Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, deze vraag werd al een tweetal weken geleden ingediend, en uiteraard worden bij ieder Overlegcomité en bij alle stappen tussenin een aantal dingen iets duidelijker, maar toch zijn er ook nog heel wat vragen die openstaan.
Minister, een paar weken geleden heeft de Vlaamse Regering in haar visienota ‘Plan van de vrijheid’ een aantal contouren geschetst voor de komende zomer. Die contouren werden de voorbije weken op een aantal gebieden ook uitgerekt. Denk maar aan de tuinfeestensaga.
In de visienota zit ook een luik ‘jeugd’. Dat is in de eerste plaats beperkt tot het georganiseerde jeugdwerk. U weet dat wij het belangrijk vinden dat het georganiseerde jeugdwerk deftig en tijdig een georganiseerd aanbod kan opzetten voor de zomer, maar we moeten natuurlijk ook oog hebben voor jongeren die niet op kamp of naar de speelpleinwerking gaan. De weg naar de vrijheid mag geen tweesprong worden, waarbij de enen een poolparty met vijftig kunnen organiseren binnen het georganiseerde jeugdwerk en de anderen beboet worden omdat ze met elf zouden rondhangen op het pleintje – ik denk dat het geen tegenstelling is tussen de twee, maar dat ze elkaar net versterken – of dat sommigen verjaagd worden omdat ze met enkelen samen een pintje drinken in het park, omdat ze geen privé-eigendommen hebben, terwijl ze naar hun Spotifylijst luisteren.
Wat het georganiseerde jeugdwerk betreft, liggen de plannen klaar. De protocollen zijn een doorslag van die van vorig jaar, die een fijne en veilige jeugdwerkzomer opleverden. En er kan nu toch wat meer dan vorige zomer. Maar tegelijk zien we af en toe ook het doembeeld van verplichte testing opdagen, iets wat voor veel organisaties een enorme drempel zou betekenen en een reden om een aantal activiteiten af te blazen of om minder geneigd te zijn om die te organiseren.
Voor veel jeugdbewegingen betekent de nakende vrijheid ook het startsein om na te denken over fondsenwerving, het liefst in combinatie met een toffe activiteit. Dat gaat dan bijvoorbeeld over een fuif. En dan bots je al snel op de grens van tweehonderd aanwezigen, met de nodige maatregelen, terwijl iedereen toch een bepaalde drang heeft, zeker bij de jeugd, en terecht, om elkaar op een meer ontspannen en andere manier te zien. Het is dan opvallend dat we intussen duidelijkheid hebben verschaft over op welke termijn en hoe festivals als Pukkelpop en Tomorrowland, met een meer dan driehonderdvoudige capaciteit, zouden mogen doorgaan, maar dat er tegelijk nog geen duidelijkheid is over op welke manier fuiven zouden mogen tijdens de zomer en het najaar, of een gezellige zomerbar. We zien dat er al gemeenten zijn die een en ander verbieden voor het jeugdwerk, omdat de horeca geen concurrentie zou mogen hebben.
Wij hebben daarover een aantal vragen vanuit een fractie. Zullen ook jongeren die buiten het georganiseerde jeugdwerk vallen, voldoende en op een gelijkwaardige manier kunnen genieten van de herwonnen vrijheid? Hoe zult u erover waken dat er niet opnieuw her en der beperkende maatregelen genomen worden? Kan het georganiseerde jeugdwerk erop vertrouwen dat de protocollen die nu op tafel liggen, ook daadwerkelijk de leidraad voor de zomer zullen vormen, tenzij de virologische toestand – maar laat ons daar nu even niet van uitgaan – nog helemaal omdraait? Hoe zijn intussen de evoluties rond testing op kampen en speelpleinen? Hebt u al zicht op de buitenlandse zomerkampen? Hoe zult u jeugdbewegingen ondersteunen bij het opzetten van activiteiten die ook op externen gericht zijn, die ontspannend en waardevol kunnen zijn en geld in het laatje kunnen brengen?
