Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, we hebben het in deze commissie al gehad over poly- en perfluoralkylstoffen (pfas), door de mens gemaakte producten die van nature niet in het milieu voorkomen. Ze worden gebruikt in allerlei producten omdat ze water, vet en vuil afstoten. Door het gebruik van die producten, door fabrieksemissies, door incidenten en zelfs bij het blussen van branden, zijn pfas in het milieu terechtgekomen. Ze breken niet af, kunnen zich gemakkelijk verspreiden in het milieu en kunnen ophopen in dieren, planten en het menselijk lichaam. De chemicaliën worden ook wel eens de ‘forever chemicals’ genoemd. Perfluoroctaansulfonaat (PFOS), een stof die gebruikt wordt om tapijten en textiel water-, vet- en vuilafstotend te maken, is een van die pfas.
In de commissievergadering van 20 april stelde ik u een vraag over de stand van zaken inzake onderzoek en normering van pfas. U gaf toen aan dat er nieuwe richtlijnen zijn voor het grondverzet vanaf 1 april 2021. Voor PFOS is dat 3 microgram per kilogram grond voor vrij gebruik als bodem en 70 microgram per kilogram grond voor bouwkundig bodemgebruik. Voor de andere pfas-verbindingen wordt een toetsing gevolgd, waarbij de som van de gemeten pfas wordt getoetst aan de norm voor PFOS. Er wordt in de nieuwe richtlijnen ook heel duidelijk aangegeven dat bodemmateriaal opgegraven op pfas-verdachte terreinen het best ter plaatse blijft. De toetsingswaarden zijn voorlopige waarden, omdat wetenschappelijk onderzoek nog steeds bezig is.
De eerdere normering was pas in juni 2020 opgemaakt. De normen zijn dus wel degelijk in evolutie. In de commissie stelde u dat de norm voor bouwkundige toepassingen voor PFOS bepaald is op basis van de haalbaarheid en de gemeten achtergrondwaarden in Vlaanderen. Eerder gaf u ook aan dat er nog bijkomend biomonitoringsonderzoek bezig is, hoewel we al weten dat pfas een grote impact heeft en er in de hele Vlaamse bevolking verhoogde concentraties te vinden zijn. Voor PFOS was dat in 2014 voor 77 procent van de 50- tot 65-jarigen.
In De Standaard van 26 april wordt het grondverzet naar aanleiding van de werken aan Oosterweel in relatie tot de PFOS toegelicht. In de commissie had u al aangegeven dat alle werken conform de geldende normering verlopen. Dat lijkt logisch. De vraag is natuurlijk of die normering streng genoeg is. In Nederland gebruikt men voor PFOS een strengere norm.
Zowel in De Morgen als in De Standaard van 8 mei worden die data opnieuw gepubliceerd. “In totaal zo’n 400.000 kubieke meter grond in dit deel van de Oosterweelwerf overschrijdt de waarde van 70 microgram”, zegt de woordvoerder van Lantis. “Die grond blijft ter plaatse en wordt met een dubbele afdichting van waterafstotende folie en klei afgeschermd zodat de PFOS niet kan wegsijpelen. Dat is een verbetering, want nu ligt die vervuilde grond vrij in de natuur.”
Daarnaast bevat zo’n 570.000 kubieke meter van de grond die wordt uitgegraven tussen de 8 en 70 microgram PFOS per kilogram droge stof en kan die volgens de toetsingswaarden hergebruikt worden als bouwkundig bodemmateriaal binnen de werkzone. Er wordt onder andere een berm mee aangelegd. Grond die niet boven de grens van 8 microgram piekt, mag elders vrij hergebruikt worden. De nomen voor vrij gebruik zijn intussen aangescherpt naar 3 microgram PFOS per kilogram, maar de vergunning aan Lantis is verleend op basis van de oude norm van 8 microgram, zegt de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) in datzelfde artikel.
Daarnaast geeft Jean-Luc Wietor, expert industriële productie bij een ngo die zich specifiek bezighoudt met milieustudies, aan dat de 70 microgramnorm die Vlaanderen hanteert, 23 keer soepeler is dan de Nederlandse norm en 45 keer soepeler dan de Beierse.
