Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel. De vraag is eigenlijk ontstaan naar aanleiding van de startnota gewestelijk RUP Leidingsstraat Antwerpen-Rhur. Daar verwijst SARO (Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed) in zijn advies naar het gebrek aan een ruimtelijke structuurvisie inzake nuts- en pijpleidingen voor Vlaanderen.
Deze ruimtelijke structuurvisie inzake nuts- en pijpleidingen zou een onderdeel moeten zijn van een globale visie inzake ondergronds ruimtegebruik in Vlaanderen. Het departement Omgeving stelde in 2019 een inspiratienota op in dat verband. Deze inspiratienota in verband met Ondergronds Ruimtegebruik had als titel 'Onder je voeten ligt een wereld aan kansen'.
Hieropvolgend werden een aantal inspiratiesessies georganiseerd in het najaar van 2020. Het is onduidelijk wat de scope van dit proces precies is. Het vervolgtraject is niet terug te vinden. In de beleidsnota Natuur en Omgeving vind ik geen enkele visieontwikkeling naar ondergronds ruimtegebruik.
Minister, wat is de scope van het onderzoekstraject rond ondergronds ruimtegebruik? Gaat dit verder dan een ambtelijke oefening? Zal dit leiden tot een ‘beleidsplan ondergrondse ruimte Vlaanderen’? Wat zijn de vervolgstappen in dit traject?
Zal deze visie een integrale visie voor heel Vlaanderen worden? Zal dit gebiedsdekkend zijn? Zullen alle functies en noden hierbij aan bod komen? Of wordt er gepland in functie van specifieke toepassingen zoals energievoorziening en transport?
Bent u akkoord met SARO dat op zijn minst voor ondergrondse nuts- en pijpleidingen een duidelijke ruimtelijke visie essentieel is, in het kader van nieuwe ontwikkelingen?
Wat is het verband tussen ondergrondse ruimtelijke planningen/landgebruik en ‘Land use, Land Use Change and Forestry’ (LULUCF)? Of in welke mate is de ontwikkeling van de ondergrond in conflict met koolstofopslag in de bodem en vrijgave ervan tegenover landgebruik?
Hoe zal worden omgegaan met historische ongeschonden en heel waardevolle bodems?
Momenteel is er een enorm overschot aan gronden – en ik bedoel letterlijk grond – in Vlaanderen. Er wordt hier nauwelijks beleid rond gevoerd. Wordt het aspect ‘grondoverschot’ in deze discussie meegenomen?
Minister Demir heeft het woord.
In zijn advies van 28 april 2021 over de startnota gewestelijk RUP Leidingstraat verwijst SARO naar het gebrek aan een ruimtelijke structuurvisie inzake nuts- en pijpleidingen voor Vlaanderen.
Deze ruimtelijke structuurvisie inzake nuts- en pijpleidingen zou deel moeten uitmaken van een globale visie inzake ondergronds ruimtegebruik in Vlaanderen. Het departement Omgeving stelde in 2019 een inspiratienota in verband met Ondergronds Ruimtegebruik op met als titel 'Onder je voeten ligt een wereld aan kansen'. Hieropvolgend werden een aantal inspiratiesessies georganiseerd in het najaar van 2020. Het is onduidelijk wat de scope van dit proces precies is. In de beleidsnota Natuur en Omgeving 2019-2024 is deze verkenning alvast niet opgenomen.
De beleidsverkenning rond ondergronds ruimtegebruik had als scope de kansen ervan binnen het bestaand ruimtebeslag in beeld te brengen en zo zicht te krijgen op de mogelijkheden. De verkenning ging dus niet specifiek in op nieuwe pijp- en nutsleidingen ook omdat deze zich ook vaak buiten het bestaand ruimtebeslag situeren. Men ging uit van een geïntegreerde benadering waarbij ruimtenoden worden afgewogen ten opzichte van kwetsbare voorraden in de bodem en ondergrond alsook het belang van bovengronds groen.
De resultaten worden gebruikt om proefprojecten op te zetten en om mee te nemen in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV).
Verschillende elementen zijn belangrijk als we netwerken bekijken. Een belangrijk principe is de vermindering van het bijkomend ruimtebeslag. In dat opzicht ben ik het eens met SARO.
Daarnaast zal het bestaand net verder evolueren en zullen nieuwe infrastructuren inspelen op nieuwe noden. Het vervoer via ondergrondse pijpleidingen is vandaag een belangrijk onderdeel van het omgevings-, het mobiliteits-, het energie- en het economisch beleid. Dat geldt ook voor de versterking van het hoogspanningsnetwerk, denk maar aan Ventilus. Verschillende grote infrastructuurprojecten zijn op dit ogenblik in voorbereiding. Deze projecten helpen ons de energie- en grondstoffentransitie voor te bereiden. Daar is iedereen in deze commissie voorstander van. Het bestaande gasnet zal evolueren naar complementaire netten voor het vervoer van methaan, waterstof en koolstof. Warmtenetten worden verder uitgebouwd, pijpleidingen voor chemisch transport bieden opportuniteiten en dergelijke.
Als ruimtelijke visie wordt in de strategische visie van het BRV vastgehouden aan het bundelingsprincipe van deze infrastructuren. Wat mij betreft, is vooral nood aan een eenvoudig toepasbaar afwegingskader dat ruimtelijke, economische, sociale en ecologische belangen evenwichtig benadert. Duurzame transportmodus vanuit het omgevingsbeleid ondersteunen en faciliteren blijft dus in mijn ogen belangrijk.