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, collega Vaneeckhout. Ik deel absoluut uw uitgangspunt dat het niet alleen over het georganiseerde jeugdwerk gaat, maar over alle kinderen en jongeren in Vlaanderen en Brussel. Ik ben als minister van Jeugd verantwoordelijk voor de jeugdsector, maar ik ben uiteraard bekommerd over alle kinderen en jongeren. Dat spreekt voor zich. De herwonnen vrijheid waarover u spreekt, is natuurlijk van toepassing op alle kinderen en jongeren. Er zijn daarnaast ook specifieke richtlijnen om er ook deze zomer een veilige en fijne jeugdwerkzomer van te maken. Maar die sluiten elkaar natuurlijk niet uit. Die zijn, zoals u ook aangeeft, complementair.
Alle kinderen en jongeren kunnen deze zomer genieten van een grotere vrijheid, want er worden tal van maatregelen genomen. Denk bijvoorbeeld aan het niet-professioneel sporten, de pretparken, de zwembaden, de dierenparken die opnieuw open gaan. Dat zijn allemaal zaken die ook voor kinderen en jongeren relevant zijn.
Ze zullen deze zomer opnieuw binnen en buiten van de vakantie kunnen genieten. Dat kan natuurlijk in verschillende contexten, zoals het jeugdwerk, de sportclub, de deelname aan een event, een barbecue, rondhangen op pleintjes of samen in het park zijn. Dat moet allemaal mogelijk zijn.
Ik volg de opmerking dat we waakzaam moeten zijn voor het opduiken van mogelijke beperkende maatregelen. Net zoals vorig jaar zullen we de vinger zeker aan de pols houden. We zullen nagaan of oplossingen en cours de route nodig zijn. De protocollen zijn al op twee momenten aan het Overlegcomité voorgelegd, namelijk op 23 april 2021 en 11 mei 2021. De inhoud is telkens bevestigd. Daarmee is het licht op groen gezet voor de voorbereidingen van de zomerkampen en de activiteiten. Op 23 mei 2021 is beslist dat het om groepen van vijftig personen zou gaan, maar op 11 mei 2021 is beslist dat het in het begin om groepen van vijftig personen, vanaf 25 juni 2021 om groepen van honderd personen en vanaf eind juli 2021 om groepen van maximaal tweehonderd personen gaat. De medewerkers en vrijwilligers van de organisaties zijn met de voorbereidingen gestart.
Ik ben heel tevreden dat we die beslissing tijdig hebben kunnen nemen. Zeker de principiële beslissing van 23 april 2021 hebben we een maand eerder dan vorig jaar kunnen nemen. De modaliteiten staan vast. Vanaf 25 juni 2021 kunnen georganiseerde meerdaagse activiteiten plaatsvinden en kunnen de groepen bestaan uit honderd personen, exclusief de begeleiding. We volgen de evolutie van de cijfers elke dag om te zien of we tussenbeide moeten komen. Vandaag zijn de cijfers gunstig en is er geen reden om de modaliteiten te herbekijken.
We hebben in deze commissie al een discussie over de testing gevoerd. Het Overlegcomité heeft pretesting aanbevolen, maar het is geen verplichting. Op dat vlak moeten we heel duidelijk zijn. De kampen en andere activiteiten kunnen ook zonder pretesting plaatsvinden.
De problematiek van de buitenlandse zomerkampen is natuurlijk bijzonder actueel, vooral omdat het Overlegcomité morgen vergadert. Dat geldt niet enkel voor België, maar voor heel de EU. De jeugdgroepen kunnen deze zomer op buitenlands kamp. De regel van vorig jaar die de reis tot 150 kilometer buiten de Belgische grens beperkte, is na overleg met de sector opgeheven. De Europese afspraken over het gebruik van het coronacertificaat zijn in de maak. Het Overlegcomité zal hier morgen over oordelen.