De European Food Safety Authority (EFSA) heeft in 2020 de normen voor de dagelijkse dosis aangepast: van 150 nanogram per dag per kilogram voor enkel PFOS naar een dosis voor alle pfas samen van 4,4 nanogram per week per kilogram ofwel 0,60 nanogram per dag per kilogram. Die drastische reductie wijst op het zwaar onderschatte probleem en heeft rechtstreekse gevolgen voor drinkwaternormen, maar uiteraard ook voor bodemnormen. In de Nederlandse Tweede Kamer duidde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) reeds op de verstrekkende gevolgen van die nieuwe dagelijkse dosis pfas.
Minister, we hebben vandaag opnieuw een artikel gelezen in De Standaard, waarin men nieuwe gegevens bekendmaakt in verband met de vervuiling met PFOS door 3M. Ik heb dan ook de volgende vragen voor u.
Hoe verklaart u de uitspraken van milieudeskundige Jean-Luc Wietor? De vraag is nu of de Vlaamse normen gebaseerd zijn op de normen van het EFSA of niet. Indien niet, op welke normen dan wel? Indien wel, werden dan de meest recente bijstellingen meegenomen in de berekeningen? Ik had graag een zicht gekregen op alle Vlaamse richtnormen en de link met de EFSA-normen. Kunt u mij de wetenschappelijke en met name toxicologische basis van de 70 microgramnorm die momenteel gebruikt wordt, aantonen?
Lijkt het u zinvol om een taskforce op te richten met binnen- en buitenlandse experten? Die taskforce kan dan alle wetenschappelijke kennis bundelen en de Vlaamse richtnormen grondig onder de loep nemen. Een vergelijking met andere landen lijkt interessant en noodzakelijk.
Waarom werden de bodemsaneringsnormen van PFOS en perfluoroctaanzuur (PFOA) nog niet opgenomen in het Vlaams Reglement betreffende de Bodemsanering (VLAREBO)? Welke stappen worden ondernomen om de saneringskost op de vervuiler, namelijk 3M, te verhalen?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, het klopt dat we hier al een gedachtewisseling over hebben gehad. De materie is natuurlijk ook heel complex. De uitspraak van Jean-Luc Wietor is te verklaren vanuit de complexiteit van de wetgeving, waarbij afgeleide toetsingswaarden enkel binnen de geldende wetgeving en het beleid van de regio, en voor Vlaanderen daarenboven binnen de specifieke context van het project, moeten worden geïnterpreteerd. Een rechtstreekse vergelijking van toetsingswaarden tussen verschillende regio’s ligt daardoor niet voor de hand en is eigenlijk zelfs onmogelijk. Iedereen die de vergelijking maakt zonder enige nuance, gaat veel te kort door de bocht.
Gewoon om u een idee te geven, want ik stond zelf ook perplex van hoe complex het wel is: de bouwkundige toepassing die wij hanteren, is in Nederland en Beieren niet als dusdanig verankerd. De fout die wordt gemaakt, is dat de kaders voor het hergebruik als ‘bouwstof’, in Nederland, ‘bouwkundig bodemgebruik’, in Vlaanderen, ‘technische bouwtoepassingen’, in Duitsland, of ‘bouwkundige toepassingen in de industrie’, in Nederland, met elkaar worden vergeleken, terwijl die natuurlijk niet zomaar te vergelijken zijn. Dat is appelen met peren vergelijken.
De normen voor vrij gebruik zijn erg gelijkaardig. Voor de parameter PFOA – in Vlaanderen 3 microgram, in Nederland 7 microgram – is Vlaanderen zelfs strenger dan Nederland. Vlaanderen kent wel een norm voor bouwkundig gebruik, die het Nederlandse bouwstoffenbesluit niet kent. Daarom kun je ook niet stellen dat onze normen zoveel keer soepeler zijn dan bijvoorbeeld de Nederlandse.