Er is geen eenduidig verband tussen ondergrondse ruimtelijke planningen en LULUCF.
Zo hebben ondergrondse ontwikkelingen van meer dan 5 meter onder het maaiveld weinig invloed op de koolstofvoorraden in de bovenste 1 à 2 meter onder het maaiveld op voorwaarde dat ze de bodem niet verstoren tijdens de aanleg en de bodemfysische toestand van de bodem en het landgebruik niet wijzigt.
Zoals reeds gezegd, had de beleidsverkenning rond ondergronds ruimtegebruik als scope de kansen ervan binnen het bestaand ruimtebeslag in beeld te brengen. Binnen het bestaand ruimtebeslag komen de historische ongeschonden en heel waardevolle bodems in principe niet voor.
Uw stelling dat er nauwelijks beleid gevoerd wordt rond grondoverschotten verbaast mij. In antwoord op uw schriftelijke vraag 464 van 11 januari 2021 heb ik u kwalitatief en kwantitatief aangegeven dat grondoverschotten zowel vanuit milieuhygiënische als bouwtechnische kwaliteit goed worden opgevolgd. Ik vermeldde tevens waarvoor ze worden ingezet. Ook de nota in verband met ondergronds ruimtegebruik van het departement Omgeving heeft aandacht gegeven aan het belang van voorafgaand geologisch onderzoek met het oog op de toepassing- en dus afzetmogelijkheden van grondoverschotten. Dit aspect zal blijvend worden meegenomen. De doelstelling dat het gebruik van de uitgegraven bodem geen bijkomend risico voor het leefmilieu en de gezondheid mag veroorzaken, blijft sowieso opgevangen via de grondverzetsregeling die wordt opgevolgd door de bodembeheerorganisaties, met name de vzw Grondbank en de vzw Grondwijzer.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik onthoud dat u geen voorstander bent van een gebiedsdekkend structuurplan voor de ondergrond, maar dat u eerder denkt aan een eenvoudig afwegingskader. U geeft aan dat het vooral gaat om ruimtelijke planning in de ondergrond in een laag van 5 meter die de bovenste lagen niet meerekent. Er is nood aan planning daarrond.
Ik denk specifiek aan lokale besturen die nu worstelen met het al dan niet aanleggen van warmtenetten, maar ook heel eenvoudige dingen zoals ondergrondse bouwlagen. Hoe ver moet men daarin gaan? Heeft dat nog een toekomst of niet? Daar zijn heel wat discussies over aan de gang. Het lijkt me heel belangrijk dat Vlaanderen daar ook een aantal tools geeft en ondersteuning biedt aan die lokale besturen. Dat zijn nu eenmaal heel belangrijke discussies waar lokale besturen in hun centra mee te maken hebben.
Zult u de lokale besturen op dat vlak mee ondersteunen in hun vragen? Hoe kunnen zijn omgaan met die eerste lagen? Is het nog zinvol om ondergrondse garages op te leggen of niet? Hoe kunnen zij de warmtenetten aanleggen in de centra? Hebt u daar antwoorden op? Zult u met dat eenvoudig afwegingskader daar een antwoord op kunnen bieden?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Minister, mevrouw Schauvliege, ik heb op de website van het departement Omgeving ook gezien dat ze met een studie bezig zijn omtrent het ondergronds ruimtegebruik. Ik kijk uit naar de resultaten.
Ik heb dat ook geïnterpreteerd als planning. Minister, kunt u dat meenemen naar het departement Omgeving? We zien tot nu toe dat de ondergrondse ruimte meestal gebruikt wordt voor ondergrondse parkeergarages. Misschien zijn er functies om in de ondergrond te voorzien, bijvoorbeeld een fuifzaal. Het geluid naar de omgeving wordt op die manier gefilterd.
In de stad Brussel bijvoorbeeld zijn heel wat ruimtes ondergronds, maar in andere steden, in Vlaanderen, ongetwijfeld ook. Het centraal station is bijvoorbeeld een volledig ondergronds station. Daar zitten zeker en vast meer potenties in die ondergrondse ruimte op vlak van het ruimtelijk rendement verhogen en juiste functies op juiste locaties inplanten. Vandaar de vraag om in de studie ook aandacht te hebben om dat aspect mee te nemen.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, collega Schauvliege, u hebt dat inderdaad goed begrepen. De bedoeling is een eenvoudig toepasbaar afwegingskader dat ruimtelijke, economische, sociale, ecologische belangen allemaal evenwichtig benadert. U hebt inderdaad wel een punt om die lokale besturen en de noden daar te detecteren. We zullen dan ook in gesprek gaan om dat te doen. Denk maar aan het warmtenet of andere zaken inzake energie. Ik zal dus met hen in gesprek gaan. Ik stel ook voor dat we de resultaten van de studie afwachten. Als deze rond is, zullen we het in de commissie nog eens ter sprake brengen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben tevreden met het antwoord. Ik kijk ook uit naar de resultaten van de studie, want ik denk dat daar potenties liggen, maar dat er ook beperkingen zijn. Het is belangrijk dat we, vooraleer gemeenten zelf beginnen te experimenteren, hun daar wat handvaten voor geven. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.