Ik heb hierover gecommuniceerd. Samen met de ministers van Jeugd van de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap heb ik premier De Croo een schrijven gestuurd. We willen vermijden dat kinderen en jongeren het slachtoffer zijn van het feit dat ze bij het begin van de zomer nog niet zullen zijn gevaccineerd. Het is dan ook belangrijk dat de Europese lidstaten pragmatisch met het coronacertificaat omspringen. In onze brief hebben we concreet gevraagd om geen generieke beperkingen op te leggen aan kinderen en jongeren en om minstens geen beperkingen op te leggen aan kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar voor groepsreizen in georganiseerd verband met autocars en voor reizen in gezinsverband met private vervoersmiddelen. We hebben ook gevraagd kinderen jonger dan 12 jaar niet te testen. Dat zijn belangrijke vragen die tijdens de vergadering van het Overlegcomité morgen aan de orde zullen zijn.
Ik herinner me dat we hierover heel intens hebben gediscussieerd in de aanloop naar de vergadering van het Overlegcomité van 23 april 2021. De druk die onze commissie op het Overlegcomité heeft gehad, heeft een zeer gunstig resultaat gehad. Ik hoop dat de leden van deze commissie het Overlegcomité ook met betrekking tot dit punt warm kunnen maken. Dit is immers belangrijk voor het vrij verkeer van onze kinderen en jongeren, die niet het slachtoffer mogen worden van het feit dat ze achteraan op de vaccinatiekalender staan.
Er is gepeild naar de acties van de jeugdbewegingen die geld in het laatje kunnen brengen. De acties die de jeugdbewegingen en andere jeugdorganisaties opzetten, vinden natuurlijk lokaal plaats. Ik heb hiervoor in de mate van het mogelijke steeds voldoende aandacht gevraagd in de opmaak van het federaal ministerieel besluit.
In de uitgebreide lijst met vragen en antwoorden op de website van De Ambrassade wordt meer uitgebreide informatie gegeven over de koepels van jeugdorganisaties. Die bieden info aan het jeugdwerk en de lokale groepen over hoe ze in coronatijden hiermee moeten omgaan. Ook Bataljong geeft trouwens advies aan de lokale besturen om het lokale jeugdwerk in coronatijden ter zake te ondersteunen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Ik denk dat dat al een aantal antwoorden op de vragen zijn. Ik zou er kort nog drie elementjes specifiek uit willen lichten die nu toch prangend zijn vanuit het perspectief van kinderen en jongeren.
Het eerste gaat specifiek rond fuiven. U weet dat ik uit een plattelandsgemeente kom waar de Katholieke Landelijke Jeugd (KLJ) nog heel stevig in de schoenen staat. De periode augustus-september is traditioneel de periode van de oogstfuiven. Dat waren ook altijd mooie jeugdherinneringen om daarnaartoe te gaan. Wat ik toch een beetje schrijnend zou vinden, is dat we erin slagen om een antwoord te geven over hoe we Pukkelpop en Tomorrowland organiseren, maar niet hoe we een fuif van driehonderd of vierhonderd mensen op een verantwoorde manier zouden kunnen organiseren, zonder daar een coronapaspoort bij te laten opduiken. Bent u bereid om dat te onderzoeken in het perspectief van de komende weken en maanden? We weten dat de groep van 15-tot-25-jarigen niet allemaal gevaccineerd zal zijn in die periode. Hoe wilt u daarmee omgaan? Hoe kunt u daar een antwoord op geven om te zorgen dat op dat fundamenteel element in het leven van jongeren een antwoord komt?
Een tweede element is het volgende. Wij hebben de laatste dagen wat verklaringen gehoord over de mondmaskerplicht en de niet-noodzaak daarvan op dit moment in de buitenruimte. We zien in het onderwijs nog altijd heel wat kinderen vanaf 10 jaar buiten op de speelplaats rondlopen met mondmaskers aan. Wilt u daar vanuit kinderrechten- en jongerenrechtenperspectief aan versneld tempo een antwoord op geven, ook op de vraag van de kinderrechtencommissaris, om daarmee aan de slag te gaan?