Voor het afleiden van bodemsaneringsnormen of toetsingswaarden voor bodem worden veel wetenschappelijke data opgezocht en geëvalueerd, bijvoorbeeld over opname in planten en uitloging. Al deze gegevens worden dan in een berekeningsmodel ingevoerd om een norm af te leiden. Voor de perfluorverbindingen wordt momenteel zeer veel wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd, maar toch zijn nog niet alle data eenvoudig voorhanden. Het toxicologisch criterium is een van die gegevens die nodig zijn om een bodemsaneringsnorm af te leiden. In 2019 werd gevraagd aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) om te starten met het afleiden van bodemsaneringsnormen voor PFOS en PFOA.
De definitieve toelaatbare dagelijkse inname voor PFOS was toen 150 nanogram per kilogram lichaamsgewicht per dag. De waarde die het milieubeschermingsagentschap van de Verenigde Staten toen had gepubliceerd bedroeg 20 nanogram per kilogram lichaamsgewicht per dag, en werd voorgesteld als de meest betrouwbare en meest recente waarde. Deze werd dan ook in Vlaanderen gebruikt.
Eind 2020 heeft de EFSA dan nieuwe en nog lagere waarden gepubliceerd. Dit is een zeer recent gegeven, dat nog niet werd doorgerekend naar afgeleide normen in milieucompartimenten en voeding. Ook in andere Europese landen, bijvoorbeeld Nederland, is dat nog niet gebeurd. In het algemeen is Vlaanderen een van de koplopers voor het ontwikkelen van bodemnormen voor perfluorverbindingen. De meeste landen hebben vandaag helemaal niets, zelfs geen toetsingskader. Het is dus door onze pioniersrol inzake emerging contaminants dat er hier überhaupt discussie is over welke waarden nu de ‘juiste’ waarden zijn. Ik vind het ook goed dat wetenschappers en de administratie daarover discussiëren, maar ik denk dat we ook moeten erkennen dat we hier te maken hebben met stoffen waarover voortdurend wereldwijd onderzoek ons nog meer informatie moet geven zodat we een definitief wetgevend kader kunnen creëren. Ook in Nederland worden trouwens de normen voortdurend aangepast. Het is aan ons om dit de komende jaren goed te blijven opvolgen en uiteraard steeds aanpassingen te doen op basis van robuust onderbouwd onderzoek.
De waarde van 70 microgram per kilogram droge stof is geen norm maar een toetsingswaarde die als maximale waarde voor bouwkundig bodemgebruik is aanvaard in het kader van de Oosterweelwerken en dus onder de voorwaarden van het project. Voor andere dossiers kan die waarde van 70 microgram in afwachting van een verder uitgewerkt kader richtinggevend worden gehanteerd. Maar het blijft wel de verantwoordelijkheid van de erkende bodemsaneringsdeskundige om de veilige toepassing van de toetsingswaarde in de specifieke omstandigheden van het dossier te beoordelen en te motiveren in het technisch verslag.
Bouwkundig bodemgebruik is het gebruik van bodemmaterialen in een welbepaalde toepassing waarin de functie van de bodemmaterialen duidelijk te onderscheiden is van de functie van de onderliggende of omringende bodem. In Vlaanderen zijn de toepassingen van het bouwkundig bodemgebruik en gebruik in een vormvast product welomschreven en duidelijk afgebakend via het ministerieel besluit (MB). Deze regeling van het MB bestaat trouwens al sinds 2008, dus van het maken van regelgeving à la tête du client, zoals ik in kranten lees, kan dan ook geen sprake zijn.
In 2017 heeft Lantis met de OVAM contact opgenomen in verband met het grondverzet bij de Oosterweelwerken. Gelet op de mogelijke aanwezigheid van pfas wilde Lantis duidelijkheid verkrijgen over het hergebruik van de uitgegraven bodem en de bagger- en ruimingsspecie. Er werd dan ook een studie opgemaakt door een tijdelijk consortium.
Rekening houdend met het complexe gedrag van PFOS in de bodem werd er in overleg met de OVAM en de Grondbank voor geopteerd om aan de hand van een ruime set aan analyseresultaten, een sitespecifieke toetsingswaarde voor hergebruik als bouwkundig bodemgebruik af te leiden waarbij 4,5 microgram per liter als maximale concentratie mag worden bereikt. Deze waarde was in 2017 de bovengrens, zoals bepaald op basis van de Nederlandse risicogrens voor drinkwater.
