer van de student. Is dat dan niet iets dat automatisch moet worden ingegeven vooraleer je een aanvraag kunt doen? Ik denk dat dat toch essentieel is. Daarom stel ik de vraag naar evaluatie van het proces. Ik hoorde toch wat studenten zeggen dat het niet zo evident is om altijd al die papieren in te dienen. Men weet het niet altijd. Ik ben blij dat er ook extra communicatie ter zake komt.
Kunt u bevestigen dat het geen kwestie is van personeelsinzet, en dat een oplossing dus niet zou kunnen zijn om in het begin van het academiejaar, wanneer er toch heel veel vragen zijn, op een flexibele manier extra personeel te gaan inzetten om de dienst te versterken? Ik zag in de cijfers ook dat 2954 studenten een aanvraag hebben ingediend in oktober en dat ze eind april nog geen uitbetaling hadden. Ik vond dat een vrij lange termijn. Maar uiteraard hebt u alle steun, minister, voor de bepalingen in Onderwijsdecreet XXXI om het tijdstip van het onderzoek te vervroegen en voor het feit dat aanvragen eigenlijk automatisch gaan lopen door een inschrijving in het volgende academiejaar.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dit is een interessante vraag, waarbij je op het eerste gezicht, als je dat getal hoort van die 12.000 studenten, en bij bijna 6000 nog geen toekenning, denkt dat dat toch gigantisch veel is. Ik had daar in eerste instantie ook wat vragen bij, en ook collega Tavernier, die dit ook opvolgt. Maar als we dan de uitleg van de minister horen, dan ligt het probleem niet altijd bij de administratie. Meer zelfs, onze administratie is erin geslaagd om die bedragen nog sneller bij de studenten te krijgen en dat nog sneller af te werken. Ik vind dat op dat vlak dus eigenlijk wel een goede evolutie. Dat wil ik toch met zoveel woorden zeggen, dat dat echt een goede evolutie is: snel uitbetalen, correct uitbetalen en dergelijke meer.
Maar we zijn natuurlijk nog afhankelijk, want sommigen hebben geen rekeningnummer of soms wordt er een rekeningnummer opgegeven dat niet meer bestaat. Dat zijn zaken waarbij de student en/of zijn ouders – want zij zijn daar soms ook nog bij betrokken – wel enige verantwoordelijkheid dragen.
Minister, onze fractie heeft waardering voor de snelheid en doet de oproep om, waar het nog kan, te verbeteren en, waar het nog kan, de automatisering voort te zetten. We hebben bij de kinderbijslag nu de automatisering van de schooltoelage. In welke mate kunnen we die automatisering verder doorzetten? Die vraag staat al in de eerste congresteksten van de N-VA. Collega’s, ik raad u trouwens aan om die teksten eens te lezen. Daar staat onder ander de automatische toekenning van rechten in. Kijk eens aan: het lukt, het gaat, het gebeurt. Daar kunnen we alleen maar blij over zijn.
Maar er zit natuurlijk een kantje van fraudegevoeligheid aan. Voorzitter, minister, ik kom tot mijn vraag. Af en toe horen we toch nog mensen die op een of andere manier fraude plegen of toch iets te voluntaristisch aan de slag gaan met documenten, en zeggen dat ze effectief alleen wonen en geen banden meer hebben met het thuisfront, terwijl dat eigenlijk wel nog zo is.
Minister, kunt u schetsen op welke manier studietoelagen tegenwoordig fraudegevoelig zijn en/of hoe potentiële fraude wordt tegengegaan? Welke alarmbellen zijn er ingebouwd?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Warnez, u gaf een goed voorbeeld. Onze diensten zijn nog altijd aangewezen op informatie van de studenten zelf. U geeft een piekfijn voorbeeld van hoe het soms kan fout lopen. U verwijst naar een rekeningnummer. Ja, dat wordt inderdaad gevraagd. Hoe langer de cijferreeks, hoe groter het risico op fouten.
Ik ben minister van Dierenwelzijn en ben verantwoordelijk voor de invoering van DogID en CatID. Dat zijn ook lange registratienummers, met dan ook nog de koppeling aan rijksregisternummers. Echt, hoeveel fouten er daarbij door mensen worden gemaakt ... Dat is gewoon heel menselijk. Het overschrijven van lange cijferreeksen is heel dikwijls een aanleiding tot foute informatie.
Maar ik denk niet dat het een kwestie van personeelsinzet is. Want we gaan nog vervroegen. Dat heeft misschien ook het voordeel dat we dat wat kunnen spreiden en dat het minder geconcentreerd is in een specifieke tijdsperiode. Natuurlijk helpt de digitalisering, net als de automatisering. Op dat vlak zetten we absoluut stappen vooruit.
Fraudegevoeligheid is inderdaad iets anders. Zelfs op grond van onvolledige informatie kunnen onze diensten geen studietoelage toekennen. Wat betreft de fraudegevoeligheid kan ik zeggen, eerst en vooral, dat het volledige aanvraagproces voor een studietoelage tegenwoordig beveiligd en digitaal verloopt. Daardoor heeft de administratie 100 procent zekerheid over de identiteit en de herkomst van de gegevens bij de eerste aanvraag. Voor de berekening van de studietoelage maakt ze maximaal gebruik van authentieke bronnen. Dat wil zeggen dat men een beroep doet op informatie van verschillende overheidsdiensten, verschillende bestuursniveaus, waardoor de kans op fraude verkleint. Die informatie wordt ook maximaal digitaal opgehaald, zonder tussenkomst van de studenten.
Welke data vragen we niet op? Dat is bijvoorbeeld de gezinssamenstelling. Dat kan op grond van het Rijksregister. Voor de gegevens over de financiële situatie kunnen we een beroep doen op de fiscus. In eigen huis hebben we natuurlijk ook de gegevens in het kader van de inschrijving in het hoger onderwijs. Die hebben we zelf.
In de gevallen waarbij men toch een beroep moet doen op de informatie van de studenten zelf, doet men ook wel wat controles. Actuele inkomensgegevens die nog niet beschikbaar zijn in de databanken, worden achteraf gecontroleerd, met de geactualiseerde data van de fiscus. Afwijkingen kunnen dan ook resulteren in een terugvordering van de studietoelagen.
Mijn administratie past ook nog een specifieke maatregel toe om creatieve constructies in de Belgische fiscaliteit te voorkomen. Het kadastraal inkomen (ki) van onroerende goederen van studenten, of veelal van ouders van studenten, wordt ook in rekening gebracht. Daarvoor maakt men gebruik van de ki-test. Als er opvallende afwijkingen zijn, dus een combinatie van een laag inkomen en onroerende goederen met een hoge waarde waar de student niet is gedomicilieerd, dan zal de student niet in aanmerking komen voor een studietoelage. Ook op dat vlak hebben we bijkomende expertise verworven.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de drie initiatieven die u zult nemen, op het vlak van communicatie, uiteraard de automatische toekenningen van studietoelagen en – wat ik daarnet was vergeten te vertellen –, ook de studentenvoorzieningen die u als primaire partner zult nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.