Ten derde krijg ik rond de protocollen van het jeugdwerk een aantal signalen dat die op zich wel toepasbaar zijn, maar dat vooral de noodprotocollen en noodscenario’s, op het moment dat er een vermoedelijke besmetting zou zijn of iemand ziek wordt, toch zeer streng zijn en in schril contrast staan met een aantal andere sectoren in de samenleving. Bent u bereid om te kijken of daar versoepelingen mogelijk zijn, om te kijken of het op een verantwoorde manier maar toch praktischer toegepast kan worden om niet zo ingrijpend te moeten ingrijpen op het moment dat een vermoedelijke besmetting aanwezig zou zijn? De Rode Duivels kunnen bijvoorbeeld niet uit het toernooi gezet worden de komende maanden als er besmettingen zijn in de ploeg, maar we gaan dan wel volledige jeugdkampen naar huis sturen als er één vermoedelijke besmetting zou zijn. Ik druk het een beetje scherp uit – ik weet dat het genuanceerder is dan dat –, maar ik stel me daar toch een vraag bij.
De heer Anaf heeft het woord.
Dit is een belangrijke discussie. Ik kijk ook heel erg uit naar de beslissingen van het Overlegcomité morgen op verschillende vlakken. Ik denk dat we daar allemaal naar uitkijken. Hopelijk gaan er een aantal belangrijke dingen beslist worden, en ik ben benieuwd naar wat men juist zal beslissen.
Ik heb één bijkomend aspect. We hebben het over de zomer. Heel veel jeugdverenigingen kijken opnieuw uit naar een mooie kampzomer. Ik heb u recent een schriftelijke vraag gesteld, minister, naar de beschikbaarheid van tenten. Daaruit blijkt dat er toch wel wat tenten te kort zijn. Andere jaren lost zich dat vaak wel op tegen dat de zomer er is. Maar in september 2020 is de samenwerking met Defensie stopgezet. Dat was meestal een stuk van de oplossing. Ondertussen zijn er toch nog een zestigtal jeugdverenigingen die blijkbaar nog met problemen zouden zitten. Ik ben recent gecontacteerd door een aantal jeugdverenigingen hier in de regio die echt nog met een acuut probleem zitten voor deze zomer. In uw antwoord gaf u op een bepaald moment ook aan dat u ging kijken of er dit jaar, naast de regulier voorziene middelen, nog een extra impuls kan worden voorzien voor de aankoop van bijkomend materiaal.
Het is begin juni, dus ik hoop dat u kunt bevestigen dat er nog een extra investering komt zodat we ervoor kunnen zorgen dat alle jeugdverenigingen dit jaar op een veilige manier kampen kunnen organiseren. Ze hebben daarvoor vaak meer tenten nodig in dit speciale coronajaar. Dat zou heel goed nieuws zijn voor de jeugdverenigingen die nu nog op hete kolen zitten.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Ik dank collega Vaneeckhout voor de vraag en de minister voor het antwoord.
Minister, de aanpak die u vorig jaar hanteerde naar aanleiding van de zomerkampen, het overleg met de jongeren en de experten, was een voorbeeld van hoe er samengewerkt kon worden in de aanpak van deze coronacrisis. Ik dank u daarvoor nogmaals. Dat geeft me ook al vertrouwen in een goede voorbereiding en aanpak naar aanleiding van de zomer die er nu aankomt.