Op basis van deze studie werd de waarde van 70 microgram per kilogram droge stof voor PFOS weerhouden als maximale hergebruikswaarde voor bouwkundig bodemgebruik. Begin 2018 werd deze waarde dan onder mijn voorganger aanvaard voor het project van Oosterweel.
Zoals ik al zei, is Vlaanderen in het algemeen een van de koplopers voor het ontwikkelen van bodemnormen voor perfluorverbindingen. De Vlaamse experten bij VITO en de OVAM hebben momenteel reeds een uitgebreid netwerk, bestaande uit buitenlandse contacten met pfas-expertise op wetenschappelijk en beleidsmatig niveau. Het bijkomend oprichten van een taskforce is dus alleen een optie als er sprake is van enige toegevoegde waarde. Ik denk dat er vandaag al goed samengewerkt wordt. Ook binnenlandse expertise wordt al maximaal gebundeld. Het uitwerken van een normeringskader is een actie binnen het actieplan pfas. In dit plan, dat wordt getrokken door het Departement Omgeving en waarvan de scope veel breder gaat dan enkel bodem, is ook samenwerking tussen de verschillende entiteiten voorzien. Het Vlaams actieplan pfas werd opgesteld door de werkgroep risicobeheer chemische stoffen van het beleidsdomein Omgeving, die de beleidsexperten samenbrengt die rond chemische stoffen werken, inclusief pfas. Ik denk dat er dus al een heel goede werking is in die werkgroep met alle experten die daaraan moeten deelnemen.
Vlaanderen neemt ook actief deel aan de voorbereiding van het Europese partnerschap waarin pfas een van de prioritaire stoffen zal zijn, en waaraan onder meer het Departement Omgeving, de OVAM, VITO, ILVO en alle Vlaamse universiteiten plannen deel te nemen.
Omdat de kennis over het gedrag en de risico’s van pfas momenteel nog sterk evolueert ten gevolge van wetenschappelijk onderzoek, is het niet aangewezen om de ontwerpbodemsaneringsnormen of de toetsingswaarden nu al definitief te verankeren in wetgeving. Ik denk dat we er, net zoals in Nederland, de voorkeur aan moeten geven om te werken met een tijdelijk handelingskader, dat continu wijzigt.
Er zijn ook nog heel wat leemtes in onze wetenschappelijke kennis over pfas. Het gaat onder meer over analysetechnieken, het gedrag van pfas in milieucompartimenten en materiaalstromen, de blootstelling voor de mens, de toxiciteit van pfas…
Binnen de netwerken waarvan ik daarnet sprak, bouwen we al deze kennis verder uit. Op basis van die kennis kunnen we dan een toetsingskader ontwikkelen waarbij een evenwicht wordt gezocht tussen het veilig hergebruik van de materialen en uiteraard de bescherming van mens en milieu.
In uw laatste vraag vroeg u welke stappen ondernomen worden om de saneringskost op 3M te verhalen. De OVAM volgt de bodem- en grondwaterverontreiniging bij 3M op via de bepalingen van het Bodemdecreet. Volgens die bepalingen is 3M saneringsplichtig voor de bodem- en grondwaterverontreiniging op de zogenaamde ‘verontreinigde gronden’, dit zijn de gronden waar de bodemverontreiniging tot stand kwam en de gronden waar de verontreinigende stoffen of organismen zich hebben verspreid of waar de bodemverontreiniging schadelijke gevolgen heeft.
Momenteel is de herziening van het beschrijvend bodemonderzoek van de 3M-site in uitvoering, op kosten van 3M. In dit onderzoek worden de bodemrisico’s en alle verspreidingsmogelijkheden van pfas onderzocht. De herziening is door de OVAM gevraagd, omdat er ten tijde van het initiële beschrijvend bodemonderzoek in 2007 nog geen sprake was van pfas. Op basis van de wetenschappelijke informatie die de voorbije maanden en jaren opduikt, achtte de OVAM het aangewezen om het beschrijvend bodemonderzoek aan te vullen met de parameter pfas. De bedoeling is om het beschrijvend bodemonderzoek voor het vaste deel van de bodem in het tweede kwartaal van 2022 af te ronden. Omdat de Oosterweelwerken een belangrijke invloed hebben op de grondwaterstroming en de mogelijke verspreiding van de verontreiniging, zal het beschrijvend bodemonderzoek voor het grondwater in een tweede fase worden afgerond.