Deze vraag gaat specifiek over het georganiseerde jeugdwerk in de zomerkampen. Dat is belangrijk voor een heel grote groep jongeren in onze samenleving, maar er zijn natuurlijk ook verschillende jongeren die niet aangesloten zijn bij een jeugdvereniging. Ik heb vernomen dat er op een bepaald moment sprake is geweest van een soort burgerprotocol voor niet-georganiseerde activiteiten. Kunt u daarover iets meer vertellen? Het lijkt me heel belangrijk dat er ook op het vlak van het niet-georganiseerde jeugdwerk nog een aantal zaken mogelijk zijn voor de jongeren. Kunt u zeggen wat de stand van zaken is? Wordt er effectief gewerkt aan een burgerprotocol voor niet-georganiseerde activiteiten. Ik ben benieuwd of u dat kunt toelichten.
Ik wil een algemene opmerking maken. We zijn uiteraard blij dat de zomerkampen mogelijk worden, zeker na de domper van de afgelopen paasvakantie. Alles is nog niet achter de rug. We moeten daar wel rekening mee houden. We vinden het ook niet zo gek dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen het aantal aanwezigen op georganiseerde en niet-georganiseerde bijeenkomsten. De hele redenering is dat organisaties die structureel werken, beter uitgerust zijn en dat die verantwoordelijker omgaan met de maatregelen. Als je met vrienden onder elkaar bent, dan verwatert dat eerder. We moeten daarover eerlijk zijn. Testen voor het georganiseerde jeugdwerk lijkt ons niet zo’n goed idee, alleen al als je naar de budgetten kijkt die daarvoor nodig zijn. We zegden in het verleden ook al dat het jeugdwerk geen politiepet mag opzetten. Mensen zijn individueel verantwoordelijk, ook jongeren. Als je je niet goed voelt of je vertoont symptomen, dan blijf je thuis.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor de extra vragen en bemerkingen.
Collega Vaneeckhout, uw eerste vraag had betrekking op het fuiven van jongeren tussen 15 en 25 jaar. Dat is een belangrijk punt. Heel wat jongeren zitten te wachten om terug te kunnen fuiven, of het nu een oogstfuif of een ander soort fuif is. Dat zal de komende maanden belangrijk zijn, net als andere evenementen zoals festivals en dergelijke meer. Ik ga ervan uit dat het Overlegcomité dat daarover beslist, voldoende helderheid over de modaliteiten zal kunnen geven in de komende tijd, vanaf het moment dat het opnieuw kan, vanaf juli, augustus en zeker ook september en oktober. Ik hoop dat het tegen het najaar – vanaf 1 september of 1 oktober – opnieuw op een normale manier kan zonder al te uitgebreide protocollen. Ik ben niet rechtstreeks bevoegd voor fuiven, anders had ik dat wel… De meeste steden en gemeenten hebben een schepen die bevoegd is voor feestelijkheden en fuiven. In de Vlaamse Regering is dat bij mijn weten niet het geval. Ik volg het zeker nauw op. Het spreekt voor zich dat het ook een belangrijk punt voor het Overlegcomité is.
Een tweede vraag had betrekking op de mondmaskerplicht. Ik steun de oproep om die zo snel mogelijk achter ons te laten en zeker voor kinderen en jongeren zodra het virologisch mogelijk is. U weet dat voor de derde graad van het basisonderwijs collega Weyts ook al belangrijke stappen heeft gezet. We moeten uiteraard terug naar een maatschappij zonder mondmaskers. Zeker in het bijzonder voor kinderen en jongeren is dat een belangrijk punt.
Uw derde vraag had betrekking op de noodprocedure, die er vorig jaar in bestond dat zodra er een besmetting was, het volledige kamp werd ontbonden. We zijn al een tijdje bezig met de jeugdsector, en ook met virologen, om te bekijken hoe we dat kunnen verfijnen, op een veilige manier, maar een manier die ook toelaat om daar wat pragmatisch mee om te gaan. Het ontbinden van een groep van 100 of zelfs 200 jongeren vanwege één besmetting, is misschien een overdreven reactie, zeker als de contacten van die ene persoon beperkt zijn gebleven tot een veel kleinere groep. We zijn dat momenteel aan het bekijken. Daar zal ook op heel korte termijn duidelijkheid over gegeven worden, zodat organisaties weten wat ze daarmee moeten aanvangen.