De saneringsplicht van 3M houdt, conform het Bodemdecreet, ook de financiering in van het onderzoek en de sanering van de bodem- en grondwaterverontreiniging. Kortom: de stappen die tot nu toe gezet zijn en die nog gezet zullen worden, zullen betaald worden door 3M.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U begrijpt natuurlijk dat heel veel mensen zeer bezorgd zijn. De normen wijzigen in een half jaar tijd en de berichtgevingen die de impact van die pfas en PFOS op onze gezondheid signaleren, zijn echt niet rooskleurig. We kunnen dus niet voorzichtig genoeg zijn. Dat is mijn eerste punt.
Ten tweede, Vlaanderen spreekt op dit moment inderdaad van richtnormen, omdat de kennis daarover nog niet voldoende is. Men schuift de volledige verantwoordelijkheid op de bodemsaneringsdeskundigen, om projecten te begeleiden en ervoor te zorgen dat alles veilig genoeg gebeurt. Dat is een tweede bijzonder gegeven.
Ten derde, we zien dat de gegevens uit de studie die wordt gemaakt om de kosten te verhalen op de veroorzaker, pas tegen 2022 zal worden bekendgemaakt. Ik hoorde u vandaag verklaren dat een maand na de brand in Brecht al was geweten wat de kost en de impact waren op het herstel en dat u die kosten zou verhalen op de federale overheid. Dat is natuurlijk uw goed recht en het is zeer goed. Maar ik merk toch op dat men heel wat langer doet over het berekenen van de kost van het saneren van de hele site en het bekijken van wie de veroorzaker is. Ik zou toch willen aandringen om daar met spoed op verder te gaan. Het is zeer belangrijk dat we heel snel weten waar we staan en dat we heel snel echte normen hebben. Op dit moment varen we immers een beetje blind. U verklaart dat wij voorlopers zijn, maar ik zie toch nog altijd dat de normen in Nederland strenger zijn. Ik neem bijvoorbeeld de normen voor vrij gebruik. Op dit moment bedragen die 3 microgram. De normen voor vrij gebruik in Vlaanderen gelden voor alle toepassingen van vrij gebruik, dus ook in natuurgebieden. In Nederland maakt men daar bijvoorbeeld wel een onderscheid en hanteert men strengere normen.
Al die elementen brengen heel veel onzekerheid met zich mee. We moeten daar heel snel van af. Ik wil er vooral op aandringen om zo snel mogelijk 3M verantwoordelijk te stellen en hen te laten opdraaien voor de kosten. Want het kan niet zijn dat de Vlaamse belastingbetaler hier verder aan moet meebetalen. Of de Europese, want we gaan er ook relancemiddelen tegenover zetten. Dat lijkt mij echt compleet van de pot gerukt.
Kunt u met spoed de kost berekenen en 3M aansprakelijk stellen voor de sanering en de eventuele schade die ze hebben veroorzaakt?
De heer D’Haese heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik dank u voor de zeer relevante vraag en u, minister, voor het uitgebreide antwoord over deze inderdaad complexe, maar vooral heel zorgwekkende materie.
Want minister, u zegt dat de normen in Vlaanderen heel scherp zijn. Maar ondertussen zitten we wel nog met een project dat gebaseerd werd op die norm van 8 microgram voor vrij gebruik, terwijl die norm eigenlijk zou moeten dalen naar 3 microgram. De vraag is of we dat zullen aanpassen. U zegt dat de 70 microgram een toetsingswaarde is. Maar dat is wel een toetsingswaarde die zal worden gebruikt in die werken. Er zal grond worden verplaatst tot die 70 microgram. Ik stel mij dus toch wel wat vragen bij het gebruik van de normen bij deze werken.
Maar bovendien, minister, wordt het nu steeds duidelijker dat Zwijndrecht al heel lang een hotspot is voor de vervuiling met die PFOS en dat we helemaal niet weten wat de effecten daarvan zijn op de bevolking daarrond. We weten eigenlijk allang dat daar grote problemen zijn, maar er is geen of zeer weinig informatie voor de mensen in de buurt en we weten ook niet welke impact het op die mensen heeft.
Minister, volgens mij moet er heel dringend – maar dan ook heel dringend – een gezondheidsonderzoek gebeuren in die buurt, om te weten wat de impact is van meer dan een decennium aan vervuiling, van mensen die daar wonen en in hun tuin kippen houden en groenten kweken.
Ten tweede, we moeten ervoor zorgen dat, als we tot werken komen, de mensen die de Oosterweelverbinding moeten uitgraven, ook beschermd zijn. Dat is mijn tweede vraag, minister: bent u bereid om op zeer korte termijn over te gaan tot het instellen van een gezondheidsonderzoek in een perimeter rond die 3M-fabriek, om te bekijken welke gevolgen die vervuiling heeft en hoe ver die draagt?
Ten slotte wil ik mij helemaal aansluiten bij collega Schauvliege rond de kost van dit hele gebeuren. U bent een consequent bepleiter van het principe dat de vervuiler betaalt. Minister, kunnen we van u de garantie krijgen dat iedere euro – íedere euro – die hier vandaag wordt besteed aan onderzoek, aan sanering enzovoort, zal worden betaald door de vervuiler 3M en niet door de belastingbetaler, niet door de mensen van Zwijndrecht, niet door de Antwerpenaren, maar door de vervuiler 3M, die de gronden op die manier heeft achtergelaten?
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de verhelderende toelichting. Het is geen gemakkelijk verhaal. Er zijn niet alleen de verschillen, zoals u schetste, in de verschillende bouwkundige toepassingen in de verschillende ons omringende landen en de normen die daar dan mee samenhangen. Maar er is ook het feit dat er nog heel wat wetenschappelijk en toxicologisch onderzoek bezig is. Collega’s, het is blijkbaar een van de zovele voorbeelden in de milieusector waarbij de inzichten in de vervuilende stoffen en de graad van vervuiling door die stoffen, door de jaren heen evolueren en veranderen.
Dat is niet echt geruststellend, collega’s, maar het is wat het is. En we kennen nog vele andere voorbeelden, om asbest niet te noemen, waarbij men jaren heeft gedacht dat het allemaal wel meeviel, maar het ineens toch een heel vervelende stof blijkt te zijn. U kunt dan zeggen dat het voorzichtigheidsprincipe de oplossing is. Maar we weten ook dat we, als we dat consequent toepassen, de helft van de producten die we nu gebruiken van de markt moeten halen. Ik denk dat onze samenleving ook niet zo werkt.
Minister, ik hoor dat u het principe dat de vervuiler betaalt, hier kracht bijzet. Dat is een goed principe, we kunnen daar als partij volop achter staan. Maar, collega’s, ik kan mij ook voorstellen – en misschien, minister, kunt u daar nog enige toelichting bij geven – dat ook dít een grote discussie wordt. Want als je zegt dat de vervuiler betaalt, moet je eerst bepalen wat vervuiling is en in hoeverre je moet saneren, hoe proper het moet worden. En daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan vast. Ik kan mij voorstellen dat de vergunningen die destijds werden verleend en de voorwaarden die aan het bedrijf werden opgelegd, gebaseerd waren op de inzichten van toen en niet op die van nu. Dat is een beetje hineininterpretierung waar we nu mee bezig zijn.