Collega Anaf, u had vooral vragen rond tenten. Ik heb daar misschien een update over te geven, want dat is – zoals ik ook had gezegd in antwoord op uw schriftelijke vraag – iets dat snel evolueert, bijna dag na dag in deze periode. Zoals elk jaar situeert de kloof tussen vraag en aanbod zich hoofzakelijk tussen 16 juli en 4 augustus. Zodra de voorraad uitgeput is, worden weigeringsbrieven gestuurd naar de organisaties. Die zijn dan definitief, behalve als de groep ingaat op de suggestie om de kampdatum te wijzigen, of als er groepen annuleren, waardoor gereserveerde bedden terug beschikbaar zijn en kunnen herverdeeld worden. Dus effectief, als men bericht krijgt dat er geen bedden meer zijn tussen 16 juli en 4 augustus, dan kan men zeggen dat men na 4 augustus of voor 16 juli zijn kamp wil doen, en dan heeft men onmiddellijk een oplossing. Plus: er zijn ook altijd annulaties, bijvoorbeeld omdat een bepaalde groep eigenlijk te veel tenten had besteld, waardoor ze dat nadien kunnen bijstellen, nadat ze daar ook aan herinnerd zijn.
Dit jaar is specifiek, omdat verenigingen langer kunnen wachten om gereserveerde tenten te verminderen of te annuleren. Dat is een maatregel die de Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd (ULDK) heeft genomen om meer flexibiliteit te hebben in coronatijd. Het effect daarvan is dat er ook pas later beweging komt in onze wachtlijst, waardoor je effectief tot midden mei nog een 60-tal groepen had die nog geen oplossing hadden. Vandaag is die situatie al een pak beter dan toen ik uw schriftelijke vraag beantwoordde. Vandaag zijn er slechts 7 groepen die nog geen oplossing hebben. Het ULDK doet er immers alles aan om de wachtlijst weg te werken. Ze nemen hiertoe contact op met de groepen, en proberen op die manier oplossingen te vinden. Naast die 7 groepen op de wachtlijst zijn er ook nog 9 groepen waaraan de ULDK recent tenten heeft aangeboden, maar die nog niet hebben geantwoord. Ik hoop dus eigenlijk dat de volledige wachtlijst binnen dit en enkele dagen – of maximaal weken – volledig is weggewerkt.
U hebt er ook naar gepeild of we bereid zijn om extra te investeren in tenten. Ik heb u al gezegd dat we dat inderdaad absoluut van plan zijn. U moet er wel rekening mee houden dat door de overheidsopdrachtenwetgeving, en ook het feit dat grote hoeveelheden tenten vandaag relatief schaars zijn door corona, dat het toch wel een periode duurt van 8 à 10 maanden tussen de beslissing en de effectieve levering. Het is dus niet zo evident. Als er vandaag nog een bestelling plaatsvindt, dan is dat in elk geval niet voor voor de zomer. Ik wil er wel op wijzen dat, tussen de start van de legislatuur en nu, de middelen voor ULDK fors zijn gestegen. Toen ik minister werd was daar 984.000 euro voor voorzien, vandaag is daar 1 miljoen en 60.000 euro voor voorzien. Die stijging van 60.000 euro bovenop de index wordt gebruikt voor een extra voltijds equivalent op de hersteldienst, en daarnaast ook middelen om de IT-ondersteuning te verbeteren. We hebben dat dus recurrent al sterk opgetrokken, en we plannen ook – in het kader van de relance – forse investeringen in extra tenten. Dat komt er dus zeker ook nog aan.
Ik betreur net als u het feit dat Defensie niet langer over de brug komt met tenten. Het is wel nodig om het een beetje te nuanceren. In het verleden waren er maar een twintigtal groepen die daar een beroep op konden doen. Maar ik ben het met u eens dat het jammer is dat Defensie dat niet meer doet. Als dat volgend jaar opnieuw kan, zeer graag. Maar op dit moment hebben ze dat dus opgezegd.