Maar goed, de vervuiler betaalt: zeer zeker. Daarover zijn we het allemaal eens. Maar hopelijk, minister, is dat ook doenbaar en afdwingbaar en kunnen we dat allemaal voldoende staven. Misschien kunt u daar nog iets over zeggen? Ik dank u.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, het is essentieel om zo snel mogelijk de gesprekken met 3M vlot te trekken en de mensen op hun verantwoordelijkheid te wijzen. De nuanceringen en bedenkingen die collega Vandaele maakt, zijn zeker pertinent. Maar het is wel zo dat, als er een grote vervuiling is, we daar zeer behoedzaam mee moeten omspringen. En dan mogen we ons ook geen risico’s met de volksgezondheid permitteren. Niemand heeft er baat bij dat er een rondje paniekvoetbal wordt gespeeld en dat er plots een sfeer van verdoemenis wordt afgeroepen.
Ik heb begrepen, zoals de stand van zaken nu is, dat er zorgvuldig wordt omgesprongen met de vervuiling. Maar als er bijkomend onderzoek moet gebeuren, moet dat ook gebeuren. De belangrijkste oproep hierbij is om zo snel mogelijk met 3M aan tafel te zitten en hen voor de verantwoordelijkheid te stellen om bij te dragen in de sanering van de site.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik sluit graag aan bij deze vraagstelling. We zijn het er allemaal over eens dat PFOS een product is waarmee we bijzonder voorzichtig moeten omspringen. Elke dag wordt er uit wetenschappelijk onderzoek nog meer informatie zichtbaar over de impact en de wijze van beweging. Dat is goed en belangrijk, maar dat wil ook zeggen dat we heel alert moeten blijven. We moeten dat constant opvolgen, met de nodige voorzichtigheid reageren en ervoor zorgen dat we te allen tijde kunnen ingrijpen, bijvoorbeeld wanneer het duidelijk wordt dat er strengere normen zouden moeten worden gehanteerd.
En dus, minister, heb ik nog een vraag betreffende het normenkader. U geeft aan dat u nog met het toetsingskader wil blijven werken. Men is bezig met de uitwerking van een normeringsplan. Mijn vraag is: hebt u enig zicht op de timing daaromtrent?
Ten tweede, u stelt duidelijk dat 3M in dezen verantwoordelijk is voor de saneringskosten en de saneringsplicht. Ik zou willen vragen, minister – specifiek voor wat betreft het Oosterweeldossier – of dat wil zeggen dat alle kosten die gepaard gaan met de vervuilde grond, met de tijdelijke berging, maar ook met de eventuele zuivering in de toekomst, een opdracht is voor 3M? Is dat dan ook al heel duidelijk zo gesteld? Heeft men ook toegezegd dat men daarvoor de nodige acties zal ondernemen, en dus ook financieren?
Het derde element is daarop verder bouwend. Het is duidelijk dat het niet alleen over de zones van Oosterweel gaat, maar dat de vervuiling ook verder reikt. Ondertussen wordt ook heel duidelijk dat in Zwijndrecht de vervuiling van de bodem veel meer verspreid is dan in eerste instantie – ook bij de publieke opinie – geweten was. Daarover de vraag: wordt er momenteel actief gewerkt aan een totaalplan? Ik bedoel daarmee dat men de problematiek scherp in beeld wil krijgen, om dan te zien op welke manier daarover communicatie kan gebeuren naar de mensen die wonen, werken en leven in dat gebied?
En dan kom ik tot mijn vierde vraag: op welke manier kan daar effectief tot zuivering overgegaan worden? Ik heb in de actuele vraag hierover reeds gesteld dat onder andere het hybride grondwasproces op de markt beschikbaar is, waarvan men aangeeft dat er een hoog reinigingspercentage kan worden behaald. Maar ik hoor vanuit de markt dat er ook nog heel wat andere technieken in ontwikkeling zijn om tot zuivering over te gaan. Daarbij de vraag, minister: op welke manier volgt u die verschillende technieken op? Kunnen we tot erkenning van die technieken overgaan en kan men op het terrein dus ook effectief tot zuivering van de bodem overgaan, om die vervuiling weg te nemen?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u voor de vele vragen, collega’s. Heel terecht natuurlijk, want het gaat hier over onze gezondheid.
Eerst wil ik iets zeggen over het principe van de vervuiler die alles zal betalen. Het spreekt voor zich dat dat een goed principe is. 3M is niet alleen saneringsplichtig, maar ook saneringsaansprakelijk. Daarover bestaat geen twijfel. Zij nemen tot op heden ook hun verantwoordelijkheden op.
Collega Vandaele, daarom is het net van belang om het beschrijvend bodemonderzoek goed te doen. We hebben nu meer inzicht in de materie, en kunnen ook beter beoordelen wanneer het proper zal zijn.
Collega Rombouts, ons toetsingskader evolueert op basis van groeiende wetenschappelijke inzichten. Wat u zegt over de verspreiding: dat wordt momenteel uiteraard ook onderzocht, in het bodemonderzoek. Er blijkt heel recent ook een mogelijkheid te komen om te zuiveren. Voor de hoeveelheid en aard van de grond bij Oosterweel is het technisch nog niet evident. De administratie volgt natuurlijk die technieken op, en we zullen daar verder op inzetten.
Collega D’Haese, we zijn al bezig met gezondheidsonderzoeken. Ik vind het ook heel evident dat we dat doen. Er zijn al een tiental gezinnen waar stalen zijn opgenomen. We gaan dat ook blijven doen, om te kijken naar verschillen en zo. Dat loopt reeds, en ik zal vragen dat men daar ook mee voortdoet. Dat heb ik destijds ook gevraagd, en ik vind dat we daarin geen risico’s mogen nemen.
Collega Schauvliege, u had een vraag over cijfers en u verwees naar Nederland. Onze richtwaarden zijn ongeveer gelijkwaardig: 8 microgram als som van alle pfas, dat is ook in Nederland zo. En ik wil nog eens beklemtonen dat 3M vandaag al aansprakelijk is. Daarover is geen twijfel. De onderzoeken en sanering zullen natuurlijk ook door hen worden gefinancierd.
Gezien er heel wat aspecten zitten in het dossier, en dat ook wel de komende weken en maanden in beslag zal nemen, en gezien de complexiteit van het dossier, vind ik het niet slecht om hierover eventueel een hoorzitting te organiseren, om uitleg te laten geven over wat we weten, over de procedures die nu lopen voor bodemonderzoek, de bodemsaneringsprojecten, de gezondheidsonderzoeken, enzovoort. Het is maar een voorstel. Ik ben natuurlijk wat technisch geweest in mijn antwoorden, maar er zijn veel experten en deskundigen die nog meer in detail op alle vragen kunnen antwoorden. Gezien het feit dat dit zeker nog de komende maanden, of het komende jaar, in de belangstelling zal staan, en zeer actueel zal blijven, denk ik dat het wel belangrijk is dat we goed weten hoe, wat en waar. Ik denk ook dat de deskundigen wel bereid zijn om de nodige uitleg te komen geven.
De OVAM heeft ook opdracht gegeven aan 3M – op korte termijn – om het nodige onderzoek te doen of er voorzorgsmaatregelen nodig zijn. Ook dat is al in voorbereiding. En natuurlijk volgen we ook de bescherming van de gezondheid van de omwonenden verder op.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister. Ik wil nog eens benadrukken dat we niet voorzichtig genoeg kunnen zijn in dit dossier. Niet alleen wat betreft de normering en de Oosterweelwerken, en het grondverzet dat dat met zich mee zal brengen, maar ook voor de buurtbewoners in de omgeving van 3M moeten we alles in het werk stellen om te zorgen dat zij op een veilige en gezonde manier kunnen leven en wonen. We rekenen er dan ook op dat u inderdaad het principe dat de vervuiler betaalt helemaal toepast en dat u 3M verantwoordelijk en aansprakelijk stelt, en dat zij niet alleen voor de sanering moeten opdraaien, maar ook voor de schade die ze teweeggebracht hebben.
Wij gaan het dossier inderdaad zeer zorgvuldig opvolgen en mee ijveren om dit tot een goed einde te brengen. We zijn uiteraard heel blij dat u ook de suggestie doet om hoorzittingen te organiseren. Ik denk dat dit zeker nodig is om te zorgen dat iedereen dit heel grondig kan opvolgen, en dat we daar experten van binnen- en buitenland kunnen horen over de stand van zaken. Dat lijkt me zeer essentieel te zijn. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.