Collega Van de Wauwer, u hebt gepeild naar wat mogelijk is bij de niet-georganiseerde jeugd. Daar zit je, zoals ik al zei, met een heleboel zaken die relevant zijn. De belangrijkste regel is allicht de samenscholingsregel, waar we nog zitten met de groep van tien personen, exclusief kinderen tot twaalf jaar. Dat is een heel belangrijke regel als je in de publieke ruimte niet-georganiseerde activiteiten wilt doen. Ook de regel van de groep van vier binnen is een belangrijke regel. Ik verwacht ook wel dat het Overlegcomité duidelijkheid zal geven over hoe die regels evolueren in de komende maanden. Dat is in elk geval belangrijk, naast events, horeca, sporten en allerhande zaken die belangrijk zijn voor niet-georganiseerde jongeren.
Ik denk ook wel dat lokale besturen hier een belangrijke plaats in hebben, omdat zij voor de niet-georganiseerde jeugd specifieke activiteiten kunnen ontwikkelen die ook volgens de protocollen van het georganiseerde jeugdwerk kunnen lopen, op voorwaarde dat zij daar een meerderjarige toezichthouder in betrekken. Veel lokale besturen doen dat ook. Zij voorzien activiteiten waar jongeren op kunnen intekenen en die dan in een georganiseerd verband verlopen. De speelpleinwerking is natuurlijk de plaats bij uitstek waar lokale besturen op die manier ook hun verantwoordelijkheid nemen.
Ik ben het ook eens met collega Van Werde, die aangeeft dat er in georganiseerd verband meer mogelijk is, precies omdat er toezicht is en omdat daar protocollen gelden, waardoor het ook in veilige omstandigheden kan doorgaan, soms in grotere groepen dan niet-georganiseerd.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, bedankt voor het antwoord. Ik gun u van harte de titel minister van Feestelijkheden. Wat mij betreft, mag dat zeker. Maar u moet in de coalitie maar overeenkomen wat daar mogelijk is.
Wij leggen straks ook nog een voorstel van resolutie op tafel rond dezelfde thematiek. Wat we vandaag met deze vraagstelling in gang willen zetten, is aandacht vragen voor het feit dat jongeren, die virologisch de minst kwetsbare groep waren in het afgelopen anderhalf jaar, enorme inspanningen hebben gedaan, zowel georganiseerd als niet-georganiseerd, om zich aan de maatregelen te houden en om hun verantwoordelijkheid te nemen. Zij komen terecht als laatsten in de rij voor een vaccinatie. En als het gaat over min-16-jarigen, is er zelfs nog geen duidelijkheid over wat er wanneer komt. Maar dan moeten we toch zeer behoedzaam zijn, om twee redenen. Ten eerste: gewoon om symbolische redenen, dat wij hen niet op alle gebied naar de achterste plaats verschuiven, maar dat we ervoor zorgen dat zij als eersten een aantal zaken kunnen doen en dat we extra op hun specifieke bezorgdheden letten. Ten tweede: omdat ook aangetoond is dat net op die leeftijd, tussen 15 en 25 jaar, de noodzaak aan ongedwongen sociale contacten veel groter is dan bij plus-25-jarigen, en dat de impact van het ontbreken daarvan op de ontwikkeling van mensen een stuk ingrijpender is, vandaar onze bezorgdheid rond bijvoorbeeld het fuiven en de mondmaskers, om geen dag langer dan nodig streng te zijn en daar inderdaad ook – u wijst daar terecht op – de lokale besturen van te doordringen. Want wij horen nu ook een aantal signalen dat lokale besturen dingen die eigenlijk al mogen, toch proberen tegen te houden. Ik zou toch willen oproepen, minister, om daar waakzaam voor te zijn en de rol die u het afgelopen jaar opnam als behoeder van de jeugd, te blijven spelen, ook richting de lokale besturen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.